Alkmaar in een rumoerigen tijd. HET HUIS MYSTERIES ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937 DER het allerbeste is goed genoeg voor U gebruiken wij alléén de allerbeste grondstoffen voor de be reiding van I. A"^rhf1V! €eUW geleden verkeerden de Nederlanden, en zoodoende ook Alk maar, een der stemhebbende steden van het zoo by uitstek belangrijke Gewest Holland, m een periode van onrust die vooral bij gemis aan krachtige leiding' weinig goeds beloofde. Niet, dat het aan materieele welvaart ontbrak. Integendeel de zoo dikwerf miskende 18de eeuw bood' een tafereel van voorspoed, in Jet gewest der Zeven rovinciën grooter dan in het andere, maar toch overal zoodanig dat men bestendiging van dien voorspoed begrijpelijkerwijze verlangde en, ten einde dezen te behouden, de beginselen der voorvaderen op menig punt verbrak. Vermoedelijk was het juist deze voor spoed, die den regeerders tijd liet om zich dusdanig uitvoerig in te laten met ge schillen, die reeds in eenzelfde Gewest niet van persoonlijke bij-omstandigheden vrij waren, en zeker in de plaatsen van het Gewest door zulke persoonlijke over weging niet minder sterk dan door partij schappen werden beinvloed. Te allen tijde hebben de aristocratische regenten tegenover het Huis Oranje gestaan; ge tracht dit in de waardigheden, die het in den loop der tijden had gekregen, terug te dringen en hun oude voorrechten daar tegenover te handhaven. Zoowel in het trotsche Amsterdam als elders had men in 1747 aan den onstuimigen volkswil moeten toegeven en Willem IV niet slechts in de ambten zijner voorvaderen herstellen, maar deze in zijn geslacht erfelijk verkla ren. Had Willem IV beantwoord aan de verwachtingen, die men in zijn schran derheid terecht stelde, had het leven hem meer tijd gelaten om zijn voornemens te verwezenlijken, wellicht ware de loop der geschiedenis een andere geweest. Na zijn vroegtijdigen dood moesten de zaken des lands namens den zeer jongen Willem V geleid worden eerst door de gouvernante prinses Anna, die zich als Engelsche ko ningsdochter in Holland nimmer thuis heeft gevoeld, en daarna door den hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, die, dringt men nader in de geschiedenis door, zeker niet zoo slecht voor de belangen des lands heeft gezorgd als de oppervlakkige histo rie-pen hem wel eens schildert! Dat de aristocratische regentenpartij van de te kortkomingen, die ongetwijfeld werden begaan, gebruik maakte om nieuwe aan vallen op het stadhouderlijk gezag en zijn thans erfelijk verkregen rechten te doen, wien zal het verbazen? De tijd scheen er te meer gunstig voor, aangezien onder den invloed der encyclopaedisten, zoo 6traks onder die van de Amsterdamsche revolutie, zich nieuwe staatsrechterlijke denkbeelden op de souvereiniteit van het volk gegrond, gingen baan breken. Men begon zich te herinneren, dat onze voor' vaderen, toen zij den moeilijken strijd te gen Spanje aanbonden, dit hadden gedaan om de voorrechten en vrijheden van het volk te handhaven en niet om deze in handen van een anderen souverein te leggen. De Regenten grepen de hulp van de aldus opkomende partij der demo craten gretig aan, zich niet bewust welk paard van Troje zij binnen haalden. Deze democraten kregen niet slechts den steun van de drie bekende pensionnarissen in het Gewest Holland, die langen tijd het vertrouwen der regenten bezaten, maar ook van het toen wel bij uitstek autocra tische Frankrijk. Dit geschiedde echter slechts teneinde Engeland, dat den stad houder steunde omdat het van deze de voortzetting der door Engeland gewensch- te Nederlandsche onzijdigheidspolitiek verwachtte, dwars te zitten. Zoo kreeg men, tengevolge van de beteekonis, die de Zeven Provinciën voor de Europeesche politiek hadden, zonderlinge figuren naar buiten. Maar nog zonderlinger naar bin nen. omdat de aristocratische regenten, van de voorrechten des volks niet minder, wellicht nog meer afkeerig dan groote deelen van de prin9gezinden, zich met deze democraten verbonden, doch uitsluitend om den prins te bestrijden. Dat het dagelij ksche leven deze zonder- SeuillettM Uit het tngeUch door H A.C.S, 16) Hij moet tegen iemand zijn aangeloopen in de vestibule, want ik hoorde een paar woorden mompelen, en toen verscheen Em- meline op den drempel, en liet een dikken, blozenden, opgewekt-uitzienden man de kamer in, die Frank Whiting bleek te zijn, de begrafenisondernemer. Ik bleef daar niet, natuurlijk, maar ging dadelijk naar boven. Echter draaide ie my, een oogenblik, In de deur om, om een laats ten blik op Bayard Thatcher te wer pen. De menschen zeggen, dat eenver- Pleegster onaandoenlijk wordt g den dood, maar dat is niet waar. Boven aan de trap, ging ik ineens Bayard Thatcher's leege kamer binnen.Mij 8trumententasch was in de a enkele verbandscharen en myn meter lagen. De kamer was op orde het bed gladgestreken, alleen was nog de om trek zichtbaar van Bayard's lichaam, dat er, vroeg in den middag. op geie^n ha^ Ik had een beetje een misselyk en duize tegenstrijdigheid meermalen onder vond in het groot en in het klein het spreekt haast vanzelf. De regenten 'zagen vSr 2!°ï vriendschap te veinzen r t L?le ZU V£m burgerüjke af komst rekenden om in hun huizen te °"J,a.ngen- Dat deze' die vroeger door de machtige magistraatspersonen weinig har telijk werden behandeldd, de plotselinge SrWri rdheid ,met eenig wantrouwen egroetten, wie kon het hun euvel duiden' dat de bestrijders van de stadhouderlijke voorrechten te Am sterdam vereenigde, kwam het zelfs tot een vechpatrty tusschen een der deftige Amsterdamsche vroendschapsleden en een Utrechtech democraat. Te Utrecht toch, onder den invloed van den roerigen On- daatje, hadden de schutters en burgers enkele malen achtereen het stadhuis inge sloten teneinde de vroedschap te dwingen bepaalde besluiten te nemen. Dat was weinig naar den zin van vele Amsterdam- S^geuten cn een dezer sprak het aan het bedoelde feestmaal zoo onverbloemd uit, dat men door den wijn verhit, tot een regelmatige vechtpartij geraakte! De oorlog met Engeland, die in 1780 uitbrak, was voor het grootste deel der Nederlanden het voorstel van het weinig opwekkende drama, dat zich zou gaan ontwikkelen. Alkmaar bemerkte reeds spoedig den in December 1780 uitgebroken oorlog, want zijn ligging onmiddellijk na bij de kust, ten tijde, dat men een landing der Engelschen vreesde, maakte het noo- dig, dat troepen hier ter stede werden binnen gebracht, ja een paar bataljons van de Grisons, Zwitsersche soldaten, die zich niet door een ingetogen levenswijze onderscheidden, ten deele in daarvoor in gerichte leegstaande gebouwen, maar ten deele bij de burgers werden onderge bracht. Hoe weinig men op deze inlegering gesteld was, blijkt wel daaruit, dat toen men zich van inkwartiering niet geheel kon vrij maken eerst de bedeelden van hét armbestuur daarvoor in aanmerking werden gebracht! Meer dan eens bezocht prins Willem T' in die'Blagen Alkmaar; dit geschiedde voor het eerst op 18 April 1781, toen de prins, op zijn doorreis voor inspectie van de vloot te den Helder, met een klein gevolg op het stadhuis vertoefde en daar eenige ververschingen genoot. Bij 's prinsen komst ontstond, niet minder dan toen generaal van der Hoop, bevel hebber van de troepen in het Noorden der provincie, maar niet commandeerend over het garnizoen te Alkmaar, hier verblijf hield, met de magistraat een allesbehalve grootsche strijd over de vraag of den stad houder militaire eerbewijzen en den gene raal twee schildwachten en dus ook twee wachthuisjes dienden te worden gegeven, terwijl men er burgemeesteren maar één gaf. Het vermakelijks' was wellicht de op lossing, die aan het geschil werd gegeven; bij den generaal werd een huisje wegge nomen, maar de twee schildwachten ble ven en deelden nu broederlijk dat eene huisje! Telkenmale gaven zoowel het le geren hier ter stede als het doortrekken van troepen moeilijkheden, zoodanig, dat ze in geschrifte werden behandeld en voerden tot besprekingen, die, in het bij zonder door den burgemeester van der Mieden, met den prins werden gehouden. Men was ook beducht voor de kosten, en tenslotte niet ten onrechte, want in het aardige werkje, dat de heer C. W. Bruin vis aan deze roerige dagen heeft gewijd en waaraan de gegevens van dit artikel grootendeels zijn ontleend, wordt vermeld, dat van de totaal kosten ad ruim 6600 gulden, bijkans 500 niet door de Staten werd voldaan en ten lange leste maar door de stad voor haar rekening werd ge nomen! Wellicht zouden zich moeilijkheden tusschen burgemeesteren en het militair gezag niet hebben voorgedaan, waren daarvoor niet verborgen gronden aan wezig geweest. Het ging telkenmale bij het binnerutreken der troepen fleurig ge noeg toe; men liet nimmer na aan de lig gevoel, toen ik er naar keek, maar toch was ik zeker, dat de indruk, dien ik van de. kamer kreeg, juist was. Niets was van zyn gewone plaats. Ik liep recht door r.aar de badkamer, om de verschillende dingen, welke mijn eigen dom waren, bij elkaar te halen. De kame, was klein, en toen ik naar mijn tasch ach ter de deur greep, had ik de deur dicht ge daan. Het mag twee of drie minuten ge duurd hebben, om de kleine voorwerpen in hun respectieve zakjes te steken, en ik her inner mij, dat ik mijn haar glad streek vóór den spiegel en mijn muts steviger op mijn hoofd bevestigde. Ik dronk ook wa water, en liet het wat langer uit de kraan loopen, zoodat het koud was. Het was mis schien na vijf of zes minuten, dat ik m de slaapkamer terug kwam een slaapkamei die er thans uitzag, alsof er een orkaan doorheen was gegaan. Ik kon mijn oogen niet gelooven. Het bed- degoed was van het bed getrokken, de «kussens uit hun sloopen gehaald. Zelfs de matras was weggetrokken. De kussens wa ren van de stoelen af. alle laderi van de ouderwetsche kast waren uitgetrokken; wat er in zat, lag, in wanorde in het rond, ze s de kleedjes waren omgekeerd, en de schil derijen hingen scheef aan den muur- En dat alles was in vyf minuten gebeurd, en zóó zachtjes, dat ik er, in de kamer vlak ernaast, niets van gehoord had. Het bezorgde mij een rilling. Er was iets wreeds, iets ongelooflijk- sombers in die snel-aangerichte, zwijgende verwoesting, in die kamer. Zonder voorafgaande waarschuwing over viel mij een van die vreemde oogenblikken, waarop ik zeer sterk iets beleefde; een van magistraat de hem toekomende eer te bewijzen, en telkenmale staken burge meesteren en secretarissen de hoofden uit de ramen van het stadhuis om de troepen te zien voorbij trekken. En telkenmale ook maakten de eofficieren hun opwach ting bij de Vroedschap, waarbij dan slechts de hoofdofficieren binnen de balie moch ten komen en de andere officieren op stoe len achter de balie werden neergezet! Maar het was na het uitbreken van den oorlog wel duidelijk gebleken, dat de zee macht, en naar men niet ten onrechte vermoedde ,ook de landmacht, zich in een abominabelen staat bevond. De regen ten weten het aan den prins, die als kapi tein-generaal ervoor had moeten zorgen; de prins weet het aan de regenten, die dé meerderheid hadden in de Staten en nimmer aan zijn vertooger. tot versterking hadden willen toegeven. Toen nu de eens zoo krachtige Repu bliek der Vereenigde Nederlanden tegen Engeland, dat het door zijn handel met de Amerikanen wel eenigszins had getergd, een jammerlijk figuur sloeg, regende het klachten tegen den stadhouder en zijn voormaligen voogd, den hertog van Brunswijk. Deze laatste heeft, tengevolge van deze klachten, tenslotte de wijk moe ten nemen en is, verbitterd door de hem aangedane bejegening, in het buitenland gestorven. Tot die steden in het machtige gewest Holland, die niet schroomden den prins hun ongenoegen kenbaar te maken, behoorde ook Alkmaar. Men deed het in de omslachtige, maar daarom niet minder scherpe termen, die men in die jaren zoo gaarne gebruikte. De leiders der Vroed schap hadden daarbij ook rekening te houden met de ontwikkeling der gebeur tenissen in de staij; Jan van Panders, de zoon van den stadstimmerbaas van dien naam, door de Overheid tot ontvanger van stadsgelden aangesteld, begon, naar aanleiding van de geschillen met het mi litair bestuur, zich reeds krachtig te roe ren. Zelfs werd de resolutie der Staten, die betrekking had op bedestonden jegens den vijand, hier ter stede niet algemeen nagekomen, zoodat burgemeesteren nog afzonderlijk algemeene sluiting der huizen moesten gelasten. Nadat men zich eerst tegen den hertog van Brunswijk had ge uit, veroorloofde men zich later critiek op de werkloosheid van den stadhouder. Daartoe bood zich een bijzondere gelegen heid aan, toen een nieuwe geldleening moest worden uitgeschreven. Bij die gele genheid bleek reeds een splitsing èn bij Burgemeesteren, èn in de Vroedschap. Onder de prinsgezinden stond Daniël Ras zoodanig vooraan, dat hij ook wel des prinsen luitenant werd genoemd. Aan de andere zijde waren het Gualtherus, George Gideon van der Mieden, Rutgerus Paludanus en Dirk van Foreest, Heer van Schoorl en Kamp, bijgestaan door de secretarissen Hendrik Rijser en Jacob Nanning du Tour, die het standpunt der regenten verdedigden. Aangezien zij zich, gelijk hun medestanders elders in den lande, de beste vaderlanders oordeelden, namen zij den naam aan van patriotten. Hoe fel men in een plaats als Alkmaar tegenover elkander stond, ondanks fami lieverwantschap en eeuwenoude stand - samenhang, blijkt wel uit het grafschrift, dat men Ras bij zijn dood in 1785 na- scnreef? Hier, onder dezen steen, Ligte, eerloos en rot, Geen ed'le menschenvriend, Geen waardig patriot. O neen, het is een aterling. Een schandvlek in den Raad Van het roemrijk Alkmaar En zijn brave magistraat. God lof! H i is geweest, Triomf! O Alkmaars braven! Zijn heerschzucht ligt in 't graf Voor altijd hier begraven." (Wordt vervolgd.) Een krant, die werk'lijh wordt gelezen, Moet voor uw zaak afdoende wezen! 00<><XXX><X><XX><><XX><X><X><XWAX><^<X>0 die angstig- en koud-makende oogenblik ken, wanneer je plotseling bemerkt, dat je contact hebt met je bestaan, en je over je zelf verbaast en over wat je bent, en wat je verlangt, en waarom en dat maakt, dat je je onuitsprekelijk nietig en onzeker gevoelt. Het is, alsof op dat ééne oogenblik sluiers van je oogen wegvallen, en je een glimp opvangt van de werkelijkheid, en dan is er altijd een gevoel van vrees, een behoefte, om te grijpen naar het bewust zijn van je persoonlijk bestaan, alsof dat je ook zou kunnen ontsnappen. Maar dit maal had die onbewuste angst iets bepaalds en iets objectiefs om zich aan vast te klem men. Eensklaps was het geheele huis een ge vangenis voor my. Ik voelde, dat ik vluch ten moest. Ik wilde Adela Thatcher gaan zeggen, dat ik niet kon blijven. Emmeline verscheen in de deur. Wan neer de afschuwelijke wanorde in de kamer haar een schok gaf, liet zij het in geen en kel opzicht blijken. „Miss Adela vraagt of u alsjeblieft bij haar wilt komen". Ik volgde Emmeline. Ergens in de hall kreeg de kaleidoscoop weer een schokje, herstelde zich, en de dingen werden meer normaal. Ik was weer Sara Keate, en was innerlijk weer mijzelf, ongeschonden. Maar nog angstig. Adela lag midden in een enorm, oud bed. Janice en Evelyn hadden haar een kanten bedjasje aangetrokken; op het nachtkastje stond een glas, met nog wat sherry er in. Op elk van haar beide wangen was een rood plekje, dat koortsig brandde, en haar oogen schitterden erg. Janice zat naast haar, stil en bleek, en Evelyn, die altijd iiWM&ïgMb. - Ju. Süök- £attd: eti JmwAouw MINIMUM-EXTERIEUR-EISCHEN VOOR FOKVEREEN.-STIEREN IN NOORD-HOLLAND. De Rijksveeteelt-consulent verzocht ons plaatsing voor het volgende: Onlangs heeft de Prov. Commissie tot ver betering der Rundveefokkerij in Noordhol land besloten, na een positief advies te heb ben ontvangen van het bestuur van den Prov. Bond van Rundveefokvereen., met in gang van 1938 de f ok vereen igingss tieren (stieren gefokt door fokvereen.-leden geen N.R.S.-leden) aan een exterieurkeuring te onderwerpen, waarbij afkeuring weder om mogelijk zal zijn. Vroeger was dit ook het geval, maar on geveer een 15-tal jaren geleden heeft men de afkeuring op grond van 't exterieur laten vervallen en werd als eisch voor goedkeu ring gesteld, dat de moeder een zgn. stam registerkoe moest zijn, wat inhield, dat het exterieur van de moeder met minimaal 75 p. was gewaardeerd, terwijl bovendien de productie aan zekere minimum-eischen moest voldoen. De motieven waarom men indertijd de min.-exterieur-eischen liet vervallen, waren o.m. de navolgende: Op de stierenkeuring was gebleken, dat meerdere goedgekeurde 1-jar. stieren op 2-jar. leeftijd werden afge keurd, maar tevens dat rfgekeurde 1-jar. stieren op 2-jar. leeftijd werden goedge keurd. Vooral dit laatste was voor de toen malige leiders der fokkerij een zeer belang- rija motief voor afschaffing der min.-eischen voor fokvereen.-stieren op 1-jar. leeftijd. Men werd huiverig voor de keuring op 1-jar. leeftijd, omdat deze afkeuring voor vele stieren tot gevolg had, dat zij of ter slachtbank of bij ongeorganiseerde fokkers terecht kwamen en dus voor de georgani seerde fokkerij verloren gingen. Teneinde actief was, liep door de kamer heen, 'schik te kleeren op geparfumeerde hangers, en gaf Emmeline opdracht een blad met eten voor miss Adela en zuster Keate boven te brengen. En weer stoorden zij zich niet, op een vriendelijke en redelijke manier, aan mijn protesten, en overreedden mij te blijven. Het gebeurde zonder overmatigen drang, en zeer vlug. „Slechts voor een paar da gen, zuster Keate, tot wij weer bijgekomen zijn", zei Evelyn ten slotte. „Dit is 'n vree- selijke schok voor ons allen". Waarop Adela zuchtte en met een zwakke stem zei: „Vreeselijk. Vreeselijk. Ik vrees, dat op het oogenblik de heele stad het al weet. O Evelyn, wat zullen de menschen zeg gen?" „Hilary zal zeker, meer dan een van ons, verliezen", zei Evelyn, een beetje met na druk. „O, ik kan dit alles niet verdragen", schreeuwde Janice. Zij stond op, terwijl zij haar donkere haar met haar beide handen naar achteren streek, met een typisch wan hopig gebaar, en zij stapte naar het raam toe. „Hoe kunnen jullie zoo praten! Over Hilary. Over wat de menschen zullen zeg gen. Over de gevolgen, die het voor zijn bank hebben zal! Laat de menschen pra ten! Wat hindert het! Wij kunnen er niets aan doen. Jullie zegt geen woord over dat, wat werkelijk het vreesdijke is. Het wer kelijk. „Janice! Janice, lieveling! Je bent over spannen. Je bent hysterisch „Janice". Evelyn greep de beide handen van de jonge vrouw met haar stevige brui ne handen vast, en zei met groeten ernst: nu aan de bezwaren en vergissingen van de keuring op 1-jar. leefijd te ontkomen, was er maar één middel, n.L het afschaffen van de min.-exterieur-eischen voor 1-jar. stieren en de selectie aan de fokkers zelf over te laten. Wat men eenerzijds via de afschaffing der min.-eischen op exterieur meende te kunnen winnen, bracht aan den anderen kant een gevaar met zich mede, n.1. dat werkelijk slechte tot matige stieren van exterieur, die voorheen terecht worden afgekeurd en op geruimd, thans door de fokkers zouden kun nen worden aangehouden. Men heeft dit ge vaar indertijd wellicht te gering geschat, teveel gebouwd op het goede inzicht der fokkers, hetgeen mij is gebleken uit enkele mededeelingen van een insider nit dien tijd. Deze deelde mij n.L mede, dat men zooveel vertrouwen in de fokkers-leden der fok vereen. had, dat de min.-exterieur-eischen, welke voor de stieren van de leden van het Ned. Rundvee Stamboek bleven gehand haafd, ook door de fokvereen.-leden wel als basis zouden worden aanvaard, m.a.w. de praktijk zou toch wel uitwijzen, dat de ter keuring werkelijk te licht bevonden 1-jar. stieren grootendeels zouden verdwijnen. In feite draaide de kwestie dan ook m.L hierom, dat men de verantwoordelijkheid van het afkeuren van de kantnummers lie ver verplaatste naar de fokkers zelf, omdat juist bij deze zgn. kantnummers de vergis singen (afk. 1 jar. goed 2-jar.) zich zou voordoen. Dit vertrouwen, hetwelk de toenmalige Prov. Commissie in de fokkers stelde, maakte het verklaarbaar, dat men verwachtte, dat de fokkers enkel de voordeelen verbonden aan de afschaffing van de min.-exterieur- eischen voor 1-jar. stieren zouden uitbuiten en dat zij de gevaren wel zouden ontloo- pen. De ervaring is evenwel van dien aard ge weest, dat de Prov. Commissie thans heeft gemeend wederom min.-exterieur-eischen ,Je weet niet, wat je zegt, liefste. Je moet probeeren je zelf te bedwingen. Denk aan den naam van de familie. Denk aan mijn jongens. Denk aan...." „Evelyn, waarom gaan jij en Janice niet naar Janice's kamer, en probeer wat te rusten? Of ga naar beneden, en doe je best, Dave en Hilary wat te laten eten, Eve lyn Adela's trotsche, bedaarde stem hield opeens stü, maar zij kon niet duide lijker gezegd hebben: „breng Janice hier vandaan voor zij te veel zegt". Het was stil in de kamer, toen zij wegge gaan waren. Adela lag bewegingloos naar 't plafond te staren, met haar blauwe oogen open. Ik herinner mij, dat ik niet op mijn gemak was, en rondliep, haar temperatuur opnam, haar pols voelde, met de vage ge dachte, dat ik iets doen moest, en niet zoozeer met de bepaalde overtuiging, dat zij de zorg van een verpleegster noodighad. Eén of twee keer zag ik, dat zij my zwij gend aankeek, met een eigenaardigen pein- zenden blik in haar rustige blauwe oogen. En ik was verbaasd, dat ik mij nog in dit huis bevond, en dacht er over, hoe zonder ling het was, dat ik mij meer als een ge vangene gevoelde. Wat idioot was. En toch... een gevangene te zijn in dit huis, waar een moord gebeurd was, was geen pretje! Emmeline bracht twee bladen met eten in de kamer. Haar handen waren nog een beetje rood van vruchtensap, maar zij had een schoone witte schort voorgedaan, en haar smalle gezicht was onbeweeglijk. (Wordt vervolgd.) t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9