Minister van Schaik verdedigt zijn beleid.
Vrijzinnig Christelijke Jongeren Bond
SeuitCeloH
HET HUIS V
MYSTERIES
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 5 MAART 1937
PARLEMEXT
Hartige woorden gewisseld inzake diverse
grieven in het rechtsleven.
Van rechters die lid zijn
der N.S.B.
(Van onzen parlementairen medewerker).
Er bleken g;stermorgen nog twee spre
kers te zijn ingeschreven, toen de behan
deling van de Justitiebegrooting in den
Senaat werd voortgezet.
De heer Janssen de Limpens (r.k.) sprak
een hartig woordje over, of beter, tegen
de zaakwaarnemers in kantongerechtsza
ken; hij bepleitte een wettelijke regeling
van dat beroep, omdat het publiek be
scherming tegen hen de goede practi-
zijns niet te na gesproken behoeft.
En toen was het woord aan den ver
tegenwoordiger der N. S. B. in dit juridi
sche debat, mr. van Vessem.
Hij drukte zijn verbazing erover uit,
dat er in het voorloopig verslag zooveel
over zijn partij in verband met de hand
having van het gezag was gezegd, alsof er
nooit een S. D. A. P. was geweest, die ar
beiders opruide tot staking, het gezag
ondermijnde en het koninklijke huis be-
leedigde. De N. S. B. is echter, als men den
heer van Vessem mag gelooven, een voor
beeld van tucht en gezagsgetrouwheid en
liefde voor het Oranje-Huis. Op de
„dwaasheden", welke van verschillende
zijden tegen de nationaal-socialisten in het
midden ^aren gebracht zou hij maar niet
ingaan; dan kon men wel aan het weer
leggen blijven
Wat nu zekere ordeverstoringen in ver
gaderingen betreft, wees deze afgevaar
digde erop, dat er een haast klassiek recht
van. toejuiching en afkeuring bestaat. Dat
wenschte hij te zien gehandhaafd; geweld'
pleging of onwettelijke daden, in verga
deringen begaan, keurde hij af. Wanneer
deze door nationaal-socialisten waren be
gaan, moest men eerst onderzoeken, of het
bona-fide N. S. B.-ers waren en hoe lang
zij lid waren van de beweging. Immers,
zoo redeneerde hij, tot de N. S. B. zijn
personen uit allerlei politieke partijen ge
komen, dus zoii men moeten nagaan of
hun opvoeding in nationaal-socialistischen
zin reeds ver genoeg gevorderd was. Een
opmerking welke de Kamer met een
schaterlach ontving.
De heer van Vessem beklaagde zich er
over, dat zijn partij onvoldoende bescher
ming ontving en dat haar actie op allerlei
wijzen wordt belemmerd. Het transport
van de N. S. B.-klok bijvoorbeeld was
aan verschillende plagerijen blootgesteld
geweest. Hij ontkende dat er in organen
van zijn partij denigreerend over de Re-
geering en de Kamers zou worden ge
sproken. Als een rubriek „Uit den praat-
hof" wordt getiteld, moet men dit woord
beschouwen naar analogie van „parle
ment", in welk woord het spreken toch
ook tot uitdrukking wordt gebracht. Als
men nu van „Kletshuis" had gesproken
zou het wat anders zijn geweest!
Wederom lachtte de Kamer; in dezen
lach kwam echter de gewone vroolijkheid
aan den dag over een grapje; men houdt
in ons parlement van een „bon mot", on
verschillig van wien het komt.
De heer van Vessem meende verder,
dat de Regeering het spreekverbod voor
vreemdelingen over politieke aangelegen
heden eenzijdig toepaste. Waarom mag
hier wel een Fransche oud-minister tegen
het fascisme spreken, doch wordt het aan
vreemdelingen uit fascistische landen ver
boden het woord te voeren?
Overigens was hij van oordeel, dat er te
veel vreemdelingen werden genaturali
seerd en dat de pinda-Chineezen naar
China teruggezonden moeten worden; de
overbevolking is hier al groot genoeg.
We zullen de rede van minister van
Schaik niet op den voet vol een; daarvoor
trad hij te veel in details. De toepassing
van preventieve hechtenis in gevallen,
waarin ze niet noodig is, of een langduri
ge toepassing ervan, was een der hoofd
punten van het debat geweest.
Met veel wat over het principe van de
preventieve hechtenis door den heer Men-
dels was gezegd, kon de minister zich
yereenigen. De vrijheid van den mensch
is inderdaad een hoog goed. Maar de
overheid heeft een allereerste taak te
vervullen: de handhaving van het recht
en van het strafrecht. Daartoe behoort
ook de toepassing van de preventieve
hechtenis, wanneer een strafbaar feit tot
klaarheid moet worden gebracht. In het
algemeen verliest de staande magistratuur
de voorzichtigheid niet uit het oog. Men
moet echter een bepaalde zaak geheel
kennen, wil men er efen oordeel over kun
nen uitspreken. En wat dat betreft kon hij
enkele door den heer Mendels aangehaal
de voorbeelden niet gelukkig achtten. Met
de voorwaarden, waaronder preventieve
hechtenis kan worden toegepast, wordt in
het algemeen goed rekening gehouden. In
verband ook met de toepassing van de
preventieve hcehtenis is het van belang
of een rechtercommissaris zeer druk be^
zet is of niet. Welnu, waar vandaan den
minister verzoeken om uitbreiding van
rechtbanken bereikten, heeft hij, eenmaal
van de noodzakelijkheid daarvan over
tuigd zijnde, niet geschroomd, een of meer
rechters aan te stellen, bijvoorbeeld
Amsterdam, in den Haag en in Maastricht.
De minister zou overwegen of er aan
leiding voor bestaat dat zijnerzijds invloed
wordt uitgeoefend op de benoeming van
rechters van instructie.
De minister is naar aanleiding van de
opmerkingen over de gezagshandhaving
betrekkelijk kort in zijn antwoord ge
weest. Hij kon in vele opzichten zich bij
de leden, die de ordeverstoringen van
N. S. B.-zijde hadden afgekeurd, aanslui
ten. De opmerkingen van den heer van
Vessem over een recht van goed- en af
keuring vond hij kleintjes, in het licht
van de feiten. De geïncrimineerde orde
verstoringen waren van tevoren geraamd
en georganiseerd. Niemand mag zijn eigen
rechter zijn en zeker niet het vuistrecht
toepassen. Wat men ook tegen „De Dage
raad" mag hebben de minister per
soonlijk heeft er talrijke bezwaren tegen
men moet wel bedenken-, dat de ver
gaderingen van „De Dageraad" wettelijk
zijn geoorloofd en dat verstoring daarvan
in wezen een revolutionnaire daad is. Be
twist moet worden, dat de N. S. B. met
plagerijen wordt achtervolgd. Bij het ver
voer van dit klok bijvoorbeeld, is her
haaldelijk een plaatselijke politieverorde
ning overtreden-.
De minister bleef het betreuren dat
eenige rechters lid van de N. S. B. zijn,
ondanks het bestaande verbod voor amb
tenaren. Indien de rechters niet voor het
leven waren benoemd, zou de minister
allang tegen hen zijn opgetreden. Hij zou
alsnog uitzien naar een middel om aan
de tegenwoordige situatie een einde te
maken. Dat daarbij de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht in het geding
zou komen, betwistte de minister mr. van
Vessem beslist; immers die onafhankelijk
heid heeft alleen maar betreking op de
rechtspraak.
Er was over nog een paar „zaken" iets
te doen geweest.. Over de Haagsche zeden
zaak sprak de minister slechts heel kort.
Nieuws heeft hij er niet over verteld: hij
herhaalde tot zijn mededeelingen over den
thesaurier-generaal in de Tweede Kamer
te zijn gekomen, om de verdachtmaking
van politie en justitie af te werpen. In een
later stadium van de zaak zou hij over
het justitieel en politioneel optreden na
dere mededeelingen kunnen doen.
Het z.g. Betuwsche tarweschandaal was
hem niet doorzichtig geworden. Daarom
had hij de dossiers aan zijn- ambtgenoot
van landbouw doen toekomen, teneinde
nader te worden ingelicht.
We zullen tenslotte nog eenige feitelijke
mededeelingen van den minister herha
len: Tot bewaring van gewoonte- en be
roepsmisdadigers kan niet worden over
gegaan, omdat er geen geld voor is.
Herziening van het Kinderrecht is in
voorbereiding; de volgende maand komt
er vermoedelijk een wetsontwerp.
Invoering van een afzonderlijke admi
nistratieve rechtspraak kost ook nog te
veel geld. op z'n minst een ton: de mi
nister zal de zaak echter nogmaals in den
ministerraad brengen.
Van de instelling van een „droit de ré-
ponse" voor de pers verwacht de heer van
Schaik niet veel; voordat een college
over de toelating van een antwoord heeft
beslist, heeft een artikel zijn actualiteit al
verloren.
Een wetsontwerp tot herziening van het
vreemdelingenrecht zal binnenkort wor
den ingediend.
Het aantal pinda-Chineezen, dat in de
duizenden liej.is tot beneden de 1000
gedaald.
Wat het geschil tusschen de Buma en
de radic-omroepvereenigingen aangaat,
gaf de bewindsman als zijn oordeel te
kennen, dat de zaak niet zoo eenvoudig is
als ze lijkt. Er moet ook voor gewaakt
worden, dat het auteursrecht niet wordt
misbruikt. Overtreding van de auteurs
wet is overigens een klachtdelict. Wan
neer het geschil niet wordt opgelost, zou
er weinig anders overschieten dan dat er
een klachtdelict van de zaak werd ge
maakt.
De justitiebegrooting werd z. h. s: goed
gekeurd met de gebruikelijke aanteeke-
ning van de N. .S B.-ers dat zij geacht
wilden worden te hebben tegengestemd.
Binnenlandsche Zaken.
Bij de daarop volgende behandeling van
de begrooting van Binnenlandsche Zaken
sprak de heer Hermans (s.d.) over bur
gemeesters, over hun benoemingen en op
treden. Hij betreurde het dat de minister,
die blijkbaar een heel eind in de goede
richting is geschoten om weer eens aan
de benoeming van een sociaal-democraat
tot burgemeester te denken in een ge
meente, waar dit wenschelijk kan worden
geacht, niettemin in Usquert (Gr.), waar
een socialistische raadsmeer lerheid is,
geen sociaal-democraat heeft voorgedra
gen, ofschoon er een sollicitant van die
richting was.
Met voldoening las de heer Hermans de
passage uit de memorie van antwoord
voor, waarin de minister het rver de in
zoovele opzichten gewijzigde houding van
de S. D. A. P. heeft, welke wijziging een
sociaal-democraat als burgemeester voor
hem meer aanvaardbaar maakt. De so
ciaal-democraten verwachten nu ook
daden!
Over den burgemeester van Velsen, die
in een openbare vergadering heeft gezegd,
dat de autonomie der gemeenten door het
algemeen kiesrecht gevoelige klappen
heeft gekregen, en die zich ook over de
werkloozen als „luie lammelingen." had
uitgelaten, was hij minder te spreken. Met
des te meer voldoening maakte hij gewag
van de houding van den Haagschen bur
gervader, mr. de Monchy, die laatst in
een openbare vergadering van den. raad
de democratische instellingen met kracht
tegenover een naar het fascisme neigend
raadsl'd had verdedigd.
De heer Kropman (r.k.) toonde zich
iet of wat bezorgd over den lust der re
geering om al maar meer te centralisee-
ren; de Kamers van Koophandel komen
tegenwoordig haast overal bij te pas; op
die manier moet de autonomie der ge
meenten verloren gaan.
De kleuren der Nederlandsche
vlag.
de dat dit vooruit liep op een wetsontwerp,
waarin een nadere uitwerking wordt ver
wacht van het genoemde K. B. Dit achtte
even goede vaderlanders zijn maar een
vlag is een nationaal symbool waarmede
men zeer voorzichtig moet omspringen.
hij onjuist, omdat men in theorie altijd En er zijn nu eenmaal vele Nederlanders
rekening moet houden met de verwerping
van een wetsvoorstel, hoe onwaarschijn
lijk het in dit geval ook mocht zijn. Hier
uit moet men. evenwel niet afleiden, dat
prof. Lohman met de keus der regeering
tevreden is. Integendeel: hij, voor zich, is
in zijn hart verpand aan 't oranje-blanje-
bleu. En aangezien dit met duizenden
landgenooten het geval is, had hij het
beter gevonden, indien de regeering in de
vlaggenkwestie (die" nog geen „kwestie"
is, maar het juist nu z. i. zal worden)
geen beslissing had genomen. Evenals ons
volk in den loop der jaren de voorkeur
aan het „Wilhelmus" als volkslied had
gegeven, zoo had men nu de zaak rustig
moeten laten rijpen. Hij wilde volstrekt
geen tegenstelling maken tusschen Neder
landers die rood-wit-blauw verkiezen en
Nederlanders die het oranje-wit-blauw
willen voeren het kunnen allemaal
die de verbondenheid van Nederland
Oranje in de vlag tot uiting willen zien
komen, ook al is de vlag gedurende de
geheele monarchie rood-wit-blauw ge
weest.
Op de historische uiteenzetting van de
rechten van het oranje-blanje-bleu en de
kleur technische voorkeur van de marine
voor rood-wit-blauw zullen we nu maar
niet ingaan. De opmerking van prof.
Lohman hadden de belangstelling van de
leden en van het publiek op de tribune,
dat nu eens een zaak trof, waar geen be
studeering van Kamerstukken of eenige
wets- of vergadertechnische kennis bij te
pas kwam. En ook voor ons was het een
„vernuvering", zooals men in het noorden
zegt, immers eeneen nieuw onder
werp. En heel veel nieuws onder de zon,
die boven het Binnenhof schijnt, is er voor
wat overjarige tribunebezoekers niet
Kerk en
School
Getuigenisavond voor geestelijke vrijheid.
Een geheel gevulde kerk.
Voor de bijwoning van den getuigenis
avond voor geestelijke vrijheid, uitgeschre
ven door den V.C.J.B., in de Luth. kerk aan
de Oudegracht, bleek gisteravond groote be
langstelling te bestaan: de kerk was geheel
gevuld.
Mej. ds. R a p p o 1 d sprak een openings
woord, waarin zij duidelijk maakte, dat de
V.C.J.B. niet is een organisatie, die zich niet
buiten het vergaderlokaal laat gelden. Inte
gendeel, zij werkt zooveel mogelijk naar
buiten. Een viertal organisaties zijn in den
V.C.J.B. vereenigd, alle uitdragend het
vrijz. chr. beginsel. Spreekster merkte nog
op, dat nieuwe leden van 18 tot 35 jaar gaar
ne worden aangenomen.
Een avond als deze werd of wordt dezer
dagen gehouden in nog een zevental met
zorg gekozen centrumplaatsen in ons land.
De laatste spreker, welke door den voor
zitter nog aan. het woord werd gelaten,
prof. de Savornin Lohman (c.h.) had het
over het kon. besluit aangaande de kleu
ren van de Nederlandsche vlag. Hij meen-
De eerste spreker.
Na gebed, waarin ds. Rappold voorging,
sprak de heer A. J. van L e u s e n, arts te
IJmuiden, die het onderwerp „Geest en
Vrijheid" bezag uit den gezichtshoek van
een protest tegen de uitdrukkingen, dat de
staat het hoogste goed zou zijn, het ras het
edelste goed, enz.
Neen, zei spr., dat alles is niet het hoogste
goed voor den mensch. Jammer is het, dat
velen, die dat innerlijke protest voelen, niet
verder gaan dan dat. En toch mag dat enkele
protest niet voldoende zijn, want de mensch
die niet anders doet dan protesteeren, is een
gebonden mensch, hij kan niet bogen op
positieve kracht, hij zegt niet wat hij dan
wel wil.
Practisch is het niet mogelijk den geest
dwang op te leggen, want die zoekt telkens
weer een uitweg en 't zal de vraag zijn of
hij dan zijn hooge waarde zal behouden.
Zoo min als een tusschen vier muren inge
sloten mensch kalm berust in die gevangen
schap, zal ook de opgesloten geest zich schik
ken in zijn kluisters.
Wij weten dat de opgelegde dienstbaar-
beid niet de hoogste "bestemming is van een
mensch, noch is de trouw, hoe sterk ook,
noch de opofferingsgezindheid, die toch be-
geerenswaard is, het hoogste voor den
mensch. Deze beide eigenschappen mogen
slechts dan als het hoogste goed worden ge
zien, als men de werkelijke beteekenis er
van doorgrondt.
Eerbied voor het ras is mogelijk, maar
niet voor het eigen ras alleen, óók voor het
bloed der anders gekleurden.
Méér dan macht is recht, macht zonder
recht is een vloek voor de menschheid.
Er is een strijd in de wereld, die gaat om
heilige goederen, en in dien strijd hebben
ook de vrijz. jongeren partij gekozen: ze we
ten dat voor opbouw van een goede volksge
meenschap iets anders noodig is dan gebon
denheid van een bepaald ras en dat die ge
meenschap niet kan bestaan uit menschen,
die afstand hebben gedaan van het recht tot
protest tegen vrijheidsbelemmering.
Vóór alles is noodig het bewust worden
wat wij dan wél willen, en dat is allereerst
de wetenschap, dat ons hart te groot is voor
de aarde, m.a.w„ dat wij leven voor de
eeuwigheid. Het besef van deze eigenwaar
de is eigenlijk het eenige, dat ons de kracht
geeft „neen" te zeggen tegen de nieuwe
stellingen van dezen tijd. De macht van dat
besef is ongewoon sterk, zooals spr. aangaf
met een blik in de geschiedenis: de kracht
van het geloof bleek telkens weer boven die
van beton en staal en geweld.
In het besef van eigen waarde en eigen
kracht in het geloof, willen wij het wagen
met dat geloof in deze wereld. Wij zijn met
dat geloof in staat te bouwen aan de toe
komst van ons volk en ons vaderland, men
schen lief te hebben, ja, medebouwers te
zijn aan het Godsrijk op aarde. Dan durven
wij in ons persoonlijke leven te allen tijde
den anderen mensch te respecteeren. Wij
zullen dan te allen tijde eischen het recht
om iets van onze eigen ziel te laten door
klinken. Afstand doen van dat recht zou be-
teekenen God verraden. Wij willen zijn per
sonen, die trachten koorzangers te zijn, waar
bij ieder zingt op zijn wijze en waarbij de
ziel niet verloren gaat.
Zeker, er zijn in onze dagen vele bedrei
gingen van dat hooge ideaal, maar wij moe
ten vasthouden aan het recht om ons Gods
kinderen te noemen.
Daarvoor is noodig geduld en dat heeft
ieder geloovig mensch: wat er ook gebeurt
ter wereld, de vrijz. protestant verliest het
geduld niet, want dat zou zijn het verliezen
van zijn geloof. Wij weten immers niet Gods
weg, noch hoe Hij ons gebruiken wil. Wij
willen gelooven in den oogst waarvoor wjj
willen dienen: een gemeenschap van naar
boven strevende menschen. Gods kracht zal
ons daarbij steunen en borg zijn voor onze
onkwetsbaarheid tegen aanvallen op ons ver
trouwen. Wij weten, dat geen menschelijke
wet recht van bestaan heeft, als zij niet ge
heiligd is door Gods recht en macht.
Spr. eindigde met een aanhaling van Joost
van den Vondel, die reeds te velde trok te
gen een staatszucht, die alles trachtte te ver
nielen, omdat zij geen rekening hield met
Gods kracht.
Geestelijke vrijheid voorwaarde voor
cultuurarbeid.
Ir. K. K o o y, uit Amsterdam, sprak over
„Geestelijke vrijheid als voorwaarde voor
cultuurarbeid". Teleurstellend vond hij het,
OER
Uit het Êngelsch door HA.C.S,
24)
Mijn eigen getuigenis was eveneens kort,
en toen dr. Bouligny mij, na mij een paai
zeer duidelijke vragen gesteld te ^hebben,
bedankte en liet gaan, ving ik eéri opge-
luchten blik van Hilary ngar dr. Bouligny
op, die beslist op een gelukwensch leek.
Zooals ik zeg, kwam de beslissing zeer
vlug. Toen ik in de auto,» met Adgla naast
mij, naar huis terugreed, dacht ik bij mij
zelf er over na, dat niemand openlijk naar
voren gekomen was om een van de familie
Thatcher van moord te beschuldigen. Er
zou ongetwijfeld gepraat worden; ik kon het
al zien in de blikken, de gebogen hoofden,
het gefluister, de manier, waarop de groep
jes op straat ophielden met praten, en naar
ons keken, toen wij voorbijreden, maar het
onderzoek was tenminste veilig voorbij. En
ik dacht aan Adela's wanhopende kreer:
„Wat zullen de menschen zeggen?"
De sheriff volgde ons naar huis, en ik zal
te luisteren, terwijl Adela een beschrijving
gaf van de verdwenen juweelen. Ik hoor
nog haar bedaarde stem:
„Een ring, met een karaat diamant, een
blauwe Jaeger, en twee parels".
En Jim Strove, die het in een aanteeken-
boekje krabbelde: „Hoe spel je Jaegar?"
„Twee karaat Wesseltons, in een ring ge
zet, met twee gevouwen handen erin ge
graveerd. Een colliei-, zeven diamanten. Een
broche. o, maar u zult mijn moeders
broche wel kennen, mijnheer Strove. U
hebt haar die honderd keer zien dragen".
„O, zeker, miss Adela. Maar ik moet dit
alles het geheele land door telegrafeeren. U
zult mij een meer gedetailleerde beschrij
ving van de steenen moeten geven. Hebt u
geen geschreven inventaris? Een van een
juwelier
„Ja. Ja. Heel goed, Een broche
Steeds ging het door, karakteristiek voor
een tijd, toen een familie eigenlijk geen
famile was, voor zij een voorraad land, zil
ver en juweelen had verzameld. De collec
tie was niet enorm, en geen der stukken
was van groote waarde; toch, alles bij el
kaar geteld, was het niet iets om te ver
smaden.
Ik verliet hen en ging naar mijn kamer
om mijn kleeren uit te trekken, die ik bij
het onderzoek had gedragen. Ik vond Flor-
rie daar, die wat minder onbehouwen was,
en wier haren een beetje in wanorde wa
ren. Zij maakte het bed op, terwijl zij de
lakens wijd uitzwaaide. Zij knikte even,
toen ik binnenkwam.
„Hebt u er tegen, zuster", zei ze, „als ik
de kamer afmaak, terwijl u er bent?" En
toen ik neen zei, ging zij voort: „Ik ben
laat met mijn werk vanmorgen, 't Schijnt
dat,ik een beetje zenuwachtig ben. Ik heb
voortdurend het gevoel, dat iets achter mij
aankomt".
„Onzin. Dat kan niet bij daglicht".
Zij keek mij dom aan.
„Het gebeurde gisteren anders bij volle
licht", zei ze, terwijl zij een kussensloop
schudde.
Ja, natuurlijk, dat was waar.
„En" voegde zij er bij, terwijl zij het
kussen aan den eenen hoek tusschen haar
tanden hield en onderwijl sprak, zóó, dat
haar woorden een soort van sissende hef
tigheid kregen „het kan weer gebeuren".
„Onzin", herhaalde ik. En, omdat ik het
liefst met haar op goeden voet was, zei ik
vlug: „Er zal niets gebeuren. Je bent een
beetje zenuwachtig, dat is alles".
„En wie zou niet zenuwachtig zijn?" vroeg
zij wild. „Een man schoot alles kapot in
huis. Let op mijn woorden, zuster, het is
hiermee niet uit. U moet weten", voegde zy
er bij, terwijl ze het kussen losliet en dui
delijk sprak, „ik ben een zevende dochter".
„Een zevende dochter? Tusschen twee
haakjes: heeft miss Thatcher niet aan je
gezegd, geen kussen, op die manier, vast
te houden met je tanden?"
„Ja", gaf ze toe. „Maar wanneer ik op
gewonden ben, clan vergeet ik alles. Het is
een boel gemakkelijker. De zevende doch
ter van een zevende dochter".
Het begon op een raadseltje te lijken.
Zij pakte het andere kussen beet, hield het
handig tusschen haar tanden en siste: „Ik
zie allerlei".
„Zie je allerlei? Wat ter wereld
Zij nam het kussen uit haar mond en
zei: „Ik bedoel, dat ik allerlei zie. Ik heo
het tweede gezicht. Dat wil zeggen: soms
heb ik het tweede gezicht. En ik heb het
nu juist. Ik zie ongelukken".
Haar ernst was nogal overtuigend. Ik
was een beetje uit het veld geslagen en
voelde mij niet heelemaal op mijn gemak
tegenover een dergelijke overtuiging.
„Wat, dat kan niet!" riep ik. „Dat is alle
maal onzin".
Zij keek mij vreemd aan: haar leelijke
gezicht was kalm, bijna als in trance.
„Kan dat niet?" zei ze, met zachte stem.
„Hoe komt het dan, dat ik den dood voel
in dit huis? Hoe komt het, dat mijn moe
der het gisteren wist? Voordat wij wisten,
wat hier gisteren gebeurde. Hoe komt het,
dat zij tegen mij zei: „Florrie, ga niet naar
dat Thatcher-huis terug. Er zullen daar
ongelukken gebeuren?"
Het meisje deed een paar stappen naar
mij toe en ik merkte, dat ik wat achteruit
ging.
„En er was een ongeluk, is dat niet zoo?
Toen ik gisteravond terug kwam. Er was
een moord gebeurd. En ik zie" zij was op
dit oogenblik bewegingloos, haar oogen had
den iets onnoozels „ik zie nog meer on
gelukken. Ik zie dood".
Ik was bij het raam. Ik drukte mij tegen
het kozijn aan. haalde diep adem en zei
zoo krachtig mogelijk, maar wat ongedul
dig:
„Nou, Florrie, hou op met dat gepraat.
Ik zal het miss Thatcher moeten zeggen,
als je er mee door gaat. Je bent hysterisch.
Je bent gek door je iets te verbeelden. Hou
er opeens mee op, en ga weer aan je werk".
Zij was heelemaal niet van haar stuk ge
bracht. Haar gezicht verloor heelemaal zijn
kalmte niet, maar zij ging naar het bed te
rug.
,,'t Komt", zei ze, terwijl zij een laken
recht trok. „U zult het zien. En ik ben bang
Ik ben bang, en vraag mij af: waar zal
den volgenden keer de moord gebeuren?"
„Nou is het genoeg", zei ik scherp.
„Best, mevrouw. Maar mijn moeder heeft
mij altijd gewaarschuwd. Zij ziet helderder
dan ik. Zij heeft meer ervaring. En zij zegt,
dat ik moet oppassen, dat ik niet in mijn
slaap vermoord word".
„Vermoord
Het meisje knikte van ja.
„In mijn slaap. Het wordt volle maan, en
er is iets niet in orde. Ik doe altijd mijn deur
op slot, wanneer het volle maan is. Maar
nooit is er tot nog toe het derde ding ge
weest".
„Hethet derde ding
„Ja. Moeder zegt, dat, als alle drie din
gen er zijn, ik moet oppassen. Anders zal
ik in mijn slaap vermoord worden. Het on
geluk zal door het derde ding komen, en
dat is" zij sloeg handig de sprei over de
kussens heen „dat is een vrouw met
rood haar. U hebt rood haar, is het niet,
zuster?"
„Florrie! Jij bent gek. Wat bedoel je?
Denk je, dat ik je vermoorden zal?"
„Dat zei ik niet", zei ze. „Maar u hebt
rood haar, is het niet zoo?"
,Het is kastanjebruin. En als je op die
manier doorpraat, meisje
„Het lijkt mij rood haar. En ik vertel de
waarheid aan u. Ik vermoed, dat u het gek
vindt. Misschien is het dat. Maar moeder
heeft zich nooit vergist. Welke soort zeep
wilt u hebben, zuster?"
„Je moeder weet waarschijnlijk van jou,
dat mijnheer Bayard door 'n revolverschot is
gewond, en dat ik hem ben komen verple
gen", zei ik, ofschoon ik niet zoii kunnen
zeggen, waarom ik probeerde de dwaze ge
schiedenis uit te leggen. „Natuurlijk zei ze,
dat er ongeluk kwam"
„Hm", zei Florrie. Zij keek mij lang
vreemd aan. „Hmm. U wist dus, dat dit ook
geen toeval was".
(Wordt vervolgd.)