DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
No. 301 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Woensdag 23 December 1936
138e Jaargang
B. en W. zien geen kans van een sportieven
politie-agent een drogen ambtenaar
te maken.
Het bestuur van de V.V.V. wordt
door dienstboden uit den
put geholpen.
URANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS FER GEWONE AD VERTEN"'IEN:
Van 1—5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25, groote
contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON. Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
ui
(Slot).
„Mitto tibi metulas more cancrorum
legendas", werd er in den Raad gezegd en
men behoeft natuurlijk niet te vragen wie
dat gezegd heeft omdat wethouder Van
Slingerland wel zoover is, dat hij een paar
woorden Latijn kent, maar zich zeker niet
aan een heelen zin zal wagen.
Het was natuurlijk zijn leeraar, mr.
Leesberg, en hij vertelde dat Cicero eens
in bovenvermelde bewoordingen zijn groe
ten aan een vriend gedaan had.
Letterlek vertaald luidt het: „ik zend U
de groeten, te lezen op de wijze van de
kreeften" en aangezien deze zeedieren
achteruit loopen in zooverre er dan van
loopen sprake kan zijn moest het woord
metulas dus van achter naar voren worden
gelezen waarin het veranderde in salutem
oftewel „gegroet."
Cicero blijkt dus een grappenmaker te
zijn geweest, maar de man die op het stad
huis een Voorloopig Verslag met Memo
rie van Antwoord cyclostineerde het
woord is even leelijk als de zoogenaamde
druk was ook al een grappenmaker. Hij
bond niet de rugzijde maar de voorzijde
van het boek van mr. Leesberg in en het
resultaat was, dat terwijl de raadsleden bij
het behandelen van de begrooting -rustig
konden voortbladeren, de heer Leesberg
van achteren beginnen moest en telkens
weer een bladzijde terug moest slaan om
bij te kunnen blijven
Natuurlijk was dit niet opzettelijk ge
beurd en geen symbool van een zekere
achterlijkheid en omdat we gelukkig in
Holland en niet in Duitschland wonen
zelfs niet de een of andere aanwijzing, dat
men hem voor een niet-Ariër hield.
Het was eenvoudig een vergissing van
den binder geweest en het gevolg was na
tuurlijk, dat deze bekwame jurist op
kreeften- of krabbenmanier door de alge-
meene beschouwingen heenwandelde, wat
natuurlijk niet weg nam, dat hij geen
oogenblik uit den koers raakte.
Langdurig is er gediscussieerd over de
vergoeding welke men al dan niet aan de
kleine middenstanders wilde geven, die
aan het Victoriebad hebben gewerkt toen
er nog van eenige Victorie kon worden
gesproken en de heeren juristen waren
het samen eens en dat gebeurt niet alle
dagen dat de gemeente in juridisch op
zicht geen enkele verplichting heeft. Als
men een huis koopt behoeft men natuur
lijk niet meer den schilder en den glazen-
wasscher te betalen, die het pand onder
handen hebben genomen toen het nog in
het bezit van den vorigen eigenaar was.
De „Overdekte" b.v., de eenige, die
eigenlijk van die werkzaamheden zou
kunnen profiteeren, denkt er niet over om
deze menschen ook maar eenigszins tege
moet te komen en de gemeente zou precies
hetzelfde standpunt kunnen innemen ware
het niet, dat men van de stedelijke volks
vertegenwoordigers nu eenmaal een zekere
royaliteit tegenover gedupeerde stadge-
nooten verwacht.
Deze menschen hebbe te goeder trouw
hun materialen en hun arbeid aan een
semi-gemeentelijke onderneming gegeven
met de gedachte natuurlijk, dat zij, met
een borg als de gemeente op den achter
grond, eigenlijk in Abrahams schoot zaten
te werken.
De wethouder van de bedrijven die
anders nog al eens in het bad een kijkje
kwam nemen ontkende nadrukkelijk,
dat hij deze menschen had zien werken en
ook, dat zy de zekerheid van voldoening
hunner vorderingen zouden hebben ge
kregen.
Het resultaat was een reeks afschuwe
lijke misverstanden waarvan de kleine
man ditmaal niet met een confectie-
pakje aan de dupe dreigde te worden
en de heer Stoutjesdijk verkondigde dat,
als deze menschen niet betaald werden,
zij toch zeker het recht hadden de in het
bad gebrachte materialen weer terug te
halen.
Afgezien van de vraag of de bewuste
reparaties al dan niet doeltreffend zijn
geweest, is het duidelijk, dat het 't bad
zeker niet ten goede zal komen als men
een groep loodgieters gelegenheid geeft
daar het een en ander uit los te timmeren
en mee te nemen en de Raad gevoelde dan
ook heel weinig voor een dergelijke op
lossing.
Ten slotte bepleitte mr. Leesberg, die
pro Deo als verdediger optrad, de voldoe
ning van het derde gedeelte der vorderin
gen, op voorwaarde, dat er niets gesloopt
zou worden en dat de vergoeding tot de
thans bekende gedupeerden beperkt zou
blijven, zoodat wij straks niet voor nieuwe
verrassingen komen te staan.
De meerderheid van den Raad ging
daarmede accoord en wij zouden dus thans
in het stadium zijn gekomen dat de heer
Appel wenschte die namelijk den na
sleep van het bad met den mantel der
liefde wilde bedekken als mr. De Groot
bij de begrooting niet geinformeerd had
of de bestuursleden van de „Overdekte"
thans aan de huurvoorwaarden hebben
voldaan, waarbij zij namelijk toezegden,
dat er voor een 15000 aan het bad ver
beterd zou worden.
Er zou naai geinformeerd worden en
aangezien wij vreezen, dat ook de commis
sarissen van de „Overdekte" er niet veel
voor gevoelen hun geld in het water te
smijten, bestaat de mogelijkheid, dat wy
binnen afzienbaren tijd weer eens een
bad-debat 't woord is even leelijk als de
geschiedenis van het bad zelf in den
Raad zullen krijgen.
Wij hopen alleen maar, dat het mee-
ningsverschil niet zoo hoog zal loopen, dat
de gemeente het bad weer terug krijgt.
Nu we het toch over het bad hebben
kunnen we tegelijkertijd nog enkele ande
re punten bespreken, die min of meer met
water in verband staan, en dan herinne
ren wij aan de woordenwisseling tusschen
de heeren Van Slingerland en Stoutjesdijk
over de noodzakelijkheid om de visch-
markt van een nieuw leien dak te voor
zien, dat duizend gulden zou moeten
kosten.
Duizend gulden is in dezen tijd een hee-
leboel geld en een zuinig man als de heer
Stoutjesdijk zou dan het dak ook nog niet
willen vernieuwen, maar er hier en daar
een lapje op willen zetten.
Het kon best gerepareerd worden meen
de hij, temeer omdat hij er zelf was gaan
kijken en van eenige lekkage niet het min
ste had kunnen bespeuren.
Wethouder van Slingerland, die tot zijn
verwondering bemerkte, dat het toestaan
van een nieuw leien dak niet van een leien
dakje zou gaan, was er ook wezen kijken,
had onder het gat gestaan en was van den
regen in den drop gekomen*
„Het lekt er," zei de wethouder.
„Het lekt er niet," zei de heer Stoutjes
dijk. En de Raad wist op het laatst niet
meer wie van beiden men nu zou mogen
gelooven.
Gelukkig werd het mysterie even later
opgehelderd toen bleek, dat de wethouder
op een regenachtigen dag en de heer
Stoutjesdijk blijkbaar op een drogen mid
dag was gaan kijken, zoodat ze eigenlijk
allebei gelijk hadden, maar voor alle ze
kerheid besloot men maar tot vernieuwing,
zoodat de vischmarkt een dak van 1000
krijgt en we met Heijermans kunnen zeg
gen, dat de visch duur betaald wordt.
Het volgende debat was er ook een over
regenwater en wel over het water dat onze
politie-agenten en andere gemeente-
personeel, dat in de openlucht moet ver
blijven tijdens diverse buien op hun
kleeding plegen te krijgon.
Het is onaangenaam als deze menschen
nat worden het onaangenaamste na
tuurlijk voor de slachtoffers zelf en de
gemeente had dan ook tot dusver elk jaar
een zeker bedrag uitgetrokken waarvoor
de politieagenten om bij dezen nu maar
te blijven van regenkleeding voorzien
werden.
B. en W. kwamen nu met de zonderlinge
mededeeling, dat deze agenten, ondanks de
regenjassen, nog nat werden. Zy schijnen
van alles en nog wat geprobeerd te heb
ben, maar de agenten waren en bleven nat,
wat o. i. geen reclame is voor de zaken, die
zoogenaamd waterdichte regenjassen ver-
koopen.
Het eind van het liedje was, dat B. en
W. nu maar voorstelden de agenten 10
per jaar te geven en hen dan zelf voor
regenkleeding te laten zorgen, blijkbaar
uit overweging, dat politie-agenten speur
derstalenten bezitten en misschien betere
adressen kunnen vinden dan de wet
houders.
De heer Van de Vall loste een der vele
raadselen op door de mededeeling, dat de
agenten in de regenjassen zoo verschrik
kelijk transpireerden, waaruit geconclu
deerd zou kunnen worden, dat het water
dus niet van buiten af maar van binnen
uit op de natte agenten was gekomen. Hij
verwonderde er zich over en wij deelen
zijn verwondering volkomen dat B. en
W. zich nu met een tientje per jaar van
de zaak af wilden maken en dat een
eerbiedwaardig college als het G. O. zoo
iets nog bleek te ondersteunen.
Als de tijger in het oerwoud gebruld
heeft zwijgen alle dieren en als het G. O.
gesproken heeft denkt de heer Van de
Vall er niet aan om zoo iets af te stemmen
en daar een eigen voorstel tegenover te
plaatsen, maar zijn vraag of de agenten
voortaan bij de een of andere donderbui
uit de lucht natuurlijk een briefje
van tien boven hun hoofd moeten houden,
geeft wel blijk, dat hij zich persoonlijk niet
heelemaal met de voorgestelde regeling
kon vereenigen.
De bedoeling bleek, dat de tientjes niet
naar moeder de vrouw zullen verhuizen
omdat er op toegezien wordt, dat men er
wel degelijk regenjassen voor zal koopen
en aangezien B. en W. ook op den snit, de
ouderdom en de kwaliteit daarvan blijven
toezien, bestaat er geen gevaar, dat onze
agenten bij de eerstvolgende bui in een
costuum zullen rondloopen, dat, wat
schoonheid en duurzaamheid betreft, niet
in overeenstemming met het pas in ge
bruik genomen politie-bureau zou zijn.
Daarmee stappen we het water uit om
er aan te herinneren, dat de heer Pijper,
die als afgetreden regent van het zieken
huis weer nummero één op de voordracht
geplaatst was, aanleiding gaf tot her
nieuwde besprekingen over de vraag of
ziekenhuisregenten, alvorens een candi-
daat voor een benoeming aan den Raad te
presenteeren, al dan niet verplicht zijn
eerst ruggespraak te houden met de par
tyen welke een dergelijke candidaat min
of meer pleegt te vertegenwoordigen.
Wij kennen dezen heer Pijper niet en
weten evenmin of hij misschien den laat-
sten tijd door de S. D. A. P. geroyeerd is of
door het een of ander geen persona grata
het blijkt toch steeds weer, dat het
Latijn nog geen doode taal is in zijn or
ganisatie is geworden, maar de heer van
de Vall kwam met een motie van 1923 op
de proppen, waaruit zonneklaar bleek, dat
regenten in dit geval verplicht waren
overleg met de S. D. A. P. te plegen,
waarom hij den Raad in overweging gaf
de aanbeveling weer terug te sturen.
De Raad althans de meerderheid van
den Raad bleek alleen iets voor overleg
te gevoelen wanneer er een vacature was
waarbij geen aftredende candidaat weer
als nummero één op het lijstje gezet werd.
Wij begrijpen, dat men op deze wijze
wil verhinderen, dat regenten op wier be
houd men prijs stelt, telkens weer het veld
moeten ruimen voor den een of anderen
candidaat welke de soc.-dem. of een andere
partij, op ieder oogenblik naar voren
wenschen te schuiven.
Wie aftreedt en herkiesbaar is heeft een
zeker recht op een herbenoeming als hij
zich de juiste man op de juiste plaats heeft
getoond en daarom spijt het ons ook, dat
de Raad bij de vacature van bestuurslid
van Maatschappelijk Hulpbetoon, den
aftredenden heer Appel, die eveneens als
nummero één op de voordracht was ge
plaatst, niet heeft willen herkiezen.
Het is natuurlijk mogelijk, dat de af
hankelijkheid waarin hij maatschappelijk
tegenover onze gemeente verkeert daar
van de oorzaak geweest is en wij kunnen
geen ander motief vinden, want wij ge
looven, dat hij als bestuurslid niet anders
dan zijn best gedaan heeft de slachtoffers
van dezen tijd zoo goed mogelijk te helpen.
Hij bleek maar één stem te hebben ge
kregen, maar dat werd door de soc.-dem.
onmogelijk genoemd omdat ook zij hun
stem op hem zouden uitgebracht hebben.
Er scheen dus op de een of andere wijze
een afschuwelijk misverstand te zijn ont
staan waarvan de heer Appel de dupe is
geworden.
Zyn positie in den Raad is trouwens
allesbehalve gemakkelijk. Menschen, die
van orde en rust houden stelen zich ge
woonlijk een revolutionnair socialistische
arbeider voor als een soort wildeman met
bloeddoorloopen ooger en een verwarde
haardos, die met een bonkige vuist op
tafel slaat en schreeuwt, dat alles wat op
een kapitalist lijkt aan den hoogsten boom
moet worden gehangen.
En nu heeft de neer Appel dit tegen
ot misschien heeft hij het ook wel vóór
dat hij een gemoedelijk man is, die er hee
lemaal niet gevaarlijk uitziet. Hij is
iemand, die volgens den heer Hoytink,
meer op een heereboer dan op een revo
lutionnair lijkt, iemand die netjes zijn
woord doet, die een grapje kan waardeeren
en voor wien alleen maar even aan den
teugel moet worden getrokken als hij in
zijn anti-kapitalistische beschouwingen te
ver buiten onze landsgrenzen terecht
komt. Hij kan verbazingwekkende dingen
zeggen, b.v. dat er geen schoolgeld meer
geheven moet worden of dat er geen be
drijfswinst mag worden gemaakt en nu
willen wij niet beweren, dat dit allemaal
niet heel mooi zou zijn als het werkelijk
zoo zijn kon, maar dat is nu eenmaal
financieel onmogelijk en het eenige wat
men den heer Appel kwalijk neemt is dat
hij desondanks met dergelijke dwaze voor
stellen voor den dag komt. Maar zooals
gezegd de heer Appel zit daar ook niet
voor zijn pleizier en heeft zich aan zijn
partijprogram te houden. Hij is het zoo
nu en dan wel eens met een ander eens,
tot grooten schrik van dat raadslid, dat
zich dan dadelijk afvraagt of hij wel op
den goeden weg is.
Au fond is de heer Appel een vriende
lijk man, die zoo nu en dan eens door zijn
buurman, den heer Hoijtink, beschool-
meesterd wordt en zich dat ook laat welge
vallen, wat zeker het bewijs is, dat hij een
minder gebruisende natuur heeft dan
zijn lidmaatschap van de R. S. A. P. zou
doen verwachten.
De heer Keysper heeft het marktvraag
stuk aangesneden en op de mogelijkheid
van overdekking van het marktplein ge
wezen. Het is natuurlijk mogelijk, dat dit
ter wille van den handel onvermijdelijk
is, maar wij zouden het zeker betreuren
als ons historische plein in een soort cir
custent ging veranderen. Hij bracht B. en
W. hulde voor hun arbeid tot behoud van
onze kaasmarkt en sprak er zijn leedwezen
over uit, dat nog niet alle handelaren
schijnen te begrijpen, dat men in deze
tijden eensgezind moet zijn en gemeen
schapszin moet toonen.
Met onze Zaterdagsche markt is het
tegenwoordig treurig gesteld. Er verschij
nen wel boeren, maar er komt geen vee
meer en aangezien het blijkbaar de oor
spronkelijke bedoeling is geweest, dat er
zoowel koopers als koopwaar zouden
komen, zijn de maktplannen maar voor
50 in vervulling gegaan.
Vroeger is er wel vee geweest, maar als
er tegenwoordig twee nuchtere kalveren
binnen de hekken gezet worden, staat men
verbaasd over den grooten aanvoer en dat
is een bewijs, dat er iets niet heelemaal in
den haak is.
De heer Woldendorp zoekt de achteruit
gang van de markt in het feit, dat de han
delaren liever op Zaterdag geen vee koo
pen omdat zij, dat niet meer voor den
Zondag kwijt raken en er dus min of meer
mee in hun maag zitten, nog voor het ge
slacht is. Hij ried een verzetting op Woens
dag aan en B. en W. zullen met de markt-
commissie vergaderen om dit voorstel
nader te overwegen.
De capitulanten-verordening werd door
dén heer Appel natuurlijk een poging tot
vermilitairiseering van ons ambtenaren
corps genoemd en mr. de Groot maakte er
met voldoening melding van, dat men er
in geslaagd was het aantal voor oud
militairen beschikbaar te houden betrek
kingen van 34 op 21 terug te brengen. Het
Rijk had zélfs beslag willen leggen op be
trekkingen, die niets met de infanterie te
maken hebben en men gevoelt er hier nu
eenmaal niet voor een korporaal-wasch-
baas of een trompetter van de grenadiers
als havenmeester of ziekenverpleger te
krijgen. Inmiddels bleek de capitulanten-
verordening niet zoozeer in het leven ge
roepen om het einde van het kapitalisme
te verhaasten zooals de heer Appel ver
onderstelde maar om het kader in ons
leger jong te houden, waar natuurlijk al
leen dit tegenover staat, dat er dan van
een jong houden van ons eigen beambten-
corps geen sprake meer zal kunnen wezen.
De heer Van de Vall waarschuwde
tegen te hooge verwachtingen van het
gas- en het radio-distributiebedrijf, daar
de techniek niet stil staat en wanneer
de tarieven niet lager worden de toe
stellen tot het vergassen van petroleum en
de huurkoop-radio-toestellen beide be
drijven wel eens stroppen kunnen bezor
gen. Wethouder Bonsema bepleitte met
kracht verlaging van het abonnementsgeld
voor de radio in de hoop, dat men daardoor
een groot deel van de in de laatste jaren
verloren 800 gemeentelijke luistervinken
terug zou kunnen winnen, maar de raad
neemt liever het zekere voor het onzekere
en verklaarde in meerderheid het geld niet
te kunnen missen. Wy leven nu eenmaal
niet meer in de luxieuze jaren van vroe
ger toen wij een sportpark en een muziek-
park konden stichten. Thans zitten wij er
mee, er is niemand, die ze voor een zacht
prijsje wil overnemen en het ongelukkige
van dergelijke bezittingen de heer
Vogelaar wees er al op is, dat men ze
niet eens naar de Bank van Leening kan
brengen.
Wat de vijfde lyn van de radio-distri
butie betreft, men overweegt daarover
gramofoonplaten uit te zenden, rifcar aan
gezien de abonné's niet iederen avond
Kees Pruis en de Vijfde symphonie van
Beethoven willen hooren, is er een ver
zameling van eenige duizenden platen
noodig, wat in dezen tijd natuurlijk tot
overdenken en afwachten moet leiden.
Vermelden wij nog het afwijzen van den
bouw van 65 woningen door de Christe
lijke woningbouwvereeniging, welke de
minister, in tegenstelling met den heer
Appel, overbodig achtte en waarin trou
wens alleen leden van den Christelijken
Nationalen Werkmansbond mochten wo
nen waarvan men blijkbaar niet wist
of er wel 65 in onze gemeente zyn
de plannen van wethouder Klaver om met
steun van het Werkfonds tot meer moder
nen woningbouw te komen, alsmede om
in de naaste toekomst een rioleeringsplan
en het destijds veel besproken maar sinds
eenigen tijd verdwenen Boschplan weer in
den Raad te brengen, dan moeten wij ten
slotte ook nog melding maken van de
voortzetting van de groentendistributie.
De heer Van de Vall verweet den katho
lieken een al te groote begeerigheid naar
gemeentelijke baantjes en werd het, na
eenige onvriendelijke woorden, met den
heer Keijsper, er roerend over eens, dat in
dit opzicht zoowel de katholieken als de
soc.-dem. zich te beklagen hadden, waar
na natuurlijk ook de heer Appel zijn be
klag kwam doen.
Het is werkelijk een feit, dat er tot dus
ver nog maar weinig politieagenten uit de
revolutionnair socialistische arbeiders
groep zijn betrokken.
De heer Van Drunen schonk de gemeen
te een kaart door jeugdige werkloozen
vervaardigd waarop men kan zien hoe
Alkmaar er in het jaar 1500 uitzag en
schijnt op dien weg te willen voortgaan
zoodat we een interessante platenatlas
kunnen krijgen, de heer Venneker bepleit
te een billijker verdeeling by de veel te
groote verzwaring van het schoolgeld, de
heer Woldendorp,wenschte meerdere pro
paganda voor het Gemeentemuseum en mr.
de Groot slaagde er in de subsidie voor de
arme V. V. V. met 500 te verhoogen in
ruil voor de zekerheid van voordeelige
motorraces. Om het bedrag bij elkaar te
krygen werden er 200 van den dienst
bodencursus gebruikt, zoodat het vreem
delingenverkeer op onverwachte wijze
aan het dienstbodenvraagstuk werd ge
koppeld.
Vermelding verdient ten slotte, dat de
speelgoedwinkels een goede week hadden,
aangezien verschillende raadsleden hun
collega's beschuldigden marionetten te
zijn en als verduidelijking van hun bedoe
ling daarbij een gekleurde houten pop uit
den zak haalde, die bij het trekken aan een
touwtje armen en beenen kon bewegen.
Raadsleden met kleine kinderen, die na
afioop een en ander mee naar huis mochten
nemer., hopen in stilte, dat men elkaar in
de volgende vergadering voor teddy-beer
tjes en tinnen soldaatjes zal uitmaken.
Wie bedenkt, dat al deze edelachtbaren
slechts hebben te gehoorzamen als men in
Den Haag aan de touwtjes begint te trek
ken, komt tot de conclusie, dat er in het
meebrengen van marionetten een zekere
spot is te ontdeken, die wij het best met
den naam van galgenhumor kunnen be
titelen.
Als gewoonlijk kreeg de heer Faber ook
dit jaar weer een pluimpje voor de keurige
samenstelling van de begrooting en ver-
eenigden de raadsleden en hun vrouwen
en kinderep, die pp dergelijke avonden
gewoonlijk op de. publieke .tribune aan
wezig rijn om. Pa te. hopreo spreken
zich in de zopgenaamde leeskamer aan
een koud buffet waar de boden gepromo
veerd zyn tot wat de geheelonthouders in
den Raad gewoonlijk met den naam „slok
jesbazen" betitelen en waar de traditio-
neele kaas gepresenteerd wordt, die, naar
verluidt, den eersten avond van de markt
en den tweeden avond yan ,de beurs af
komstig is geweest.