Alkmaar in een rumoerigen tijd.
HET HUIS
MYSTERIES
ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937
DER
het allerbeste
is goed genoeg
voor U
gebruiken wij
alléén de
allerbeste
grondstoffen
voor de be
reiding van
I.
A"^rhf1V! €eUW geleden verkeerden
de Nederlanden, en zoodoende ook Alk
maar, een der stemhebbende steden van
het zoo by uitstek belangrijke Gewest
Holland, m een periode van onrust die
vooral bij gemis aan krachtige leiding'
weinig goeds beloofde. Niet, dat het aan
materieele welvaart ontbrak. Integendeel
de zoo dikwerf miskende 18de eeuw bood'
een tafereel van voorspoed, in Jet
gewest der Zeven rovinciën grooter dan in
het andere, maar toch overal zoodanig
dat men bestendiging van dien voorspoed
begrijpelijkerwijze verlangde en, ten einde
dezen te behouden, de beginselen der
voorvaderen op menig punt verbrak.
Vermoedelijk was het juist deze voor
spoed, die den regeerders tijd liet om zich
dusdanig uitvoerig in te laten met ge
schillen, die reeds in eenzelfde Gewest
niet van persoonlijke bij-omstandigheden
vrij waren, en zeker in de plaatsen van
het Gewest door zulke persoonlijke over
weging niet minder sterk dan door partij
schappen werden beinvloed. Te allen
tijde hebben de aristocratische regenten
tegenover het Huis Oranje gestaan; ge
tracht dit in de waardigheden, die het in
den loop der tijden had gekregen, terug
te dringen en hun oude voorrechten daar
tegenover te handhaven. Zoowel in het
trotsche Amsterdam als elders had men in
1747 aan den onstuimigen volkswil moeten
toegeven en Willem IV niet slechts in de
ambten zijner voorvaderen herstellen,
maar deze in zijn geslacht erfelijk verkla
ren. Had Willem IV beantwoord aan de
verwachtingen, die men in zijn schran
derheid terecht stelde, had het leven hem
meer tijd gelaten om zijn voornemens te
verwezenlijken, wellicht ware de loop der
geschiedenis een andere geweest. Na zijn
vroegtijdigen dood moesten de zaken des
lands namens den zeer jongen Willem V
geleid worden eerst door de gouvernante
prinses Anna, die zich als Engelsche ko
ningsdochter in Holland nimmer thuis
heeft gevoeld, en daarna door den hertog
van Brunswijk-Wolfenbuttel, die, dringt
men nader in de geschiedenis door, zeker
niet zoo slecht voor de belangen des lands
heeft gezorgd als de oppervlakkige histo
rie-pen hem wel eens schildert! Dat de
aristocratische regentenpartij van de te
kortkomingen, die ongetwijfeld werden
begaan, gebruik maakte om nieuwe aan
vallen op het stadhouderlijk gezag en zijn
thans erfelijk verkregen rechten te doen,
wien zal het verbazen? De tijd scheen er
te meer gunstig voor, aangezien onder
den invloed der encyclopaedisten, zoo
6traks onder die van de Amsterdamsche
revolutie, zich nieuwe staatsrechterlijke
denkbeelden op de souvereiniteit van het
volk gegrond, gingen baan breken. Men
begon zich te herinneren, dat onze voor'
vaderen, toen zij den moeilijken strijd te
gen Spanje aanbonden, dit hadden gedaan
om de voorrechten en vrijheden van het
volk te handhaven en niet om deze in
handen van een anderen souverein te
leggen. De Regenten grepen de hulp van
de aldus opkomende partij der demo
craten gretig aan, zich niet bewust welk
paard van Troje zij binnen haalden. Deze
democraten kregen niet slechts den steun
van de drie bekende pensionnarissen in
het Gewest Holland, die langen tijd het
vertrouwen der regenten bezaten, maar
ook van het toen wel bij uitstek autocra
tische Frankrijk. Dit geschiedde echter
slechts teneinde Engeland, dat den stad
houder steunde omdat het van deze de
voortzetting der door Engeland gewensch-
te Nederlandsche onzijdigheidspolitiek
verwachtte, dwars te zitten. Zoo kreeg
men, tengevolge van de beteekonis, die de
Zeven Provinciën voor de Europeesche
politiek hadden, zonderlinge figuren naar
buiten. Maar nog zonderlinger naar bin
nen. omdat de aristocratische regenten,
van de voorrechten des volks niet minder,
wellicht nog meer afkeerig dan groote
deelen van de prin9gezinden, zich met deze
democraten verbonden, doch uitsluitend
om den prins te bestrijden.
Dat het dagelij ksche leven deze zonder-
SeuillettM
Uit het tngeUch door H A.C.S,
16)
Hij moet tegen iemand zijn aangeloopen
in de vestibule, want ik hoorde een paar
woorden mompelen, en toen verscheen Em-
meline op den drempel, en liet een dikken,
blozenden, opgewekt-uitzienden man de
kamer in, die Frank Whiting bleek te zijn,
de begrafenisondernemer.
Ik bleef daar niet, natuurlijk, maar ging
dadelijk naar boven. Echter draaide ie
my, een oogenblik, In de deur om, om een
laats ten blik op Bayard Thatcher te wer
pen. De menschen zeggen, dat eenver-
Pleegster onaandoenlijk wordt g
den dood, maar dat is niet waar.
Boven aan de trap, ging ik ineens Bayard
Thatcher's leege kamer binnen.Mij
8trumententasch was in de a
enkele verbandscharen en myn
meter lagen. De kamer was op orde het
bed gladgestreken, alleen was nog de om
trek zichtbaar van Bayard's lichaam, dat
er, vroeg in den middag. op geie^n ha^
Ik had een beetje een misselyk en duize
tegenstrijdigheid meermalen onder
vond in het groot en in het klein het
spreekt haast vanzelf. De regenten 'zagen
vSr 2!°ï vriendschap te veinzen
r t L?le ZU V£m burgerüjke af
komst rekenden om in hun huizen te
°"J,a.ngen- Dat deze' die vroeger door de
machtige magistraatspersonen weinig har
telijk werden behandeldd, de plotselinge
SrWri rdheid ,met eenig wantrouwen
egroetten, wie kon het hun euvel duiden'
dat de bestrijders van
de stadhouderlijke voorrechten te Am
sterdam vereenigde, kwam het zelfs tot
een vechpatrty tusschen een der deftige
Amsterdamsche vroendschapsleden en een
Utrechtech democraat. Te Utrecht toch,
onder den invloed van den roerigen On-
daatje, hadden de schutters en burgers
enkele malen achtereen het stadhuis inge
sloten teneinde de vroedschap te dwingen
bepaalde besluiten te nemen. Dat was
weinig naar den zin van vele Amsterdam-
S^geuten cn een dezer sprak het aan
het bedoelde feestmaal zoo onverbloemd
uit, dat men door den wijn verhit, tot een
regelmatige vechtpartij geraakte!
De oorlog met Engeland, die in 1780
uitbrak, was voor het grootste deel der
Nederlanden het voorstel van het weinig
opwekkende drama, dat zich zou gaan
ontwikkelen. Alkmaar bemerkte reeds
spoedig den in December 1780 uitgebroken
oorlog, want zijn ligging onmiddellijk na
bij de kust, ten tijde, dat men een landing
der Engelschen vreesde, maakte het noo-
dig, dat troepen hier ter stede werden
binnen gebracht, ja een paar bataljons
van de Grisons, Zwitsersche soldaten, die
zich niet door een ingetogen levenswijze
onderscheidden, ten deele in daarvoor in
gerichte leegstaande gebouwen, maar ten
deele bij de burgers werden onderge
bracht. Hoe weinig men op deze inlegering
gesteld was, blijkt wel daaruit, dat toen
men zich van inkwartiering niet geheel
kon vrij maken eerst de bedeelden van
hét armbestuur daarvoor in aanmerking
werden gebracht! Meer dan eens bezocht
prins Willem T' in die'Blagen Alkmaar; dit
geschiedde voor het eerst op 18 April
1781, toen de prins, op zijn doorreis voor
inspectie van de vloot te den Helder, met
een klein gevolg op het stadhuis vertoefde
en daar eenige ververschingen genoot.
Bij 's prinsen komst ontstond, niet minder
dan toen generaal van der Hoop, bevel
hebber van de troepen in het Noorden der
provincie, maar niet commandeerend over
het garnizoen te Alkmaar, hier verblijf
hield, met de magistraat een allesbehalve
grootsche strijd over de vraag of den stad
houder militaire eerbewijzen en den gene
raal twee schildwachten en dus ook twee
wachthuisjes dienden te worden gegeven,
terwijl men er burgemeesteren maar één
gaf. Het vermakelijks' was wellicht de op
lossing, die aan het geschil werd gegeven;
bij den generaal werd een huisje wegge
nomen, maar de twee schildwachten ble
ven en deelden nu broederlijk dat eene
huisje! Telkenmale gaven zoowel het le
geren hier ter stede als het doortrekken
van troepen moeilijkheden, zoodanig, dat
ze in geschrifte werden behandeld en
voerden tot besprekingen, die, in het bij
zonder door den burgemeester van der
Mieden, met den prins werden gehouden.
Men was ook beducht voor de kosten, en
tenslotte niet ten onrechte, want in het
aardige werkje, dat de heer C. W. Bruin
vis aan deze roerige dagen heeft gewijd
en waaraan de gegevens van dit artikel
grootendeels zijn ontleend, wordt vermeld,
dat van de totaal kosten ad ruim 6600
gulden, bijkans 500 niet door de Staten
werd voldaan en ten lange leste maar
door de stad voor haar rekening werd ge
nomen!
Wellicht zouden zich moeilijkheden
tusschen burgemeesteren en het militair
gezag niet hebben voorgedaan, waren
daarvoor niet verborgen gronden aan
wezig geweest. Het ging telkenmale bij
het binnerutreken der troepen fleurig ge
noeg toe; men liet nimmer na aan de
lig gevoel, toen ik er naar keek, maar toch
was ik zeker, dat de indruk, dien ik van
de. kamer kreeg, juist was. Niets was van
zyn gewone plaats.
Ik liep recht door r.aar de badkamer, om
de verschillende dingen, welke mijn eigen
dom waren, bij elkaar te halen. De kame,
was klein, en toen ik naar mijn tasch ach
ter de deur greep, had ik de deur dicht ge
daan. Het mag twee of drie minuten ge
duurd hebben, om de kleine voorwerpen in
hun respectieve zakjes te steken, en ik her
inner mij, dat ik mijn haar glad streek
vóór den spiegel en mijn muts steviger op
mijn hoofd bevestigde. Ik dronk ook wa
water, en liet het wat langer uit de kraan
loopen, zoodat het koud was. Het was mis
schien na vijf of zes minuten, dat ik m de
slaapkamer terug kwam een slaapkamei
die er thans uitzag, alsof er een orkaan
doorheen was gegaan.
Ik kon mijn oogen niet gelooven. Het bed-
degoed was van het bed getrokken, de
«kussens uit hun sloopen gehaald. Zelfs de
matras was weggetrokken. De kussens wa
ren van de stoelen af. alle laderi van de
ouderwetsche kast waren uitgetrokken; wat
er in zat, lag, in wanorde in het rond, ze s
de kleedjes waren omgekeerd, en de schil
derijen hingen scheef aan den muur-
En dat alles was in vyf minuten gebeurd,
en zóó zachtjes, dat ik er, in de kamer vlak
ernaast, niets van gehoord had.
Het bezorgde mij een rilling.
Er was iets wreeds, iets ongelooflijk-
sombers in die snel-aangerichte, zwijgende
verwoesting, in die kamer.
Zonder voorafgaande waarschuwing over
viel mij een van die vreemde oogenblikken,
waarop ik zeer sterk iets beleefde; een van
magistraat de hem toekomende eer te
bewijzen, en telkenmale staken burge
meesteren en secretarissen de hoofden uit
de ramen van het stadhuis om de troepen
te zien voorbij trekken. En telkenmale
ook maakten de eofficieren hun opwach
ting bij de Vroedschap, waarbij dan slechts
de hoofdofficieren binnen de balie moch
ten komen en de andere officieren op stoe
len achter de balie werden neergezet!
Maar het was na het uitbreken van den
oorlog wel duidelijk gebleken, dat de zee
macht, en naar men niet ten onrechte
vermoedde ,ook de landmacht, zich in
een abominabelen staat bevond. De regen
ten weten het aan den prins, die als kapi
tein-generaal ervoor had moeten zorgen;
de prins weet het aan de regenten, die dé
meerderheid hadden in de Staten en
nimmer aan zijn vertooger. tot versterking
hadden willen toegeven.
Toen nu de eens zoo krachtige Repu
bliek der Vereenigde Nederlanden tegen
Engeland, dat het door zijn handel met de
Amerikanen wel eenigszins had getergd,
een jammerlijk figuur sloeg, regende het
klachten tegen den stadhouder en zijn
voormaligen voogd, den hertog van
Brunswijk. Deze laatste heeft, tengevolge
van deze klachten, tenslotte de wijk moe
ten nemen en is, verbitterd door de hem
aangedane bejegening, in het buitenland
gestorven. Tot die steden in het machtige
gewest Holland, die niet schroomden den
prins hun ongenoegen kenbaar te maken,
behoorde ook Alkmaar. Men deed het in
de omslachtige, maar daarom niet minder
scherpe termen, die men in die jaren zoo
gaarne gebruikte. De leiders der Vroed
schap hadden daarbij ook rekening te
houden met de ontwikkeling der gebeur
tenissen in de staij; Jan van Panders, de
zoon van den stadstimmerbaas van dien
naam, door de Overheid tot ontvanger
van stadsgelden aangesteld, begon, naar
aanleiding van de geschillen met het mi
litair bestuur, zich reeds krachtig te roe
ren. Zelfs werd de resolutie der Staten,
die betrekking had op bedestonden jegens
den vijand, hier ter stede niet algemeen
nagekomen, zoodat burgemeesteren nog
afzonderlijk algemeene sluiting der huizen
moesten gelasten. Nadat men zich eerst
tegen den hertog van Brunswijk had ge
uit, veroorloofde men zich later critiek
op de werkloosheid van den stadhouder.
Daartoe bood zich een bijzondere gelegen
heid aan, toen een nieuwe geldleening
moest worden uitgeschreven. Bij die gele
genheid bleek reeds een splitsing èn bij
Burgemeesteren, èn in de Vroedschap.
Onder de prinsgezinden stond Daniël Ras
zoodanig vooraan, dat hij ook wel des
prinsen luitenant werd genoemd. Aan de
andere zijde waren het Gualtherus,
George Gideon van der Mieden, Rutgerus
Paludanus en Dirk van Foreest, Heer van
Schoorl en Kamp, bijgestaan door de
secretarissen Hendrik Rijser en Jacob
Nanning du Tour, die het standpunt der
regenten verdedigden. Aangezien zij zich,
gelijk hun medestanders elders in den
lande, de beste vaderlanders oordeelden,
namen zij den naam aan van patriotten.
Hoe fel men in een plaats als Alkmaar
tegenover elkander stond, ondanks fami
lieverwantschap en eeuwenoude stand -
samenhang, blijkt wel uit het grafschrift,
dat men Ras bij zijn dood in 1785 na-
scnreef?
Hier, onder dezen steen,
Ligte, eerloos en rot,
Geen ed'le menschenvriend,
Geen waardig patriot.
O neen, het is een aterling.
Een schandvlek in den Raad
Van het roemrijk Alkmaar
En zijn brave magistraat.
God lof! H i is geweest,
Triomf! O Alkmaars braven!
Zijn heerschzucht ligt in 't graf
Voor altijd hier begraven."
(Wordt vervolgd.)
Een krant, die werk'lijh
wordt gelezen,
Moet voor uw zaak
afdoende wezen!
00<><XXX><X><XX><><XX><X><X><XWAX><^<X>0
die angstig- en koud-makende oogenblik
ken, wanneer je plotseling bemerkt, dat je
contact hebt met je bestaan, en je over je
zelf verbaast en over wat je bent, en wat
je verlangt, en waarom en dat maakt,
dat je je onuitsprekelijk nietig en onzeker
gevoelt. Het is, alsof op dat ééne oogenblik
sluiers van je oogen wegvallen, en je een
glimp opvangt van de werkelijkheid, en
dan is er altijd een gevoel van vrees, een
behoefte, om te grijpen naar het bewust
zijn van je persoonlijk bestaan, alsof dat
je ook zou kunnen ontsnappen. Maar dit
maal had die onbewuste angst iets bepaalds
en iets objectiefs om zich aan vast te klem
men.
Eensklaps was het geheele huis een ge
vangenis voor my. Ik voelde, dat ik vluch
ten moest. Ik wilde Adela Thatcher gaan
zeggen, dat ik niet kon blijven.
Emmeline verscheen in de deur. Wan
neer de afschuwelijke wanorde in de kamer
haar een schok gaf, liet zij het in geen en
kel opzicht blijken.
„Miss Adela vraagt of u alsjeblieft bij
haar wilt komen".
Ik volgde Emmeline. Ergens in de hall
kreeg de kaleidoscoop weer een schokje,
herstelde zich, en de dingen werden meer
normaal. Ik was weer Sara Keate, en was
innerlijk weer mijzelf, ongeschonden. Maar
nog angstig.
Adela lag midden in een enorm, oud bed.
Janice en Evelyn hadden haar een kanten
bedjasje aangetrokken; op het nachtkastje
stond een glas, met nog wat sherry er in.
Op elk van haar beide wangen was een
rood plekje, dat koortsig brandde, en haar
oogen schitterden erg. Janice zat naast
haar, stil en bleek, en Evelyn, die altijd
iiWM&ïgMb. - Ju. Süök-
£attd: eti JmwAouw
MINIMUM-EXTERIEUR-EISCHEN VOOR
FOKVEREEN.-STIEREN IN
NOORD-HOLLAND.
De Rijksveeteelt-consulent verzocht ons
plaatsing voor het volgende:
Onlangs heeft de Prov. Commissie tot ver
betering der Rundveefokkerij in Noordhol
land besloten, na een positief advies te heb
ben ontvangen van het bestuur van den
Prov. Bond van Rundveefokvereen., met in
gang van 1938 de f ok vereen igingss tieren
(stieren gefokt door fokvereen.-leden
geen N.R.S.-leden) aan een exterieurkeuring
te onderwerpen, waarbij afkeuring weder
om mogelijk zal zijn.
Vroeger was dit ook het geval, maar on
geveer een 15-tal jaren geleden heeft men
de afkeuring op grond van 't exterieur laten
vervallen en werd als eisch voor goedkeu
ring gesteld, dat de moeder een zgn. stam
registerkoe moest zijn, wat inhield, dat het
exterieur van de moeder met minimaal 75
p. was gewaardeerd, terwijl bovendien de
productie aan zekere minimum-eischen
moest voldoen.
De motieven waarom men indertijd de
min.-exterieur-eischen liet vervallen, waren
o.m. de navolgende: Op de stierenkeuring
was gebleken, dat meerdere goedgekeurde
1-jar. stieren op 2-jar. leeftijd werden afge
keurd, maar tevens dat rfgekeurde 1-jar.
stieren op 2-jar. leeftijd werden goedge
keurd. Vooral dit laatste was voor de toen
malige leiders der fokkerij een zeer belang-
rija motief voor afschaffing der min.-eischen
voor fokvereen.-stieren op 1-jar. leeftijd.
Men werd huiverig voor de keuring op
1-jar. leeftijd, omdat deze afkeuring voor
vele stieren tot gevolg had, dat zij of ter
slachtbank of bij ongeorganiseerde fokkers
terecht kwamen en dus voor de georgani
seerde fokkerij verloren gingen. Teneinde
actief was, liep door de kamer heen, 'schik
te kleeren op geparfumeerde hangers, en
gaf Emmeline opdracht een blad met eten
voor miss Adela en zuster Keate boven te
brengen.
En weer stoorden zij zich niet, op een
vriendelijke en redelijke manier, aan mijn
protesten, en overreedden mij te blijven.
Het gebeurde zonder overmatigen drang,
en zeer vlug. „Slechts voor een paar da
gen, zuster Keate, tot wij weer bijgekomen
zijn", zei Evelyn ten slotte. „Dit is 'n vree-
selijke schok voor ons allen".
Waarop Adela zuchtte en met een zwakke
stem zei:
„Vreeselijk. Vreeselijk. Ik vrees, dat op
het oogenblik de heele stad het al weet.
O Evelyn, wat zullen de menschen zeg
gen?"
„Hilary zal zeker, meer dan een van ons,
verliezen", zei Evelyn, een beetje met na
druk.
„O, ik kan dit alles niet verdragen",
schreeuwde Janice. Zij stond op, terwijl zij
haar donkere haar met haar beide handen
naar achteren streek, met een typisch wan
hopig gebaar, en zij stapte naar het raam
toe. „Hoe kunnen jullie zoo praten! Over
Hilary. Over wat de menschen zullen zeg
gen. Over de gevolgen, die het voor zijn
bank hebben zal! Laat de menschen pra
ten! Wat hindert het! Wij kunnen er niets
aan doen. Jullie zegt geen woord over dat,
wat werkelijk het vreesdijke is. Het wer
kelijk.
„Janice! Janice, lieveling! Je bent over
spannen. Je bent hysterisch
„Janice". Evelyn greep de beide handen
van de jonge vrouw met haar stevige brui
ne handen vast, en zei met groeten ernst:
nu aan de bezwaren en vergissingen van de
keuring op 1-jar. leefijd te ontkomen, was
er maar één middel, n.L het afschaffen van
de min.-exterieur-eischen voor 1-jar. stieren
en de selectie aan de fokkers zelf over te
laten.
Wat men eenerzijds via de afschaffing der
min.-eischen op exterieur meende te kunnen
winnen, bracht aan den anderen kant een
gevaar met zich mede, n.1. dat werkelijk
slechte tot matige stieren van exterieur, die
voorheen terecht worden afgekeurd en op
geruimd, thans door de fokkers zouden kun
nen worden aangehouden. Men heeft dit ge
vaar indertijd wellicht te gering geschat,
teveel gebouwd op het goede inzicht der
fokkers, hetgeen mij is gebleken uit enkele
mededeelingen van een insider nit dien tijd.
Deze deelde mij n.L mede, dat men zooveel
vertrouwen in de fokkers-leden der fok
vereen. had, dat de min.-exterieur-eischen,
welke voor de stieren van de leden van het
Ned. Rundvee Stamboek bleven gehand
haafd, ook door de fokvereen.-leden wel als
basis zouden worden aanvaard, m.a.w. de
praktijk zou toch wel uitwijzen, dat de ter
keuring werkelijk te licht bevonden 1-jar.
stieren grootendeels zouden verdwijnen.
In feite draaide de kwestie dan ook m.L
hierom, dat men de verantwoordelijkheid
van het afkeuren van de kantnummers lie
ver verplaatste naar de fokkers zelf, omdat
juist bij deze zgn. kantnummers de vergis
singen (afk. 1 jar. goed 2-jar.) zich zou
voordoen.
Dit vertrouwen, hetwelk de toenmalige
Prov. Commissie in de fokkers stelde, maakte
het verklaarbaar, dat men verwachtte, dat
de fokkers enkel de voordeelen verbonden
aan de afschaffing van de min.-exterieur-
eischen voor 1-jar. stieren zouden uitbuiten
en dat zij de gevaren wel zouden ontloo-
pen.
De ervaring is evenwel van dien aard ge
weest, dat de Prov. Commissie thans heeft
gemeend wederom min.-exterieur-eischen
,Je weet niet, wat je zegt, liefste. Je moet
probeeren je zelf te bedwingen. Denk aan
den naam van de familie. Denk aan mijn
jongens. Denk aan...."
„Evelyn, waarom gaan jij en Janice niet
naar Janice's kamer, en probeer wat te
rusten? Of ga naar beneden, en doe je best,
Dave en Hilary wat te laten eten, Eve
lyn Adela's trotsche, bedaarde stem
hield opeens stü, maar zij kon niet duide
lijker gezegd hebben: „breng Janice hier
vandaan voor zij te veel zegt".
Het was stil in de kamer, toen zij wegge
gaan waren. Adela lag bewegingloos naar 't
plafond te staren, met haar blauwe oogen
open. Ik herinner mij, dat ik niet op mijn
gemak was, en rondliep, haar temperatuur
opnam, haar pols voelde, met de vage ge
dachte, dat ik iets doen moest, en niet
zoozeer met de bepaalde overtuiging, dat
zij de zorg van een verpleegster noodighad.
Eén of twee keer zag ik, dat zij my zwij
gend aankeek, met een eigenaardigen pein-
zenden blik in haar rustige blauwe oogen.
En ik was verbaasd, dat ik mij nog in dit
huis bevond, en dacht er over, hoe zonder
ling het was, dat ik mij meer als een ge
vangene gevoelde. Wat idioot was. En
toch... een gevangene te zijn in dit huis,
waar een moord gebeurd was, was geen
pretje!
Emmeline bracht twee bladen met eten
in de kamer. Haar handen waren nog een
beetje rood van vruchtensap, maar zij had
een schoone witte schort voorgedaan, en
haar smalle gezicht was onbeweeglijk.
(Wordt vervolgd.)
t