I Stad en Omaeoina DE MIENT. ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 2 APRIL 1937 HET VOEDINGSVRAAGSTUK. Men schryft ons: Zaterdag zal Alkmaar in de zeldzame gelegenheid zijn een medica te kunnen hooren spreken over het voedingsvraag- stuk. Mej. Tine Kaayk, practiseerend dokter te Arnhem, is een van de in Nederland nog slechts weinig medici, die de vitalisti sche, d.w.z. de neo-vitalistische richingt in de geneeskunde zijn toegedaan. De aan hangers van het neovitalisme dat is het vitalisme van zijn vroegere tekort komingen ontdaan en met zijn waarheden door de hedendaagsche wetenschap beves tigd zien ziekte als een poging van het lichaam om zich van daarin niet thuis behoorende stoffen te ontlasten en er kennen haar als een abnormale verande ring in de humores of wel de lichaamssap pen en behandelen derhalve bij gezond heidsstoornissen niet speciaal de ziekte, maar den geheelen zieken mensch. Dit in tegenstelling met de officieele geneeskunde, die mechanistisch is en een verandering in de vaste deelen of lichaamscellen als ziekteoorzaak be schouwt, en die, evenals men bij een ma chine een defect onderdeel herstelt, eenig ziek orgaan los van het overige lichaam probeert te genezen. Het neo-vitalisme stoelt niet op school- sche theorie of op een aangeleerde denk wijze, doch het spruit voort uit een zeker geheel gebouwd op deze hippocratische levensinzicht zijner beoefenaren. Het is grondstelling: dat de ziekten ons niet overvallen als een donderslag uit een helderen hemel, maar dat zij het gevolg zijn van onze tallooze bewuste en onbe wuste zonden tegen de natuur en slechts schijnbaar plotseling uitbreken wanneer deze zich hebben opgehoopt. Dientenge volge treedt een neo-vitalistisch arts niet op als dictator der natuur, trachtend met giftige medicijnen en dito vaccins en sera de ziekte te bezweren, maar weet hij zich gelijk Hippocrates: de vader der ge neeskunde „de nederige dienaar van de physis". En in dit dienaarschap maakt hij vanzelfsprekend slechts uitsluitend ge bruik van die geneesmiddelen, welke de natuur zelf herbergt in haar schoot: zon, licht, lucht, water, kruiden en ten laatste, doch geenszins het minst belangrijke: een rationéele voeding. En belangrijk is onze voeding, welker groote invloed op de ge zondheid in het algemeen veel te weinig wordt gekend en onder het oog gezien, zeker. Want wordt niet het bloed, dat „zeer bizonder sap": de stroomende lichaamsbouwer, uit het voedsel gefor meerd? Mej. Tine Kaayk nu, komt Zaterdag avond a.s. in het gebouw de Unie aan- toonen hoe onze voeding, wetenschappelijk beschouwd en geregeld, voorkomt en ge neest de ziekten welke eigen zijn aan het menschelijk ras. Is deze lezing uit den aard der zaak reeds belangrijk voor ieder een, zoo is zij dit toch in bizondere mate voor de huisvrouw en de toekomstige huisvrouw, omdat van haar juist begrip van de voedingskwestie goeddeels de ge zondheid van de aan haar zorgen toever trouwden afhangt; omdat tevens ver klaard zal worden hoe een rationeele voe ding een goedkoopere voeding beteekent en omdat op deze vergadering ook te be zichtigen is een wieg, welke door deze meest moderne medici als zeer hygiënisch en practisch wordt aanbevolen: de reform- wieg of het Trockenbett. Houdt dus allen, die eenigszins beseft welke belangrijke rol de voeding ten op zichte van onze gezondheid speelt, Zater dagavond voor deze vergadering vrij. De toegang is vrij. VRIJWILLIGE VERKEERSINSPECTIE IN NOORDHOLLAND. Jaarverslag over 1936. Men schrijft ons: In goede samenwerking met de rijksveld- wacht werd in 1936 het werk van de Vrij willige Verkeersinspectie in Noordholland op de bekende wijze voortgezet. Hoewel in de laatste jaren de rijksveld- waoht, met een speciaal hiervoor ingestelden dienst „de Rijksverkeersinspectie" op de buitenwegen optreedt, blijkt toch nog wel uit onzen arbeid, dat het instituut geenszins overbodig is. Het komt er alleen maar op aan, dat de activiteit niet vermindert. Wij moeten actieve leden hebben, die overeen komstig de bepalingen steeds bereid zijn hun vrijwillige verplichtingen na te komen. Kan men hieraan niet voldoen, dan stoort men den politiedienst op ernstige wijze en schaadt men den arbeid. Anderzijds komen klachten in, dat de leden niet uitgenoodigd worden. Het instituut blijft voorloopig een bijzon der gewenschte aanvulling voor de z.g. „Rijksverkeersinspectie", zich thans noemen de „Rijksverkeerspolitie" van de Rijksveld- wacht In 1936 is hiernaast ontstaan de „Rijksver keersinspectie", bedoeld bij K.B. van 12 Juli 1936, No. 573, die mede zal worden belast met het toezicht op de spoorwegen, zooals dit is bedoeld in art. 10 der Spoorwegwet. Hiervan is nog niet bekend, of de werk kring van dezen dienst zich zal uitstrekken tot de geregelde controle op het naleven van de verschillende verkeersvoorschriften, t.w. op de regels van den weg, onderzoek remmen, richtingstoestellen, verlichtingsin richting, bandeninspectie enz. tijdens het gebruik van motorrijtuigen op de wegen. Mocht dit wel het geval zijn, dan zal er echter nog wel geruime tijd verloopen voordat dit alles naar behoeven geregeld zal zijn en zeker tot zoolang kunnen wij onzen zoo nuttigen en steeds ge waardeerden arbeid met succes voortzetten. Wij zijn nog niet overbodig en goed beschouwd zullen wij dit ook niet spoedig worden. Het valt te betreuren, dat men niet vol doende inziet welk een bijzonder nut het instituut heeft voor de ontwikkeling der politie op verkeersgebied. Juist de bijzon derheid van onze instelling geeft de rijks politie in het geheele land de gelegenheid zich, in den besten zin, op de hoogte testel len van het autorijden. Iedere politieman kan hierdoor de praktijk leeren en men kan veilig aannemen, dat hij steeds in gezel schap zal zijn van goede weggebruikers. Aannemende dat de rijksverkeersinspectie of rijks verkeerspolitie eenmaal in dén ge- wenschten zin zullen werken, dan kunnen zij toch niet overal tegelijk zijn. Daar waar soms een ongeval tengevolge van een aan rijding vporkomt, moet de plaatselijke politie terstond optreden en juist het eerste onderzoek is meestal het belangrijkste. Het is dan ook daarom, dat o.i. iedere politieman de noodige kennis moet bezitten van het verkeer en het gebruik der diverse voer tuigen en deskundig moet zijn om bij een ongeval het eerste optreden te kunnen in zetten. Ook in dit licht bezien is het be staan van ons instituut bijzonder nuttig. Aan de hand van het vorenstaande zal er dan ook in 1937 voor onze werkende leden nog ruimschoots gelegenheid bestaan om ten dienste van het verkeer en de alge- meene veiligheid zijn persoon en wagen beschikbaar te stellen en kan veel en goed werk verricht worden. Bedroeg het aantal controle-ritten in 1935: 287, in 1936 is het totaal hiervan: 226, zoodat weder een daling blijkt. Dit is, gelet op het aantal werkende leden, dat onze ver- eeniging bezit, zeker niet noodig. In het ver slag van 1935 is ook reeds gewezen op het schijnbaar wel wat gemakkelijk „afzeggen" van een afgesproken rit en ook nu willen wij hierop andermaal de aandacht vestigen. Heeren leden blijft actief, ons werk vraagt het en geeft er de gelegenheid toe. Tijdens de vorenbedoelde 226 ritten wer den weder vele overtredingen geconstateerd op verschillend gebied. Vooral de ritten, ge maakt in October, November en December j.L, respectievelijk 24, 19 en 23 ritten, ge tuigden dat deze ook in dit jaargedeelte niet overbodig waren. In het geheel werden tijdens de ritten in 1936 697 overtredingen geconstateerd. Er werden 37 z.g. blanco-ritten gemaakt. Door verschillende omstandigheden komt dit van tijd tot tijd voor, doch deze ritten blijven door hun preventieve waarde zeker ook van belang. De gedachte, dat deze rit ten van weinig waarde zijn, is o.i. dan ook niet juist. In verband met het aantal werkende le den zou het aantal ritten zeker belangrijk hooger kunnen zijn, waaruit zou blijken dat het aantal overtredingen in evenredigheid zou toenemen en hieruit mogen wij dus con- cludeeren, dat een geregeld wegtoezicht nog steeds noodig blijkt. Nu met ingang van 1 November j.1. weder meerdere nieu we verkeersbepalingen zijn ingevoerd en dezen op naderen datum t.o. van de licht voorziening zullen worden aangevuld, zal het maken van de verplichte controle-ritten van groot nut kunnen zijn om de nieuwe voorschriften er meer in te brengen en c.q. de niet-wetenden of -begrijpenden het een en ander toe te lichten. Het aantal leden liep in 1936 een weinig terug, doch waar de vereeniging nog 195 werkende- en 43 belangstellende leden telt, behoeft er niet gevreesd te worden, dat wij onze taak niet naar behooren zullen kunnen vervullen. Mededeeling werd gedaan van enkele ver beteringen, die t.o. van de verkeersveilig heid op verzoek van het dagelij ksch be stuur op verschillende plaatsen in deze pro vincie tot stand waren gebracht. Overigens werden door het dagelij ksch be stuur de zaken volgens gewoonte afgedaan en werd ook dit jaar weder gezorgd voor de verspreiding van de bekende Verkeers- kalenders. In verband met de wijziging van het Motor- en Rijwielreglement werden de tusschenblaadjes belangrijk uitgebreid en hierop melding gemaakt van de vele nieu we verkeersregels. Er werden dit jaar 1200 kalenders verspreid, waardoor het aantal scholen, die voor toezending in aanmer king kwamen, kon worden uitgebreid, met herhaling van ons verzoek om, door gere gelde behandeling van de verkeersvoor schriften, de oudere kinderen op de hoogte te brengen van de „Regels van den Weg". 1937 is inmiddels voor een gedeelte ver loopen, onze arbeid wordt voortgezet en het bestuur hoopt en vertrouwt, dat de leden indachtig zullen zijn aan de verplich tingen. die zij middels hun lidmaatschap vrijwillig op zich hebben genomen, waarmee zy naar hun beste vermogen zullen bijdragen om de verkeersveiligheid op de wegen te helpen handhaven. Het goede voorbeeld door onze leden bij het weggebruik gegeven een dienst in belang van het Veilig Ver keer. waarvoor aller medewerking steeds noodig is. KLAARTJE VAN VOLENDAM. Operette in drie bedrijven door J. Haakman; muziek Joh. Kuiper. Kuiper's zangklassen hebben gister avond voor een geheel bezette schouw burgzaal in de „Harmonie" wederom de operette „Klaartje van Volendam" voor het voetlicht gebracht en het is o. i. de telkenjare aan den dag gelegde serieuse voorbereiding tot zulk een feestavond, welke het geheel zoo volledig deed slagen. Want het is een alleraardigste opvoering geworden. Wij zullen ons te dezer plaatse onthou den van een resumé van den inhoud, doch liever iets willen zeggen over de opvoe ring zelf. Naast een strakke discipline, welke noodzakelijk was bij een zoo groot aantal kinderen, was het vooral de keurige zang van de kleine hoofdpersonen, die sterk de aandacht trok. Vrijwel geen moment was er een hapering, alles greep als een rader werk altijd ineen en daardoor te meer was het een genoegen getuige te zijn bij de belevenissen van Klaartje. Aan de jeugdige hoofdrolvertolkster Annie Weiier komt in de eerste plaats een woord van bijzondere lof tof, omdat zij prachtig weergegeven heeft, hetgeen de auteur J. Haakman met zijn Klaartje be Het vernieuwen van de walmuren van de Mient is nu met man en macht ter hand genomen. Het water is weggemalen en de werkzaamheden vorderen goed. Hier een interessante overzichtsfoto. oogde, n.1. een frisch, onervaren vis- schersmeisje, dat heelemaal niet paste in de groote stad en dat weer blij was in het geliefde Volendam terug te zijn. Haar heldere stem en haar groote rolvastheid zijn een groot succes geweest, waarvoor terecht dank gebracht mag worden. Vadér en moeder Duin (Piet en Bets v. d. Burcht) speelden naar verhouding al even goed en speciaal de uitbeelding van vader Duin is tot het einde toe goed vol gehouden. Baas Snijder (Piet Bakkum) zong in het begin eenigszins aarzelend, doch kwam er later heel goed in, terwijl Dries Timmer Jan Verbeek) een waar dig partner bleek voor Klaartje. De kleurige Volendamsche costuums hebben er niet weinig toe bijgedragen aan deze operette een fleurig-frisschen aan- bl;k te geven. De eenvoudige maar goed uitgevoerde klompendansjes waren een lust voor de oogen en de décors pasten al evenzeer in het kader van deze operette. Mogelijk zou er iets losser gespeeld kun nen worden, indien er wat minder mede spelenden geweest waren, want nu kreeg men vaak een tè „militarische" afwerking, doch deze kleine handicap is noch door den heer Kuiper noch door den heer Haakman ondervangen kunnen worden, omdat nu eenmaal ieder kind aan zulk een „grooten feestavond" wil meedoen. Terecht hebben de vele aanwezigen hun ingenomenheid door herhaald en krachtig applaus onderstreept. Kuiper's zangklassen hebben met de opvoering van gisteravond weer een suc ces bij de vele andere kunnen inboeken. Onze muziekrecensent schrijft ons: De heer Joh. Kuiper, muziekleeraar al hier, bracht voor eenige jaren de operette voor kinderen „Klaartje van Volendam" libretto van den heer J. Haakman ten tooneele en had met die opvoering veel bij val. Gisteravond kwam deze operette nog eens weer voor het voetlicht en de volle zaal genoot weer volop. 't Is ook een zeer sympathiek werk. Kui per's muziek is eenvoudig, frisch; muziek, die de kinderen graag zullen zingen, omdat ze practisch geschreven is. En dan die Vo lendamsche kleedij maakt menig fleurig tooneeltje mogelijk. De hoofdpersoon is een Volendamsch meisje, die eens wat meer van de wereld wil zien, en door een dame een betrekking als dienstmeisje in Amsterdam verkrijgt. Al spoedig krijgt zij genoeg van de Amsterdam- sche jeugd, bespot haar, andere dienstmeisjes zijn haar vijandig en zeggen: wat doet ze hier, laat ze in Volendam blijven. Ze wil graag weg, maar hoe! Daartoe wordt ze in staat gesteld door Dries Timmer, een Volen damsche jongen, die destijds naar Amster dam is getrokken om werk te zoeken, maar toch ook weer terug wil. Samen vluchten ze, en worden daar alleen met gejuich ont vangen, niet het minst door Klaartje's moe der. De opvoering had een vlot verloop en men hoorde goeden zang, waarvan men trou wens van te voren verzekerd van kan zijn., wanneer Kuiper met zijn talrijk kinderkoor voor den dag komt. Een beschaafd klinkend strijkorkest met piano, dat de solo's uiterst discreet begeleidde, werkte mede om ook deze opvoering bijzonder te doen slagen. A. K. ESPERANTO. Gedurende de gepasseerde Paaschdagen vond niet alleen het Alg. Ned. Esperanto Congres te Den Helder plaats, maar ook in Gent dat van de Federatie v. Arbeiders- Esperantisten. Dit congres van de grootste landelijke Esperanto-organisatie ter wereld werd voor afgegaan door een geanimeerden feestavond, aangeboden door de Gentsche afdeeling der federatie. Deze avond werd bijgewoond door rond 1000 esperantisten, niet alleen uit het Nederlandsche taalgebied (Nederland plus Vlaanderen), maar ook uit Frankrijk en En geland. Den len Paaschdag werd des voormiddags het congres offieel ten stadhuize door den Burgemeester van Gent ontvangen, na welke plechtigheid de stoet van 750 deel nemers zich naar de congreszaal begaf. Hier werd, na een opwekkende openings rede van den voorzitter den heer F. Faul- haber een aanvang gemaakt met de behan deling van de uitgebreide agenda. De voornaamste punten hieruit waren wel: de bestuursver(her)kiezing, het bezol digen van één bestuurslid wegens het te zwaar worden der bestuurswerkzaamheden. (Het verzorgen van den boekendienst met een omzet van ruim f 17.500.per jaar) een motie tegen de foutief georiënteerde S.E.L.N.-beweging en het vaststellen van plaats en tijdstip voor het volgende congres. Het bestuur werd bij acclamatie geheel herkozen, terwijl bovendien nog een 9e be stuurslid gekozen Werd. In verband met het feit, dat in Nederland en waarschijnlijk ook elders, veel slechte Esperanto-literatuur wordt uitgebracht, zal worden getracht in samenwerking met an dere Esperanto-organisaties hier te lande en internationaal, te komen tot de vorming van een desbetreffende controle-commissie. Als congresplaats voor 1938 werd vastge steld Leeuwarden, waar zich dan gedurende de Pinksterdagen wederom een groot aan tal Esperantisten in een kameraadschappe lijk en hopenlijk even vruchtbaar congres zullen vereenigen. Land en volk van Nieuw-Guinea. Het land is ongetwijfeld geschikt voor kolonisatie op groote schaal, maar de regeering moet er den stoot aan geven. De onlangs hier ter stede na een lezing van den heer Van Millingen uit Santpoort opgerichte afdeeling van de Nederlandsche Nieuw-Guinea-vereeniging hield gisteravond in de bovenzaal van den heer Th. van Gij zen aan de Breedst raat een openbare verga dering, waar dezelfde spreker weder op trad. Hij werd bij het in ruime mate opgeko men publiek ingeleid door den voorzitter der jonge afdeeling, den heer C. H. Blees, die begon met een woord van dank te bren gen aan den heer C. ten Bruggencate uit Heiloo, die het initiatief had genomen voor de lezing in Febr. 1.1., waarvan de oprich ting der afdeeling het gevolg was geweest. Dankbaar was spr. voor de sindsdien van verschillenden kant ondervonden belang stelling en hij gewaagde dan van het noe men van Nieuw-Guinea en de mogelijkheid van kolonisatie niet alleen in het Nederland sche parlement, maar ook in dat van andere landen. Vooral dit laatste moet tot nadenken stemmen, dacht spreker, omdat die landen een groot bevolkingsoverschot hebben, waar voor grondgebied broodnoodig is. Maar Ne derland zou voor datzelfde doel dezelfde streek ook kunnen gebruiken. Hierna gaf spr. het woord aan den heer van Millingen over het onderwerp Land en volk van Nieuw-Guinea. Deze causerie was dezelfde als door hem op 12 Jan. j.1. gehouden te Heiloo, waarvan wij in ons no. van den daaropvolgenden dag een uitvoerig relaas gaven. Wij zullen daar om thans slechts een resumé geven van de overigens zeer belangrijke mededeelingen. De spreker, die het Nederlandsch gebied van Nieuw-Guinea kent door militaire expe dities welke hij er gemaakt heeft, ving aan met het vertellen van verschillende geogra fische en geschiedkundige bijzonderheden, om dan uitvoerig stil te staan bij de tempe ratuur van het groote gebied, dat hij voor kolonisatie door blanken niet minder ge schikt vond dan het overige Nederlandsche gebied in de tropen. De bevolking is er zeer dun, men schatte het zielental aanvankelijk op 400.000, maar I een schatting van 172.000, gegrond op explo- j ratie-tochten van militaire detachementen, leek spr. meer aannemelijk. Groote gebieden van het uitgestrekte eiland, deelen ter grootte van anderhalf maal Nederland, zijn nog nooit door blanken bezocht en bijgevolg totaal onbekend. In dit verband deed spr. interessante mededeelin gen over de moeilijkheden, verbonden aan het doordringen in het oerwoud. Slechts ten koste van zeer groote bedragen kunnen mi litaire detachementen in het binnenland doordringen om het land te leeren kennen. In den laatsten tijd worden voor deze tochten vaak vliegtuigen gebruikt Van een doorkruisen van het land, zooals onlangs werd gemeld, dat gebeurd zou zijn, is geen sprake, tenzij dan op het smalste gedeelte. De bewoners, de Papoea's, wasschen zich nooit. Zy leven in verschillende stammen en verkeeren vaak met elkaar op voet van oorlog, waarbij dan z.g. raaktochten worden gemaakt d.z. strooptochten, waarbij ge poogd wordt zooveel mogelijk schedels te bemachtigen van de vijanden. Vandaar de naam Koppensnellers en sneltochten. Dat koppensnellen wordt sterk tegengegaan door het Nederlandsche gouvernement en spr. vertelde ervan hoe de vrede tusschen een paar stammen door hem was bewerkt in 1921. Uitgezonderd den door de christenen ge- brachten godsdienst is er geen godsdiensti ge overtuiging onder de Papoea's. Zij ver eeren datgene, wat zij zien, maar niet be grijpen, b.v. zon en maan, en vooral de maan. Spr. vertelde hiervan amusante din gen. Het koppensnellen geschiedt voor een deel ook uit hun bijgeloof, want zij meenen dat zij, door hun jonge kinderen den naam te geven van een gedooden man, den geest van dezen als beschermer van het kind aan stellen. Het eten van menschenvleesch, dat ook voorkomt onder de inlanders, is voor tal van stammen ook al een uitvloeisel van bij geloof, omdat zij immers door dit vleesch tevens de goede hoedanigheden van den mensch tot zich nemen. Zij eten dan ook alleen menschen die door hen zijn gedood of die door een ongeluk zijn omgekomen, dus geen aan ziekten gestorvenen. Slechts onder sommige stammen is het eten van menschen vleesch een behoefte, voortkomend uit de zucht naar vleesch. Lang niet alle inlanders (slechts zij die in aanraking kwamen met de westersche beschaving) begraven hun dooden; deze worden een weinig geroosterd of ze worden dusdanig „bewaard", dat na korter of langer tijd honden zich eraan ver gasten. Onder de bergbewoners heerschen bijzon der sterke begrippen van eerlijkheid en ze delijkheid, in tegenstelling met de menschen langs het strand, die in ongeveer twee maan den tijds hun voedsel (sago) verzamelen voor een heel jaar en de rest van den tijd niets doen dan luieren en in die ledigheid komen tot uitspattingen, die hen verdierlij ken. De bergstammen verbouwen aardappe len en tabak. Wat de dierenwereld betreft, men vindt op Nieuw-Guinea geen roofdieren, noch kraaien, musschen of apen, wel veel para dijsvogels, die er voorkomen in honderd soorten. Kippen, geiten en koeien werden er ingevoerd en hun aantal breidt zich ge regeld uit. Na zijn causerie toonde de heer van Mil lingen tal van gebruiksartikelen der Pa poea's; pijlen en bogen in verschillende soor ten voor allerlei jachtgebruik, mooi gevloch ten tasschen e.d., kokers, sieraden, enz. Na een pauze, gedurende welke gelegen heid was om al deze dingen van nabij te zien, werden tal van lantaarnplaatjes ver toond, waardoor het gesprokene in beeld werd gebracht en die daardoor met groote belangstelling werden gezien. Bij deze plaat jes, zoowel als bij het vertoonen van de ge noemde voorwerpen, gaf de spreker nog na deren uitleg. De heer dr. Lorang uit Santpoort, die Nieuw-Guinea ook bijzonder goed kent, be sprak naar aanleiding van de gedane vraag de kolonisatiemogelijkheid. Zijn conclusie was, dat de groote hoogvlakte, in totaal 600 KM. lang en 50 K.M. breed en voor een deel bekend gebied, ook voor het overige ze ker wel geschikt zal zijn voor landbouw, zoo-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9