DE PLECHTIGE INZEGENING IN
DE KERK.
PROF, OBBINK EN DS. WELTER
VERRICHTEN DE
PLECHTIGHEID.
Indrukwekkende
Godsdienstoefening.
De kerkdienst.
Nieuwe titels voor de
jonggehuwden.
I
en
en
Schwerin, Heer van de landen Roctock
Stargard, enzoovoorts, enzoovoorts en
van Hare Majesteit Wilhelmina Helena
Pauline Maria, bij de gratie Gods Ko
ningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau. Hertogin van Mecklen-
enzoovoorts, enzoovoorts, oud zes en
vyftig jaren, wonende alhier.
De afkondiging van dit huwelijk is zon
der stuiting afgeloopen, en had alhier
p aats op den negentienden December
negentienhonderd zes en dertig.
Hare Doorluchtige Hoogheid voornoemd,
Moeder van den Bruidegom en Hare Ma
jesteit mede voornoemd, Moeder van de
bruid, alhier tegenwoordig, hebben ver
klaard, dat zij hoogstderzelver toestem
ming geven tot het aangkan van dit
huwelyk.
Bruidegom en Bruid hebben mij over
gelegd de bij de wet voorgeschreven akten
en bescheiden.
Zij verklaarden elkander aan te nemen
tot echtgenooten en getrouwelijk te zullen
•vervullen alle de plichten, welke de wet
aan den huwelijken staat verbindt, waarna
ik in naam der wet heb verklaard, dat zij
door den echt aan elkander zyn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Zyne Doorluchtige Hoogheid Prins Ernst
Aschwin Georg Carol Heinrich Ignatz zur
Lippe-Biesterfeld, oud twee en twintig
jaren, wonende te Berlyn, Broeder van
Bruidegom, Zijne Hoogheid Hertog Adolf
Friedrich Albrecht Heinrich zu Mecklen-
1burg, oud drie en zestig jaren, wonende te
Bad-Doberan, oom van de bruid, Zijne
Doorluchtige Hoogheid Prins Julius Ernst
Rudolph Friedrich Victor zur Lippe, oud
drie en zestig jaren, wonende te Dresden-
Blasewitz, Oom van den Bruidegom, Rabe
Caspar Heinrich Aschwin Maria Lauren-
tius Joseph Ludwig, Graaf von Oeynhau-
sen—Sierstorpff, oud zeven en dertig ja
ren, wonende te Bad-Driburg, Kreis
Höxter, Neef van den Bruidegom, Jonk-
vrouwe Louise Pauline van de Poll, oud
negen en zeventig jaren, dame du palais
honoraire van Hare Majesteit de Koningin,
wonende te Zeist, Jonkheer Frans Bee-
laerts van Blokland, oud vier en zestig
jaren, Kamerheer in buitengewonen dienst
van Hare Majesteit de Koningin, vice-pre-
sident van den Raad van State, wonende
alhier, Johan Huizinga, oud vier en zestig
jaren, Hoogleeraar aan de Rijksuniversi
teit te Leiden, en Alexis von Pantschu-
lidzew, oud acht en veertig jaren, Kolonel
in het voormalig lijfgarde Grodno Huza
ren-regiment in het Keizerlijk Russische
leger, wonende te Reckenwalde Kreis
Bomst.
Hiervan is deze akte opgemaakt welke
overeenkomstig de wet is voorgelezen
Teekenen der huweljjksacte.
Deze huwelijksacte, welke volgens wet
telijk voorschrift in tweevoud is opge
maakt en door ieder tweemaal geteekend
moet worden, werd allereerst ondertee
kend door den Bruidegom, vervolgens
door de Bruid, daarna door Prinses Arm
gard als Moeder van den Bruidegom ver
volgens H. M. de Koningin als Moeder
van de Bruid, dan door de getuigen en
tsnslotts door don Bur^Gni66st6r
Na de onderteekening overhandigde de
Burgemeester den Bruidegom het trouw
boekje en aan den d.d. Grootmeester van
de Prinses een extract uit de huwelijks-
acte den zoogenaamden kerkbrief
welke Baron Rengers in de kerk aan Prof
Obbink ter hand zou stellen.
Het trouwboekje is, wat' den inhoud
betreft, gelijk aan het boekje, wat aan
iederen bruidegom na de voltrekking van
zijn huwelijk wordt uitgereikt. Men heeft
alleen door een andere indeeling van de
twee eerste bladzyden het mogelijk ge
maakt, dat de namen van Bruid en Brui
degom voluit geschreven konden worden.
In de vestibule
door de gang van het stadhuis begaf de
stoet zich, na afloop der plechtigheid in de
trouwkamer, weer naar de vestibule. Een
breede Perzische looper was uitgelegd. De
deuren van een der wachtkamers waren
verwijderd en in de nis in deze kamer was
een schouw geplaatst en een vuur aange
maakt. Een prachtig Perzisch kleed, waar
in jachttafereelen verwerkt, bedekte de
hall van het stadhuis, welke naar men
weet de gang in twee gelijke deelen
scheidt en door den koepel van Daniël
Mareau overwelfd wordt.
In de hall waren vier gobelin-stoelen
uit het tijdperk van Lodewijk XIV neer
gezet. Ook in de gang stonden cadetten en
adelborsten als een eerewacht opgesteld.
Bloemstukken van witte begonia's hingen
ter weerszijden van het koepelvormige
uitsteeksel naar beneden.
.t -
Aan de deur van de kerk werd het prin
selijk paar ontvangen door den opperka
merheer en naar de Consistoriekamer ge
leid, gevolgd door H. M. de koningin en de
gasten van den stoet.
Tevens was bij de deur der kerk ter
begroeting aanwezig een commissie uit den
kerkeraad der Nederlandsche hervormde
gemeente te 's-Gravenhage.
De Groote Kerk was voor deze bijzondere
gelegenheid niet speciaal versierd. Er was
slechts weinig aan haar gewoon aspect ver
anderd.
Alleen waren uit het middenvak alle
banken verwijderd, waarvoor losse stoelen
in de plaats waren gekomen. De vloer was
bedekt met een wijnrood tapijt. Voorts was
er voor den preekstoel een knielbank ge
plaatst, welke evenzeer dienst had gedaan
bij de inzegening van het huwelijk van
H. M. de koningin met wijlen prins Hen
drik, evenals het tapijt, dat onder deze
knielbank lag.
Op de knielbank lagen knielkussens,
welke een geschenk waren van de vereeni-
ging „Arbeid Adelt".
De preekstoel was met witte lelies en
groen op sobere doch smaakvolle wijze ver
sierd. Recht tegenover den kansel waren de
zetels geplaatst, bestemd voor het prinselijk
paar. Op de rugleuning waren de wapens
van Lippe en Nederland aangebracht. Voor
den kansel was een katheder vanwaar de
voorgangers den dienst leidden. Op deze
katheder lagen in een bakje de beide ringen
van prinses Juliana en prins Bernhard.
Ter weerszijden van de zetels voor het
bruidspaar waren twee tabouretten ge
plaatst voor de vier bruidskinderen.
Binnenkomst van den bruidsstoet.
Twaalf paren bruidsjonkers en bruids
meisjes gingen aan het bruidspaar vooraf,
de vier bruidskinderen volgden.
Daarna traden twee aan twee binnen:
H. M. de koningin met prins Aschwin aan
haar linkerzijde; H. D. H. prinses Bernard
van Lippe Biesterfeld met Z. H. Hertog
Adolf Friedrich van Mecklenburg; H. H.
Hertogin Adolf Friedrich van Mecklenburg
met Z. D. H. prins Julia Zur Lippe; H. D. H.
prinses Julius Zur Lippe met graaf Rabe
Oeyenhausen-Sierstorpff; Jonkvrouwe L. P.
van de Poll met jhr. mr. F. Beelaerts van
Blokland; Mevrouw Beelaerts van Blokland
met prof. Huizinga en gravin von Oeynhau-
sen-Sierstorpff met kolonel von Pantschu-
litzew.
De aanwezigen in de kerk.
Onmiddellijk achter het bruidspaar be
vonden zich de zetels voor de koningin,
prinses Douairière Bernhard van Lippe-
Biesterfeld, prins Aschwin en de overige
vorstelyke gasten.
Aan weerszijden van den preekstoel
waren de plaatsen voor de bruidsmeisjes en
de bruidsjonkers. Daarachter was een groote
groep van speciale gasten uitgenoodigd van
wege de prinses en den prins, onder welken
een groot aantal tydgenooten en studiege-
nooten van de prinses. Op de rij achter die,
bestemd voor de vorstelijke genoodigden
waren een aantal speciale gasten van de
koningin gezeten.
Daarachter zaten de grootmeesteres van
H.M. de koningin en de dames du palais. De
hofbank daarachter bood plaats aan de
grootofficieren van het huis der koningin.
Aan weerszijden van genoemde personen
hadden groote groepen dames en heeren
van de hofhouding plaats genomen. Een
zeer fleurige groep werd verder gevormd
door alle actieve vlagofficieren en opper-
officieren, waarbij tevens gezeten waren
de leden der ridderlijke orden (het Duitsche
huis Ballije van Utrecht, de Joanniters en
de Malthesers) in hun veelkleurige uni
formen. Aan de zijde van den weg, die de
bruidsstoet van de consistorie-kamer naar
de plaats der huwelijksvoltrekking volgde,
werd een andere groep, die zeer de aandacht
trok, gevormd door de Indische vorsten, ook
bevonden zich aan deze zijde de ministers,
leden van het kabinet, en de ministers van
staat met hunne echtgenooten en de voor
zitters der hooge colleges van staat. Dit
gedeelte van de kerk en het daaraan gren
zende gedeelte bevatte ook de plaatsen voor
de leden van de beide kamers der staten-
generaal en van de overige hooge colleges
van staat. Ook waren hier de plaatsen voor
de commissarissen der koningin, het college
van ged. staten van Zuidholland, den burge
meester der residentie die intusschen in
verband met zijn gezondheidstoestand den
kerkdienst niet bijwoonde met de wet
houders en den gemeentesecretaris met hun
dames, de burgemeesters van Amsterdam,
Rotterdam, Delft, Baarn, Soest, Apeldoorn
en alle burgemeesters van de provinciale
hoofdsteden. Tal van andere civiele autori
teiten hadden hier eveneens hun plaatsen,
evenals een groot aantal kerkelijke autori
teiten van verschillende gezindten. Een
andere groep werd gevormd door de raads-
heeren van den hoogen raad. In hun nabij
heid waren ook gezeten de secretarissen-
generaal en de directeuren-generaal der ver
schillende departementen van algemeen
bestuur. Duidelijk kenbaar was de groep
der diplomaten, bestaande uit de hoofden
van missiën met hun echtgenooten. In dit
vak waren ook de rechters van het perma
nente hof van internationale justitie gezeten.
De honneurs werden hier waargenomen
door den chef van het kaoinet van den
minister van buitenlandsche zaken, jhr. mr.
G. C. J. van Reenen, bijgestaan door de ge-
zantschap-attaches, de heeren dr. Boon en
Crommelin.
Verder waren in de kerk op de galerij
een zeer groot aantal mannelijke en vrou
welijke leden van het personeel van de
koninklijke hofhouding aanwezig, naar wij
vernamen een vierhonderdvijftigtal, waar
onder de groene uniformen van de bosch
wachters en jachtopzieners van het Loo
duidelijk herkenbaar waren. O.m. was ook
tegenwoordig het geheele gepensionneerde
personeel van wijlen H.M. de koningin
moeder. Ook waren aanwezig vertegenwoor
digers van een aantal vereenigingen, waar
van de prinses beschermvrouwe is, zoomede
het geheelt dagelijksche bestuur van het
Roode Kruis.
De gasten, die niet in den stoet naar het
raadhuis aanwezig waren, werden in de
kerk onder oppertoezicht van den opper-
ceremonie-meester, door den eersten kamer
heer-ceremoniemeester, bijgestaan door
kamerheeren, ontvangen en naar hun plaat
sen geleid. Op een der galerijen was het
zangkoor van Excelsior opgesteld. Op de
galerij boven het orgel bevond zich een
zangkoor van Sem Dresden.
Na het votum, uitgesproken door den
hofprediker, prof. dr. Obbink, klonk plech
tig de zang der gemeente door het kerkge
bouw:
„Dankt dankt nu allen God
met blijde lofgezangen, (enz.)
Vervolgens ging de hofprediker voor in
gebed en hield daarna de volgende toe
spraak:
Rede van prof. Obbink.
Een onstuimige vreugde brak over geheel
Nederland los bij het vernemen van de zoo
geheel onverwachte verloving onzer bemin
de prinses Juliana. Dagen lang wapperden
de vlaggen huis aan huis van den Dollard
tot de Schelde en tot de overzeesche gewes
ten toe.
Prof. Obbink
En die vreugde laaide opnieuw op toen
ons volk gelegenheid kreeg kennis te ma
ken met prins Bernhard van Lippe Biester
feld, toen hij zich aan de zijde onzes prin
ses op zoo ongedwongen wijze onder ons be
woog en aanstonds door zijn persoon en op
treden aller harten won. Met ongetemperde
vreugde zijn de prinselijke verloofden door
het Nederlandsche volk ontvangen. Nu
bleek weer eens hoe diep de liefde voor het
oranjehuis in de ziel van ons volk is ge
worteld, hoe onverwoestbaar de banden zijn
die vorstenhuis en volk aan elkander ver
binden.
En nu staat Gij, prins Bernhard en prin
ses Juliana, zoo pas in den echt verbonden,
als man en vrouw in ons midden. Niet al
leen de oogen van die hier vergaderd zijn,
maar de oogen van geheel Nederland en
van overzee en over het rond der aarde
waar Nederlanders wonen, richten zich naar
deze plaats en uit duizenden harten stijgen
gebeden op naar den troon van God, dat
zijn liefde en zegen U geleiden mogen op al
Uwe wegen.
En in dit oogenblik gevoelen wij ook de
geestelijke aanwezigheid van hen die ons
reeds zijn voorgegaan en die wij thans zoo
gaarne in ons midden hadden gezien.
O, als al die menschen wier oogen op U
zijn gericht in de plechtig uur, het eens
vermochten het levensgeluk dat zij U toe-
wenschen, voor U tot werkelijkheid te ma
ken. Uw beider leven zou één stralende
vreugde zijn. Want geheel Nederland heeft
U lief en ziet op U met ontroerde en eer
biedige dankbaarheid aan God, dat hij het
zoo heeft willen maken als het heden i3:
Gij beiden, leden van ons bemirde konings
huis, door den huwelijksband vereenigd.
Maar de tallooze getuigen van dezen dag,
door wier liefde gij U omringd en gedragen
weet, hebben het niet in de hand Uw huwe
lijksleven rijk en mooi te maken. Van hen
en hun vriendelijke gezindheid hangt Uw
beider levensgeluk niet af, noch van de goe
de en hartelijk gemeende wenschen waar
mede zij U op Uw levensweg vergezellen,
doch waarvan de vervulling niet in hunne
hand ligt.
Gij beiden weet dat ook zeer wel. Daar
om is Uw eerste daad na Uw officieele
echtelijke verbintenis, dat Gij temid
den der christelijke gemeente U komt stel
len voor Gods aangezicht om zijn zegen af
te smeeken over den gesloten huwelijks
band. Ik vergeet dit niet, en weet mij
daarmee in overeenstemming met Uw ge
voelen, dat deze plechtigheid een zuiver
Godsdienstig karakter draagt en een ker
kelijke handeling is. Ik ga dan ook stilzwij
gend voorbij allerlei dat bij een gelegenheid
als deze zou kunnen worden gezegd of mis
schien verwacht. Ik sta hier niet om bij de
goede wenschen der duizenden nog mijn
wenschen toe te voegen, maar ik ga uit van
een woord Gods, dat geen wensch maar een
beloof te inhoudt, want hij alleen kan
beloven zonder falen. Ik bedoel het woord
uit den 32sten psalm, het laatste gedeelte
van het achtste vers:
Mijn oog zal op U zijn. En ik leg den
nadruk hierop dat onder de duizenden wier
oogen in dit oogenblik op U zijn gericht, er
één is die meer kan dan toezien en wen
schen uitspreken,
Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor en loop en baan,
Die ook een weg zal vinden
Waarlangs Uw voet kan gaan.
Hij belooft het: Mijn oog zal op U zijn.
Dat is een woord vol troost en kracht voor
U beiden, nu Gij voortaan samen den le
vensweg zult gaan. Het zegt U dit: dat God
U zal begeleiden op 'al Uw wegen, dat hij
U zal sterken in den levensstrijd, dat hij
U zorgend en bewarend zal omringen, dat
Uw gebed niet tegen 'n gesloten hemel zal
stuiten, maar dat Uw vader in den hemel
Uw gebeden hoort en er op antwoordt.
Ieder huis heeft zijn kruis, zegt een Ne
derlandsche spreekwoord, en ook Uw huis
zal zijn kruis wel hebben. Maar of een
kruis zwaar is of licht, of wij er onder be
zwijken of het met vreugde dragen, hangt
niet af van de zwaarte van het kruis, maar
van de kracht van en d e bron van alle
ware levenskracht is een leven in Gods
gemeenschap.
Of ons leven rijk is of arm, hangt niet af
van de veelheid van aardsche goederen noch
van het getal der voor- en tegenspoeden
die ons op onzen levensweg ontmoeten,
maar van de vraag of wij ons leven met
zijn blijde en smartelijke ervaringen mogen
zien in het licht der eeuwigheid, dat is in
het licht van Gods liefde.
Of een huwelijk slaagt of mislukt, hangt
niet af van de vraag of de beide echtgenoo
ten het altijd en in alles eens zijn het
aan elkander aanpassen van twee karakters
heeft zijn moeilijke zijden maar of zij
samen kunnen knielen voor Gods troon met
gebed en dankzegging en of hun liefde in
Christus geheiligd is.
Soms mislukt een huwelijk van twee goed
willende menschen, wanneer zij trachten er
buiten God om door eigen kracht en wijs
heid er iets van te maken.
Te mogen gelooven dat God, die twee
levens samenbracht, ook die beide levens
samen leiden wil door zijne liefde, dat hij
hun samen een levenstaak geeft en hun
voor die levenstaak zijn goddelijke hulp
toezegt, dat is het geheim van het waarach
tig huwelijksgeluk.
En waar elk huis het noodig heeft te
leven onder open hemel, zal Uw huis dat
noodig hebben in dubbele mate: Uw hooge
plaats te midden van het Nederlandsche
volk, Uw meer dan gewone verantwoorde
lijkheid tegenover elkander en tegenover
ons vaderland en daarmee tegenover God
stelt U tot plicht met groote wijsheid te
wandelen in Uw persoonlijk en in Uw
openbaar leven. Het Nederlandsche volk wil
hoog tegen U 'opzien, met eerbiedige liefde,
tegen U beiden, zooals wij het tot nu toe
deden tegenover onze beminde Prinses. Wij
willen in U beiden zien ons voorbeeld in
trouw, in eenvoud, in plichtsbetrachting, in
godsvertrouwen.
Gij prinses Juliana, hebt reeds overvloe
dig getoond en toondet het onvervaard tot
in Uw bruidsdagen toe, welk een hooge op
vatting gij hebt van Uw taak en verant
woordelijkheid en hoe gij medeleeft met de
belangen en nooden van ons volk. Tot welk
terrein van socialen en filantropischen arbeid
gij Uw belangstelling en onvermoeide werk
kracht uitstrekt en welke offers gij U ge
troost om te helpen en te steunen waar dat
noodig is, behoef ik waarlijk niet te zeggen:
het ligt voor aller oogen.
En gij prins Bernhard, hebt van stonde
aan dat gij de Nederlandsche grens over-
schreedt, opgemerkt, hoe onze prinses, thans
Uwe gemalin, door ons volk op de handen
wordt gedragen niet alleen, maar ook hoe
zij die haar toegebrachte vereering en liefde
eerlijk heeft verdiend en door hare per
soonlijkheid en door hare volkomen toe
wijding aan het welzijn van ons volk.
Het moet .voor U een heerlijke gedachte
zijn, haar daarbij terzijde te staan om nu
samen te doen wat zij tot nu toe alleen
deed. En wij, die reeds hebben opgemerkt
Uw vitaliteit, Uw breede belangstelling, Uw
open oog, Uw blijmoedig hart, wij zijn over
tuigd, dat gij samen de schoone lijn zult
doortrekken, die van grootmoeder over
vader en moeder heen naar de dochter
loopt: de lijn van werken der barmhartig
heid en sociale zorg voor hen die lijden of
in nood zijn. Er is voor U samen prachtig
werk te doen in Nederland, waarvoor het
gansche volk U dankbaar zal zijn.
En op dezen voor U en voor ons geliefde
vaderland zoo gewichtigen dag, zegt God U
toe dat ook voor het volbrengen van deze
taak Zijn oog op U zal zijn en dan houdt dat
in, dat gij in Uw hoogen staat veel genade
Gods behoeft, maar ook dat die genade Gods
Uw deel zal zijn.
U gedragen te weten door de liefde en de
gebeden van ons volk mogen reeds een
lichtend spoor zijn op Uw levensweg, maar
de zekerheid, dat Uw vader in den hemel
weet wat gij van noode hebt, zelfs eer gij
Hem bidt en dat Hij in U ook ons volk wil
zegenen zij U een sterkende gedachte.
De duizenden getuigen van dit plechtig
oogenblik gaan straks hun's weegs en nemen
de beste wenschen voor Uw welzijn mee in
hun hart. Maar die eene getuige die U be
looft, dat zijn oog op U zal zijn, blijft bij U
met zijn goddelijke hulp en liefde. Zooals
een moeder haar kind voortdurend volgt
met een oog vol waakzame liefde, zoo is
Gods oog op U nu en voortaan.
Maar dan ook Uw oog op Hem. Om het
van Hem te verwachten, zooals Zijn oog op
U rust om te geven. Hij zij de derde, neen
de eerste in Uw verbond. En Uw weg zal
licht en vrede zijn.
Hoogvereerde en geliefde Koningin. God
geven U de genade lange jaren de blijde
getuige te mogen zijn van het geluk Uwer
kinderen, wandelend in den weg des heeren
waarin gij Uw dochter hebt opgevoed.
En gij prinses Armgard, moeder van onzen
prins Bernhard, die Uw zoon afstaat aan een
vreemd volk om onze prinses gelukkig te
maken en zelf daarin gelukkig te zijn, houdt
U overtuigd dat hij reeds nu de liefde van
ons volk heeft gewonnen en dat Nederland
hem met vreugde ontvangt als de gemaal
onzer prinses Juliana. Amen.
De inzegening.
Ds. Weiter, de oud-hofprediker, stond
toen op en nam zijn plaats achter den
catheder in.
Hy sprak als volgt:
„Moge ik U thans eerbiedig verzoeken,
op te staan van Uwe plaatsen, elkander de
rechterhand te reiken, U ten volle te door
dringen van de heiligheid en heerlijkheid
van dit oogenblik en zoo staande, als voor
Gods aangezicht, God, die U ziet en hoort,
te antwoorden op de vragen, die ik U thans
van zijnentwege ga voorleggen.
Bernard Leopold Frederik Everhard
Julius Coert Karei Godfried Pieter van
LippeBiesterfeld, bekent gij voor God
en allen die hier zyn vergaderd, dat gy
Ds. Weiter
genomen hebt en neemt tot Uw wettige
vrouw Haar, wier hand in de Uwe rust,
haar nimmer te zullen verlieten, haar
lief te hebben en te eeren gelijk een
getrouwe en godvreezende man zijn
wettige vrouw schuldig is, dat gij hei-
liglijk met haar leven wilt naar uit
wijzen van het heilig evangelie?
Wat is daarop Uw antwoord?
Nadat prins Bernhard deze vragen beves
tigend had beantwoord, richtte ds. Weiter
zich tot prinses Juliana en stelde haar de
vragen in gelijken zin.
Ook prinses Juliana antwoordde bevesti
gend.
De grijze predikant strekte toen zijn han
den zegenend naar het jonge paar uit en
sprak:
„Mag ik U thans verzoeken, samen neder
te knielen tot het ontvangen van den zegen
des Heeren?"
Prins Bernhard en prinses Juliana kniel-"
den op het kussen neer, waarop ds. Weiter
hen als volgt toesprak:
„De vader der barmhartigheid die U tot
dezen heiligen staat des huwelijks geroepen
heeft, verbinde U met rechte liefde en trouw
en geve U. zijnen zegen.
Ja, de Heer zegene U en behoede U. De
Heer doe zijn aangezicht over U lichten, zij
U genadig. De Heer verheffe zijn aangezicht
over U en geve U vrede. Amen".
Ds. Weiter verzocht het paar zijn plaat
sen weder in te nemen: „Mag ik U thans
verzoeken als koninklijk echtpaar
Uwe plaatsen weder in te nemen?"
Thans trad prof. Obbink wederom naar
voren tot het verrichten van de ceremonie
van het verwisselen der ringen.
Plechtig klonk zijn stem:
„Deze ringen mogen voor U het symbool
zijn van de onkreukbare en onverbrekelijke
trouw, die gij elkander hebt toegezegd".
Onmiddellijk hierop zette het orgel de
zegenbede in, welke staande door allen
werd medegezongen:
U zeeg'ne God.
Hij stelle U tot een zegen.
Gezegend zij Uw hoofd, Uw hart,
[Uw wegen.
Uw aardsch, Uw eeuwig lot.
O God, verhoor
En schenk ons deze bede:
Toon hun Uw gunst, doordring hen van
[Uw vrede,
Licht met Uw licht hen voor.
Nadat de laatste orgeltonen verklonken
waren, reikte prof. Obbink aan prins Bern
hard een bijbel uit, het geschenk, dat elke
man ontvangt by de kerkelijke inzegening
zijns huwelijks.
Prof. Obbink zeide daarbij:
„Gij hebt reeds vele geschenken ontvan
gen. Geen van deze overtreft in innerlijke
waarde het geschenk, dat ik U aanbied
namens den Kerkeraad der Nederduitsch-
Hervormde Gemeente van 's-Gravenhage:
een huwelijksbijbel. De Kerkeraad biedt U
dezen bijbel aan in het vertrouwen, dat hij
voor U zal zijn een lamp voor Uw voet en
een licht op Uw pad. Dat gij veel daarin zult
lezen en er kracht uit putten".
Daarna ging de predikant voor in dank
gebed.
De slotzang „Halleluja, eeuwig dank en
eere" (enz.) werd nog door de gemeente
gezongen, gevolgd door het uitspreken van
de zegenbede.
Tot slot zong het koor Psalm 138, den
lofpsalm, van J. P. Sweelinck.
Heden is verschenen een buitengewone
Nederlandsche staatscourant, waarin zijn
opgenomen de volgende bekendmakingen:
Wij Wilhelmina, by de gratie Gods, konin
gin der Nederlanden, prinses van Oranje-
Nassau, enz., enz., gelet op artikel 65 der
grondwet;
hebben goedgevonden en verstaan:
na de voltrekking van het huwelyk van
onze beminde dochter prinses Juliana der
Nederlanden met Z.D.H. prins Bernhard
Leopold Frederik Everhard Julius Coert Ka-
rel Godfried Pieter van Lippe-Biesterfeld
aan Z.D.H. te verleenen den titel van Prins
der Nederlanden, met het praedicaat van
Koninklijke Hoogheid.
aan onze beminde dochter prinses Juliana
der Nederlanden na de voltrekking van haar
huwelyk met Z.D.H. prins Bernhard van
Lippe-Biesterfeld, te verleenen den titel van
prinses van Lippe-Biesterfeld, met dien ver
stande, dat zy dien zal voeren na den naam
Mecklenburg.
WILHELMINA.