Minister de Wilde in de Eerste Kamer.
ïBuinwtattd
PARLEMENT
Critiek van verschillende leden weerlegd.
DE TUNNELBOUW
ROTTERDAM.
TE
DE VLAG.
(Van onzen parlementairen medewerker).
Minister Gelissen kan aanstaanden
Dinsdag de plaats van minister de Wilde
achter de regeeringstafel in de Eerste
Kamer innemen. Hij kwam zich gistermid
dag van den stand der werkzaamheden op
de hoogte stellen, maar kreeg al gauw
van den voorzitter den wenk, dat zijn be
grooting wel niet meer aan de orde zou
komen en hij dus zijn departement kon
opzoeken. De Kamer slaagde er in de za
ken, waar minister de Wilde over gaat,
afgehandeld te krijgen, dus ook de Pos'
begrooting.
Twee sprekers gingen den minister van
Binnenlandsche Zaken nog vooraf, de
heeren de Marchant et d'Ansembourg
(n.s.b.) en de Zeeuw (s.d.), van wie eerst
genoemde zooveel klachten had, dat we
ze niet allemaal kunnen opsommen. Zij
betroffen o.a. de beperkte bewegingsvrij
heid van de ondersteunde werkloozen in
de grensstreken, speciaal in Limburg,
welke de spreker met slavernij vergeleek;
de plagerijen, waaraan deze menschen,
als zij N. S. B.-lid zijn, bloot staan van de
zijde der gemeentelijke autoriteiten,
belemmeringen, welke aan de N. S. B. in
het algemeen in den weg zouden worden
gelegd, klachten, die we ook reeds van den
heer van Vessem bij de Justitiebegrooting
hadden vernomen; daar tegenover vrien
delijkheden en eer aan „marxisten" door
gemeentebestui'en bewezen, i. c. de hulde
vgn Utrecht's burgemeester bij de baar
van den eenigen tijd geleden overleden
socialistischen wethouder, opmerkingen
welke van weinig kieschheid getuigden;
klachten over gebrekkige controle op de
financiën van den B. V. L., waarvoor ge
neraal Duymaer van Twist de schuld
kreeg; overtredingen van de Zondagswet
door katholieke propagandisten en van
de winkelsluitingswet door joden in Lim
burg; een waarschuwing aan het adres
van de combinatie Colijn, Oud, de Wilde,
die z. i. op een volksfront aansturen, zoo
dat een burgeroorlog onvermijdelijk zou
zijn.
Tegen een deel dezer opmerkingen
kwam de heer de Zeeuw reeds op, door
o.a. de controle der politieke lichamen,
door de vrije pers en de vrije critiek te
stellen tegenover de mentaliteit van de
aanhangers var. den totalen staat; in dit
verband noemde hij ook de zegenrijke
werking van de jubileerende Vereeniging
van NederlandscheGemeenten. Voorts',
herhaalde hij vrijwel zijnbij., de begroe
ting van financiën geuite bezwaren tegen
hét regeeringsbeleid ten opzichte van dé
gemeenten.
Antwoord van den minister.
Afwisselend ernstig en luimig, hier en
daar scherp, dan weer een verzoenenden
toon latende hooren, al naar het pas gaf, I
heeft minister de Wilde de sprekers be
antwoord. Zijn levendige betoogtrant, oor-
spronKelijke zeggingswijze, zijn zin voor
humor, maken het een genot om naar een
rede van dezen minister van binnenland
sche zr.ken te luisteren H'j gebruikt eigen
lijk zelden een fraaie zinswending, een
stijlvol spreker is mr de Wilde, wanneer
hij voor de vuist weg spreekt en dat
doet hij meestal in de Kamers niet,
rnaar hij praat vlot, buitengewoon vlot;
daarenboven is hij een handig debater en
wie hem wat scherp en naar zijn zin on
billijk heeft aangevallen, is nog niet ge
lukkig! Menige parlementariër heeft dat
al ondervonden. De heer d' Ansembourg
ook, maar deze was dit blijkbaar verge
ten of deed alsof. Hoe het ook zij: minis
ter de Wilde pakte danig tegen hem uit.
De critiek van den heer Hermans op
uitlatingen en gedragingen van den bur
gemeester van Velsen ontving eveneens
een rake repliek, omdat de minister de
aantijgingen beslist onjuist noemde;
evenwel de heer Hermans had den juisten
vorm daarvoor gekozen, was niet bepaald
scherp geweest, en daarmede was des
ministers antwoord ook in overeenstem
ming. De heer de Zeeuw kreeg zoo ter
loops ook een paar opmerkingen te slik
ken, waarvan men pleegt te zeggen: die
kunt u in uw zak steken; maar ook alweer
heelemaal niet onvriendelijk. Trouwens,
tegenover den d'Ansembourg persoonlijk
was Z. E. ook niet barsch.
Een ander voorbeeld: de heer de Sa-
vornin Lohman staat in politicis niet zoo
heel ver van den a.r. de Wilde af, maar
ook deze kreeg op den bekenden strijdba
ren toon een zeer duidelijk antwoord in
zake de vlaggenkwestie.
Dit alles maakt dén indruk van groote
eerlijkheid; het is dan waarlijk ook geen
wonder, dat minister de Wilde in den
parlementairen kring een gezien mensch
Om nu tot zijn antwoord te komen: hij
noemde den eisch van den heer de Zeeuw
(s.d.) dat de gemeenten door middel van
een nieuwe wet op de financieele ver
houding tusschen Rijk en gemeenten ein
delijk eens een sluitende begrooting zou
den krijgen, onvervulbaar. „De heer de
Zeeuw zou dien eisch als minister van
binnenlandsche zaken ook niet kunnen in
willigen", liet mr. de Wilde er op volgen.
Bovendien zou dat het verantwoordelijk
heidsbesef der gemeentebesturen ten zeer
ste verzwakken.
De opmerking, dat de vérstrekkende
bemoeiingen van de regeering met de
gemeenten een gevolg waren van de onbe
kwaamheid der gemeentebesturen, werd
fel bestreden. Ze was afkomstig van de
zijde der N. S. B. en ook in het voorloopig
verslag geventileerd. Hiér had de minis
ter de gelegenheid er op te wijzen, dat
men aan die zijde niet altijd oog heeft
voor de werkelijke verhoudingen in or
land. Zoo had de heer d' Ansembourg z...
in het geheel er niet aan gedacht, dat het
onmogelijk was door de Staten-Generaal
een soort opperbestuur over de gemeenten
uit te oefenen, omdat de Staten-Generaal
adviseerende, doch de gemeentebesturen
besturende colleges zijn. Ook had
deze afgevaardigde in het geheel over het
hoofd gezien, dat het de crisisomstandig
heden zijn geweest, die zoo'r sterk verband
tusschen de rijks- en gemeentefinanciën
hebben gelegd, dat de vele met rijksgeld
geholpen gemeentebesturen controle van
regeeringswege op hun financiën
doogen moesten. De ideeën van den
b.-afgevaardigde aangaande het bestuur
over de gemeenten sproten uit een niet'
nationale mentaliteit voort. De samenwer
king tusschen de regeering en de Kamers
in de afgeloopen vier jaren had getoond,
dat er van het huidige systeem kracht
uit gaat. Opmerking, welke uit de Kamer
teekenen van instemming verwierf.
Dat in de grensstreken de ondersteunde
werkloozen tusschen 's nachts 12 uur en
's ochtends 6 uur niet op straat mogen
komen en verder in hun bewegingsvrijheid
in de buurt van de grens beperkt zijn.
heeft bepaalde redenen, die niet alleen
voor n.s.b.-ers, maar voor alle werkloozen
gelden: de verleiding, die van den smok
kelhandel op menschen met weinig midde
len uitgaat.
De minister protesteerde tegen de be
wering van deze zijde, dat het Utrechtsche
gemeentebestuur door hulde te brengen
aan het stoffelijk overschot van den so-
ciaal-democratischen wethouder de
ciaal-democratie had willen eeren; een
wethouder, van welke richting ook,
volgens den minister niet een wethouder
van een partij, maar van de gemeente.
Met kracht kwam de bewindsman op
tegen de aantijging als zou generaal Duy
maer van Twist eigenlijk de schuldige zijn
bij enkele bij den B. V. L. voorgekomen
knoeierijen. Maar deze onwaardige aanval
op den generaal was juist een eerbewijs
voor hem, want daardoor werd bewezen,
hoe men met hem en zijn 80.000 landstor-
mers, „waarachter wij ons veilig voelen"
ook tegen de n. s. b., rekening houdt.
Volgens den heer d'Ansembourg gaan
we een burgeroorlog tegemoet. „Ja, zei de
minister, „als de regeering niet tijdig
maatregelen had genomen tegen het uit
lokken, van relletjes, het gooien met rotte
eieren, enz., dan zou het die richting zijn
uitgégaaii. Dë'héér d'Ansembourg is'mi
litair geweest, zij het niet in ons land, ei
dan zal hij tóch wél weten dat een ge
wóon soldaat niet tegen het bevel van een
géneraal, die den aanval beveelt, ingaat,
omdat hij vindt, dat het daarvoor niet het
geschikte moment is. Zoo is het ook met
de regeering. Z ij en niet de n. s. b. maakt
uit wat er gebeuren moet. Hier is het rus
tig en veilig. Heeft de heer d'Ansembourg
hier iets van een burgeroorlog gemerkt?"
Een hartelijk gelach klonk in de Kamer
op, toen de minister op deze wijze onge
veer dezen afgevaardigde van repliek
diende.
En wat nu dien burgemeester van Velsen
betreft, wien de heer Hermans uitlatingen
als „luie lammelingen van werkloozen" en
critiek op de evenredige vertegenwoordiging
had toegeschreven, op grond van hem als
betrouwbaar bekende bronnen, maakte de
minister eveneens nog een paar slagvaar
dige opmerkingen. De gelaakte uitdrukking
was niet aldus gebezigd en die critiek in een
openbare raadsvergadering op het even
redigheidstelsel, kon de heer Hermans,
die zelf zoo voor het vrije woord is, dat niet
hebben? Dan zou de minister voortaan
alleen maar burgemeesters in den geest van
den heer Hermans kunnen benoemen. Ove
rigens: had ook minister Colijn in de Kamer
niet onlangs critiek op datzelfde stelsel
doen hooren?
Er was alweer eenige vroolijkheid in de
Kamer, en ook de heer Hermans kon niet
nalaten te lachen, want er viel inderdaad
niet veel tegen in te brengen, hetgeen hij
later in zijn repliek erkende, maar eigenlijk
wist hij niet aan -welke bronnen hij moest
twijfelen, aan die van den minister of ar.n
de zijne.
Inderdaad mr. dc Wilde erkende het
was langen tijd de neiging bij de regeering
om een socialist tot burgemeester te benoe
men, niet groot geweest: niet, omdat er geen
bekwame mannen van die richting te vinden
zouden zijn, maar vanwege het beginsel. Met
des te grooter belangstelling had hij daarom
de evolutie van de S.D.A.P. van den laatsten
tijd gevolgd. Hij geloofde, dat de wijziging
oprecht gemeend was, maar hij vond baar
toch niet „een bekeering des harten". De
omstandigheden hadden haar toch wel
degelijk beïnvloed; dat kon hij niet weg
cijferen. Daarom moet de regeering „met
beleid" de wijziging, die zich in de S.D.A.P.
voltrokken heeft, bezien, en in dat licht ook
een benoeming van een sociaal-democraat
tot burgemeester beschouwen. In elk geval
blijkt uit deze verklaring, dat de regeering
niet onwelwillend is.
De vlag.
Tenslotte de vlagkwestie, waarover de
heer de Savornin Lohman (c.h.) Donderdag
inlichtingen had gevraagd. De minister ge
loofde, dat de regeering te rechtertijd haar
besluit tót vaststelling van de officieele vlag
had genomen, nog vóórdat er een vlagkwestie
was gegroeid. Er moet geen strijd ontstaan
over de vraag of men door het voeren van
bepaalde kleuren monarchaal is of 'niet. Van
groote beteekenis is het, dat de souvereine
vorst in 1813 zich voor de kleuren rood-wit-
blauw had uitgesproken, die onder Tromp
Hoe de doorgangsweg, wordt.
De K.N.A.C. schrijft óns:
Eindelijk, na eenige weken van span
ning, is dan toch het pleit van de groote
tunnel voor Rotterdam beslecht. Een tun
nel van rechthoekigenvorm, met twee
banen van 6 M. naast, en twee van 5 M.
boven elkaar, bestaande- uit stukken, wel
ke in een daartoe uitgebaggerde geul on
der het rivierbed worden neergelaten.
Het zal nu nog ruim drie jaar duren eer
de automobilisten door de eerste tunnel
in Nederland zullen rijden. Toch zal het
iederen automobilist interesseeren hoe het
doorgaand verkeer in de nabije toekomst,
langs een véél korteren en snelleren weg
dan tot nu toe, Rotterdam zal doorkruisen.
Wij hadden daartoe een onderhoud met ir.
A, Bos, adjunct-directeur van den Ge
meentelijken Technischen dienst te Rot
terdam, die ons welwillend de noodige
inlichtingen verschafte. Bovendien vonden
wij hem bereid, niettegenstaande overbe
lasting van zijn bureau ten gevolge van de
vele 'problemen, die' het ten uitvoer leg
gen van de. tunnelplannen uiteraard met
zich meebrengt, onmiddellijk het hier ge
reproduceerde kaartje te doen gereed
maken. Hierin vindt men duidelijk het
tracé aangegeven van de verbindingen -van
het Noorden naar het Zuiden en hoe ook
de nieuwe weg naar Gouda hierop zal
aanslü'iten.
De heer Bos zette uiteen, dat de weg
van de brug bij het begin van den Van-
Stokweg af, 12 M. breed wordt en door
een haag en andere, speciale aanduidingen
van het andere'straatgëdeélte' (dit wordt
op dit tracé over het algemeen genomen
40 M. breed) goed is afgescheiden. De on
vermij deiijke wegkruisingen zullen door
automatische lichtseinen worden bevei
ligd. De basculebrug bij den noordelijken"
ingang van Rotterdam wordt ruim twee
maal zoo breed, terwijl naast-de bestaan
de viaduct bij de Nenijtohal nog drie door
gangen onder de spoorbaan door worden
gebouwd. Ten zuiden van de tuhnel volgt
de weg, die aansluit op het laatste gedeel
te 'van den Kreekweg, een grootendeels
nieuw tracé, zoodat op dat gedeelte de
weg niet behoeft aa.ngepast te worden agn
bestaande stratencomplexen. Nu het' vast
staat, dat met de uitvoering van het
groote tunnelplan een aanvang kan wor
den gemaakt, gaat men ook onmiddellijk
beginnen met het aanleggen van dit
grootsch opgevatte plan van toegangs
wegen tot de tunnel, waarbij het interlo-
cale verkeer in-de gelegenheid zal zijn
snel door Rotterdam.heen.te komen, zon
der onnoodig door de al te bekende locale
-verkeerseongestie, welke nog altijd op een
oplossing ligt te wachten, te worden op
gehouden. Door- de crisis zijn deze verkeers
moeilijkheden weliswaar wat op den ach
tergrond geraakt, maar nu Rotterdam's
machtige havenbedrijf gelukkig weer
krachtig opleeft; zal ook de verkeerscon-
gestie op bepaalde .punten .-weer heel wat
stagnatie op de. spitsuren gaan geven] In-
tusschen kunnen de haastige automobilis
ten zich in zulke'momenten reeds bij voor
baat troosten, hoe, over drie jaar, al deze
moeilijkheden vergeten zullen zijn en zij
in een flink tempo, zonder mis te rijden,
Rotterdam van .noord naar zuid en van
west naar oost zullen kunnen doorkruisen.
Dus nog i.even" geduld!
en De Ruyter over.de wereldzeeën hebben
die pok onze yiag hebben uitger
maakt bij Waterloo. en den Tiendaagschwi
veldtocht. De minister-beriep zich op prof.
Huizinga, die betoogd heeft, dat rood-wit
blauw de juiste kleuren .van onze vlag zijn.
Er komt nog een wetsontwerp, dal; ver
schillende bepalingen zal bevatten. De mi
nister kon er zich niet over uitlaten; wel liet
hij doorschemeren, dat het vlaggen met
oranje-blanje-bleu voor particulieren niet
zal worden verboden en dat de regeering er
ook geen bezwaar tegen zal maken als bij
he rood-wit-blauw eèn oranje wimpel werdt
gevoegd.
De begrooting werd, na replieken, z.h.s.
goedgekeurd met aanteekening van de
N.S.B.-ers dat zij tegen waren.
De Postbegrooting gaf aan enkele leden
slechts aanleiding .tot het-maken van korte
opmerkingen. Algemeen bracht men hulde
aan het beleid van de bedrijfsleiding. Op
onderdeelen bestond critiek; er waren eenige
wenschen van de heepen de Zeeuw
Nivard (r.k.) met betrekking tot het perso
neel, van den heer van Rappard ten aanzien
an de postdiensten op het platteland, dat
nog wat misdeeld is en met betrekking, lot.
de radio was er een lang betoog van den
heer Polak (s.d.), die, alhoewel geen sym
pathie erkennende voor de vrijdenkers,
niettemin voor hen de door den minister af
genomen zendtijd terugwenschte, omdat die
Vrijdenkersomroep nu eenmaal zendtijd ge
kregen had en zich aan niets te buiten was
gegaan, dat een zoodanig besluit zou wetti
gen.
Minister de Wilde staat echter, zooals be
kend, op het standpunt dat deze organisatie
nooit zendtijd had behooren te krijgen, op
grond van haar eigen statuten en van het
radioreglement, en, aangezien ze toch niet
aan haar doel in den aether kan beantwoor
den, is het beter zuiniger met den zendtijd
om te springen.
Ook de Postbegrooting werd goedgekeurd
OPHALEN EN THUISBEZORGEN VAN
WAREN NIET GELIJK TE STELLEN MET
VENTEN.
Een bedreiging voor den Midden
stand.
De vraag, of -het ophalen van bestellingen
van waren of goederen en het thuisbezorgen
daarvan gelijk gesteldr kan worden met
venten, is door de Kroon ontkennend be
antwoord.
De raad der gemeente Asperen, had in zijn
vergadering van 9 Juli 1936 een besluit ge
nomen tot vaststelling van een verordening
op het venten binnen die gemeente, waarin
art. 2 gezegd werd, "dat het verboden wasr,
om zonder vergunning-van B. en W. te
venten, welke bepaling echter niet van toe
passing zou zijn op inwoners der gemeente.
Bovendien was in hef 2e lid van art. 1 be
paald, dat met venten gelijkgesteld zou
worden het ophalen van bestellingen van
waren of goederen en het thuisbezorgen
daarvan. De Kroon overwoog, dat hierbij
kla&rfifijkelifk' dé 'bedoeling' had voorge
zeten 'de bèföligen van dë' ingezetenen té
beschermen 'tegériovër de hièt-ingézetenen
en ëerstig'exióëfndèn dusdoende te bevoór-
deelen.
Een dergelijk streven naar plaatselijke
protectie zou aldus oordeelde de Kroon
het handelsverkeer tusschen de gemeen
ten: ernstig bemoeilijken, hetgeen in strijd
is te achten met het algemeen, belang.
Afgezien echter van hèt bovenstaande,
achtte de. Kroon ook de bepaling van het 2e
lid van art. 1 (hierboven vérmeid) niet toe
laatbaar. Hoezeer ook toegegeven kan wor
den, dat het, door de tegenwoordige tijds
omstandigheden buitenmate toenemende
aantal venters een bedreiging vormen kan
voor den plaatselijken middenstand, zoodat,
ter bescherming van diens belangen, maat-
regelen wenschelijk kunnen zijri, om de
mogelijkheid tot venten in de gemeente te
beperken, zulks geenszins noodzakelijk
maakt, in een desbetreffende reegling ook
houders van winkels te betrekken.
Door de bovenvermelde redactie van het
2e lid van art. 1, werd een ongemotiveerde
belemmering in-het leven geroepen ten aan
zien van de vrijheid van bedrijfsuitoefening
van de betrokken personen. Een en ander
achtte de Kroon in strijd met het algemeen
belang, waarom het hierbovengenoemde
raadsbesluit gedeeltelijk vernietgd werd.
STRIJD OM RADIOPROGRAMMA'S.
Vragen aan den minister gesteld.
De heer Westerman (partijloos) heeft de
volgende vragen gesteld aan den minister
van binnenlandsche zaken:
1. Kan de minister mededeelen of het
juist is, dat het centraal bureau voor den
omroep een overeenkomst met de Neder
landsche dagbladpers heeft aangegaan in-
zake het publiceeren der radioprogramma';
in de dagbladen en op grond van deze over
eenkomst aan de niet bij de Nederlandsche
dagbladpers aangesloten riieuwsblader
hierna zonder meer aan te -duiden
„nieuwsbladen", bij aangeteekend schrij
ven heeft verboden radioprogramma's te pu
bliceeren, als gevolg waarvan aan een be
langrijke groep van bladen, verspreid over
geheel Nederland, door genoemd bureau als
uitvoerder van een overeenkomst met de
concurrenten dezer bladen grooté schade
wordt toegebracht?
2. Is het juist, dat de minister zijn bemid
deling heeft verleend voor het tot stand ko
men van dit convenant?
Kan de minister voorts mededeelen, of
het juist is, dat de dagbladpers aan de om
roeporganisaties bepaalde concessies heeft
gedaan op advertentiegebied, in ruil waar
voor aan de dagbladen het alleen publicatie
recht van radio-programma's werd afge
staan?
4. Indien een en ander inderdaad juist is,
is de minister dan niet van meening,, dat hij
zij het onbewust zijn invloed heeft
doen gelden in een concurrentiestrijd tus
schen de dagbladpers en de nieuwsbladen?
5. Is de minister niet van meening, dat
het geen regeeringstaak.kan zijn in te grij-
peh.ten. - vomv -:oï nadeel e - van .eert bepaalde
groep - in den;.,concurrentiestrijd .tusschen?
dag- -ennieuwsbladen?
6. Acht. de minister het tegenover de
nieuwsbladen billijk, dat hun op deze wijze
abonné's worden ontnomen, aangezien velen,
die zich uit hoofde van de kosten niet op een
radio-programma kunnen abonneeren, voort
aan aan een dagblad de voorkeur zullen ge
ven?
7. Is de minister, indien vraag 2 bevesti
gend' moet worden beantwoord, bereid even
eens zijn bemiddeling te verleenen voor het
tot stand komen van een vergelijk tusschen
omroepvereenigingen en nieuwsbladen ten
einde de eenzijdige bevoordeeling van de
dagbladen, door bemiddeling'van dèn.hiinis-
ter bewerkstelligd, ongedaan te maken?
AVONDFEEST OP ONS GEZANTSCHAP
TE BRUSSEL.
Waarom sprak men Fransch?
De heer Teulings (r.k.) heeft tot den nïi-
nister van buitenlandsche zaken de .Volgen
de vragen gesteld:
1. Is het juist, dat de uitnoodigingen Voor
een avondfeest op Donderdag 21 Januari
1937, uitgeaan van het Nederlandsche ge
zantschap te Brussel, uitsluitend in de
Fransche taal gesteld zijn verzonden?
2. Is het juist, dat aanwezige Vlaamsche
gasten op dat avondfeest door den Neder-
landschen gezant in de Fransche taal zijn
aangesproken, en dat dit zelfs met eenigen
uiterlijken nadruk is geschied?
3. Is het juist, dat aan het personeel van
het Nederlandsche gezantschap te Brussel
opdracht zou zijn gegeven, althans als orde
woord zou zijn uitgegeven, op dat avond
feesten geen Nederlandsch te spreken?
4. Indien de fëitén, in de drie vooraf
gaande vragenontschreven, geheel of ten
deele juist mochten zijn, is de minister dan
bereid te verklaren, dat zoodanige handel
wijze zijn instemming in geenen deele heeft,
en maatregelen te* nemen, dat voor de toe
komst zoodanige handelwijze uitgesloten is?
5. Is de minister niet van meening, dat in
een land waar" de 'hoogste regëerings-auto-
riteiten het deel der bevolking dat de Ne
derlandsche taal spreekt, zich van die taal
bedienen, ook door het Nederlandsche ge
zantschap aan^de eigen Nederlandsch cul
tuur de steun Behoort te worden verleend,
gelegen in hèt. gebruik der eigen Nederland
sche taal?
BROEK IN WATERLAND ZORGT
VOOR VISCH VOQR DE HENGELAAR8.
Teneinde in de mooie, onder den rook van
Amsterdam gelegen «n in den zomer zeer
schilderachtige wateren der gemeente Broek
in Waterland, een goede vischstand te toe
houden en in het komende seizoen aan hon
derden hengelaars weer onschatbaar genoe
gen en ontspanning te geven, zullen vóór 20
Maart a.s. ongeveer 4000 pond groote kar
pers en baarzen worden uitgezet.
De eerste uitzetting zal plaats hebben op
Donderdag 11 Maart a.s. om 2 uur des na
middags, waarbij tevens een groot aan
tal visschen van metalen controle-plaatjes
zal worden voorzien.