Minister de Wilde in de Eerste Kamer. ïBuinwtattd PARLEMENT Critiek van verschillende leden weerlegd. DE TUNNELBOUW ROTTERDAM. TE DE VLAG. (Van onzen parlementairen medewerker). Minister Gelissen kan aanstaanden Dinsdag de plaats van minister de Wilde achter de regeeringstafel in de Eerste Kamer innemen. Hij kwam zich gistermid dag van den stand der werkzaamheden op de hoogte stellen, maar kreeg al gauw van den voorzitter den wenk, dat zijn be grooting wel niet meer aan de orde zou komen en hij dus zijn departement kon opzoeken. De Kamer slaagde er in de za ken, waar minister de Wilde over gaat, afgehandeld te krijgen, dus ook de Pos' begrooting. Twee sprekers gingen den minister van Binnenlandsche Zaken nog vooraf, de heeren de Marchant et d'Ansembourg (n.s.b.) en de Zeeuw (s.d.), van wie eerst genoemde zooveel klachten had, dat we ze niet allemaal kunnen opsommen. Zij betroffen o.a. de beperkte bewegingsvrij heid van de ondersteunde werkloozen in de grensstreken, speciaal in Limburg, welke de spreker met slavernij vergeleek; de plagerijen, waaraan deze menschen, als zij N. S. B.-lid zijn, bloot staan van de zijde der gemeentelijke autoriteiten, belemmeringen, welke aan de N. S. B. in het algemeen in den weg zouden worden gelegd, klachten, die we ook reeds van den heer van Vessem bij de Justitiebegrooting hadden vernomen; daar tegenover vrien delijkheden en eer aan „marxisten" door gemeentebestui'en bewezen, i. c. de hulde vgn Utrecht's burgemeester bij de baar van den eenigen tijd geleden overleden socialistischen wethouder, opmerkingen welke van weinig kieschheid getuigden; klachten over gebrekkige controle op de financiën van den B. V. L., waarvoor ge neraal Duymaer van Twist de schuld kreeg; overtredingen van de Zondagswet door katholieke propagandisten en van de winkelsluitingswet door joden in Lim burg; een waarschuwing aan het adres van de combinatie Colijn, Oud, de Wilde, die z. i. op een volksfront aansturen, zoo dat een burgeroorlog onvermijdelijk zou zijn. Tegen een deel dezer opmerkingen kwam de heer de Zeeuw reeds op, door o.a. de controle der politieke lichamen, door de vrije pers en de vrije critiek te stellen tegenover de mentaliteit van de aanhangers var. den totalen staat; in dit verband noemde hij ook de zegenrijke werking van de jubileerende Vereeniging van NederlandscheGemeenten. Voorts', herhaalde hij vrijwel zijnbij., de begroe ting van financiën geuite bezwaren tegen hét regeeringsbeleid ten opzichte van dé gemeenten. Antwoord van den minister. Afwisselend ernstig en luimig, hier en daar scherp, dan weer een verzoenenden toon latende hooren, al naar het pas gaf, I heeft minister de Wilde de sprekers be antwoord. Zijn levendige betoogtrant, oor- spronKelijke zeggingswijze, zijn zin voor humor, maken het een genot om naar een rede van dezen minister van binnenland sche zr.ken te luisteren H'j gebruikt eigen lijk zelden een fraaie zinswending, een stijlvol spreker is mr de Wilde, wanneer hij voor de vuist weg spreekt en dat doet hij meestal in de Kamers niet, rnaar hij praat vlot, buitengewoon vlot; daarenboven is hij een handig debater en wie hem wat scherp en naar zijn zin on billijk heeft aangevallen, is nog niet ge lukkig! Menige parlementariër heeft dat al ondervonden. De heer d' Ansembourg ook, maar deze was dit blijkbaar verge ten of deed alsof. Hoe het ook zij: minis ter de Wilde pakte danig tegen hem uit. De critiek van den heer Hermans op uitlatingen en gedragingen van den bur gemeester van Velsen ontving eveneens een rake repliek, omdat de minister de aantijgingen beslist onjuist noemde; evenwel de heer Hermans had den juisten vorm daarvoor gekozen, was niet bepaald scherp geweest, en daarmede was des ministers antwoord ook in overeenstem ming. De heer de Zeeuw kreeg zoo ter loops ook een paar opmerkingen te slik ken, waarvan men pleegt te zeggen: die kunt u in uw zak steken; maar ook alweer heelemaal niet onvriendelijk. Trouwens, tegenover den d'Ansembourg persoonlijk was Z. E. ook niet barsch. Een ander voorbeeld: de heer de Sa- vornin Lohman staat in politicis niet zoo heel ver van den a.r. de Wilde af, maar ook deze kreeg op den bekenden strijdba ren toon een zeer duidelijk antwoord in zake de vlaggenkwestie. Dit alles maakt dén indruk van groote eerlijkheid; het is dan waarlijk ook geen wonder, dat minister de Wilde in den parlementairen kring een gezien mensch Om nu tot zijn antwoord te komen: hij noemde den eisch van den heer de Zeeuw (s.d.) dat de gemeenten door middel van een nieuwe wet op de financieele ver houding tusschen Rijk en gemeenten ein delijk eens een sluitende begrooting zou den krijgen, onvervulbaar. „De heer de Zeeuw zou dien eisch als minister van binnenlandsche zaken ook niet kunnen in willigen", liet mr. de Wilde er op volgen. Bovendien zou dat het verantwoordelijk heidsbesef der gemeentebesturen ten zeer ste verzwakken. De opmerking, dat de vérstrekkende bemoeiingen van de regeering met de gemeenten een gevolg waren van de onbe kwaamheid der gemeentebesturen, werd fel bestreden. Ze was afkomstig van de zijde der N. S. B. en ook in het voorloopig verslag geventileerd. Hiér had de minis ter de gelegenheid er op te wijzen, dat men aan die zijde niet altijd oog heeft voor de werkelijke verhoudingen in or land. Zoo had de heer d' Ansembourg z... in het geheel er niet aan gedacht, dat het onmogelijk was door de Staten-Generaal een soort opperbestuur over de gemeenten uit te oefenen, omdat de Staten-Generaal adviseerende, doch de gemeentebesturen besturende colleges zijn. Ook had deze afgevaardigde in het geheel over het hoofd gezien, dat het de crisisomstandig heden zijn geweest, die zoo'r sterk verband tusschen de rijks- en gemeentefinanciën hebben gelegd, dat de vele met rijksgeld geholpen gemeentebesturen controle van regeeringswege op hun financiën doogen moesten. De ideeën van den b.-afgevaardigde aangaande het bestuur over de gemeenten sproten uit een niet' nationale mentaliteit voort. De samenwer king tusschen de regeering en de Kamers in de afgeloopen vier jaren had getoond, dat er van het huidige systeem kracht uit gaat. Opmerking, welke uit de Kamer teekenen van instemming verwierf. Dat in de grensstreken de ondersteunde werkloozen tusschen 's nachts 12 uur en 's ochtends 6 uur niet op straat mogen komen en verder in hun bewegingsvrijheid in de buurt van de grens beperkt zijn. heeft bepaalde redenen, die niet alleen voor n.s.b.-ers, maar voor alle werkloozen gelden: de verleiding, die van den smok kelhandel op menschen met weinig midde len uitgaat. De minister protesteerde tegen de be wering van deze zijde, dat het Utrechtsche gemeentebestuur door hulde te brengen aan het stoffelijk overschot van den so- ciaal-democratischen wethouder de ciaal-democratie had willen eeren; een wethouder, van welke richting ook, volgens den minister niet een wethouder van een partij, maar van de gemeente. Met kracht kwam de bewindsman op tegen de aantijging als zou generaal Duy maer van Twist eigenlijk de schuldige zijn bij enkele bij den B. V. L. voorgekomen knoeierijen. Maar deze onwaardige aanval op den generaal was juist een eerbewijs voor hem, want daardoor werd bewezen, hoe men met hem en zijn 80.000 landstor- mers, „waarachter wij ons veilig voelen" ook tegen de n. s. b., rekening houdt. Volgens den heer d'Ansembourg gaan we een burgeroorlog tegemoet. „Ja, zei de minister, „als de regeering niet tijdig maatregelen had genomen tegen het uit lokken, van relletjes, het gooien met rotte eieren, enz., dan zou het die richting zijn uitgégaaii. Dë'héér d'Ansembourg is'mi litair geweest, zij het niet in ons land, ei dan zal hij tóch wél weten dat een ge wóon soldaat niet tegen het bevel van een géneraal, die den aanval beveelt, ingaat, omdat hij vindt, dat het daarvoor niet het geschikte moment is. Zoo is het ook met de regeering. Z ij en niet de n. s. b. maakt uit wat er gebeuren moet. Hier is het rus tig en veilig. Heeft de heer d'Ansembourg hier iets van een burgeroorlog gemerkt?" Een hartelijk gelach klonk in de Kamer op, toen de minister op deze wijze onge veer dezen afgevaardigde van repliek diende. En wat nu dien burgemeester van Velsen betreft, wien de heer Hermans uitlatingen als „luie lammelingen van werkloozen" en critiek op de evenredige vertegenwoordiging had toegeschreven, op grond van hem als betrouwbaar bekende bronnen, maakte de minister eveneens nog een paar slagvaar dige opmerkingen. De gelaakte uitdrukking was niet aldus gebezigd en die critiek in een openbare raadsvergadering op het even redigheidstelsel, kon de heer Hermans, die zelf zoo voor het vrije woord is, dat niet hebben? Dan zou de minister voortaan alleen maar burgemeesters in den geest van den heer Hermans kunnen benoemen. Ove rigens: had ook minister Colijn in de Kamer niet onlangs critiek op datzelfde stelsel doen hooren? Er was alweer eenige vroolijkheid in de Kamer, en ook de heer Hermans kon niet nalaten te lachen, want er viel inderdaad niet veel tegen in te brengen, hetgeen hij later in zijn repliek erkende, maar eigenlijk wist hij niet aan -welke bronnen hij moest twijfelen, aan die van den minister of ar.n de zijne. Inderdaad mr. dc Wilde erkende het was langen tijd de neiging bij de regeering om een socialist tot burgemeester te benoe men, niet groot geweest: niet, omdat er geen bekwame mannen van die richting te vinden zouden zijn, maar vanwege het beginsel. Met des te grooter belangstelling had hij daarom de evolutie van de S.D.A.P. van den laatsten tijd gevolgd. Hij geloofde, dat de wijziging oprecht gemeend was, maar hij vond baar toch niet „een bekeering des harten". De omstandigheden hadden haar toch wel degelijk beïnvloed; dat kon hij niet weg cijferen. Daarom moet de regeering „met beleid" de wijziging, die zich in de S.D.A.P. voltrokken heeft, bezien, en in dat licht ook een benoeming van een sociaal-democraat tot burgemeester beschouwen. In elk geval blijkt uit deze verklaring, dat de regeering niet onwelwillend is. De vlag. Tenslotte de vlagkwestie, waarover de heer de Savornin Lohman (c.h.) Donderdag inlichtingen had gevraagd. De minister ge loofde, dat de regeering te rechtertijd haar besluit tót vaststelling van de officieele vlag had genomen, nog vóórdat er een vlagkwestie was gegroeid. Er moet geen strijd ontstaan over de vraag of men door het voeren van bepaalde kleuren monarchaal is of 'niet. Van groote beteekenis is het, dat de souvereine vorst in 1813 zich voor de kleuren rood-wit- blauw had uitgesproken, die onder Tromp Hoe de doorgangsweg, wordt. De K.N.A.C. schrijft óns: Eindelijk, na eenige weken van span ning, is dan toch het pleit van de groote tunnel voor Rotterdam beslecht. Een tun nel van rechthoekigenvorm, met twee banen van 6 M. naast, en twee van 5 M. boven elkaar, bestaande- uit stukken, wel ke in een daartoe uitgebaggerde geul on der het rivierbed worden neergelaten. Het zal nu nog ruim drie jaar duren eer de automobilisten door de eerste tunnel in Nederland zullen rijden. Toch zal het iederen automobilist interesseeren hoe het doorgaand verkeer in de nabije toekomst, langs een véél korteren en snelleren weg dan tot nu toe, Rotterdam zal doorkruisen. Wij hadden daartoe een onderhoud met ir. A, Bos, adjunct-directeur van den Ge meentelijken Technischen dienst te Rot terdam, die ons welwillend de noodige inlichtingen verschafte. Bovendien vonden wij hem bereid, niettegenstaande overbe lasting van zijn bureau ten gevolge van de vele 'problemen, die' het ten uitvoer leg gen van de. tunnelplannen uiteraard met zich meebrengt, onmiddellijk het hier ge reproduceerde kaartje te doen gereed maken. Hierin vindt men duidelijk het tracé aangegeven van de verbindingen -van het Noorden naar het Zuiden en hoe ook de nieuwe weg naar Gouda hierop zal aanslü'iten. De heer Bos zette uiteen, dat de weg van de brug bij het begin van den Van- Stokweg af, 12 M. breed wordt en door een haag en andere, speciale aanduidingen van het andere'straatgëdeélte' (dit wordt op dit tracé over het algemeen genomen 40 M. breed) goed is afgescheiden. De on vermij deiijke wegkruisingen zullen door automatische lichtseinen worden bevei ligd. De basculebrug bij den noordelijken" ingang van Rotterdam wordt ruim twee maal zoo breed, terwijl naast-de bestaan de viaduct bij de Nenijtohal nog drie door gangen onder de spoorbaan door worden gebouwd. Ten zuiden van de tuhnel volgt de weg, die aansluit op het laatste gedeel te 'van den Kreekweg, een grootendeels nieuw tracé, zoodat op dat gedeelte de weg niet behoeft aa.ngepast te worden agn bestaande stratencomplexen. Nu het' vast staat, dat met de uitvoering van het groote tunnelplan een aanvang kan wor den gemaakt, gaat men ook onmiddellijk beginnen met het aanleggen van dit grootsch opgevatte plan van toegangs wegen tot de tunnel, waarbij het interlo- cale verkeer in-de gelegenheid zal zijn snel door Rotterdam.heen.te komen, zon der onnoodig door de al te bekende locale -verkeerseongestie, welke nog altijd op een oplossing ligt te wachten, te worden op gehouden. Door- de crisis zijn deze verkeers moeilijkheden weliswaar wat op den ach tergrond geraakt, maar nu Rotterdam's machtige havenbedrijf gelukkig weer krachtig opleeft; zal ook de verkeerscon- gestie op bepaalde .punten .-weer heel wat stagnatie op de. spitsuren gaan geven] In- tusschen kunnen de haastige automobilis ten zich in zulke'momenten reeds bij voor baat troosten, hoe, over drie jaar, al deze moeilijkheden vergeten zullen zijn en zij in een flink tempo, zonder mis te rijden, Rotterdam van .noord naar zuid en van west naar oost zullen kunnen doorkruisen. Dus nog i.even" geduld! en De Ruyter over.de wereldzeeën hebben die pok onze yiag hebben uitger maakt bij Waterloo. en den Tiendaagschwi veldtocht. De minister-beriep zich op prof. Huizinga, die betoogd heeft, dat rood-wit blauw de juiste kleuren .van onze vlag zijn. Er komt nog een wetsontwerp, dal; ver schillende bepalingen zal bevatten. De mi nister kon er zich niet over uitlaten; wel liet hij doorschemeren, dat het vlaggen met oranje-blanje-bleu voor particulieren niet zal worden verboden en dat de regeering er ook geen bezwaar tegen zal maken als bij he rood-wit-blauw eèn oranje wimpel werdt gevoegd. De begrooting werd, na replieken, z.h.s. goedgekeurd met aanteekening van de N.S.B.-ers dat zij tegen waren. De Postbegrooting gaf aan enkele leden slechts aanleiding .tot het-maken van korte opmerkingen. Algemeen bracht men hulde aan het beleid van de bedrijfsleiding. Op onderdeelen bestond critiek; er waren eenige wenschen van de heepen de Zeeuw Nivard (r.k.) met betrekking tot het perso neel, van den heer van Rappard ten aanzien an de postdiensten op het platteland, dat nog wat misdeeld is en met betrekking, lot. de radio was er een lang betoog van den heer Polak (s.d.), die, alhoewel geen sym pathie erkennende voor de vrijdenkers, niettemin voor hen de door den minister af genomen zendtijd terugwenschte, omdat die Vrijdenkersomroep nu eenmaal zendtijd ge kregen had en zich aan niets te buiten was gegaan, dat een zoodanig besluit zou wetti gen. Minister de Wilde staat echter, zooals be kend, op het standpunt dat deze organisatie nooit zendtijd had behooren te krijgen, op grond van haar eigen statuten en van het radioreglement, en, aangezien ze toch niet aan haar doel in den aether kan beantwoor den, is het beter zuiniger met den zendtijd om te springen. Ook de Postbegrooting werd goedgekeurd OPHALEN EN THUISBEZORGEN VAN WAREN NIET GELIJK TE STELLEN MET VENTEN. Een bedreiging voor den Midden stand. De vraag, of -het ophalen van bestellingen van waren of goederen en het thuisbezorgen daarvan gelijk gesteldr kan worden met venten, is door de Kroon ontkennend be antwoord. De raad der gemeente Asperen, had in zijn vergadering van 9 Juli 1936 een besluit ge nomen tot vaststelling van een verordening op het venten binnen die gemeente, waarin art. 2 gezegd werd, "dat het verboden wasr, om zonder vergunning-van B. en W. te venten, welke bepaling echter niet van toe passing zou zijn op inwoners der gemeente. Bovendien was in hef 2e lid van art. 1 be paald, dat met venten gelijkgesteld zou worden het ophalen van bestellingen van waren of goederen en het thuisbezorgen daarvan. De Kroon overwoog, dat hierbij kla&rfifijkelifk' dé 'bedoeling' had voorge zeten 'de bèföligen van dë' ingezetenen té beschermen 'tegériovër de hièt-ingézetenen en ëerstig'exióëfndèn dusdoende te bevoór- deelen. Een dergelijk streven naar plaatselijke protectie zou aldus oordeelde de Kroon het handelsverkeer tusschen de gemeen ten: ernstig bemoeilijken, hetgeen in strijd is te achten met het algemeen, belang. Afgezien echter van hèt bovenstaande, achtte de. Kroon ook de bepaling van het 2e lid van art. 1 (hierboven vérmeid) niet toe laatbaar. Hoezeer ook toegegeven kan wor den, dat het, door de tegenwoordige tijds omstandigheden buitenmate toenemende aantal venters een bedreiging vormen kan voor den plaatselijken middenstand, zoodat, ter bescherming van diens belangen, maat- regelen wenschelijk kunnen zijri, om de mogelijkheid tot venten in de gemeente te beperken, zulks geenszins noodzakelijk maakt, in een desbetreffende reegling ook houders van winkels te betrekken. Door de bovenvermelde redactie van het 2e lid van art. 1, werd een ongemotiveerde belemmering in-het leven geroepen ten aan zien van de vrijheid van bedrijfsuitoefening van de betrokken personen. Een en ander achtte de Kroon in strijd met het algemeen belang, waarom het hierbovengenoemde raadsbesluit gedeeltelijk vernietgd werd. STRIJD OM RADIOPROGRAMMA'S. Vragen aan den minister gesteld. De heer Westerman (partijloos) heeft de volgende vragen gesteld aan den minister van binnenlandsche zaken: 1. Kan de minister mededeelen of het juist is, dat het centraal bureau voor den omroep een overeenkomst met de Neder landsche dagbladpers heeft aangegaan in- zake het publiceeren der radioprogramma'; in de dagbladen en op grond van deze over eenkomst aan de niet bij de Nederlandsche dagbladpers aangesloten riieuwsblader hierna zonder meer aan te -duiden „nieuwsbladen", bij aangeteekend schrij ven heeft verboden radioprogramma's te pu bliceeren, als gevolg waarvan aan een be langrijke groep van bladen, verspreid over geheel Nederland, door genoemd bureau als uitvoerder van een overeenkomst met de concurrenten dezer bladen grooté schade wordt toegebracht? 2. Is het juist, dat de minister zijn bemid deling heeft verleend voor het tot stand ko men van dit convenant? Kan de minister voorts mededeelen, of het juist is, dat de dagbladpers aan de om roeporganisaties bepaalde concessies heeft gedaan op advertentiegebied, in ruil waar voor aan de dagbladen het alleen publicatie recht van radio-programma's werd afge staan? 4. Indien een en ander inderdaad juist is, is de minister dan niet van meening,, dat hij zij het onbewust zijn invloed heeft doen gelden in een concurrentiestrijd tus schen de dagbladpers en de nieuwsbladen? 5. Is de minister niet van meening, dat het geen regeeringstaak.kan zijn in te grij- peh.ten. - vomv -:oï nadeel e - van .eert bepaalde groep - in den;.,concurrentiestrijd .tusschen? dag- -ennieuwsbladen? 6. Acht. de minister het tegenover de nieuwsbladen billijk, dat hun op deze wijze abonné's worden ontnomen, aangezien velen, die zich uit hoofde van de kosten niet op een radio-programma kunnen abonneeren, voort aan aan een dagblad de voorkeur zullen ge ven? 7. Is de minister, indien vraag 2 bevesti gend' moet worden beantwoord, bereid even eens zijn bemiddeling te verleenen voor het tot stand komen van een vergelijk tusschen omroepvereenigingen en nieuwsbladen ten einde de eenzijdige bevoordeeling van de dagbladen, door bemiddeling'van dèn.hiinis- ter bewerkstelligd, ongedaan te maken? AVONDFEEST OP ONS GEZANTSCHAP TE BRUSSEL. Waarom sprak men Fransch? De heer Teulings (r.k.) heeft tot den nïi- nister van buitenlandsche zaken de .Volgen de vragen gesteld: 1. Is het juist, dat de uitnoodigingen Voor een avondfeest op Donderdag 21 Januari 1937, uitgeaan van het Nederlandsche ge zantschap te Brussel, uitsluitend in de Fransche taal gesteld zijn verzonden? 2. Is het juist, dat aanwezige Vlaamsche gasten op dat avondfeest door den Neder- landschen gezant in de Fransche taal zijn aangesproken, en dat dit zelfs met eenigen uiterlijken nadruk is geschied? 3. Is het juist, dat aan het personeel van het Nederlandsche gezantschap te Brussel opdracht zou zijn gegeven, althans als orde woord zou zijn uitgegeven, op dat avond feesten geen Nederlandsch te spreken? 4. Indien de fëitén, in de drie vooraf gaande vragenontschreven, geheel of ten deele juist mochten zijn, is de minister dan bereid te verklaren, dat zoodanige handel wijze zijn instemming in geenen deele heeft, en maatregelen te* nemen, dat voor de toe komst zoodanige handelwijze uitgesloten is? 5. Is de minister niet van meening, dat in een land waar" de 'hoogste regëerings-auto- riteiten het deel der bevolking dat de Ne derlandsche taal spreekt, zich van die taal bedienen, ook door het Nederlandsche ge zantschap aan^de eigen Nederlandsch cul tuur de steun Behoort te worden verleend, gelegen in hèt. gebruik der eigen Nederland sche taal? BROEK IN WATERLAND ZORGT VOOR VISCH VOQR DE HENGELAAR8. Teneinde in de mooie, onder den rook van Amsterdam gelegen «n in den zomer zeer schilderachtige wateren der gemeente Broek in Waterland, een goede vischstand te toe houden en in het komende seizoen aan hon derden hengelaars weer onschatbaar genoe gen en ontspanning te geven, zullen vóór 20 Maart a.s. ongeveer 4000 pond groote kar pers en baarzen worden uitgezet. De eerste uitzetting zal plaats hebben op Donderdag 11 Maart a.s. om 2 uur des na middags, waarbij tevens een groot aan tal visschen van metalen controle-plaatjes zal worden voorzien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8