PARLEMEST De Grondwetswijziging in de Eerste Kamer. 8 RadULpcagzamna £wUCeton HET HUIS MYSTERIES Negen sprekers aan het woord. Over het algemeen onvoldaan. .(Van onzen parlementairen medewerker). Gistermorgen is dan toch ook de Eerste Kamer met de behandeling van de wets ontwerpen tot wijziging van de Grondwet begonnen. Het aantal ingeschreven spre kers deed aanvankelijk vermoeden, dat het een breed opgezet debat zou worden, maar alras bleek, dat de Kamer daaraan geen behoefte gevoelde. Toen het negental zijn woordje had gedaan, was het net vier uur, zoodat de voorzitter schielijk het woord aan den minister van Binnenland- sche Zaken gaf, maar onmiddellijk daar op de vergadering tot hedenochtend ver daagde. Zoo was althans de mogelijkheid, dat nieuwe sprekers er tusschen zouden komen, verijdeld! Het debat was dus niet van grootsche allure, zooals men dat bij een Grondwets herziening zou mogen verwachten; het was zelfs niet belangrijk! Wat wil men dan nog, als spreker na spreker komt verklaren, dat de voorstellen der regeering weinig te beteekenen heb ben en dat er eigenlijk al genoeg aan de overzijde van het Binnenhof over is ge zegd? Er waren natuurlijk nuances, van „niet- onbelangrijk", „weinig ingrijpende betee- kenis", e. d., maar men was het er op enkele uitzonderingen toch wel over eens, dat eenige van de noodig geachte wijzi gingen moeilijk zonder deze herziening tot stand hadden kunnen worden gebracht. De heer Anema (a.r.) was eigenlijk de eerste en de eenige spreker (in hoeverre de chr.-historischen zich ook bij dit ge deelte van zijn betoog aansloten, werd niet duidelijk, maar zij kunnen er net zoo over hebben gedacht) die oordeelde, dat de voorgestelde wijzigingen materieel niet noodig waren, omdat men wat men wilde bereiken, evengoed met de bestaande bepalingen zou kunnen bereiken. Niettemin wilde hij beteekenis aan de voorstellen niet ontzeggen, doch die was dan ook alleen van psychologischen aard. De hoogleeraar der Vrije Universiteit beredeneerde dit als volgt: Er waren eeni ge persexcessen geweest, waarin eenig systeem te bekennen viel, die ergernis hadden veroorzaakt; er waren revolution- naire volksvertegenwoordigers geweest, die door hun houding verontwaardiging hadden opgewekt, en ten slotte was er een onbevredigend gevoel, dat de Grondwet voor de sociale ordening geen voldoenden grondslag bood. In een staatscommissie (waarvan prof. Anema deel uitmaakte) zijn deze en nog enkele andere punten onderzocht, maar nu de voorstellen er zijn, blijkt de regeering de door de commissie bepleitte beperking van de drukpersvrijheid niet wenschelyk te achten; volgens de bestaande wet toch zou de preventieve maatregel van een verschijningsverbod al mogelijk zijn. Pröf. Anema was dit met de regeering eens geen der sprekers verzweeg zijn vreugde er over, dat het bewuste art. 7 der Grondwet ongewijzigd blijft doch hij vond eigenlijk de aanvulling van. de Grondwet met de bepalingen inzake de instelling van openbare lichamen voor be roep en bedrijf óók overbodig, omdat art. 194 ruimte biedt „voor welke ordening ter wereld ook." Uit de tusschen aanhalings teek ens geplaatste woorden blijkt intus- schen reeds, dat de antirevolutionnaire spreker niet zonder critiek ten aanzien van het ordeningsstreven staat! Met betrekking tot de revolutionnaire vertegenwoordigers stond de zaak er wat beter voor, al zou het z. i. juister zijn ge weest, die lieden geheel te weren. „Pijn stillende middelen van psychologischen aard worden toegediend, maar juridisch verandert er feitelijk niets", aldus was het oor lecl van prof. Anema over deze grond wetsherziening. Naar vorm en inhoud was dit wel de beste redevoering, welke gisteren in den Senaat gehouden is. We schreven reeds, dat van chr.-hist. zijde daaraan adhaesie werd betuigd. Dat gebeurde niet bij wijze van aanhef van een redevoering (waarna dikwijls hetzelfde nog eens dunnetjes wordt over- gezegd!), maar werkelijk met de bedoe ling, een onbelangrijk debat niet noodeloos te rekken. Het was mr. Pollema, die na mens prof. de Savornin Lohman (die wel aanwezig was, maar blijkbaar nog voor zichtig met zijn keel moet zijn) het stand punt zijner fractie uiteenzette. Hij noem de de kwestie der drukpersvrijheid en der revolutionnaire volksvertegenwoordigers een „kwestie van onbezonkenheid", een verschijnsel van den tegenwoordigen tijd, waarin zich, wat de genoemde lieden be treft, ook de parlementaire verwording manifesteert. De kwestie der openbare lichamen voor beroep en bedrijf is er echter een van vooruitzien. In de avondvergadering van Dinsdag had de heer Pollema aangekondigd, dat hij bij deze gelegenheid nader zou spTeken over de delegatie van wetgevende macht; hij heeft dit gedaan en er met nadruk op gewezen, dat in deze, reeds te veel gevolg de richting niet mag worden doorgegaan, omdat het kaï'akter van het parlementaire stelsel erdoor wordt aangetast. Mr. Pollema betreurde het, zooals reeds de heeren van Lanschot (r.k.) en de Zeeuw (s.d.) het vóór hem hadden ge daan, dat de N. S. B. deze gelegenheid hoe kon het bij een grondwetsherziening beter treffen! voorbij hadden laten gaan, om van hun inzichten omtrent een nationaal-socialistisehe grondwet in het voorloopig verslag en daarna in het debat te doen blijken. De sociaal-democratische afgevaardigde merkte in dit verband op: „Als men iets critiseeren wil, bést, maar. dan moet men ook aangeven, hoe het dan wèl moet!" De heer de Zeeuw had niet alleen cri tiek op de nationaal-socialisten, maar ook op de katholieken, die op een ingrijpende wijziging van onze Grondwet, blijkens de gewisselde stukken, hadden aangedrongen en zich er over beklaagd hebben, dat aan hun wenschen niet voldoende aandacht was besteed. Waarom hebt u danzelf de zaak niet ter hand genomen en door een commissie van bekwame mannen uit uw midden een "proeve van Grondwetsherzie ning laten ontwerpen? zoo vroeg hij. Het toejuichend, dat het voorstel van de Staatscommissie tot aanvulling van art. 7 inzake de persvrijheid met een beperken de bepaling niet door de regeering was overgenomen, keurde hij het af, dat aan eenige wenschen van zijn geestverwanten geen gehoor was gegeven; ze waren welis waar niet van ingrijpenden aard, maar toch niet zonder beteekenis! Zoo willen de sociaal-democraten den voorzitter der Eerste Kamer zien benoemd uit een door de Kamer opgemaakte voordracht én geven zij de voorkeur aan een schadeloos stelling der Eersté Kamerleden, gerekend over een geheel jaar, naar een gemiddeld aantal vergaderingen, 'boven de huidige vergoeding van onkosten per vergadering. Dit behoeft niets méér te kosten, maar dan is men'af van ongemotiveerde klach ten van niets van de zaak begrijpende lee- ken, die er over kankeren, dat voor een korte avondvergadering (in de meeste gevallen gevolgd door afdeelingsonder- zoek) een volle vergoeding (als voor een meer tijd kostende) wordt getoucheerd. Was deze afgevaardigde door de afwij zing van die wenschen een weinig teleur gesteld; bepaald ernstig bezwaard gevoel de hij zich door de voorstellen betreffende de mogelijke uitsluiting van revolution naire volksvertegenwoordigers en de be perking van de parlementaire orschend baarheid door de strafbaarstelling van opruiing en schending van geheimen. Zou door de eerstgenoemde bepaling meer kwaad dan goed worden gebrouwen, om- dat de uitgestotenen zich een martelaars kroon op het hoofd zouden drukken, tegen opruiing in de volksvertegenwoordiging kan de voorzitter voldoende optreden is een dergelijke bepaling derhalve noodig. Bovendien zou men met hoogst ongewenschte gevolgen te doen kunnen krijgen. Zal bijv. een rechercheur tegen een Kamerlid proces-verbaal kunnen op maken. wegens opruiing, indien de voor zitter het feit niet heeft waargenomen, doordat hij eenjritdrukking niet heeft gehoord? De heer de Zeeuw "Was tegen deze voorstellen. Evenals de vrijz.-democraten in de Tweede Kamer hield een vertegenwoor diger van deze groep in den Senaat een betoog van dezelfde strekking, wat de beide laatst aangeroerde punten aangaat. Vond hij in de eerste plaats al de formu leering van de bepaling inzake de revo lutionnaire vertegenwoordigers vaag, hoe kan men bovendien nagaan, dat iemand zich schuldig maakt aan „een streven, ge richt op verandering van de bestaande rechtsorde met toepassing of bevordering van onwettige middelen?" Dat de vrijge vallen plaats niet meer door de partij be zet mag worden, vond mr. Werker hoogst onbillijk. Eveneens had hij ernstige be denkingen tegen de beperking van de par lementaire onschendbaarheid, omdat de uitingen van volksvertegenwoordigers niet onder de controle van de uitvoerende macht, dus van het O. M., mogen komen te staan; daarin schuilt een groot gevaar. Er waren twee katholieke sprekers, van wie er een sprak over hetgeen wél en de ander over wat niet in deze Grondwets wijziging stond. Eerstgenoemde was de fractieleider, mr. van Lanschot, die (zich versprekend) constateerde, „dat de ba rometer van de belangstelling der be volking voor deze herziening beneden het vriespunt staat". Daarvan mocht men de regeerihg echter geen verwijt maken. De herziening was noodig om aan den prins-gemaal een inkomen te verschaffen en zekere maatregelen, te nemen tegen revolutionnaire volksvertegenwoordigers van die gelegenheid heeft men gebruik gemaakt om nog enkele andere punten te regelen. En zoo zag de heer van Lanschot in deze herziening een demonstratief en interpre tatief karakter. Demonstratief, omdat blijken zal, dat de overgroote meerderheid van ons volk wenscht vast te houden-aan het parle mentaire stelsel. Interpretatief, omdat de herziening een nadere uitwerking, c.q. verklaring geeft van enkele bestaande bepalingen. Mr. v. Lanschot betreurde het dat de delegatie van wetgevende macht niet in deze herziening was opgenomen - een bezwaar dat mr. Pollema bleek te deelen, doch de 'heer Droogleeyer Fortuyn (v.b.) niet en hoopte dat van de mogelijkheid om het inkomen der Kroon bij de wet te wijzigen (zij het dan ook met een gekwa lificeerde meerderheid) slechts bij uit zondering gebruik zou worden gemaakt. Hij constateerde, dat in het voorloopig verslag het verleenen van een eigen in komen aan den prins-gemaal algemeen was toegejuicht. Verder wijdde hij zijn beschouwing aan de beperking van het evenredigheidsstel sel „binnen door de wet te stellen gren zen", waarbij hij er op wees, dat geen enkel land de evenredige vertegenwoordi ging mathematisch zoover heeft doorge voerd als het onze. Met beslistheid ont kende hij dat deze bepaling een manoeu vre van de groote partijen zou zijn (gelijk vooral van de zijde der n. s. b. wordt be toogd) om de kleine te nekken, e. v. on mogelijk te maken. Het bezwaar tegen de onderbrenging van zoo verschillende on derwerpen, zooals de staatssecretarissen en de uitsluiting van verkiesbaarheid van z.g. politieke misdadigers en het houden van troepen onder de wapenen in één wetsontwerp onderschreef de Bossche af gevaardigde; met andere leden vreesde hij vcor een onzuivere stemming. Zijn partijgenoot Kropman had het voornamelijk over de dingen, die niet in het ontwerp stonden, de lijst van wen schen (waarover de heer de Zeeuw al een opmerking had gemaakt) en die neerkwa- Vrijdag 9 April. HILVERSUM, 301 M. (8.—12.— 4—7.30 en 9.—12.— VARA, de AVRO van 12.4.en de VPRO van 7.309.uur). 8.Gr.pl. 10.VPRO-morgen wij ding. 10.20 Deel. 10.40 Gr.pl. 11.10 Verv. deel. 11.30 Orgelspel. 12.Kovacs Lajos' orkest en gr.pl. 2.Deel. 2.30 Het Lyra-Trio. 3.15 Avro-dansorkest. 4.Melody Circle en gr.pl. 5. Voor de kinderen. 5.30 De Fliere fluiters. 6.30 Politiek radiojournaal. 6.50 Gr.pl. 7.Hoofdmomenten uit de geschiedenis der Ned. arbeiders beweging, causerie. 7.20 Gr.pl. 7.30 VGP-ber. 7.35 Rel. causerie. 8. Instr. Kwintet. 8.30 Open vensters, lezing. 9.VARA-orkest. 10.Gr. pl. 10.10 Zang. 10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-avond wij ding. 11. Jazzmuziek (gr.pl. 11.30 Gr.pl. HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr. NCRV). 8.Schriftlezing, medi tatie, gewijde muziek (gr.pl) 8.30 Gr.pl. 9.30 Gelukwenschen. 10.30 Morgendienst. 11.Pianovoordr. 12.— Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30 Orgel spel. 1.30 Gr.pl. 1.45 Ensemble v. d. Horst. 2.30 Chr. Lectuur. 3.Verv. concert. 3.45 Gr.pL 4.Mezzo sopraan en piano. 4.455.45 Deel. en gr.pl. 6.Gr.pl. 6.30 Causerie over kamex-planten. 7.Ber. 7.15 Literair halfuur. 7.45 Rep. 8. ANP-ber., herh. SOS-ber. 8.15 NCRV-orkest. Amstex-dam in de Nederl. dichtkunst. 9.30 Verv. NCRV-orkest en solist. (10.ANP- ber.) 10.30—11.30 Gr.pl. Hierna Schriftlezing. DROITWICH, 1500 M. 11.20 Gr.pl. 12.05 Orgelconcert. 12.50 BBC- dansorkest. 1.35 Het Grinke-Trio. 2.20 A. rolling stone. 2.35 Gr.pl. 3.05 Politiemuziekcorps van Bristol. 3.50 Gr.pl. 4.20 BBC-Midlandorkest. 5.35 Het BBC-Harmonie-orkest. 6.20 Ber. 6.45 Het Willie Walker Octet. 7.30 Voor tuinlxefhebbers. 7.50 AJ Collins' Band. 8.20 Radiotooneel. 9.20 Ber. 9.40 Scott's last expedi- tion, causerie. 10.BBC-orkest, BBC-koor en solisten. 11.05 't New Georgian Trio. 11,35 Jack Jackson's orkest. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 6.10 en 7.20 Gr.pl. 10.50 Gr.pl. 11.35 Poulet- kamerorkest en zang. 3.20 Kamer muziek. 4.50 Zang. 5.05 Cellocon cert. 5.50 Vervolg zang. 6.05 Verv. celloconcert. 7.05 Pianovoordracht. 7.35 Vocaal vrouwen kwartet. 7.50 Pianoconcert. 8.20 Gevar. concert. 9.50 Gr.pl. 10.20—12.20 Orkestcon cert. KEULEN, 456 M. 5.50 Politiemu ziekcorps. 6.30 Gr.pl. 7.50 Omroep- Amusementsorkest. 8.50 Gr.pl. 11.20 Omroepkleinorkest. 1.35 Gevar. concert. 3.20 O. Kermbach's orkest. 5.20 Dresd. Philh. Orkest en solis ten. 7.30 Voor oud-strijders. (Radio tooneel en ber.) 9.50 Schumann- concert. 10.3011.20 Omroep-Amu sementsorkest. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 en 12.30 Salon orkest. 12.501.20 Gr.pl. 4.20 Om- roepdansorkest. 5.05 Kamermuziek. 6.20 Gr.pl. 7.20 Salonorkest en so listen. 7.50 Radiotooneel. 8.50 Sa lonorkest. 93010.20 Omroep- dansorkest. 484 M.: 11.20 Gr.pl. 11.40 Zang. 11.50 en 12.30 Omroep-, orkest. 12.50 Zang. 1,—1.20 Gr.pl. 4.20 Omroeporkest. 5.35 Gr.pl. 5.50 Pxanovoordracht. 6.35 Zang. 7.20 Voor oud-strijders. 9.30 Gr.pl. 9.45 10.20 Accordeonmuziek. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.30 Omroepkleinorkest. 8.20 Volks muziek. 9.20 Ber. 9.5011.20 Om- roep-Amusementsorkest. (10.05 Weerbericht). GEMEENTELUKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.—9.20, D.sen-, der 9.2010.50, Parijs R. 10.50 12.20, Brussel (VI.) 12.20—14.35, Droitwich. 14.3515.05, Keulen 15.05—19.05, Parijs R. 19.05—19.20, Berlijn 19.20—21.20, Droitwich 21.20 —21.40, Brussel Fr. 21.40—22.20, Berlijn 22.2023.20, Radio Dan- mark 23.20-7-24.—. Lijn 4: Brussel VI. 8.8.20, Ham burg 8.20—10.35, Lond. Reg. 10.35— 12 50, Droitwich 12.5013.35, Lond. Reg. 13.35—15.10, Droitwich 15.10— 18.20, Brussel (VI.) 18.20—18.45, Dx-oitwich 18.45—20.20, Leipzig 20.20 22.Droitwich 22.23.05, Lond. Reg. 23.05—24.—. Lijn 5: Diversen. men ophet tot uitdrukking brengen van het christelijk kax-akter der natie, van be ginselen van staatsrechtelijke en sociale ordening in de Grondwet. Hij vroeg waar om de regeering niet was ingegaan pp. het denkbeeld van- mr. Aalberse, vier jaar ge leden geopperd, om een commissie deze zaak grondig te laten onderzoeken. Dit Kabinet, verzuchtte mr. Kropman, be schouwt de grondwet meer als een be schrijving van 't verleden dan als 'n weer gave van de gedachten van heden en toe komst. Bij voorbaat was prof. Anema al tegen dit betoog (gelijk het in het voorloopig verslag was weergegeven) opgekomen door te beweren, dat een grondwet geen registratie van uitgevochten kwesties is, maar een saménstel van rechtsregels. Er waren ook twee liberale sprekers, die beide kort spraken.' De heer DroogleeVer Fortuyn (we noemden hem reeds) nam een afwachtende houding aan tegenover de uitwerking van' de bepaling betx-effen- de het evenredigheidsstelsel in een te verwachten wetsontwerp. Met den heer van Lanschot hoopte hij dat de bepaling inzake de wijziging van het inkomen der Kroon slechts hoogst zel den gehanteerd zou worden; hij zou het beter hebben gevonden indien de manier van wijziging daarvan onveranderd ware gebleven, dus alleen mogelijk door Grond wetsherziening. Mr. Knottenbelt (v.b.), die zich over het algemeen met. de voorstellen kon ver eenigen, kwam op voor zuiverheid van het parlementaire stelsel, in welk verband hij de „vrijgestelden" als vertegenwoordi gers van groepsbelangen, in de vertegen woordigende lichamen niet op hun plaats achttè. Hij wees er op, dat de dictatuur, die nu in verschillende landen bestaat, door .een verkeerde practijk van het par lementaire stelsel in de hand was ge werkt.'Hij had eveneens gaarne gëfctèn, dat het rech tvan arbeid (in verband mét stakingen en werkbelemmeringen) xn de Grondwet warë vastgelegd. De laatste spreker was de heer van Vessem (n.s.b.), die vertelde, dat zijn fractie tegen alle ontwerpen, behalve dié aangaande het inkomen van de Kroon,, was. Hij hield een rede, die deels moeilijk te verstaan was en deels lastig in den ge- dachtengang te volgen. Hij zag in deze Grondwètswijziging niets anders dan „een barricadeering van het demo-liberale stelsel tegen de aanstormende macht van het nationagl-socialisme", welke exclama tie bij vele leden glimlachjes of eenig ge grinnik opriep. Mr. van Vessem trachtte ook nog den ontslagen burgemeester van Hillegom er bij te sleepen. doch dit werd hem door den voorzitter belet, die die zaak buiten dq orde achtte. De heer van Vessem vergeleek de com missie, welke volgens een voordracht van de Tweede Kamer zal worden samenge steld en te oordeelen zal hebben over de vervallenverklaring van een Kamerlid, met Alva's Bloedraad! Vandaag zal de Grondwetsherziening in eerste lezing wel in kannen en kruiken zijn gekomen! Ziet gij muggen, lang van poot. Aarzelt niet, maar slaat ze dood. DER 52) Uit het Engelsch door H. A.C.S, HOOFDSTUK XV. Hilary was, dat geloof ik werkelijk, een voortreffelijk en practisch zakenman. Het was alleen tengevolge van het feit, dat Bayard's dood hem zóó raakte, dat hij het zoo moeilijk vond kalm te blijven. Hij vond het feitelijk onmogelijk het rustige zelfvertrouwen in practijk te brengen, waarmee hij, naar alle waarschijnlijkheid, den cliënt van zijn bank advies zou heb ben gegeven. Misschien ook was hij, wat Evelyn had aangeduid, overgevoelig ge worden tegenover Bayard, of tegenover iets, dat op Bayard betrekking had; ik zelf had gemerkt, hoe gemakkelijk en vlug Bayard's glimlachende en scherpe opmer kingen Hilary's rustige wereldje konden verstoren. Bovendien waren zy'n eigen gevoelens zeer gecompliceerd; alles, waarvoor hij ge werkt had, alles wat dierbaar voor hem was, werd bedreigd. Hij had in een voort durende zenuwspanning verkeerd, hij werd aan alle kanten gekweld door moeilijkhe den, en Dave's dood was de beslissende slag. Mijn vraag was klaarblijkelijk onwelkom. Maar op dat oogenblik zou bijna alles, wat ik zou gezegd hebben, onwelkom voor Hx- lary geweest zijn. Hij keek even, geërgerd, naar mij. zocht naar een sigaret,nam er een, met zijn ze nuwachtige vingers, en zei: „Nee. Nee, ik deed zijn oogen niet dicht. Hoe kon ik? Bayard leefde, dat zeg ik, toen ik hier dien middag kwam. Ik ga nu da delijk Frank Whiting opbellen, 't Kan niet wachten". Hij liep naar de deur van de studeer kamer. Toen hij vlak bij de deur was, hield hij plotseling stil, alsof hy 't niet verdra gen kon Dave's lijk nog eens te zien, draai de zich opeens om, en ging de hall in. „Dat is goed", zei dr. Bouligny. „Frank moet het toch, vroeger of later, hooren, en het is beter zoo spoedig mogelijk". Het was zóó stil in de groote schaduw rijke kamer, dat wij Hilary's stem hooren konden, aan de telefoon, in Adela's kamer, en zijn voetstappen, toen hij door de hali terug liep Hij veegde zijn gezicht met zijn zakdoek af, toen hij weer de kamer bin nenkwam. „Dat wordt beroerd", zei hij. „Frank Whiting nou, die zei niet veel, maar ik kon voelen wat hij dacht. Wat een be roerde boel!" Hij liet zich in al zijn zwaar te in een stoel vallen en zat daar naar het kleed te staren. „Komt hij regelrecht hier naar toe^" vroeg dr. Bouligny. „Gauw. Hij kon niet dadelijk komen". Ik ben nooit iemand geweest, die zijn hand aam den ploeg slaat, en omziet. En ik vond het niet prettig, dat Hilary steeds maar een direct antwoord ontweek. „Iemand", zei ik, sloot de oogen van Bayard. En als Bayard in leven was. toen u het huis uitging, dien middag, mr. Tha*- cher, en dood, toen uw vrouw zoo spoedig daarna kwam, en niemand in dien tusschen- tijd in huis kwam, hoe stierf Bayard dan?" „Wat bedoelt u daarmee?" schreeuwde Hilary. „Beschuldigt u mij van moord? Wat zijn dat voor manieren van u?" „Hilary, ik vroeg zuster Keate om dat, wat zij nu doet". Het was natuurlijk AdeJa, die dat zei, stijf en koel en open, en merk waardig bedwongen. „Ik vind, dat je het verstandigste doet, de zuster te antwoorden", zei Allen droog jes. „Het is een redelijke vraag. Kijk eens. Hilary, je schijnt je niet te realiseeren, dat je een tamelijk twijfelachtige positie in neemt. Jij blijkt, voorzoover we het weten, de laatste geweest te zijn, die bij Bayard was, vóór zijn dood. Jij zegt, dat jij hem niet gedood hebt, en wij zijn maar al te geneigd je te gelooven. Maar zuster Keate wenscht, wat volkomen redelijk is, andere bewijzen". Er was een korte stilte. Het was zóó stil, dat ik Pansy, die, vergeten, in een hoek lag, kon hooren ademen, als iemand d:e asthma heeft. Hilary bleef met half-toege- knepen oogen naar het kleed staren. Einde lijk zei hij, gemelijk: „Ik weet niet, wie Bayard doodde. Ik haat het, om laf te schijnen, maar ik ge loof, dat Dave het deed. Maar ik weet niet. hoe het gebeurde". „Zouden we niet eens op wat regel matiger manier doorgaan?" zei Allen. Hij liep naar de tafel. Daar lag een papierbloc en daar stond een zware bronzen inktpot en daar waren pennen. „Nou dan, zuster. Keate, u. zat dien ge- heelen middag in den boomgaard. Hoe laat gin° u daar naar toe?" „Om ongeveer 'twee uur. Ik verliet Bayard. toen hij aan het rusten was in zijn eigen kamer. Het was misschien tien mi nuten, nadat u en Dave Thatcher het huis hadden verlaten". „En u zag, dat Higby het grasveld aan het maaien was?" „Ja; hij was al begonnen, toen ik in den boomgaard kwam Hij hield er niet mee op, alleen even, wanneer hij een hoek maakte zóó kort, dat het bijna niet te merken was den geheelen middag. Ik kon de maaimachine heel duidelijk hoo ren", „Dan moet Higby er dus buiten blijven. Hij kon niet het grasveld maaien, en ge lijktijdig het bibliotheekraam binnenklim men, en Bayard doodschieten. Nu, toen u uw plaats, die eenigszins een uitkijkpost was, innam, in den boomgaard, wie waren toen nog in huis?" „Bayard, natuurlijk. En Emmeline. En Florrie". Ik aarzelde. „En ik was er", zei Janice opeens. „En Adela". „Hoe laat ging jij uit huis, Janice?" ,,'t Moet ongeveer twintig voor drie ge weest zijn". Zij keek onderzoekend naar mij. „Ja", viel ik haar bij. „Het was precies half drie, toen Florrie wegging. En u kwam niet meer dan tien minuten later het huis uit". „Janice, waar was Bayai'd, toen jij het huis uitging?" Zijn vraag werd erg vrien delijk gesteld. „Bayard was in Dave's studeerkamer. Alleen", zei Janice beslist. „Hij moet weer naar beneden gegaan zijn, zoodra zuster Keate van hem wegging". „Wat deed hy?" „Niets bepaalds". „Sprak jij tegen hem?" „Ja", zei Janice langzaam, terwijl haar donkere oogen Allen's doordringenden blik ontmoetten. „Maar slechts een oogenblik. Ik praatte slechts een oogenblik met hem, en toen ging ik het huis uit". „Twee uur veertig dus, verlaat Janice het huis. Bayard is dan in leven". Allen maakte aanteekeningen, terwijl hy praatte. „Wat gebeurde daarna, zuster Keate?" „Ik zag Bayard", viel Adela in de rede. „Ik kwam naar beneden, en was klaar, om naar de „Hulpverleening" te gaan. Bayard was bij de deur van de studeerkamer, en. ik praatte een oogenblik met hem, voor ik wegging". „Was hij toen alleen, Adela?" „Ja, zeker". „Hoe laat was dat?" „Ik weet het niet precies", zei Adela. „Ik geloof, dat het bij drieën was". „Maar Adela, je zei niet, dat je met Bayard gesproken had voor je van huis ging", zei Evelyn, en het leek, alsof ze er geen weg mee wist.. „Deed ik dat niet?" zei Adela, kalm. „Ja, ik sprak tegen hem. Dus ben ik, zooals je merkt, een van degenen, die hem het laatst in leven gezien hebben". (W'vr',f vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6