Alkmaar in een rumoerigen tijd. Jladioptoqtamma t g QetneeHiecaden HENSBROEK SeuiUetoH HET HUIS MYSTERIES ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 4 MAART 1937 Vrijdag 5 Maart. HILVERSUM, 1875 M. (8.—12.— 4.—7.30 en 9.—12.— VARA, de AVRO van 12.—4.— en de VPRO van 7.309.uur). 8.Gr.pl. 10.VPRO-morgen wij ding. 10.20 Gr.pl. 10.40 Deel. 11.— Gr.pl. 11.15 Deel. 11.30 en 12.— Gr.pl. 12.15 Ko- vacs Lajos' orkest. 1.Jan van der Heyden-herdenking. 1.20 Kovacs Lajos' orkest, en gr.pl. 2.15 Deel. en gr.pl. 3.15 Het Avro-dansorkest. 4.Gr.pl. 4.30 Voor de kinderen. 5.De Flierefluiters en solist. 5.30 Melody Circle en solist. 6.De Ramblers. 6.30 Politiek radiojour naal. 6.50 Orgelspel. 7.Causerie over het Ziekenfondswezen. 7.20 Verv. orgelspel. 7.30 V.G.P.-ber. 7.35 Bijbelsche causerie. 8.Getui genisavond voor geestelijke vrij heid. 9.15 VARA-Grootorkest, De Ramblers, Mannenkoor „G.E.W.A." en solisten. 10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-Avondwijding. 11.12. Gevar. progr. (Vervolg). HILVERSUM, 301 M. (Alg. progr. KRO) 8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.30 Bijbelsche causerie. 12.Ber. 12.15 KRO-Melodisten mmv. solist en gr.pl. 2.Orgelconcert. 3.KRO- Kamerorkest en gr.pl. 4.45 Gr.pl. 5.15 KRO-orkest. 6.Land- en tuinbouwhalfuur. 6.20 De KRO-me- lodisten en solist. 7.Ber. 7.15 Causerie: Suggestie en suggestibili teit. 7.35 Bedrijfsrep. 8.ANP-ber. 8.10 Gr.pl. 8.20 P. Godwin's orkest. 9.De Schipbreuk, komische can- tate. 10.Gr.pl. 10.30 ANP-ber. f[» 10.40—12.— Gr.pL X DROITWICH, 1500 M. 11.05—11.20 •v Medische causerie. 11.4011.50 öf1 Pianosoli. 12.10 Orgelconcert. 12.50 BBC-dansorkest. 1.352.20 Het X Philh. Strijktrio. 4.20 BBC-Midland- orkest en solist. 5.35 Fr. Biffo's Blaaskwintet en solist. 6.20 Ber. fit 6.45 Zangvoordracht. 7.20 Muzikale X causerie. 7.40 Rep. uit een tinmijn. W 8.20 De „Fol-de-Rols". 9.20 Ber. 9.40 Causerie over de Krakatau-uitbar- sting in 1893. 10.Orgelspel. 10.30 Het Busch strijkkwartet. 11.20 Het Grosvenor House dansorkest. 11.50 12.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.20 Gr.pl. 12.35 Visciano-orkest en solist. 4.20 Parijsch Saxofoonkwar- tet. 5.50 Zang. 6.05 Pianorecital. 6.50 Verv. zang. 7.05 Verv. piano recital. 7.20 Gr.pL 8.20 Concert. 9.05 La Gazette de Montmartre. 11.20 1.05 Orkestconcert. KEULEN, 456 M. 5.50 Orkestcon cert. 6.30 Gr.pl. 7.50 Omroep-Amu- sem entsorkest. 8.50 Gr.pl. 11.20 Omroepkleinorkest. 1.35 Gr.pl. 3.35 Omroepkoor en solisten. 5.20 H. Donath's orkest en solisten. 3.05 Koorconcert. 9.50 Zang. 10.2011.20 Omroeporkest. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Salonorkest. 1.30 Kleinorkest. 1.502.20 Gr.pL 5.20 Omroepdansorkest. 6.20 Gr.pL 6.50 Mandolineconcert. 8.20 Kleinorkest. 8.40 Radiotooneel. 920 Kleinorkest. 10.3011.20 Omroepdansorkest. 484 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 Kleinorkest. 1.30 Salonorkest. 1.50 Zang. 2.2.20 Gr.pL 5.20 Omroeporkest. 6.35 Gr. pi. 6.50 Pianorecital. 7.35 Zang. 8.20 Omroeporkest en solist. 10.3011.20 Accordeonmuziek. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.30 Zang en piano. 8.Gev. progr. 9.20 Ber. 9.40 Nieuws uit Amerika. 9.5011.20 Het Omroep-Amuse- ments-orkest. (Van 10.0510.20 Weerbericht). GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.9.20, Diversen 9.20—10.10, D.sender 10.10—10.35, Diversen 10.3511.20, Keulen 11.20 —12.05, Parijs R. 12.05—13.05, Brus sel VI. 13.0515.35, Keulen 15.35— 16.20, Parijs R. 16.20—17.20, Keulen 17.20—18.35, Brussel Fr. 18.35— 19.20, Brussel VL 19.20—49.50, Lond. Reg. 19.50—20.20, Brussel Fr. 20.20 21.20, Beromünster 21.2021.35, Brussel Fr. 21.3522.20, Brussel VL 22.20—22.30, Berlijn 22.30—23.20, Parijs R. 23.2024. Lijn 4: Brussel VL 8.—9.20, Di versen 9.2010.35, Lond. Reg. 10.35 —16.20, Droitwich 16.20—18.20, Boedapest 18.2018.45, Droitwich 18.45—19.20, München 19.20—20.20, Droitwich 20.2021.40, Lyon la Doua 21.4022.Droitwich 22.— 24.—. Lijn 5. Diversen. II Nog was de oorlog met Engeland niet ten einde, of van de opgewekte ontevre denheid werd alom in den lande door de regenten gebruik gemaakt om de i'echten, die in den loop der eeuwen aan de stad houders waren toegekend terzake van de bezetting der plaatsen in de Vroedschap, aan te tasten. Alkmaar bleef daarbij niet achter. Op 18 Februari 1783 hield de voor zittende burgemeester Carel de Dieu een v/ijdloopig betoog, waarbij hij tot de tijden van Jacoba van Beieren terug ging, ■teneinde vast te stellen, dat in strijd met de voorrechten van stad en bevolking, aan de stadhouders zeggenschap was gegeven over de bezetting van de plaatsen in de Vroedschap. Hetgeen leidde tot de resolu tie van dienzelfden dag, die, in het licht dier tijden, een bijkans revolutionnair karakter had, krachtens welke men zich ontslagen achtte van de verplichting om den prins een nominatie ter electie aan te bieden en zijn recommandatie voor het bezetten der vroedschapsplaatsen te vra gen, omdat de stadsregeering kon geacht worden de beste kennis te hebben van de bekwaamheid harer ingezetenen. Natuurlijk lieten de prinsgezinde-leden der vroedschap, en onder hen Ras, Daey en Binckhorst, die hoofdofficier was ge weest, niet na verzet daartegen aan te teekenen. Zij deden dat reeds dadelijk op de gebruikelijke wijze van dien tijd door aanteekening te verlangen in de notulen, die dan door de andere partij weer met contra-aanteekeningen werden beant woord. Dat de meerderheid zich afvroeg of zij toch inderdaad wel zoo groot gelijk had als zij voorgaf te gevoelen, blijkt uit het feit, dat Paludanus de resolutie in het diepste geheim had voorbereid, er slechts die raden en secretarissen in gekend had, pp wie hij zich geheel meende te kunnen verlaten en een der jongeren, den heer Schoenmaker, eerst tot een vriendschap pelijke bespreking had uitgenoodigd, waarbij deze, die nimmer ten huize van den deftigen Paludanus kwam, tot zijn verwondering tabak werd aangeboden, alvorens hem het doel der samenspreking te openbaren. Dat de burgerij, toen de kogel aldus eenmaal door de kerk was, zich aan de zijde van de meerderheid schaarde, kan niet verbazen, wanneer men in aanmerking neemt, dat men niet anders gedaan had dan den persoon en het beleid van den prins zoo zwart mo gelijk voorstellen. Alweer Bruinvis vertelt ons, dat zij zeer ingenomen was met het „kloeke" besluit van de stadsregeering en dat een achtbaar ingezetene, de notaris de Lange, zich aldus uitliet: „Is Ras luite nant-stadhouder geweest, nu zullen van der Mieden en Paludanus het worden!" De tegenstanders, onder wie de burge meesters Pieters Ouwens en Wigtbolt Adriaan Graaf van Nassau Bergen, Heer van Woudenberg, die bij de stemming niet aanwezig waren geweest, lieten het aan een even uitvoerige bestrijding niet ont breken, en kwamen daarin tot een con clusie, uiteraard geheel tegenovergesteld •aan die van de meerderheid. Men had in- tusschen uitvoering gegeven aan het be sluit en den prins van de resolutie onder richt. Gelijk bij Willem V meer gebruike lijk was, deed deze geruimen tijd niets van zich hooren, en wendde zich eerst op 7 November 1783 tot de stadsregeering om zijn vroeger uitgeoefende rechten te ver dedigen. Natuurlijk gaf dit aanleiding tot een nieuwe discussie in den raai, die wei nig verandering in den stand van zaken bracht. Toen bleef den prins niet anders over dan de zaken bij de Staten van Hol land brengen, waar de steden ten deele Alkmaar steunden, de ridderschap voor den prins opkwam en men tenslotte met een tusschenvoorstel van Delft genoegen nam, dat nieuwe overweging van de Alk- maarsche stadsregeering vroeg, en voor- loopig de vroedschapsplaats, waarom het ging, onvervuld wilde laten. Meerderheid en minderheid in de Staten bestreden elkander nu met omvangrijke stukken. Te Alkmaar trad Van Panders, die door Bruinvis terecht rusteloos genoemd wordt, in overleg met Paludanus en zijn aan hang, die zich de niet onberispelijke me dewerking van den Amsterdamschen ad vocaat Hespe en zijn „Politieke Kruyer" verzekerden. Grappig alweer, dit gekon kel. Want teneinde te voorkomen, dat de politieke tegenstanders iets van de bij eenkomst zouden merken, liet men de heeren bij Paludanus aan den achterkant in, omdat Binckhorst aan de overzijde woonde, en tegenover dezen heette het dat de heer des huizes afwezig was. Pa ludanus heeft weinig plezier gehad van Hespe's medewerking, wan zij kostte hem het voorschot ad 70.—, dat hij hem ver leende, en diens aanteekeningen in „De Politieke Kruyer" waren zoodanig hatelijk, dat de stadsregeering moest besluiten om den verkoop ervan te Alkmaar te ver bieden. Intusschen ging men in de Staten van Holland door met papierverbruik. De Alkmaarsche regeering vond niemand minder dan den bekenden Pieter Paulus bereid haan»standpunt te verdedigen; zijn memorie van 2 Decehber 1784 vulde 97 bladzijden druks. De prins is daartegen opgekomen in een stuk van 16 September 1785 dat 169 bladzijden besloeg. Ter beantwoording daarvan moest Pieter Paulus opnieuw aan het werk, maar hij heeft het overgedragen aan den Leid- schen rechtsgeleerde Mr. Johan Luzac, die met zijn nieuwe memorie van 217 bladzij den juist gereed was toen de Pruisen het land al hadden bezet en den prins kracht dadig in zijn waardigheden hadden her steld. Zoodoende is dit stuk eerst in 1872, toen Luzac's nagelaten bibliotheek te Lei den werd verkocht, in het licht gekomen. Wie durft er nog zeggen, dat men thans de zaken omslachtig behandelt! Wat zich te Alkmaar afspeelde, is echter vooral daarom merkwaardig, wijl het aantoont hoe men, door twijfel aan des prinsen rechten te opperen, de democra ten in de kaart speelde, zonder dat men het zelf wist. Nadat de resolutie, die tegen het verrichten door den prins van benoemingen te Alkmaar was gericht, was bekend geworden, had men de aanteeke ningen, daarover gemaakt door de prins gezinde tegenstanders in de vroedschap, mede in het licht moeten geven. Men had dit gedaan ook om de zwakke punten in het betoog bloot te leggen of om er wat mede te spotten! Nu was echter het eigen aardige, dat deze nadere aanteekeningen duidelijk deden uitkomen dat, gesteld de stedelijke regeersbenoeming zou den stad houder niet toekomen, er ook geen enkel recht aan de Vroedschap was gegeven om haar te bezorgen. Neen, viel men op het handvest van Jacoba van Beieren terug, dan was het aan de gilden, dus aan de burgerij, dat dit recht toekwam. Het moest dus aan deze hergeven worden. Dat werd nu wel door de regenten-meerder heid in den raad even dwaas gevonden als door de prinsgezinde minderheid, maar mannen als een Jan van Panders, die medestanders genoeg onder de burgerij vonden, waren in het geheel niet van dat gevoelen. Wel verre vandaar vestigden zij het oog op niets anders dan op den terug keer van deze aloude rechten aan de burgerij, hetgeen de regenten nog minder welkom kon zijn, althans in het meeren- deel der gevallen, dan dat de prins ze in handen hield. Vandaar, dat Van Panders met zijn vrienden Frans Voorhout en Gerrit Post van de Velde overging tot de oprichting van een patriottisch gezel schap, maar ook door de vergaderingen, die het hield, heel wat rumoer maakte. Men mag zich afvragen of een deftig re gent als Paludanus wel van ganscher harte in een zoodanig patriottisch gezelschap is verschenen om daar zijn gevoelens uiteen te zetten, maar reeds toen hebben de re genten gevoeld, dat zij te ver waren ge gaan. En nadat de vrede met Engeland was hersteld, de bedreiging van een oor log met Oostenrijk vanuit de Zuidelijke Nederlanden had afgedaan en een verdrag met Frankrijk de buitenlandsche positie scheen te versterken, bleek de Alkmaar sche burgerij zich maar al te duidelijk te herinneren wat als gevolg van deze „kloeke" resoluti van de meerderheid der Vroedschap ten opzichte van de rechten der burgerij in het licht was gekomen. Zoo gingen op 4 Februari 1786 Nicolaas Cate- nius, Abraham Kok, Jan Grisee en Pieter van Schagen er toe over om in een adres, waaVop zij 205 handteekeningen hadden weten te verzamelen, de Vroedschap wel iswaar met „bescheidenheid" en „eer bied", doch tegelijk met ernst en kordaat heid van hun staatkundige opvattingen blijk te geven. Het bleek niet onduidelijk, dat zij er niet mede tevreden waren, dat des prinsen invloed op de vroedschapsbe noemingen was te niet gedaan, maar dat zij schikkingen wenschten, waardoor de burgerij zelve invloed zou verkrijgen. Men mag alweer aannemen, dat de Vroedschap met dit adres deerlijk in de mag zat. Men begon met het in handen te stellen van een commissie van oud-'burgemeesters, waarbij de prinsgezinde leden zich ver ontschuldigden, omdat zij alle op dit stuk door de Vroedschap genomen besluiten niet juist hadden geacht. En nu kwam het, niet onvermakelijk, tot een voortdurend gewrijf en geschrijf tusschen de vertegenwoordigers der bur gerij, ten deele in het patriottisch gezel schap, ten deele daarbuiten georganiseerd, en de meerderheid van de Vroedschap, die de partij der regenten vertegenwoordigde. Toen er na bijkans een jaar nog niets was vernomen, gingen Cornelis van Oostveen, Jacobus Verhoeve, Al bert Steen wk en de bekende Willem Hofdijk ertoe over om, ditmaal namens 515 ingezetenen, aan te dringen op maatregelen, die aan de bur gerij zouden schenken. Burgemeesteren, zoo vertelt ons Bruinvis, durfden aan den drang, waarachter de schutterij stond, niet geheel weerstand bieden, en hielden zich nu maar alsof zij de zaak niet be grepen en niet verstonden hoe men aan de burgerij den begeerden invloed zou kun nen geven. Daarop werd men spoedig van antwoord gediend; de burgerij wenschte den toestand hersteld te zien, die voor de afzwering van Philips II bestondd, zoodat ze, gelijk Jacoba van Beieren dat had ver ordend, in staat zou zijn burgemeesters en schepenen aan te stellen. Dat was natuur lijk niet het doel, dat de regenten-meer derheid met haar tekstuitlegging voor oogen had gestaan. Men stelde nu een bijzondere commissie in, die met ten hoog ste zes der onderteekenaars in onderhan deling zou treden, teneinde de beste maat- regelen te beramen om harmonie en ver trouwen tusschen de regeering en de bur gerij te bewaren en te bevorderen. De onderteekenaars kwamen in de Groote Kerk bijeen om hun zes vertrou wensmannen te kiezen, en deze legden hun conclusiën neer in drie verlangens, nl. deze dat le. jaarlijksch burgemeesteren, schepener en thesaurier door de burgerij zouden worden aangesteld; 2e. dat zij opengevallen vroedschapsplaatsen zouden hebben te vervullen; 3e. uit haar midden een college van gecomitteerden met een bepaalde volmacht zou worden samenge steld, die dus, evenals dit in het bijzonder te Utrecht geschiedde, met de Vroedschap overlegde. Dat ging de raadscommissie veel te ver! Men kon aan de burgerij in vloed op de opengevallen vroedschaps plaatsen niet weiegeren, maar het laatste was en nieuwigheid, die men met den re geer ings vorm der stad in strijd achtte en het eerstgenoemde vond men af te wijken van den duidelijken letter van de voor rechten, die men bezworen had. Vanzelf verontwaardiging en boosheid bij de zes gemachtigden der ondertekenaars, die verklaarden, dat zij dit antwoord niet aan hun lastgevers wenschten mede te deelen. Zij drongen daarom aan op een antwoord, dat meer overeenkomstig de wenschen der burgerij zou zijn, en stelden een termijn, 7/aarbinnen dit antwoord werd verwacht. Men werkte nu met meer spoed, want waren de afwijzende conclusiën der raadscommissie op 12 Juli genomen, haar nader antwoord was van o Augustus 1787. (Slot volgt.) Het geld uitgeven, is geen kunst: Maar wel: het goed spendeeren! Een tip voor eiken winkelier: Gaat bij ons adverteeren! De raad dezer gemeente vergaderde Woensdag ten gemeentehuize om 2 uur na middag in voltallige zitting. Naar aanleiding hiervan vroeg de heer Overman wat wethouder Oudejans heeft bedoeld met het gezegde: juffrouw Kok heeft de gemeenschap al heel wat gekost en dit zal zij in de toekomst nog steeds blijven doen. Spr. zeide, dat zij toch haar pensioen storting heeft gedaan. Weth. Oudejans zeide, dat juffr. Kok eerst een jaar ziekteverlof heeft gehad, wat heel wat extra heeft gekost en nu met vervroegd pensioen is afgekeurd. Waar moest het heen, als ieder op dien leeftijd met pensioen ging. Zeer zeker, zeide spr., heeft zij haar pen sioenstorting gedaan, maar wat er tekort is, zal toch door de gemeenschap moeten wor den betaald. Spr. vond niets kwaads in zijn uitgesproken worden. De heer Bos bracht de kwestie Burgerlijk Armbestuur en Maatschappelijk Hulpbetoon nog een in bespreking. De voorzitter zeide, dat dit meer voor een stad dan voor een dorp is. Mededeelingen. Medegedeeld werd, dat de loop der bevol king over 1936 is als volgt: 1 Januari 1936 484 m. en 447 vrouwen, totaal 931 zielen. Geboren 8 m„ 13 vr., totaal 21. Ingekomen 32 m. en 30 vr., totaal 62. Ge- heele vermeerdering 40 m. en 43 vr., totaal 83 zielen. Overleden 3 m. en 1 vr., totaal 4. Vertrok ken 20 m. en 27 vr., totaal 47. De bevolking op 1 Januari 1937 bedroeg 501 mannen en 462 vrouwen, totaal 963 zielen. Een totale vermeerdering dus van 32 zielen, t.w. 17 mannen en 15 vrouwen. Ingekomen stukken. Een brief van den commissaris der konin gin, dat de heer S. B. F. Kooiman weer her benoemd is als burgemeester dezer ge meente op 1 Januari 1937 li De bijdrage voor 1936 voor den keurings dienst was voor deze gemeente 58,63 en voor 1937 een bedrag van 48,20. De raad gaf B. en W. opdracht de heffing der besmettelijke ziefctegelden in alge meen en zin te wijzigen. De politieverordening werd aangevuld met een artikel tegen het bekladden van straten. Een brief van den minister van 16 Decem ber 1936 inhoudende een schrijven, dat de provincie 70 van de verschuldigde rente der voorschotten zal voldoen mits de ge meente de resteerende 30 voor haar reke ning neemt. Het bedrag is ongeveer 70. De raad be sloot hieraan te voldoen. Vaststelling pensioengrondslag van mej. Kok per 1 Januari 1934. Als voren. Een voorstel van B. en W. een geldleening aan te gaan, groot f 2353,12 tegen 4 kcexs 100 ter dekking van het nadeelig saldo dienst 1933. De raad had hiertegen geen bezwaren. Voor de heffing van schoolgelden. DER Uit het Engelsch door H. A.C.S, 23) Tenzij, en dit was mijn derde overweging, tenzij Higby en Emmeline beiden, met het zelfde doel, logen, en iemand achter het huis was binnengekomen, iemand van wien ik niets wist. Ik wist, dat Emmeline, Higby en ik, alle drie, het gezicht op het geheele huis gehad hadden, en dat het niet mogelijk was, dat een van ons den een of ander, die binnen kwam, niet zou hebben zien komen of gaan. Veel, scheen mij, hing af van de betrouw baarheid van hun getuigenis. Ik was mij ook voortdurend bewust van het feit, dat Bayard door een revolverschot gewond was geworden, slechts ongeveer een dag voor hij gedood was. Hij had geweten, wat die eerste aanval beteekende, en ik ver weet mij dat ik zoo afkeerig geweest was en zijn bewering niet had willen gelooven. Toch had ik er bij hem op aangedrongen, zichzelf te beveiligen en weg te gaan. En dienzelfden middag was hij gedood. De familie wist, naar alle waarschijnlijk heid, wie dat eerste schot had afgevuurd, dat Bayard in zijn schouder gewond had. Het was niet waarschijnlijk, dat er twee menschen waren, die het plan hadden Bayard Thatcher uit den weg te ruimen. Als ik kon ontdekken, wie dien eersten aan slag gedaan had Maar zij zouden het niet vertellen. Geen van de Thatchers zou het vertellen. En er waren andere dingen, die voor mij van groote beteekenis schenen. Waarom hoorde ik dien rustigen middag geen geluid van het schot? Waarom waren Bayard's oogen dicht? Wie had geprobeerd dien eersten nacht zijn kamer binnen te komen? Waarom zat er bloed op het ver keerde kleedje? En was het mogelijk, dat er tenslotte toch een inbreker was? Zoo niet, wat was er met de juweelen gebeurd? Dan was er het probleem van Janice en de revolver in de eiermand. Janice en haar aanwezigheid in het huis, alleen met Bayard, ongeveer tien minuten lang, on middellijk vóór de ontdekking van zijn dood; Janice en de geheimzinnige brief. Had de brief eenig mogelijk verband met de situatie? Ik moest een weg vinden, om den brief aan haar terug te bezorgen. Het schijnt thans ongelooflijk, dat ik, van het allereerste begin af, den sleutel tot de puzzle in mijn handen had. En het niet wist. Hem niet herkende. Het was alles zoo éénvoudig, zoo verschrikkelijk eenvoudig, toen ik eenmaal den draad vond, en het was louter een kwestie van herkenning. Toen ik eindelijk naar Adela's kamer terugkeerde, was ik een beetje verbaasd, haar te vinden, terwijl zij kalm met Janice zat te praten. Zij was heelemaal in het wit gekleed, en zag er moe, maar koud en ern stig uit, met haar gouden lorgnet en haar witte handschoenen en haar fijnen zakdoek in haar hand. Toen ik haar vroeg, of zij zich goed voelde, zei ze, zoo koel mogelijk, ja, en dat het tijd was om naar de lijk schouwing te gaan. „Ging Evelyn naar huis?" vroeg zij aan Janice. „Even, om andere kleeren aan te trek ken. Zij zal gauw terug zijn". „U moet u maar klaar maken, zuster Keate. Allen zal ons allemaal meenemen in zijn grooten wagen. We zullen Hilary. vermoed ik, aan de rechtbank treffen. Wij zijn allemaal nogal bezorgd, hoe wij het doorstaan zullen, 't Is geen prettig iets". Hoe goed herinner ik mij Adela's op- zettelijk-geaffecteerde stem, waarmee zij het „geen prettig iets" noemde. Het was vreemd, dat onderzoek. Vreemd, maar bij slot van rekening gebeurde er niet veel. Misschien kon er niet veel gebeuren, met dr. Bouligny, die de leiding had. Het duur de alles nauwelijks een half uur. Het werd gehouden in het oude gerechts hof. C. was, zooals ik misschien al heb op gemerkt, de provinciale zetel. De hoofd straat der stad zag er, toen wij een paar minuten voor tien, er doorheen reden, uit, alsof het een marktdag was, zij was vol met automobielen van de boeren, die naar de stad gekomen waren, om het nieuwtje te bepraten, en het onderzoek bij te wonen. Ik durf te beweren, dat zij het gevoel had den een beetje beetgenomen te worden, zóó snel verliep alles in de propvolle gerechts zaal. Maar ik betwijfel het, of deze oude muren ooit een half uur meemaakten, zóó boordevol met een geheim drama. Eerst veel later echter kwam ik achter de ware beteekenis van deze met zorg gestelde vra gen, en deze voorzichtige, weloverwogen antwoorden. Ik zat natuurlijk, bij de familie. Opmer kelijk waren hun beheerschte kalmte, hun waardige houding; merkwaardig was het, op te merken de manier, waarmee zij de knikjes en blikken en ingehouden groeten van hun buren en kennissen aannamen. Er was niets neerbuigend in de manieren der Thatchers; terzelfdertijd was er iets, dat zei: „Dit vreeselijk iets is ons overkomen, dat is waar. Wij geven het openlijk toe. Maar toch zijn wij Thatchers". Een analyst zou gezegd hebben, dat hun houding openbaarde, wat zij vast besloten hadden verborgen te houden. Maar ik ben geen analyst, en eerst later ontdekte ik het. Innerlijk was ik gehinderd over de pas klaar gemaakte manier, waarop dr. Bou ligny en Hilary, met elkaar, het klaar speelden, door het onderzoek heen te vlie gen. Het gebeurde zóó handig en behendig, dat het mij bijna overtuigde mij heele maal overtuigd zou hebben, als ik niet ge weten had, wat ik wist en de jury ver liet niet eens de zaal, om haar beslissing te nemen, dat Bayard Thatcher den dood vond door de hand van een onbekend per soon. Sterker nadruk werd gelegd op het verlies van de Thatcher-juweelen, waar van ieder in de zaal scheen af te weten. Alleen één keer dreigde iets dat zorg vuldig opgebouwde maaksel van veronder stellingen kapot te maken. Dat was, toen een van de juryleden, een boer met een verweerd gezicht en listige grijze oogen, aarzelend vroeg, of het waar was. dat Bayard Thatcher, juist een dag voor hij ge dood was, een schot in den schouder had gekregen. „Deze vraag", zei dr. Bouligny, op een plechtige wijze, „is niet op haar plaats. Echter", voegde hij er vlug bij, toen de boer bleek opnieuw te zullen gaan spreken, „is het zoo. Het is geen geheim. Hij was een revolver aan het schoonmaken, en die ging bij ongeluk af, en wondde hem licht. Ik was zelf de behandelende medicus. Ik weet precies, hoe het gebeurde. Het heeft niets te maken met het geval van den inbreker, die gisteren op hem schoot. Higby, wü moe ten nu jouw getuigenis hooren". En Higby's getuigenis legde, onder invloed van dr. Bouligny's vragen, den nadruk op het feit, dat de grasmachine er eene was, die veel lawaai maakte, dat hij zich op eenigen afstand van het huis had bevon den, laat op den middag, en dat, toen hij dien langen middag het grasveld op en neer ging, er vele oogenblikken geweest waren, dat hij met zijn rug naar de ramen van de bibliotheek had gestaan. „Maar niet lang genoeg voor iemand, om het grasveld over te steken en het schelm van een raam af te halen en in het huis te komen, zonder dat ik hem zag", mompelde Higby koppig. Zijn meening was helderder dan het uit spreken ervan, en dr. Bouligny maakte er nogal haastig een eind aan, en zond hem naar zijn plaats terug. En Adela, naast mij, tipte even met een fijnen kanten zakdoek tegen haar blauwe lippen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9