I Stad en Omaeoina
DE MIENT.
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 2 APRIL 1937
HET VOEDINGSVRAAGSTUK.
Men schryft ons:
Zaterdag zal Alkmaar in de zeldzame
gelegenheid zijn een medica te kunnen
hooren spreken over het voedingsvraag-
stuk.
Mej. Tine Kaayk, practiseerend dokter
te Arnhem, is een van de in Nederland
nog slechts weinig medici, die de vitalisti
sche, d.w.z. de neo-vitalistische richingt in
de geneeskunde zijn toegedaan. De aan
hangers van het neovitalisme dat is
het vitalisme van zijn vroegere tekort
komingen ontdaan en met zijn waarheden
door de hedendaagsche wetenschap beves
tigd zien ziekte als een poging van het
lichaam om zich van daarin niet thuis
behoorende stoffen te ontlasten en er
kennen haar als een abnormale verande
ring in de humores of wel de lichaamssap
pen en behandelen derhalve bij gezond
heidsstoornissen niet speciaal de ziekte,
maar den geheelen zieken mensch.
Dit in tegenstelling met de officieele
geneeskunde, die mechanistisch is en een
verandering in de vaste deelen of
lichaamscellen als ziekteoorzaak be
schouwt, en die, evenals men bij een ma
chine een defect onderdeel herstelt, eenig
ziek orgaan los van het overige lichaam
probeert te genezen.
Het neo-vitalisme stoelt niet op school-
sche theorie of op een aangeleerde denk
wijze, doch het spruit voort uit een zeker
geheel gebouwd op deze hippocratische
levensinzicht zijner beoefenaren. Het is
grondstelling: dat de ziekten ons niet
overvallen als een donderslag uit een
helderen hemel, maar dat zij het gevolg
zijn van onze tallooze bewuste en onbe
wuste zonden tegen de natuur en slechts
schijnbaar plotseling uitbreken wanneer
deze zich hebben opgehoopt. Dientenge
volge treedt een neo-vitalistisch arts niet
op als dictator der natuur, trachtend met
giftige medicijnen en dito vaccins en sera
de ziekte te bezweren, maar weet hij zich
gelijk Hippocrates: de vader der ge
neeskunde „de nederige dienaar van de
physis". En in dit dienaarschap maakt hij
vanzelfsprekend slechts uitsluitend ge
bruik van die geneesmiddelen, welke de
natuur zelf herbergt in haar schoot: zon,
licht, lucht, water, kruiden en ten laatste,
doch geenszins het minst belangrijke: een
rationéele voeding. En belangrijk is onze
voeding, welker groote invloed op de ge
zondheid in het algemeen veel te weinig
wordt gekend en onder het oog gezien,
zeker. Want wordt niet het bloed, dat
„zeer bizonder sap": de stroomende
lichaamsbouwer, uit het voedsel gefor
meerd?
Mej. Tine Kaayk nu, komt Zaterdag
avond a.s. in het gebouw de Unie aan-
toonen hoe onze voeding, wetenschappelijk
beschouwd en geregeld, voorkomt en ge
neest de ziekten welke eigen zijn aan het
menschelijk ras. Is deze lezing uit den
aard der zaak reeds belangrijk voor ieder
een, zoo is zij dit toch in bizondere mate
voor de huisvrouw en de toekomstige
huisvrouw, omdat van haar juist begrip
van de voedingskwestie goeddeels de ge
zondheid van de aan haar zorgen toever
trouwden afhangt; omdat tevens ver
klaard zal worden hoe een rationeele voe
ding een goedkoopere voeding beteekent
en omdat op deze vergadering ook te be
zichtigen is een wieg, welke door deze
meest moderne medici als zeer hygiënisch
en practisch wordt aanbevolen: de reform-
wieg of het Trockenbett.
Houdt dus allen, die eenigszins beseft
welke belangrijke rol de voeding ten op
zichte van onze gezondheid speelt, Zater
dagavond voor deze vergadering vrij.
De toegang is vrij.
VRIJWILLIGE VERKEERSINSPECTIE IN
NOORDHOLLAND.
Jaarverslag over 1936.
Men schrijft ons:
In goede samenwerking met de rijksveld-
wacht werd in 1936 het werk van de Vrij
willige Verkeersinspectie in Noordholland
op de bekende wijze voortgezet.
Hoewel in de laatste jaren de rijksveld-
waoht, met een speciaal hiervoor ingestelden
dienst „de Rijksverkeersinspectie" op de
buitenwegen optreedt, blijkt toch nog wel
uit onzen arbeid, dat het instituut geenszins
overbodig is. Het komt er alleen maar op
aan, dat de activiteit niet vermindert. Wij
moeten actieve leden hebben, die overeen
komstig de bepalingen steeds bereid zijn hun
vrijwillige verplichtingen na te komen. Kan
men hieraan niet voldoen, dan stoort men
den politiedienst op ernstige wijze en schaadt
men den arbeid. Anderzijds komen klachten
in, dat de leden niet uitgenoodigd worden.
Het instituut blijft voorloopig een bijzon
der gewenschte aanvulling voor de z.g.
„Rijksverkeersinspectie", zich thans noemen
de „Rijksverkeerspolitie" van de Rijksveld-
wacht
In 1936 is hiernaast ontstaan de „Rijksver
keersinspectie", bedoeld bij K.B. van 12 Juli
1936, No. 573, die mede zal worden belast
met het toezicht op de spoorwegen, zooals
dit is bedoeld in art. 10 der Spoorwegwet.
Hiervan is nog niet bekend, of de werk
kring van dezen dienst zich zal uitstrekken
tot de geregelde controle op het naleven
van de verschillende verkeersvoorschriften,
t.w. op de regels van den weg, onderzoek
remmen, richtingstoestellen, verlichtingsin
richting, bandeninspectie enz. tijdens het
gebruik van motorrijtuigen op de wegen.
Mocht dit wel het geval zijn, dan zal er
echter nog wel geruime tijd verloopen
voordat dit alles naar behoeven geregeld zal
zijn en zeker tot zoolang kunnen wij onzen
zoo nuttigen en steeds ge waardeerden arbeid
met succes voortzetten. Wij zijn nog niet
overbodig en goed beschouwd zullen wij dit
ook niet spoedig worden.
Het valt te betreuren, dat men niet vol
doende inziet welk een bijzonder nut het
instituut heeft voor de ontwikkeling der
politie op verkeersgebied. Juist de bijzon
derheid van onze instelling geeft de rijks
politie in het geheele land de gelegenheid
zich, in den besten zin, op de hoogte testel
len van het autorijden. Iedere politieman
kan hierdoor de praktijk leeren en men kan
veilig aannemen, dat hij steeds in gezel
schap zal zijn van goede weggebruikers.
Aannemende dat de rijksverkeersinspectie
of rijks verkeerspolitie eenmaal in dén ge-
wenschten zin zullen werken, dan kunnen
zij toch niet overal tegelijk zijn. Daar waar
soms een ongeval tengevolge van een aan
rijding vporkomt, moet de plaatselijke
politie terstond optreden en juist het eerste
onderzoek is meestal het belangrijkste. Het
is dan ook daarom, dat o.i. iedere politieman
de noodige kennis moet bezitten van het
verkeer en het gebruik der diverse voer
tuigen en deskundig moet zijn om bij een
ongeval het eerste optreden te kunnen in
zetten. Ook in dit licht bezien is het be
staan van ons instituut bijzonder nuttig.
Aan de hand van het vorenstaande zal
er dan ook in 1937 voor onze werkende
leden nog ruimschoots gelegenheid bestaan
om ten dienste van het verkeer en de alge-
meene veiligheid zijn persoon en wagen
beschikbaar te stellen en kan veel en goed
werk verricht worden.
Bedroeg het aantal controle-ritten in
1935: 287, in 1936 is het totaal hiervan: 226,
zoodat weder een daling blijkt. Dit is, gelet
op het aantal werkende leden, dat onze ver-
eeniging bezit, zeker niet noodig. In het ver
slag van 1935 is ook reeds gewezen op het
schijnbaar wel wat gemakkelijk „afzeggen"
van een afgesproken rit en ook nu willen
wij hierop andermaal de aandacht vestigen.
Heeren leden blijft actief, ons werk vraagt
het en geeft er de gelegenheid toe.
Tijdens de vorenbedoelde 226 ritten wer
den weder vele overtredingen geconstateerd
op verschillend gebied. Vooral de ritten, ge
maakt in October, November en December
j.L, respectievelijk 24, 19 en 23 ritten, ge
tuigden dat deze ook in dit jaargedeelte niet
overbodig waren.
In het geheel werden tijdens de ritten in
1936 697 overtredingen geconstateerd.
Er werden 37 z.g. blanco-ritten gemaakt.
Door verschillende omstandigheden komt
dit van tijd tot tijd voor, doch deze ritten
blijven door hun preventieve waarde zeker
ook van belang. De gedachte, dat deze rit
ten van weinig waarde zijn, is o.i. dan ook
niet juist.
In verband met het aantal werkende le
den zou het aantal ritten zeker belangrijk
hooger kunnen zijn, waaruit zou blijken dat
het aantal overtredingen in evenredigheid
zou toenemen en hieruit mogen wij dus con-
cludeeren, dat een geregeld wegtoezicht
nog steeds noodig blijkt. Nu met ingang
van 1 November j.1. weder meerdere nieu
we verkeersbepalingen zijn ingevoerd en
dezen op naderen datum t.o. van de licht
voorziening zullen worden aangevuld, zal
het maken van de verplichte controle-ritten
van groot nut kunnen zijn om de nieuwe
voorschriften er meer in te brengen en c.q.
de niet-wetenden of -begrijpenden het een
en ander toe te lichten.
Het aantal leden liep in 1936 een weinig
terug, doch waar de vereeniging nog 195
werkende- en 43 belangstellende leden telt,
behoeft er niet gevreesd te worden, dat wij
onze taak niet naar behooren zullen kunnen
vervullen.
Mededeeling werd gedaan van enkele ver
beteringen, die t.o. van de verkeersveilig
heid op verzoek van het dagelij ksch be
stuur op verschillende plaatsen in deze pro
vincie tot stand waren gebracht.
Overigens werden door het dagelij ksch be
stuur de zaken volgens gewoonte afgedaan
en werd ook dit jaar weder gezorgd voor
de verspreiding van de bekende Verkeers-
kalenders. In verband met de wijziging van
het Motor- en Rijwielreglement werden de
tusschenblaadjes belangrijk uitgebreid en
hierop melding gemaakt van de vele nieu
we verkeersregels. Er werden dit jaar 1200
kalenders verspreid, waardoor het aantal
scholen, die voor toezending in aanmer
king kwamen, kon worden uitgebreid, met
herhaling van ons verzoek om, door gere
gelde behandeling van de verkeersvoor
schriften, de oudere kinderen op de hoogte
te brengen van de „Regels van den Weg".
1937 is inmiddels voor een gedeelte ver
loopen, onze arbeid wordt voortgezet en
het bestuur hoopt en vertrouwt, dat de
leden indachtig zullen zijn aan de verplich
tingen. die zij middels hun lidmaatschap
vrijwillig op zich hebben genomen, waarmee
zy naar hun beste vermogen zullen bijdragen
om de verkeersveiligheid op de wegen te
helpen handhaven. Het goede voorbeeld
door onze leden bij het weggebruik gegeven
een dienst in belang van het Veilig Ver
keer. waarvoor aller medewerking steeds
noodig is.
KLAARTJE VAN VOLENDAM.
Operette in drie bedrijven door
J. Haakman; muziek Joh. Kuiper.
Kuiper's zangklassen hebben gister
avond voor een geheel bezette schouw
burgzaal in de „Harmonie" wederom de
operette „Klaartje van Volendam" voor
het voetlicht gebracht en het is o. i. de
telkenjare aan den dag gelegde serieuse
voorbereiding tot zulk een feestavond,
welke het geheel zoo volledig deed slagen.
Want het is een alleraardigste opvoering
geworden.
Wij zullen ons te dezer plaatse onthou
den van een resumé van den inhoud, doch
liever iets willen zeggen over de opvoe
ring zelf.
Naast een strakke discipline, welke
noodzakelijk was bij een zoo groot aantal
kinderen, was het vooral de keurige zang
van de kleine hoofdpersonen, die sterk de
aandacht trok. Vrijwel geen moment was
er een hapering, alles greep als een rader
werk altijd ineen en daardoor te meer was
het een genoegen getuige te zijn bij de
belevenissen van Klaartje.
Aan de jeugdige hoofdrolvertolkster
Annie Weiier komt in de eerste plaats een
woord van bijzondere lof tof, omdat zij
prachtig weergegeven heeft, hetgeen de
auteur J. Haakman met zijn Klaartje be
Het vernieuwen van de walmuren van de Mient is nu met man en macht ter hand genomen.
Het water is weggemalen en de werkzaamheden vorderen goed. Hier een interessante overzichtsfoto.
oogde, n.1. een frisch, onervaren vis-
schersmeisje, dat heelemaal niet paste in
de groote stad en dat weer blij was in het
geliefde Volendam terug te zijn. Haar
heldere stem en haar groote rolvastheid
zijn een groot succes geweest, waarvoor
terecht dank gebracht mag worden.
Vadér en moeder Duin (Piet en Bets v.
d. Burcht) speelden naar verhouding al
even goed en speciaal de uitbeelding van
vader Duin is tot het einde toe goed vol
gehouden. Baas Snijder (Piet Bakkum)
zong in het begin eenigszins aarzelend,
doch kwam er later heel goed in, terwijl
Dries Timmer Jan Verbeek) een waar
dig partner bleek voor Klaartje.
De kleurige Volendamsche costuums
hebben er niet weinig toe bijgedragen aan
deze operette een fleurig-frisschen aan-
bl;k te geven. De eenvoudige maar goed
uitgevoerde klompendansjes waren een
lust voor de oogen en de décors pasten al
evenzeer in het kader van deze operette.
Mogelijk zou er iets losser gespeeld kun
nen worden, indien er wat minder mede
spelenden geweest waren, want nu kreeg
men vaak een tè „militarische" afwerking,
doch deze kleine handicap is noch door
den heer Kuiper noch door den heer
Haakman ondervangen kunnen worden,
omdat nu eenmaal ieder kind aan zulk
een „grooten feestavond" wil meedoen.
Terecht hebben de vele aanwezigen hun
ingenomenheid door herhaald en krachtig
applaus onderstreept.
Kuiper's zangklassen hebben met de
opvoering van gisteravond weer een suc
ces bij de vele andere kunnen inboeken.
Onze muziekrecensent schrijft ons:
De heer Joh. Kuiper, muziekleeraar al
hier, bracht voor eenige jaren de operette
voor kinderen „Klaartje van Volendam"
libretto van den heer J. Haakman ten
tooneele en had met die opvoering veel bij
val. Gisteravond kwam deze operette nog
eens weer voor het voetlicht en de volle
zaal genoot weer volop.
't Is ook een zeer sympathiek werk. Kui
per's muziek is eenvoudig, frisch; muziek,
die de kinderen graag zullen zingen, omdat
ze practisch geschreven is. En dan die Vo
lendamsche kleedij maakt menig fleurig
tooneeltje mogelijk.
De hoofdpersoon is een Volendamsch
meisje, die eens wat meer van de wereld wil
zien, en door een dame een betrekking als
dienstmeisje in Amsterdam verkrijgt. Al
spoedig krijgt zij genoeg van de Amsterdam-
sche jeugd, bespot haar, andere dienstmeisjes
zijn haar vijandig en zeggen: wat doet ze
hier, laat ze in Volendam blijven. Ze wil
graag weg, maar hoe! Daartoe wordt ze in
staat gesteld door Dries Timmer, een Volen
damsche jongen, die destijds naar Amster
dam is getrokken om werk te zoeken, maar
toch ook weer terug wil. Samen vluchten
ze, en worden daar alleen met gejuich ont
vangen, niet het minst door Klaartje's moe
der.
De opvoering had een vlot verloop en men
hoorde goeden zang, waarvan men trou
wens van te voren verzekerd van kan zijn.,
wanneer Kuiper met zijn talrijk kinderkoor
voor den dag komt. Een beschaafd klinkend
strijkorkest met piano, dat de solo's uiterst
discreet begeleidde, werkte mede om ook
deze opvoering bijzonder te doen slagen.
A. K.
ESPERANTO.
Gedurende de gepasseerde Paaschdagen
vond niet alleen het Alg. Ned. Esperanto
Congres te Den Helder plaats, maar ook in
Gent dat van de Federatie v. Arbeiders-
Esperantisten.
Dit congres van de grootste landelijke
Esperanto-organisatie ter wereld werd voor
afgegaan door een geanimeerden feestavond,
aangeboden door de Gentsche afdeeling der
federatie. Deze avond werd bijgewoond door
rond 1000 esperantisten, niet alleen uit het
Nederlandsche taalgebied (Nederland plus
Vlaanderen), maar ook uit Frankrijk en En
geland.
Den len Paaschdag werd des voormiddags
het congres offieel ten stadhuize door den
Burgemeester van Gent ontvangen, na
welke plechtigheid de stoet van 750 deel
nemers zich naar de congreszaal begaf.
Hier werd, na een opwekkende openings
rede van den voorzitter den heer F. Faul-
haber een aanvang gemaakt met de behan
deling van de uitgebreide agenda.
De voornaamste punten hieruit waren
wel: de bestuursver(her)kiezing, het bezol
digen van één bestuurslid wegens het te
zwaar worden der bestuurswerkzaamheden.
(Het verzorgen van den boekendienst met
een omzet van ruim f 17.500.per jaar)
een motie tegen de foutief georiënteerde
S.E.L.N.-beweging en het vaststellen van
plaats en tijdstip voor het volgende congres.
Het bestuur werd bij acclamatie geheel
herkozen, terwijl bovendien nog een 9e be
stuurslid gekozen Werd.
In verband met het feit, dat in Nederland
en waarschijnlijk ook elders, veel slechte
Esperanto-literatuur wordt uitgebracht, zal
worden getracht in samenwerking met an
dere Esperanto-organisaties hier te lande en
internationaal, te komen tot de vorming
van een desbetreffende controle-commissie.
Als congresplaats voor 1938 werd vastge
steld Leeuwarden, waar zich dan gedurende
de Pinksterdagen wederom een groot aan
tal Esperantisten in een kameraadschappe
lijk en hopenlijk even vruchtbaar congres
zullen vereenigen.
Land en volk van
Nieuw-Guinea.
Het land is ongetwijfeld geschikt
voor kolonisatie op groote schaal,
maar de regeering moet er den
stoot aan geven.
De onlangs hier ter stede na een lezing
van den heer Van Millingen uit Santpoort
opgerichte afdeeling van de Nederlandsche
Nieuw-Guinea-vereeniging hield gisteravond
in de bovenzaal van den heer Th. van Gij
zen aan de Breedst raat een openbare verga
dering, waar dezelfde spreker weder op
trad.
Hij werd bij het in ruime mate opgeko
men publiek ingeleid door den voorzitter
der jonge afdeeling, den heer C. H. Blees,
die begon met een woord van dank te bren
gen aan den heer C. ten Bruggencate uit
Heiloo, die het initiatief had genomen voor
de lezing in Febr. 1.1., waarvan de oprich
ting der afdeeling het gevolg was geweest.
Dankbaar was spr. voor de sindsdien van
verschillenden kant ondervonden belang
stelling en hij gewaagde dan van het noe
men van Nieuw-Guinea en de mogelijkheid
van kolonisatie niet alleen in het Nederland
sche parlement, maar ook in dat van andere
landen. Vooral dit laatste moet tot nadenken
stemmen, dacht spreker, omdat die landen
een groot bevolkingsoverschot hebben, waar
voor grondgebied broodnoodig is. Maar Ne
derland zou voor datzelfde doel dezelfde
streek ook kunnen gebruiken.
Hierna gaf spr. het woord aan den heer
van Millingen over het onderwerp
Land en volk van Nieuw-Guinea.
Deze causerie was dezelfde als door hem
op 12 Jan. j.1. gehouden te Heiloo, waarvan
wij in ons no. van den daaropvolgenden dag
een uitvoerig relaas gaven. Wij zullen daar
om thans slechts een resumé geven van de
overigens zeer belangrijke mededeelingen.
De spreker, die het Nederlandsch gebied
van Nieuw-Guinea kent door militaire expe
dities welke hij er gemaakt heeft, ving aan
met het vertellen van verschillende geogra
fische en geschiedkundige bijzonderheden,
om dan uitvoerig stil te staan bij de tempe
ratuur van het groote gebied, dat hij voor
kolonisatie door blanken niet minder ge
schikt vond dan het overige Nederlandsche
gebied in de tropen.
De bevolking is er zeer dun, men schatte
het zielental aanvankelijk op 400.000, maar I
een schatting van 172.000, gegrond op explo- j
ratie-tochten van militaire detachementen,
leek spr. meer aannemelijk.
Groote gebieden van het uitgestrekte
eiland, deelen ter grootte van anderhalf
maal Nederland, zijn nog nooit door blanken
bezocht en bijgevolg totaal onbekend. In dit
verband deed spr. interessante mededeelin
gen over de moeilijkheden, verbonden aan
het doordringen in het oerwoud. Slechts ten
koste van zeer groote bedragen kunnen mi
litaire detachementen in het binnenland
doordringen om het land te leeren kennen.
In den laatsten tijd worden voor deze
tochten vaak vliegtuigen gebruikt Van een
doorkruisen van het land, zooals onlangs
werd gemeld, dat gebeurd zou zijn, is geen
sprake, tenzij dan op het smalste gedeelte.
De bewoners, de Papoea's, wasschen zich
nooit. Zy leven in verschillende stammen
en verkeeren vaak met elkaar op voet van
oorlog, waarbij dan z.g. raaktochten worden
gemaakt d.z. strooptochten, waarbij ge
poogd wordt zooveel mogelijk schedels te
bemachtigen van de vijanden. Vandaar de
naam Koppensnellers en sneltochten. Dat
koppensnellen wordt sterk tegengegaan door
het Nederlandsche gouvernement en spr.
vertelde ervan hoe de vrede tusschen een
paar stammen door hem was bewerkt in
1921.
Uitgezonderd den door de christenen ge-
brachten godsdienst is er geen godsdiensti
ge overtuiging onder de Papoea's. Zij ver
eeren datgene, wat zij zien, maar niet be
grijpen, b.v. zon en maan, en vooral de
maan. Spr. vertelde hiervan amusante din
gen. Het koppensnellen geschiedt voor een
deel ook uit hun bijgeloof, want zij meenen
dat zij, door hun jonge kinderen den naam
te geven van een gedooden man, den geest
van dezen als beschermer van het kind aan
stellen. Het eten van menschenvleesch, dat
ook voorkomt onder de inlanders, is voor tal
van stammen ook al een uitvloeisel van bij
geloof, omdat zij immers door dit vleesch
tevens de goede hoedanigheden van den
mensch tot zich nemen. Zij eten dan ook
alleen menschen die door hen zijn gedood of
die door een ongeluk zijn omgekomen, dus
geen aan ziekten gestorvenen. Slechts onder
sommige stammen is het eten van menschen
vleesch een behoefte, voortkomend uit de
zucht naar vleesch. Lang niet alle inlanders
(slechts zij die in aanraking kwamen met
de westersche beschaving) begraven hun
dooden; deze worden een weinig geroosterd
of ze worden dusdanig „bewaard", dat na
korter of langer tijd honden zich eraan ver
gasten.
Onder de bergbewoners heerschen bijzon
der sterke begrippen van eerlijkheid en ze
delijkheid, in tegenstelling met de menschen
langs het strand, die in ongeveer twee maan
den tijds hun voedsel (sago) verzamelen
voor een heel jaar en de rest van den tijd
niets doen dan luieren en in die ledigheid
komen tot uitspattingen, die hen verdierlij
ken. De bergstammen verbouwen aardappe
len en tabak.
Wat de dierenwereld betreft, men vindt
op Nieuw-Guinea geen roofdieren, noch
kraaien, musschen of apen, wel veel para
dijsvogels, die er voorkomen in honderd
soorten. Kippen, geiten en koeien werden
er ingevoerd en hun aantal breidt zich ge
regeld uit.
Na zijn causerie toonde de heer van Mil
lingen tal van gebruiksartikelen der Pa
poea's; pijlen en bogen in verschillende soor
ten voor allerlei jachtgebruik, mooi gevloch
ten tasschen e.d., kokers, sieraden, enz.
Na een pauze, gedurende welke gelegen
heid was om al deze dingen van nabij te
zien, werden tal van lantaarnplaatjes ver
toond, waardoor het gesprokene in beeld
werd gebracht en die daardoor met groote
belangstelling werden gezien. Bij deze plaat
jes, zoowel als bij het vertoonen van de ge
noemde voorwerpen, gaf de spreker nog na
deren uitleg.
De heer dr. Lorang uit Santpoort, die
Nieuw-Guinea ook bijzonder goed kent, be
sprak naar aanleiding van de gedane vraag
de kolonisatiemogelijkheid. Zijn conclusie
was, dat de groote hoogvlakte, in totaal 600
KM. lang en 50 K.M. breed en voor een
deel bekend gebied, ook voor het overige ze
ker wel geschikt zal zijn voor landbouw, zoo-