KAMER VAN KOOPHANDEL.
De Justitiebegrooting in de Eerste Kamer.
PARLEMENT
Voorzichtige hanteering van de preventieve
hechtenis bepleit.
Het geval-Broek op Langendijk.
.(Vtn onzen parlementairen medewerker).
Br bestond zoo'n groote belangstelling
der leden voor de Justitie-begrooting, dat
de Eerste Kamer er gistermiddag niet mee
gereed kon komen. Vandaag zouden waar
schijnlijk nog een of twee sprekers iets in
het midden brengen, waarna het woord
aan minister van Scha ik zou zijn.
De discussie is over vele en velerlei
onderwerpen gegaan. De voornaamste
punten van debat waren de veelvuldige
toepassing van het instituut van de pre
ventieve hechtenis en de lange duur daar
van; de gezagshandhaving tegenover ter
roristische uitingen van N. S. B.-zijde en
het gebruik van vuurwapenen door de
politie, dat in het bekende geval te
Broek op Langendijk bijzonder dé aan
dacht heeft getrokken. Mr. Mendels
(s.d.) sneed deze zaak aan, mr. Janssen
(r.k.) sloot zich aan bij zijn verzoek om
nadere inlichtingen.
Waar de bekende strafpleiter en de
Maastrichtsche rechter bijzonder benieuwd
naar waren, was het volgende, in het
voorloopige verslag der Kamer aldus
weergegeven: „Zij (dat zijn de leden die
over die zaak nadere inlichtingen wensch-
ten te ontvangen) zouden er prijs op
stellen, indien deze inlichtingen zich mede
uitstrekten over de omstandigheden,
waaronder de zich in voorloopige hechte
nis bevindende veroordeelden reeds den
dag na de uitspraak, buiten hunnen raads
man om, afstand hebben gedaan van hoo-
ger beroep, met name over de vraag of
hun daarbij eene waarschijnlijke vermin
dering van de opgelegde straf, mits die
ten deele bereids was ondergaan, bij
wijze van gratie bij het prinselijk huwelijk
op 7 Januari in uitzicht is gesteld".
De heer Mendels behandelde deze ge
ruchtmakende zaak vrij uitvoerig. Hij
ging het verloop van de gebeurtenissen
in den bewusten kermisnacht na. Moest
die rijksveldwachter, toen de jongelui zich
aan baldadigheid (want anders was dat
niet, volgens hem) schuldig maakten door
belletje bij den man te trekken, nu dade
lijk daarop met klewang en revolver rea-
geeren? Was het niet veel eenvoudiger
geweest, indien hij om assistentie had ge
telefoneerd en een paar collega's de jon
gens hadden meegenomen? Natuurlijk
vond de heer Mendels de daad der jongens
afkeurenswaardig, maar moest een hun
ner die kwajongensstreek nu boeten met
den dood? Het slachtoffer stond zeer goed
aangeschreven en waren de straffen voor
het feit,, gekwalificeerd als „openlijk ge
weld met vereenigde krachten", niet veel
te zwaar geweest?
Maar zeer benieuwd was mr. Mendels
zooals we boven reeds citeerden,
naar de omstandigheden, waaronder af
stand was gedaan van hooger beroep. Is
het juist, zoo vroeg hij, dat de griffier dei-
rechtbank (die daar niets mede te maken
heeft) daartoe heeft geadviseerd, buiten
den verdediger om? Hij las verklaringen
van de vaders der jongens voor, waaruit
blijkt, dat op hun zoons eenige aandrang
was uitgeoefend, om niet te spreken van
pressie; ook dat woord gebruikte mr.
Mendels. Het speet hem zeer, dat hij in
deze zaak niet de raadsman was geweest,
want dan zou 't er voor de verdachten wel
wat anders hebben uitgezien! zeide hij
met veel overtuiging in zijn stem. Hij
drong aan op nadere inlichtingen en op
een onderzoek van de verklaringen der
vaders, welke in zoovele opzichten afwij
ken van wat de minister, naar aanleiding
van ambtelijke rapporten, heeft medege
deeld.
De socialistische afgevaardigde klaagde
eveneens over het verkeerde gebruik dat
van het instituut der preventieve hechtenis
wordt gemaakt. Ook wanneer er geen
kans op herhaling van het strafbare feit
of kans op ontvluchting bestaat, werd ze
toegepast en dikwijls heel langdurig,
waarna verdachten er met vrijspraak of
buiten vervolgingstelling af kwamen.
In dit verband herinnerde hij aan de
zaak-Vrijman en de zaak-Ries. Andere
leden, zooals de heeren van Rappard en
Janssen (r.k.) sloten zich daarbij aan.
Laatstgenoemde waarschuwde echter
voor overdrijving naar den anderen kant.
Mr. van Rappard noemde het z.g. Betuw-
sche tarweschandaal, waarin de preven
tieve hechtenis ook onjuist was toegepast,
en welke zaak overigens verschrikkelijk
overdreven was voorgesteld. De heer
Kolff (c.h.) vroeg daarom den minister
zich met de pers te willen verstaan, op
dat een berichtgeving, gelijk in dat ge
val was geschied en tengevolge waarvan
eenige der beklaagden zeer waren gedu
peerd, voortaan worde voorkomen.
Eenige leden, de heeren van Rappard
en van Sasse van IJsselt (r.k.), bepleitten
de invoering van het instituut der bewa
ring voor gewoonte- en beroepsmisdadi
gers Onder groote vroolijkheid der Ka
mer zeide de liberale afgevaardigde, zijn
betoog vervolgende: „Van den onverbe-
terlijken misdadiger naar de politie is
maar één stap!"
Hij drong er op aan, dat bij de reorga
nisatie van de Rijkspolitie de burgemees
ters over een zelfstandig politiekorps kun
nen blijven beschikken.
Alvorens op een der andere hoofdpunten
nu over te stappen, deelen we nog mede,
dat tal van dingen van gewicht zijn naar
voren gebracht.
Mr. Knottenbelt (v.b.) beklaagde zich
in navolging van mr. Mendels er over,
dat de radio-omroepvereenigingen al twee
jaar lang den eisch van „Buma" tot be
taling van zekere auteursrechten weer
streven, waardoor zij absoluut in wets
overtreding zijn, maar niettemin toch niet
vervolgd worden; dat behoort niet. Ham
gende het geschil moeten werken van
zekere auteurs niet uitgevoerd kunnen
worden.
De heer Knottenbelt had het ook nog
over de Haagsche zedenzaak: de justitie
was daarin niet beleidvol opgetreden; ook
al niet wat de toepassing van de preven
tieve hechtenis betreft. Hij betreurde het
bovendien zeer, dat de minister van justi
tie aan het eind van het bewuste debat in
de Tweede Kamer met het onbekende
nachtrapport der politie voor den dag
was gekomen, waaruit hij voorlas; daar
door heeft de minister een zekere stem
ming in de zaal verwekt en mr. Ries on
recht aangedaan.
Naar aanleiding van deze zaak en van
de langdurige toepassing van preventieve
hechtenis is ook het tekort aan leden der
rechterlijke macht ter sprake gekomen en
door verscheidene leden op voorziening
daarin aangedrongen. De heer Kolff acht
te het voorts niet minder dan een mis
stand, dat jonge juristen jarenlang gratis
allerlei werkzaamheden op rechtbanken
en kantongerechten vervullen; wanneer
ze die noodzakelijke werkzaamheden een
poosje doen om eenige ervaring te krijgen,
bij wijze van practische opleiding, zal
niemand daartegen bezwaar maken, maar
dat gaat jaar in jaar uit door.
Dezelfde afgevaardigde was de eerste
die opkwam tegen een alinea, van natio-
naal-socialistische zijde in het voorloopig
verslag, welke alinea luidde: „Enkele
leden (mr. Mendels maakte de opmerking,
dat „een paar" juister ware geweest) ken
schetsten de rechtspraak als formalistisch;
uit dat formalisme vloeit voort, dat meest
al door de slimsten het pleit wordt ge
wonnen. Deze leden achtten eene nieuwe
organische wetgeving en rechtspraak
noodig, steunend op het gezond gevoel
van het volk, waarin de eeuwig onver
anderlijke geldelijke wet in verband met
Nederlandsche toestanden is belichaamd.
De druk van buiten af doet nu en dan
eenige goede gedachten overnemen uit de
nationaal-socialistische sfeer, doch zij
missen doel, omdat in eenen democrati-
schen staat fascistische wetten niet passen
en voor uitvoering van bedoelde denk
beelden in het huidig stelsel geene plaats
is".
De laatste zin vooral baarde den heeren
Kolff en Mendels moeilijkheden; weshal
ve zij inlichtingen vroegen. Van dat „ge
zonde gevoel van het volk" moesten zij
niets hebben. Zij verwezen naar den
rechtstoestand bij zekeren nabuur en voel
den er niets voor in een land als het
onze, waar de rechtelijke macht over het
algemeen op zeer hoog peil staat (de
woorden zijn van mr. Mendels), dit bij
zondere „gevoel" ten troon te verheffen.
Dat „gezonde volksgevoel" houdt bijv.
Thalmann, den bekenden communist, al
vier jaar in Duitschland in preventieve
hechtenis, zonder dat zijn zaak voor is ge
weest. Zij ontkenden met nadruk dat
onze rechtspraak formalistisch zou zijn.
Minister van Schaik kon van vele zijden
lof in ontvangst nemen voor de wijze
waarop de Regeering het gezag handhaaft.
De sociaal-democraten waren nog wel
niet heelemaal tevreden, toch bevonden
ook zij zich onder het koor der dankbaren.
Het was de heer Hermans, die er aan
herinnerde dat in den politieken strijd de
golven wel eens hoog kunnen opslaan,
maar dat er, vóór het optreden der N. S.
B„ afgezien van 'n enkel déraillement, toch
fairheid over en weer werd betracht. Er
placht niet gewerkt te worden met per
soonlijke verdachtmakingen. Sedert de
nationaal-socialisten hier zijn gaan mee
doen, is de toon wel zeer gewijzigd. Be
dreigingen van politieke tegenstanders,
wanneer de nat. socialisten aan het be
wind zullen zijn gekomen, komen ook
herhaaldelijk voor.
D.e heer Hermans zeide, zich afgevraagd
te hebben, waar hij wel terecht zou komen,
als het zoover was, waarop de heer van
Vessem (n.s.b.) inviel: „In het oudeman
nenhuis"!
De socialistische afgevaardigde zeide
daartegen geen bezwaar te hebben, als die
instellingen nog altijd hetzelfde karakter
hadden bewaard. Als het 't oudemannen
huis te Arnhem was, hetwelk hij als wet
houder van sociale zaken goed heeft ge
kend, had hij er vrêe mee, daarin te wor
den gestopt! Het spreekt vanzelf dat deze
schermutseling met belangsstelling en on
der eenige hilariteit werd gevolgd.
De heer Hermans betoogde, dat we de
vrije meeningsuiting hier te lande zoozeer
op prijs stellen, dat we die ons niet meer
zullen laten afnemen of verstoren. Hij
wees met tal van voorbeelden uit de stad
zijner inwoning op de manier van optreden
van n.s.b.-ers tegen politieke tegenstan
ders, het beklodderen van woningen van
vooraanstaande sociaal-democraten, van
straten en muren; hij herinnerde aan het
misbruik dat door die beweging van de
liefde van de groote meerderheid van ons
volk voor het Oranje-Huis wordt gemaakt,
door van elke huldebetuiging een politie
ke demonstratie te maken.
De partijgenoot van den heer Hermans,
de heer Moltmaker, die indertijd getuige
is geweest van het schandelijk optreden
van uit Amsterdam gekomen nationaal-
socialisten op een vergadering van „de
Dageraad' 'te Utrecht, informeerde naar
den stand van de vervolging in die zaak
en vroeg of er geen onderzoek was gedaan
naar de vraag of dezelfde lieden misschien
betrokken zijn geweest bij den overval op
sociaal-democraten te Abcoude. „Gang
sters" noemde de heer Moltmaker hen.
We zullen niet de verdere bijzonder
heden noemen, waarin hij zich begaf.
Hoofdzaak voor hem was dat voortaan
met kracht tegen dergelijke terroristische
on-Nederlandsche methoden zou worden
opgetreden.
Vermelden we ten slotte nog dat mr.
Werker (v.d.) een lans gebroken heeft
voor de invoering van het „droit de ré-
ponse" in onze pers. Voor dit recht van
antwoord achtte hij het ten hoogste tijd.
Zooals altijd gaf de Justitiebegrooting
wederom tot het opwerpen van tal van
interessante kwesties aanleiding.
Vandaag zou ze wel afloopen.
Stad en Omgeving
Eeri nieuwe actie voor goedkooper water voor
industrieele doeleinden.
Tegen het rapport van de z.g.
„commissie-van Loon".
De gistermiddag ten stadhuize alhier ge
houden vergadering van de Kamer van
Koophandel voor Hollands Noorderkwartier
werd niet bijgewoond door de heeren Rin-
gers (wegens ziekte),.Schmalz, Endel, Kuy-
per, Moens en Leber (allen met kennisge
ving van verhindering), terwijl verder nog
afwezig waren de heeren Kluitman en
Nobel.
De voorzitter, de heer.S. W. Arntz,
stelde na opening aan de orde de
ingekomen stukken.
Afschrift van een adres der K. v. K. te
Leiden, gericht aan de ministers van H., N.
en S. en van landbouw en visschery, inzake
het rapport van de z.g. Commissie-van Loon.
De voorzitter bracht hiermede tevens in
bespreking een afschrift van een adres der
K. v. K. voor Friesland aan den Raad van
ministers inzake de centralisatie van den
export.
De voorzitter constateerde, dat het
rapport een heel boek is geworden over
centraliseering van im- en export. Verschil
lende handelaren hebben zich daartegen
uitgesproken en ook spr. ging het, evenals
de Leidsche Kamer, te ver, als de regeering
zich zou bemoeien met den im- en export,
van welken weg dan hét einde zou zijn, dat
elk land zijn handelsministerie zou krijgen
met in- en verkoopers vanwege de regee
ring. Spr. was van meening, dat de regee
ring zich niet dan in zeer bijzondere om
standigheden met den handel moet bezig
houden, want met den aangeduiden weg
zouden alle relaties, wélke de particuliere
handel zich in den loop der jaren heeft ver
worven, verloren gaan.
De heer Bonnet sloot zich aan bij het
betoog van den Voorzitter en zou een ad-
haesie-betuiging met het Leidsche adres
willen zénden aan den minister. Van bijzon
der belang is het, dat de crisis-instellingen
onder verantwoordelijkheid van den minis
ter zouden komen. Zij grijpen diep in in
handel en nijverheid en toch heeft de handel
er nu niets in te zeggen.
De heer G r o n d s m a, die te den Haag
de vergadering van den Industrieelen en
Handelsraad had bijgewoond, zeide, dat
daar op het laatste ook de nadruk is gelegd.
Spr. was ervan overtuigd, dat door onze re
geering en haar vertegenwoordigers tegen
over het buitenland niet agressief genoeg
is opgetreden. Méér belang dan bij den han
del met de Noordelijke landen hebben wij
bij Frankrijk en Duitschland b.v., tegenover
welke landen men méér had moeten trach
ten te bereiken. Het zenden van een depu
tatie naar Zuid-Amerika om daar de han
delsmogelijkheden te bestudeeren vond spr.
weggegooid geld, in Noord-Amerika zou
men méér succes hebben kunnen behalen'.
De voorzitter vond het niet goed, dat
onze regeering niet méér persoonlijk contact
had gezocht in het buitenland, wat b.v. wal
de Poolsche regeering deed te Berlijn.
De heer Grondsma memoreerde een
daad van de Indische-regeering:, invoer van
de Nederlandsche boter was gecontingeerd,
terwijl die uit Australië ongelimiteerd werd
toegelaten.
De heer Blaauboer stelde vast, dat ook
de landbouw in de crisisinstellingen niets in
te brengen heeft en dat de handel niet daar
uit is verdrongen doof den landbouw, tenzij
bij een gebrek in de organisatie van den
handel zelf.
De heer Bonnet voerde hiertegen aan,
dat men ook niet moet wachten tot de han
del heelemaal verdrongen is.
De heef Grondsma: Bij den zuivel is
geen plaats ingeruimd aan de exporteurs
van kaas, ook niet bij de nieuwe organisatie
in de crisislandbouwwet. Intusschen zal dit
misschien ook van weinig belang zijn, want
alles wordt toch gedecreteerd van boven-af.
De heeren Bonnet én Blaauboer ga
ven dit toe. Eerstgenoemde voegde hier nog
aan toe, dat de fout is, dat de producenten
de heele zaak hebben opgezet en deze schee-
ve toestand zou nog verder gaan bij verwe
zenlijking van het rapport-van Loon.
De heer Grondsma waarschuwde nog,
dat, indien Nederland den handel zou cen-
traliseeren, het buitenland, en zeer zeker
Duitschland, dit verkeerde voorbeeld zou
volgen. Men zit daar al zoo wat op een der-
gelijken maatregel van Nederland te wach
ten.
Nadat nog geruimen tijd over de kwestie
was gediscussieerd, werd besloten een adres
aan de regeering te zenden met bezwaren
tegen het rapport der commissie-van Loon.
Het rijwielpad in Schoorl.
Onder de ingekomen stukken bevond zich
nog een adres van de V.V.V. Groet, Camper
duin en omgeving met verzoek om den steun
der Kamer tegen het plan van het aanleg
gen van een rijwielpad langs den duin voet.
De voorzitter kon zich met de bezwa
ren vereenigen, want het pad langs den
duin voet zal niet zijn in het belang der mid
denstanders, want hun zaken zouden op te
verren afstand komen te liggen. Bovendien
1 zou het pad, als het op eenigen afstand van
de duinen komt, een beter gezicht op die
duinen geven. Maarintusschen heeft de
raad der gemeente Schoorl reeds besloten
tot den aanleg van het rijwielpad langs den
duinvoet.
Het schrijven werd hierom voor kennisge
ving aangenomen.
Van B. en W. van Alkmaar was bericht
ingekomen, dat gevolg zal worden gegeven
aan het verzoek der Kamer inzake de vjjze
van het inwinnen van inlichtingen omtrent
personen, die als afbetalings-colporteur
werkzaam wenschen te zijn.
Verbetering economische toestand in
het Geestmer-Ambacht.
Aangezien de heer Moens, die omtrent de
onlangs te Alkmaar gehouden vergadering
(uitgeschreven door het prov. bestuur van
Noordholland) nopens de eventueele verbe
tering van den economischen toestand van
het Geestmer-Ambacht verslag zou uitbren
gen, niet aanwezig was, werd die taak over
genomen door den secretaris, die be
doelde bijeenkomst ook. had bezocht. Hij
memoreerde de gehouden inleidingen, waar
na de voorzitter der vergadering, de heer D.
Kooiman, had gevraagd of het niet wensche-
lijk zou zijn een proefpolder te maken, om
op deze wijze de door het plan-Zeeman en
de daaraan later toegevoegde bemerkingen
te toetsen. Thans, zoo ging de heer Scheffel
voort, hebben Ged. Staten reeds de plaats
bepaald waar die ptoefpolder dan zal moe
ten komen, n.1. aan de noordzijde van het
Geestmer-Ambacht, tusschen Zuidscharwou-
de en Broek op Langendijk. Hij zal 800 M.
lang en 400 M. breed worden.
De heer Bonnet juichte het initiatief
van Ged. Staten toe, zij hebben een daad
verricht, en dat is beter dan alleen te spre
ken over de* toestand in het betrokken ge
bied. De uiteindelijke uitvoering van de
plannen zal echter ook afhangen van de
financieele medewerking der regeering.
De handel en de distributie van
levensmiddelen etc.
De heeren Grunwald en Kramer
brachten rapport uit van hunne te dezer
zake gehouden besprekingen op het depar
tement van sociale zaken. Eerstgenoemde
getuigde van groote belangstelling voor het
onderwerp by den hoofdambtenaar met wien
zij hadden gesproken. Spr. had ervoor ge
pleit om den handel bij de distributie in te
schakelen en daarvoor een behoorlijke
winstmarge te bepalen. Het was spr.'s in
druk geweest, dat men op dit aambeeld zal
moeten blijven doorhameren, indien men
ten slotte succes wil oogsten.
De heer Kramer deelde mede, dat by
hun komst op het departement juist met
den handel een regeling was getroffen over
de distributie van blikgroenten. Voor ver-
sche groenten schenen onoverkomelijke
moeilijkheden te bestaan, voortspruitend uit
de vrees dat de leveranciers kisten enz. met
versche groenten zouden verwisselen met
oudere producten. Daarom zou de distributie
van deze artikelen beslist moeten geschie
den op een bepaald punt en niet in verschil
lende groentenwinkels.
De heer Bo n n e t geloofde, dat alle moei
lijkheden met distributie enz. zouden ophou
den, indien de regeering zou overgaan tot
het intrekken van de bepaling dat groenten,
waarvoor de minimum-prijs niet kan wor
den opgebracht, vernietigd moeten worden
voor menschelijke consumptie? De Langen-
dijker Groenten-Centrale heeft dit punt op
de agenda voor haar eerstvolgende vergade
ring geplaatst. Het moet zóó worden, dat de
groenten ook voor de lage prijzen aan het
publiek kunnen worden afgeleverd, de re
geering kan er dan toch even goed den toe
slag aan geven als wanneer zij worden ge
voerd aan koeien of op den mesthoop ko
men.
Een welkom.
Nu de geloofsbrieven van den heer H.
Lind in orde waren bevonden, heette de
voorzitter hem van harte welkom als
lid van de Kamer, de hoop uitsprekend, dat
de heer Lind een waardig opvolger van den
heer de Raat zal zijn.
De tarieven voor water voor
industrieele doeleinden.
De voorzitter herinnerde aan de
door hem en den heer Ringers namens de
Kamer met het Prov. Waterleiding-bedrijf
gevoerde besprekingen om te komen tot la
gere tarieven voor het door de industrie te
betrekken water. Het resultaat was nihil
geweest. Slechts was toegezegd, dat later,
wanneer het IJselmeer voldoende ontzild
zou zijn, daaruit speciaal industrie-water te
halen, wat dan goedkooper zou kunnen wor
den geleverd. Tengevolge van klachten van
de zyde der industrie (spr. noemde met na
me de firma van Hoogenstraaten) is er wel
eenige verlaging van de tarieven gekomen,
maar deze is niet voldoende in vergelijking
met hetgeen de industrie bijv. in Noordbra
bant heeft te betalen. Vanwege het P.W.B.
was gezegd, dat de grond van de waterwin-
plaatsen zoo duur was en de exploitatie zoo
véél vroeg, terwijl ook de bodemgesteld
heid tegenwerkte, maar als er voldoende re
serves in het bedrijf zouden zijn, zou ver
dere verlaging volgen.
Spr. meende, dat de reserves thans wel
voldoende zullen zijn, maar nu zegt het P.
W.B. weer dat er noodzakelijk vernieuwin
gen en uitbreidingen moeten komen. Zoo
kan men doorgaan, zei spr., en dan komt er
nooit iets van verlaging, en hij stelde daar
om voor, om nu eens weer aan te dringen
op verlaging der tarieven.
De heer Bonnet vond de rigoureuze
afschry vingspolitiek, tot nu toe door het P.
W.B. gevolgd, in dezen tijd niet meer toe
laatbaar; de bedrijven van nu vragen drin
gend verlaging der tarieven.
De heer Gr o n d s m a zei, dat het aantal
klachten uit de industrie over de hooge ta
rieven legio is, men wordt gedwongen tot
het slaan van Nortonpompen.
Zonder stemming werd het voorstel van
den voorzitter goedgekeurd.
Bescherming gevestigde detailhandel.
Goedgekeurd werd een voorstel van het
bureau der Kamer om aan de commissie
voor verordeningen te verzoeken te willen
doen nagaan in hoeverre het gewenscht is
te bevorderen, dat ook in ons land wettelijke
maatregelen zullen worden getroffen ter be
scherming van den gevestigden detailhandel,
op de wijze zooals zulks in België is gere
geld.
Inning onbetwiste vorderingen.
Na korte bespreking werd besloten steun
te verleenen aan een adrea der K. v. K. te
Arnhem aan de regeering met verzoek tot
het indienen bij de volksvertegenwoordiging
van het reeds geruimen tijd gereed liggende
wetsontwerp op het vergemakkelijken van
de inning van onbetwiste vorderingen.
Regeling vestiging van bedrijven.
Op advies van den voorzitter werd
besloten aan de commissie voor verordenin
gen te verzoeken het wetsontwerp betref
fende vestiging van bedrijven te bestudee
ren en daarover aan de Kamer te rappor
teeren.
Rondvraag.
Bij de rondvraag antwoordde de voor
zitter op een desbetreffende vraag van
den heer Grunwald, dat het wel in de be
doeling ligt om de afdeeling groothandel bij
een te roepen, zooals ook eerder reeds is
gebeurd, maar de vraag wien men als spre
ker zal vragen is nog niet beslist.
De heer Bonnet deelde, in verband met
in de nieuwjaarsrede door den voorzitter
gemaakte opmerkingen, mede, dat hij de
laatste paar weken iets voor het plan-Deter-
ding heeft kunnen doen. Spr. was er van
overtuigd, dat de heer Deterding met de uit
voering van zyn plan inderdaad iets deed
voor verbetering van den economischen toe
stand ook in ons land.
De heer Grondsma was het hiermee
eens; ook de zuivel vond er een steun in.
Spr. meende, dat het wel goed zou zijn, den
heer Dijt, den uitvoerder van het plan, te
vragen in Alkmaar een lezing te komen hou
den, zooals hij ook al in de omgeving heeft
gedaan.
Over deze opmerking werd door een paar
heeren: nog gesproken, maar een beslissing
werd niet genomen. r
Hierna volgde sluiting van de openbare
vergadering.
VERGADERING BELLAMY.
Rede M. V. d. Stijl.
In de dancing van de Harmonie hield de
Internationale Vereeniging Bellamy Woens
dagavond een propaganda-avond, welke uit
stekend bezocht was. De zaal was rondom
behangen met de bekende Bellamy-leuzen.
De heer M. v. d. Stijl uit Den Haag sprak
over „De nationale oplossing uit den inter
nationalen chaos".
Met een kort woord opende de voorzitter,
de heer Visser, de bijeenkomst. Spr. wees
er op, dat de nog steeds heerschende crisis
aanleiding is geweest, opnieuw een propa-
ganda-vergadering te beleggen, die steeds
het beoogde succes hebben gehad en tien
tallen de overtuiging gaven, dat de gedachte,
door Bellamy gelanceerd, de eenig mogelijke
oplossing is, om uit den chaos te geraken.
Het winstsysteem noemde spr. de groote
oorzaak van de ellende, waarin de huidige
maatschappij verkeert, slechts het vernieti
gen van deze woekerplant is het hoofddoel
van den Bellamyaan.
Het woord was vervolgens aan den heer
v. d. Stijl, die begon den „internationalen
chaos" nader toe te lichten. Hij wees hierbij
in de eerste plaats op het ontzettend groote
aantal werkloozen, welk aantal nog belang
rijk grooter is, dan officieel staat ingeschre
ven. Verder noemde spr. de groote hoeveel
heid onverkoopbare goederen in deze wereld,
terwijl, niettegenstaande dezen overvloed,
speciaal in de gezinnen van de werkloozen
gebrek heerscht door hun gebrek aan koop
kracht.
De internationale verhoudingen zijn ver
broken, waardoor uitwisseling van over
schotten in 't geheel niet of in ieder geval
veel minder dan voorheen mogelijk is.
Hoewel de menschheid in overvloed zou
kunnen leven, heerscht er armoede en ge
brek, een internationale chaos.
Economen van naam voelen wel aan, dat
een nieuw tijdperk aanbreekt, hun aan
duidingen hoe dat tijdperk dan zal zijn
samengesteld, zyn echter heel erg vaag.
't Lijkt wel, zei spr., of ze niet durven
uitspreken, wat de werkelijke oorzaak is. Er
is sprake van eenige opleving, zeggen de
kranten, maar spr. heeft daarvan nog niets
kunnen bemerken. Door meerderen worden
de tolmuren de oorzaak genoemd van de
ellende, men vergeet echter, dat de tol
muren eerst ontstonden, toen de werkloos
heid reeds een behoorlijken omvang had. Men
gaf de schuld aan den gouden standaard,
maar de devaluatie bracht, bijv. in Amerika,
geen uitkomst.
Spr. gaf, alvorens de juiste oorzaak van
de crisis te noemen, vervolgens een biogra
fie van den persoon Bellamy Reeds in 1887
gaf de schrijver van het boek „Het jaar 2000"
aan, dat de maatschappij economisch ineen
zou storten, hij laat ons zien, hoe de maat
schappij er thans zou uitzien. Niet alleen de
arbeiders zouden de dupe van de ineen
storting worden, maar ook de bezitters. Spr.