Overpeinzingen van een Indië-vlieger. Revolutionnaireri uit het Parlement geweerd. PARLEMEST Lichamen, welke regelend optreden. Glimlachje Het is goed, als de mensch eens mijmert. SlüuieHtatid De schrijfwijze der Nederlandsche taal. Schoonmama deed de wasch. (Van onzen parlementairen medewerker.) Gistermiddag heeft de minister van bin- nenlandsche zaken het debat inzake de kwestie der revolutionnaire volksvertegen woordigers beantwoord en uiteengezet, waarom de regeering het noodzakelijk achtte, dat tegen revolutionnaire uitingen in en buiten het Parlement, de Staten en de Baden, van afgevaardigden maatregelen ge nomen kunnen worden. Op de eindstemming na heeft de Kamer het ontwerp, waarin het desbetreffende regeeringsvoorstel was ver vat, afgewerkt. Zij is het over de instantie, welke over een vervallenverklaring van het lidmaatschap zal hebben te oordeelen, eens geworden. Een amendement-de Geer bood een uitweg, welke niet alleen de instem ming van de meerderheid der leden, maar ook die van minister de Wilde verwierf. We zullen er straks op terugkomen. De minister nu constateerde in den aan vang van zijn levendig en boeiend betoog, dat de meerderheid der Kamer op het be houd van het parlementaire stelsel blijkt prijs te stellen, welke stelsel is gebaseerd op de toelaatbaarheid van politieke tegen stellingen. Wij stellen te veel prijs op de aan ons staatsbestel vastzittende vrijheden, die van vrije meeningsuiting in de eerste plaats, dan dat wij daarvan iets zouden willen missen. Echter vrije meeningsuiting met aanwending van wettige middelen! Dit alles willen we handhaven, maar dan moeten we ons ook aan de regels van het spel houden. In het verleden is het gebeurd, dat dit niet geschiedde, ook in de lagere colleges. De minister haalde daarvan eer aantal voorbeelden aan, citeerde uit rede voeringen van communistische Tweede- Kamerleden en uitlatingen in raadsverga deringen, waaruit bleek, dat van die zijde niet de minste waarde wordt gehecht aan den eed op de Grondwet en dat men er niet afkeerig van is, opruiende taal (in casu be treffende het onbetrouwbaar maken van leger en vloot) te plegen. Dergelijke volksvertegenwoordigers hou den een middel achter de hand om regeering en parlement voor de voeten te loopen. De grondslag van de Nederlandsche samen leving is de legaliteit. Wie die niet aanvaardt, behoort in een vertegenwoordigend college niet thuis. De kiezers zijn in groepsverband samengebracht; onze kieswet kent geen par tijen. De vertegenwoordigers van die groe pen moeten zich houden aan de Grondwet; doen zij dit niet, dan zijn die groepen mede verantwoordelijk. De minister achtte de vrees voor wille keur en machtsmisbruik schromelijk over dreven. Wat is er terechtgekomen van al die schrikbeelden, welke bij de behande ling van de zoogenaamde „worgwetten" van Loeff en Kuyper na de staking van 1903 zijn opgeroepen? Wat van de schrikbeelden b(j de debatten bij de verscherping van het Reglement van Orde der Kamer? Niets! De arbeidersbeweging is er niet door geschaad. Integendeel, zeide de bewindsman, want na 1903 zijn zij juist tot grooten bloei en macht gekomen! Er was ook gewezen op de toepassing van het uniformverbod. Heeft deze wet dan niet een krachtige preventieve werking gehad? vroeg de minister. Dank zij dat verbod is het rustig in ons land. De regeering verwacht ook van dit wets ontwerp een sterke preventieve werking. Het parlement moet ook voor zijn eigen prestige waken. In het buitenland hebben we het kunnen zien, dat parlementen niet bij machte zijn geweest het doorgedrongen gif uit eigen kracht uit te bannen. Omdat er in het buitenland misbruik van bepalingen als de voorgestelde is gemaakt, behoeven wij die nog niet na te laten. Wij leven hier niet in het buitenland, riep de minister uit, maar in Nederland, dat bij zondere tradities ten aanzien van de vrijheid huldigt. Dat was ook weer zoo'n schrikbeeld, dat een meerderheid van de gelegenheid ge bruik zou maken, om een onwelgevallige minderheid uit de Kamers te werken! Im mers voor een vervallenverklaring is in de eerste plaats een meerderheid van tweeder den van het aantal leden noodig; verder wordt de procedure geregeld bij de wet, welke in gemeen overleg met de Staten- Generaal zelf wordt vastgesteld. Dan is er nog een zeker „esprit de corps" in de Ka mers, dat boven politieke geschillen uitgaat en dat zich zeker tegen machtsmisbruik zal Gossiemijne!hier is vast ingebroken van nacht! kanten. En tenslotte is er nog een sterk ont wikkeld rechtsgevoel in ons volk, dat niet nalaten zal zich te doen gelden! Zoo bekeek de minister de kwestie van alle kanten. Van de gelegenheid tot repliek maakte alleen de heer de Visser gebruik, die zich beijverde aan te toonen, dat de minister citaten uit hun verband had gerukt en dat er niets strafbaars door hem of door zijn geestverwanten was gezegd. Een vergeefsche poging echter, want juist deze repliek gaf den heer de Wilde aanleiding om als zijn vaste overtuiging uit te spreken, hoe noodig zelfs nu, op een kalm oogenblik, de voorge,- stelde bepalingen zijn! Amendementen. We komen nu tot de amendementen. In ons vorige overzicht hebben we reeds mede gedeeld, dat de voorstanders het niet eens waren over de vraag, aan wie de bevoegd heid moet worden gegeven om over de ver vallenverklaring te beslissen: aan het ver tegenwoordigende college zelf, gelijk de regeering voorstelde; aan den Raad van State, zooals de Staatscommissie tot herzie ning van de Grondwet wilde en eveneens in een amendement van den heer Schouten (a.r.) werd voorgesteld; of aan den Hoogen Raad, ons opperste rechterlijke college, dat door de liberalen in een amendement-Coops was uitverkoren. Gisteren bleek er nóg een nieuw denkbeeld aan de hand te zijn gedaan en wel door oud-minister de Geer, een nuchter voorstel, een compromis, waar van men dadelijk bij zichzelf zeide: net een voorstel voor de Geer! Diens amendement omzeilde alle moeilijk heden door de beslissing op te dragen aan een commissie ad hoe, waarvan de samen stelling door de wet zou moeten worden ge regeld, terwijl de benoeming van de ledea zou geschieden door de Kroon, uit een door de Tweede Kamer opgemaakte voordracht van drie personen; een figuur, welke in ons Staatsrecht niet vreemd is, wantode leden van de Algemeene Rekenkamer en van den Hoogen Raad worden op dezelfde wijze be noemd. Met dit voorstel bleken de voorstanders zich zeer goed te kunnen vereenigen; de heer Joekes (v.d.), die zich om principieele redenen al tegen de mogelijke uitsluiting van revolutionnairen had verklaard, zeide het amendement-de Geer het minst bezwaar lijke te achten, al zou hij tegen blijven. De heer Coops (v.b.) was zelfs zoo vrien delijk zijn amendement ten gunste van dat van den leider der c.h.-fractie in te trekken Toen de minister zag hoe de zaken stonden hield hij niet meer vast aan het regeerings voorstel; boven de andere amendementen gaf hy de voorkeur aan dat van den heer de Gaer; het leek hem echter aanbeveling te verdienen, dat een voorstel tot vervallen verklaring door den Voorzitter van het ver tegenwoordigend college, op voordracht van dit laatste aan de commissie zou worden gedaan, met welke wensch rekening werd gehouden. Met 54 tegen 21 stemmen werd het amen dement-de Geer aangenomen. Tegen warer. de 80c. dem., de communisten en de heer van Dis (s.g.) Het amendement-Schouten was tevoren met 52 tegen 23 stemmen verworpen; het kreeg slechts de stemmen van de anti-rev. en de chr. historischen. Dan was er nog een amendement-Suring om het pensioen niet te doen genieten door een vervallen verklaard Kamerlid, wcar- medi de minister kon instemmen, omdat het regeeringsvoorstel de stopzetting van de uitbetaling der schadeloosstelling reeds in hield. Met 49 tegen 26 stemmen werd dit amendement aangenomen; tegen was dc geheele linkerzijde. De tegenstanders lokten nog een stem ming uit over de paragraaf welke soortge lijke bepalingen behelst voor de leden van de Prov. Staten; met de stemmen van de soc. dem., de v. d. en de communisten tegen werd ze aanvaard. De eindstemming hield men aan tot eer. nader te bepalen dag. Openbare lichamen voor beroep en bedrijf. Vrij laat op den middag begon de Kamer nog aan het volgende voorstel, waarin eeni- ge nieuwe artikelen worden aangeboden, regelend de instelling van openbare licha men voor beroep en bedrijf, een belangrijke materie, waaraan vooral aan katholieke zij de groote beteekenis wordt gehecht, omdat hier het ordeningsstreven een plaats in onze Grondwet krijgt. Dat wil zeggen een na drukkelijker plaats. Want verscheidene stemmen gaan op, die beweren, dat het be staande art. 194 een basis voor de bedoelde nieuwe organen kan bieden. Ook de katho lieken blijken, gehoord de rede van mr. Goseling, deze opvatting te huldigen. Art. 194 luidt: „De wet kan aan andere dan in de Grondwet genoemde lichamen verordende bevoegdheid geven". Hoe het ook zij, de regeering achtte het noodig deze kwestie nader te regelen. In een nieuw art. 149a stelt zij voor: „De wet kan voor bepaalde beroepen en bedrijven en groepen daarvan, alsmede voor het beroeps- en bedrijfsleven in het al gemeen, lichamen instellen, ten einde rege lend op te treden. De samenstelling, inrichting en bevoegd heid van deze lichamen worden door de wet geregeld." Art. 149 luidt: „De wet kan aan deze lichamen verordenende bevoegdheid geven" Art. 149 c: „De besluiten van deze licha men, die met de wet of het algemeen belang strijdig zijn, kunnen worden geschorst en vernietigd volgens regels bij de wet te stel len. De wet kan bepaalde besluiten dezer lichamen aan goedkeuring onderwerpen, volgens door haar te stellen regels". De strekking in groote lijnen van deze artikelen zal wel duidelijk zijn. Eén spreker hebben we er gistermiddag over gehoord, namelijk den leider der r.k. fractie, mr. Goseling. Hij juichte de strek king van deze artikelen toe, maar vond ze voor verbetering vatbaar.. Niet alleen wat de draagwijdte, maar ook wat de systematiek, hun plaats in de Grondwet zelf betreft. De fractie van den heer Goseling wil het uitgangspunt van de regeering meer op den voorgrond doen komen. De formuleering immers van de regeeringsartikelen kan zoo wel slaan op door den Staat in te stellen organen als op maatschappelijke organen. De amendementen beoogen dan ook de beteekenis van de ordening, van de samen werking in het maatschappelijk leven, na der te definieeren. De nieuwe organen moeten de taak van regeering en Volksvertegenwoordiging ver lichten. Het beginsel van decentralisatie en „zelfdoen" moet daarom beter tot zijn recht komen. Door de samenwerking van de nieu we gemeenschappen en de overheid wordt het algemeen belang gediend. Een Grond wetsartikel kan natuurlijk een nieuwe or dening, waarin ook het cultureele leven zijn plaats moet krijgen, niet zoo maar in elkaar timmeren. Het kan er wel een bree- deren grondslag voor geven. Daarom stelde de heer Goseling voor een nieuw artikel 3 bis (dat zijn plaats vindt in de eerste afdeeling betreffende de territo riale indeeling van het Rijk, achter de pro- vincieën en gemeenten), luidende: „Insteling van andere dan in de Grond wet genoemde openbare lichamen geschiedt bij de wet. De wet kan aan bepaalde vormen van maatschappelijke samenwerking het karak ter van openbare lichamen verleenen. Werkkring en samenstelling deze licha men worden bij de wet, in de vorige leden van dit artikel bedoeld, geregeld. Een nieuw artikel 149 a zou moeten lul den: „De inrichting en bevoegdheid van openbare lichamen, in den zin van art. 3 bis, en van derzelver organen worden door de wet geregeld, met in achtneming der voor schriften in dit hoofdstuk vervat". Art. 149 b zou moeten luiden: „De wet re gelt de voorziening in zaken en belangen, bij welke twee of meer lichamen betrokken zijn". Art. 149 c luidt: „Instelling van een cen traal lichaam voor het beroeps- en bedrijfs leven in het algemeen geschiedt krachtens de wet, die tevens regelen inhoudt omtrent zijn samenstelling, werkwijze en bevoegd heid". Dit centrale lichaam zou dus de overige organen moeten overkoepelen. Hoe de Kamer speciaal over dit laatste punt denkt, zullen we spoedig weten! Het kan een interessant debat worden over een actueele kwestie, die tijdens de a.s. verkiezingscampagne ook nog wel eens te berde zal komen! Op de vragen van den heer Thijssen in verband met de strekking van het op 21 De cember J.1. aan directeuren en directrices der kweekscholen gezonden rondschrijven van den inspecteur van de onderwijzersop leiding inzake de schrijfwijze der Neder landsche taal bij de kweekschooleindexa mens en hoofdakte-examens, heeft de mi nister van onderwijs, kunsten en weten schappen als volgt geantwoord: Het rondschrijven van den inspecteur van de onderwijzersopleiding, op 21 December .L aan de directeuren en directrices der kweekscholen gezonden, moet gelezen wor den in het licht van het feit, dat de eenig geldende regeling inzake de schrijfwijze der Nederlandsche taal voor de examens uitgaat van de schrijfwijze volgens de Vries en te Winkel; dat dit volgens de regels 5 en van het bedoelde koninklijk besluit ook geldt voor den naamvalsuitgang en voor de oornaamwoordelüke aanduidingen; dat echter van de regeling „mag" worden afge weken, behalve in bepaald aangegegeven gevallen. Het bedoelde rondschrijven betee kent nu, dat deze afwijkingen voorshands niet worden toegepast. De vraag of het mogelijk zal zijn in de nog overblijvende vijf maanden den aan staanden candidaten de noodige gewenning bij te brengen, beantwoordt de minister in bevestigenden zin, mede, omdat hij er geen bezwaar tegen heeft, dat in 1937 bij het schriftelijk werk voor de examens de raad pleging van een woordenlijst met de ge slachtsaanduiding volgens de Vries en .e Winkel wordt toegestaan en zulks te minder, omdat hij moet aannemen, dat inderdaad sinds jaren op vele scholen met die ge slachtsaanduiding geen rekening is gehou den. De minister teekent hierbij overigens aan, dat de regel, welke sinds 18 Juli 1936 geldt, en dus in acht is genomen, het verval len van de uitzondering ln de nog restee- rende vijf maanden minder bezwaarlijk doet zijn. Op de vragen van den heer Moller betref fende hetzelfde onderwerp heeft de minis ter o.m. geantwoord, dat de inspecteur van de onderwijzersopleiding zich tot hem had gewend met een vraag betreffende de in de iegels 5, onder b, en 6 van het konink'ijk besluit van 18 Juli 1936 voorkomende uit drukking: „Woorden, die een kennelijk man nelijke zelfstandigheid aanduiden". In de ontvangst van het hem daarop gegeven ant woord heeft die inspecteur aanleiding ge vonden de bedoelde mededeeling te doen aan de directeuren en directrices van de kweekscholen voor onderwijzers en (of) on derwijzeressen. Aangezien de inspecteur terecht in zijn rondschrijven er op wijst, dat dit konink lijk besluit, zooals mede uit den aanhef van de daarin vervatte regeling blijkt, de schrijf wijze volgens de Vries en te Winkel als uit gangspunt neemt en aangezien bovendien het besluit slechts een uitzondering op den regel formuleert, kan kwalijk worden toe gegeven, dat de aanschrijving een wijziging in het besluit zou aanbrengen. De Nederlanders hebben het vliegen niet uitgevonden. Wel vonden zij de psychologie der groote luchtvaart uit Iemand bouwt een Indië-route op. Zijn slagen heeft niets met geld te maken Spanje's onburgerlijke burgeroorlog wordt rijkelijk gesubsidieerd, nooit toonden men- schen zulk een onmacht. Plotseling is het met de macht van een mensch afgeloopen; zijn nauwelijks voltooi de woning ging in een Indisch hotel-con cern over dat op vijf werelddeelen vlug schriften uitstrooit waarin U en iedereen vorstelijke gastvrijheid wordt aangeboden tegen uiterst billijke prijzenover luttele jaren zal het leven van Insulinde's overle den persmagnaat een legende zijn. Ik zit hier op kamer 2. Het leven gaat voort en nummert, rangschikt en legt de zuiverste menschelijke gevoelens in statis tieken vast. Voor zoover een mensch zich isoleeren kan is mijn isolement in deze pompeuze villa een feit geworden. Onder mij in het Zuid-Westen flikkeren de vuurvliegjes van Bandoeng en hoog van mijn kamer kijk ik neer op het panorama van elke verlichte stadde wazige heiïg- heid, de oplichtende tweelingslijnen van voortsuizende automobielensignalen, het verre gejoel van een begeesterde menigte in een openluchtbioscoop. Vanavond heb ik mijn groote koffer uit gepakt, welke vijf dagen onder den stoel van mrs. Monroe heeft gestaan. Zij was met de Rietvink op weg van Rome naar Karacht en had de wereld bereisd als weinigen. Toch wist zij niet dat onder haar stoel een stukje van mijn leven meereisde; overal kan men zeep koopen en tandpasta en sokken en das sen zijn in Singapore veel goedkooper: maar wanneer ik zoo voor het naar bed gaan één voor één alles in een kast opsta pel, glijdt er elk oogenblik een stukje van het home, van mijn home door de handen. Dan komt een mensch op zoo een tropen avond temidden der millioenen zingende insecten tot zichzelf en slaat aan het mijme ren of hij wil of niet. Het is voed als de mensch dan wil. Vroeger. Vroeger! Het woord houdt geluk en ook verdriet invroeger. Vroeger! Wij werden bewierookt en bij kans aanbeden als hoogepriesters eener nieuwe levensverschijning en zaten bij voortduring aan feestelijk versierde tafels aan, waar de knallende kurken als vreugde schoten klonken maar wij kregen ma laria en dysenterie en onophoudelijk vielen Indië-vliegers voor elkaar in. De natuur won; luxe hotels verloren den strijd en menig collega trekt op met zijn bemanning, naar de berghotelswaar geen eenzame vrouwen verveeld de tijd schriften in de lobbles doorbladeren op zoek naar het groote avontuur. Waar geen gepensionneerde luitenants kolonel contact met ons zoeken om voor de zooveelste maal plechtig te verzekeren dat het in „hun tijd toch wel anders was". Als dit leven het Leven is, zijn Indië-vlie gers wel heel snel oud geworden. Maai gingen wij niet sneller door dat leven? Lie pen wij per dag soms niet drie uren in op de zon, die dan de zwarte regengordijnen boven Burma vaneen scheurde, dan weer 't zand in een grauwe dikke heiïgheid opblies tot boven het plafond onzer modernste In- dië-vaarders? Groote luchtvaart maakt andere menschen en vervaagt het begrip van den afstand. Het was in die eerste jaren toen een goe de vriend mij op Andir eens een pakje gaf. „Zou jij dat in Amsterdam aan mijn schoon mama willen geven?" Ik verzekerde hem (waren wij niet samen opgegroeid in het zwaarder dan lucht) dat ik dat met alle pleizier voor hem zou doen. Twee maanden later bracht ik voor hem een pakje meeuit Amsterdam. Twee keer per maand vertrokken de vliegtuigen van Bandoeng en Schiphol. In elke machine waren pakjes geborgen welke tusschen schoonmoeder en schoonzoon op en neer reisden, want méér vriendelijke geesten wa ren dezen collega uit Java, wij zullen hem Fietsmans noemen, want zijn figuur is reeds nu onsterfelijk geworden, ter wille. En twee keer per maand kwamen Fiets mans' groezelige hemden en boorden net jes gesteven en gestreken uit het Moeder land terug. Fietsmans begreep reeds in die dagen dat de luchtvaart geen afstanden kende. Maar de ambtenaar bij de invoerrechten en accijnzen benevens de chef afdeeling vracht van het hoofdkantoor konden zich met deze evolutie in het menschdom niet vereenigen. De Chineesche stoomwasscherij in Ban doeng Hang An Ltjn heeft sindsdien de taak van schoonmama overgenomen. Wij deden het graag voor hem, want wie van ons in de groote steden kent niet de verrukking van de gesteven boord? Maar wie van ons ondergaat niet ook haar kwelling? Een verlossing. Er is voor ons een verlossing uit den da- gelijkschen band. Wat zijn wij, bewoners van de groote stad? Leven wij of worden wij geleefd? Wij worden het: temidden van al onze medemenschen worden wij langs lijnen ge voerd die wij liever niet volgen. Temidden van cargadoors, film-directeuren en redac teuren die het leven leven uit hun tele grammen, journaals en radioberichten, maar die binnen de grenzen van hun wezen ge leid worden als moderne Lilliputters... Rechts houden, Mannen, Verboden te Rooken, Rechtsomkeert marsch, Hoogste tijd heeren! En dan komt na twee maanden de »on langs den Ringdijk van de Haarlemmermeer boven het stationsgebouw kijken en dan is er voor ons, drie weken lang, weer vrijheid in het verschiet. Veel laten wij achter. Wat wij liever mee zouden willen nemen, maar veel ook laten wij met een gerust hart thuis. Het grootestadomhulsel, dat ons door Ar row, Tweka en Tootal Westersch civiliseer de, blijft ergens achter in de kamferkist en van nu af zullen wij ons vrij voelen ln het open khakihemd en de wijde shorts, waar in huid en ziel weer vrijelijk zullen ade men. Waarom? Waarom vliegen Indië-vliegers zoo graag naar Indië? Een groote psycholoog bij den staf van de luchtvaartmaatschappij formuleerde het antwoord op deze vraag aldus: „Er zijn drie categoriën van Indië-vliegers Ten eerste zijn die het alleen doen voor het avontuur, ten tweede die leden, welke ge voelig zijn voor de tropentoelage en de laatste categorie welke voornamelijk bestaat uit de realisten die nog vermaak scheppen in de Grands Gala's de Nuit ln velerlei so ciëteiten. Tot 1935 kon deze uitspraak nog gelden. In dat jaar werd de tropentoelage ver laagd, wat op zichzelf volkomen logisch was. In dat jaar werd elk avontuur door 't instellen van den tweewekelijkschen dienst overlapt. In dat jaar bereikte de malaise haar hoogtepunt en ging ieder grootsch op gezet festijn als een nachtkaars uit voor h*t goed en wel nacht was! Waarom dan wel? Ik zal het U zeggen, lezer van dit blad! Het is het open khakihemd! Drie weken lang hebben wij datzelfde gevoel dat U op een heelen warmen zomeravond ondergaai als het kwik zoo een dag boven de dertig bleef. U deed Uw boord af en nam een dou che en spoelde alles van U af en kwam daarna tot de conclusie dat wat daarna kwam, niets meer te beteekenen had. Drie weken voltrekt zich bij den Indië- vlieger geestelijk datgene wat U lichamelijk zoo naar waarde wist te schatten. Dat is groote luchtvaart, dat is Indivi dualisme in de zuiverste beteekenis van hei woord. Dit individualisme bracht dc lucht vaart. Als mensch varen zij, die de luchtvaart als hun beroep uitoefeningen, er wel bij. Daarom zal de luchtvaart welke steeds haar vleugelen uitslaat, de menschheid op den duur opheffen uit het aardsch gekrioel. De allerlaatste stuiptrekkingen van den kudde geest zullen haar dat niet kunnen beletten. Een oogenblikhet is al méér dan ge noeg. Daar is iets anders: Een haan kraait ergens tegen de hellingen van de Tangoeban Prahoe en het is heel goed te begrijpen, want hoog boven zijn top laten cirrusveeren een ijl licht door, dat in het Westen de uitgedoofde vulkanen pro jecteert op de sluiers van den nacht. Het is volle maan. Daar ligt in de verte de Mals- bar, maar de hooge radiomasten zijn nu diep verborgen in de duisternis van het daL Uit die masten reizen de teekens weg naar het Moederland en wanneer ik mijn oog laat gaan over de zilveren golfjes van de sawah's en naar het concert der dieren luister, dat aankomt golven als een symph< nie, begin ik langzaam te begrijpen waarom die teekens altijd spreken van liefde voor dit land. „Slamat tidoer Toean", zegt Simin de be diende en schuifelt weg met nauwehj'4' hoorbaren tred. „Tabe Simin..." Een dag is om. 26 Januari 1937. W. VAN VEENENDAA! Villa Isola, Bandoen, De suggestie, dat door de voorschriften in zake de schrijfwijze der Nederlandsche taal verwarring en chaos op spellinggebied zou worden veroorzaakt, kan niet als gerecht vaardigd worden aanvaard. Veeleer bedoelen deze de verwarring en den chaos, die allengs in het onderwijs zijn ontstaan, zooveel doenlijk terug te dringen. Dit doel zal zeker worden bereikt, wan neer bij het onderwijs dat tot de bedoelde examens voorbereidt, men zich nauwkeurig houdt aan den thans alleen geldenden regel; het zal niet als een gemis worden gevoeld, wanneer straks na het verschijnen van de lijst van kennelijk mannelijke woorden meer vrijheid inzake geslacht en voornaam woord kan worden gelaten, zonder dat daar- door regelloosheid optreedt. In ontkennenden zin beantwoordt de mi nister de vraag van den heer Moller of hij voornemens is de mededeeling van den in specteur ten spoedigste' in te trekken. AMELAND UIT ZIJN ISOLEMENT. De reizigers van de ressrveboot „Ame land" zijn gisteravond om half negen over het ijs naar het eiland geloopen. Lany denzelfden weg is de post op het eiland gebracht. Het was een tocht van slechts een kwartier, doch vol moeilijkheden, omdat de ijsschotsen kris en kras over elkaar lagen. Een der reizigers, een zeeman, die met verlof is, heeft van Dinsdag tot Zaterdag op „De Waddenzee" doorge bracht. „De Waddenzee", welke gisteren nacht zwaar ln het ijs heeft gezeten, heeft een stuk van de schroef verloren. De boot is in het kielwater van de „Ameland" op 50 meter van den steiger geankerd Nieuws- en familieberichten van vijf dagen zijn thans op het eiland aangekomen Waarschiirlijk is Ameland thans uit zijr isolement verlost.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6