PARLEMEST
De Grondwetswijziging in de Eerste Kamer.
8
RadULpcagzamna
£wUCeton
HET HUIS
MYSTERIES
Negen sprekers aan het woord.
Over het algemeen onvoldaan.
.(Van onzen parlementairen medewerker).
Gistermorgen is dan toch ook de Eerste
Kamer met de behandeling van de wets
ontwerpen tot wijziging van de Grondwet
begonnen. Het aantal ingeschreven spre
kers deed aanvankelijk vermoeden, dat
het een breed opgezet debat zou worden,
maar alras bleek, dat de Kamer daaraan
geen behoefte gevoelde. Toen het negental
zijn woordje had gedaan, was het net vier
uur, zoodat de voorzitter schielijk het
woord aan den minister van Binnenland-
sche Zaken gaf, maar onmiddellijk daar
op de vergadering tot hedenochtend ver
daagde. Zoo was althans de mogelijkheid,
dat nieuwe sprekers er tusschen zouden
komen, verijdeld!
Het debat was dus niet van grootsche
allure, zooals men dat bij een Grondwets
herziening zou mogen verwachten; het
was zelfs niet belangrijk!
Wat wil men dan nog, als spreker na
spreker komt verklaren, dat de voorstellen
der regeering weinig te beteekenen heb
ben en dat er eigenlijk al genoeg aan de
overzijde van het Binnenhof over is ge
zegd?
Er waren natuurlijk nuances, van „niet-
onbelangrijk", „weinig ingrijpende betee-
kenis", e. d., maar men was het er op
enkele uitzonderingen toch wel over eens,
dat eenige van de noodig geachte wijzi
gingen moeilijk zonder deze herziening tot
stand hadden kunnen worden gebracht.
De heer Anema (a.r.) was eigenlijk de
eerste en de eenige spreker (in hoeverre
de chr.-historischen zich ook bij dit ge
deelte van zijn betoog aansloten, werd
niet duidelijk, maar zij kunnen er net zoo
over hebben gedacht) die oordeelde,
dat de voorgestelde wijzigingen materieel
niet noodig waren, omdat men wat men
wilde bereiken, evengoed met de bestaande
bepalingen zou kunnen bereiken. Niettemin
wilde hij beteekenis aan de voorstellen
niet ontzeggen, doch die was dan ook
alleen van psychologischen aard.
De hoogleeraar der Vrije Universiteit
beredeneerde dit als volgt: Er waren eeni
ge persexcessen geweest, waarin eenig
systeem te bekennen viel, die ergernis
hadden veroorzaakt; er waren revolution-
naire volksvertegenwoordigers geweest,
die door hun houding verontwaardiging
hadden opgewekt, en ten slotte was er een
onbevredigend gevoel, dat de Grondwet
voor de sociale ordening geen voldoenden
grondslag bood.
In een staatscommissie (waarvan prof.
Anema deel uitmaakte) zijn deze en nog
enkele andere punten onderzocht, maar nu
de voorstellen er zijn, blijkt de regeering
de door de commissie bepleitte beperking
van de drukpersvrijheid niet wenschelyk
te achten; volgens de bestaande wet toch
zou de preventieve maatregel van een
verschijningsverbod al mogelijk zijn.
Pröf. Anema was dit met de regeering
eens geen der sprekers verzweeg zijn
vreugde er over, dat het bewuste art. 7
der Grondwet ongewijzigd blijft doch
hij vond eigenlijk de aanvulling van. de
Grondwet met de bepalingen inzake de
instelling van openbare lichamen voor be
roep en bedrijf óók overbodig, omdat art.
194 ruimte biedt „voor welke ordening ter
wereld ook." Uit de tusschen aanhalings
teek ens geplaatste woorden blijkt intus-
schen reeds, dat de antirevolutionnaire
spreker niet zonder critiek ten aanzien
van het ordeningsstreven staat!
Met betrekking tot de revolutionnaire
vertegenwoordigers stond de zaak er wat
beter voor, al zou het z. i. juister zijn ge
weest, die lieden geheel te weren. „Pijn
stillende middelen van psychologischen
aard worden toegediend, maar juridisch
verandert er feitelijk niets", aldus was het
oor lecl van prof. Anema over deze grond
wetsherziening.
Naar vorm en inhoud was dit wel de
beste redevoering, welke gisteren in den
Senaat gehouden is.
We schreven reeds, dat van chr.-hist.
zijde daaraan adhaesie werd betuigd.
Dat gebeurde niet bij wijze van aanhef
van een redevoering (waarna dikwijls
hetzelfde nog eens dunnetjes wordt over-
gezegd!), maar werkelijk met de bedoe
ling, een onbelangrijk debat niet noodeloos
te rekken. Het was mr. Pollema, die na
mens prof. de Savornin Lohman (die wel
aanwezig was, maar blijkbaar nog voor
zichtig met zijn keel moet zijn) het stand
punt zijner fractie uiteenzette. Hij noem
de de kwestie der drukpersvrijheid en der
revolutionnaire volksvertegenwoordigers
een „kwestie van onbezonkenheid", een
verschijnsel van den tegenwoordigen tijd,
waarin zich, wat de genoemde lieden be
treft, ook de parlementaire verwording
manifesteert. De kwestie der openbare
lichamen voor beroep en bedrijf is er
echter een van vooruitzien.
In de avondvergadering van Dinsdag
had de heer Pollema aangekondigd, dat
hij bij deze gelegenheid nader zou spTeken
over de delegatie van wetgevende macht;
hij heeft dit gedaan en er met nadruk op
gewezen, dat in deze, reeds te veel gevolg
de richting niet mag worden doorgegaan,
omdat het kaï'akter van het parlementaire
stelsel erdoor wordt aangetast.
Mr. Pollema betreurde het, zooals reeds
de heeren van Lanschot (r.k.) en de
Zeeuw (s.d.) het vóór hem hadden ge
daan, dat de N. S. B. deze gelegenheid
hoe kon het bij een grondwetsherziening
beter treffen! voorbij hadden laten
gaan, om van hun inzichten omtrent een
nationaal-socialistisehe grondwet in het
voorloopig verslag en daarna in het debat
te doen blijken.
De sociaal-democratische afgevaardigde
merkte in dit verband op: „Als men iets
critiseeren wil, bést, maar. dan moet men
ook aangeven, hoe het dan wèl moet!"
De heer de Zeeuw had niet alleen cri
tiek op de nationaal-socialisten, maar ook
op de katholieken, die op een ingrijpende
wijziging van onze Grondwet, blijkens de
gewisselde stukken, hadden aangedrongen
en zich er over beklaagd hebben, dat aan
hun wenschen niet voldoende aandacht
was besteed. Waarom hebt u danzelf de
zaak niet ter hand genomen en door een
commissie van bekwame mannen uit uw
midden een "proeve van Grondwetsherzie
ning laten ontwerpen? zoo vroeg hij.
Het toejuichend, dat het voorstel van de
Staatscommissie tot aanvulling van art. 7
inzake de persvrijheid met een beperken
de bepaling niet door de regeering was
overgenomen, keurde hij het af, dat aan
eenige wenschen van zijn geestverwanten
geen gehoor was gegeven; ze waren welis
waar niet van ingrijpenden aard, maar
toch niet zonder beteekenis! Zoo willen
de sociaal-democraten den voorzitter der
Eerste Kamer zien benoemd uit een door
de Kamer opgemaakte voordracht én
geven zij de voorkeur aan een schadeloos
stelling der Eersté Kamerleden, gerekend
over een geheel jaar, naar een gemiddeld
aantal vergaderingen, 'boven de huidige
vergoeding van onkosten per vergadering.
Dit behoeft niets méér te kosten, maar
dan is men'af van ongemotiveerde klach
ten van niets van de zaak begrijpende lee-
ken, die er over kankeren, dat voor een
korte avondvergadering (in de meeste
gevallen gevolgd door afdeelingsonder-
zoek) een volle vergoeding (als voor een
meer tijd kostende) wordt getoucheerd.
Was deze afgevaardigde door de afwij
zing van die wenschen een weinig teleur
gesteld; bepaald ernstig bezwaard gevoel
de hij zich door de voorstellen betreffende
de mogelijke uitsluiting van revolution
naire volksvertegenwoordigers en de be
perking van de parlementaire orschend
baarheid door de strafbaarstelling van
opruiing en schending van geheimen. Zou
door de eerstgenoemde bepaling meer
kwaad dan goed worden gebrouwen, om-
dat de uitgestotenen zich een martelaars
kroon op het hoofd zouden drukken, tegen
opruiing in de volksvertegenwoordiging
kan de voorzitter voldoende optreden
is een dergelijke bepaling derhalve
noodig. Bovendien zou men met hoogst
ongewenschte gevolgen te doen kunnen
krijgen. Zal bijv. een rechercheur tegen
een Kamerlid proces-verbaal kunnen op
maken. wegens opruiing, indien de voor
zitter het feit niet heeft waargenomen,
doordat hij eenjritdrukking niet heeft
gehoord?
De heer de Zeeuw "Was tegen deze
voorstellen.
Evenals de vrijz.-democraten in de
Tweede Kamer hield een vertegenwoor
diger van deze groep in den Senaat een
betoog van dezelfde strekking, wat de
beide laatst aangeroerde punten aangaat.
Vond hij in de eerste plaats al de formu
leering van de bepaling inzake de revo
lutionnaire vertegenwoordigers vaag, hoe
kan men bovendien nagaan, dat iemand
zich schuldig maakt aan „een streven, ge
richt op verandering van de bestaande
rechtsorde met toepassing of bevordering
van onwettige middelen?" Dat de vrijge
vallen plaats niet meer door de partij be
zet mag worden, vond mr. Werker hoogst
onbillijk. Eveneens had hij ernstige be
denkingen tegen de beperking van de par
lementaire onschendbaarheid, omdat de
uitingen van volksvertegenwoordigers
niet onder de controle van de uitvoerende
macht, dus van het O. M., mogen komen
te staan; daarin schuilt een groot gevaar.
Er waren twee katholieke sprekers, van
wie er een sprak over hetgeen wél en de
ander over wat niet in deze Grondwets
wijziging stond. Eerstgenoemde was de
fractieleider, mr. van Lanschot, die (zich
versprekend) constateerde, „dat de ba
rometer van de belangstelling der be
volking voor deze herziening beneden het
vriespunt staat". Daarvan mocht men de
regeerihg echter geen verwijt maken.
De herziening was noodig om aan den
prins-gemaal een inkomen te verschaffen
en zekere maatregelen, te nemen tegen
revolutionnaire volksvertegenwoordigers
van die gelegenheid heeft men gebruik
gemaakt om nog enkele andere punten te
regelen.
En zoo zag de heer van Lanschot in deze
herziening een demonstratief en interpre
tatief karakter.
Demonstratief, omdat blijken zal, dat
de overgroote meerderheid van ons volk
wenscht vast te houden-aan het parle
mentaire stelsel. Interpretatief, omdat de
herziening een nadere uitwerking, c.q.
verklaring geeft van enkele bestaande
bepalingen. Mr. v. Lanschot betreurde het
dat de delegatie van wetgevende macht niet
in deze herziening was opgenomen - een
bezwaar dat mr. Pollema bleek te deelen,
doch de 'heer Droogleeyer Fortuyn (v.b.)
niet en hoopte dat van de mogelijkheid
om het inkomen der Kroon bij de wet te
wijzigen (zij het dan ook met een gekwa
lificeerde meerderheid) slechts bij uit
zondering gebruik zou worden gemaakt.
Hij constateerde, dat in het voorloopig
verslag het verleenen van een eigen in
komen aan den prins-gemaal algemeen
was toegejuicht.
Verder wijdde hij zijn beschouwing aan
de beperking van het evenredigheidsstel
sel „binnen door de wet te stellen gren
zen", waarbij hij er op wees, dat geen
enkel land de evenredige vertegenwoordi
ging mathematisch zoover heeft doorge
voerd als het onze. Met beslistheid ont
kende hij dat deze bepaling een manoeu
vre van de groote partijen zou zijn (gelijk
vooral van de zijde der n. s. b. wordt be
toogd) om de kleine te nekken, e. v. on
mogelijk te maken. Het bezwaar tegen de
onderbrenging van zoo verschillende on
derwerpen, zooals de staatssecretarissen
en de uitsluiting van verkiesbaarheid van
z.g. politieke misdadigers en het houden
van troepen onder de wapenen in één
wetsontwerp onderschreef de Bossche af
gevaardigde; met andere leden vreesde hij
vcor een onzuivere stemming.
Zijn partijgenoot Kropman had het
voornamelijk over de dingen, die niet in
het ontwerp stonden, de lijst van wen
schen (waarover de heer de Zeeuw al een
opmerking had gemaakt) en die neerkwa-
Vrijdag 9 April.
HILVERSUM, 301 M. (8.—12.—
4—7.30 en 9.—12.— VARA, de
AVRO van 12.4.en de VPRO
van 7.309.uur). 8.Gr.pl.
10.VPRO-morgen wij ding. 10.20
Deel. 10.40 Gr.pl. 11.10 Verv. deel.
11.30 Orgelspel. 12.Kovacs Lajos'
orkest en gr.pl. 2.Deel. 2.30 Het
Lyra-Trio. 3.15 Avro-dansorkest.
4.Melody Circle en gr.pl. 5.
Voor de kinderen. 5.30 De Fliere
fluiters. 6.30 Politiek radiojournaal.
6.50 Gr.pl. 7.Hoofdmomenten uit
de geschiedenis der Ned. arbeiders
beweging, causerie. 7.20 Gr.pl. 7.30
VGP-ber. 7.35 Rel. causerie. 8.
Instr. Kwintet. 8.30 Open vensters,
lezing. 9.VARA-orkest. 10.Gr.
pl. 10.10 Zang. 10.30 ANP-ber.
10.40 VPRO-avond wij ding. 11.
Jazzmuziek (gr.pl. 11.30 Gr.pl.
HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr.
NCRV). 8.Schriftlezing, medi
tatie, gewijde muziek (gr.pl) 8.30
Gr.pl. 9.30 Gelukwenschen. 10.30
Morgendienst. 11.Pianovoordr.
12.— Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30 Orgel
spel. 1.30 Gr.pl. 1.45 Ensemble v. d.
Horst. 2.30 Chr. Lectuur. 3.Verv.
concert. 3.45 Gr.pL 4.Mezzo
sopraan en piano. 4.455.45 Deel.
en gr.pl. 6.Gr.pl. 6.30 Causerie
over kamex-planten. 7.Ber. 7.15
Literair halfuur. 7.45 Rep. 8.
ANP-ber., herh. SOS-ber. 8.15
NCRV-orkest. Amstex-dam in
de Nederl. dichtkunst. 9.30 Verv.
NCRV-orkest en solist. (10.ANP-
ber.) 10.30—11.30 Gr.pl. Hierna
Schriftlezing.
DROITWICH, 1500 M. 11.20 Gr.pl.
12.05 Orgelconcert. 12.50 BBC-
dansorkest. 1.35 Het Grinke-Trio.
2.20 A. rolling stone. 2.35 Gr.pl. 3.05
Politiemuziekcorps van Bristol. 3.50
Gr.pl. 4.20 BBC-Midlandorkest. 5.35
Het BBC-Harmonie-orkest. 6.20
Ber. 6.45 Het Willie Walker Octet.
7.30 Voor tuinlxefhebbers. 7.50 AJ
Collins' Band. 8.20 Radiotooneel.
9.20 Ber. 9.40 Scott's last expedi-
tion, causerie. 10.BBC-orkest,
BBC-koor en solisten. 11.05 't New
Georgian Trio. 11,35 Jack Jackson's
orkest. 11.5012.20 Dansmuziek
(gr.pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 6.10 en 7.20
Gr.pl. 10.50 Gr.pl. 11.35 Poulet-
kamerorkest en zang. 3.20 Kamer
muziek. 4.50 Zang. 5.05 Cellocon
cert. 5.50 Vervolg zang. 6.05 Verv.
celloconcert. 7.05 Pianovoordracht.
7.35 Vocaal vrouwen kwartet. 7.50
Pianoconcert. 8.20 Gevar. concert.
9.50 Gr.pl. 10.20—12.20 Orkestcon
cert.
KEULEN, 456 M. 5.50 Politiemu
ziekcorps. 6.30 Gr.pl. 7.50 Omroep-
Amusementsorkest. 8.50 Gr.pl. 11.20
Omroepkleinorkest. 1.35 Gevar.
concert. 3.20 O. Kermbach's orkest.
5.20 Dresd. Philh. Orkest en solis
ten. 7.30 Voor oud-strijders. (Radio
tooneel en ber.) 9.50 Schumann-
concert. 10.3011.20 Omroep-Amu
sementsorkest.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
11.20 Gr.pl. 11.50 en 12.30 Salon
orkest. 12.501.20 Gr.pl. 4.20 Om-
roepdansorkest. 5.05 Kamermuziek.
6.20 Gr.pl. 7.20 Salonorkest en so
listen. 7.50 Radiotooneel. 8.50 Sa
lonorkest. 93010.20 Omroep-
dansorkest. 484 M.: 11.20 Gr.pl.
11.40 Zang. 11.50 en 12.30 Omroep-,
orkest. 12.50 Zang. 1,—1.20 Gr.pl.
4.20 Omroeporkest. 5.35 Gr.pl. 5.50
Pxanovoordracht. 6.35 Zang. 7.20
Voor oud-strijders. 9.30 Gr.pl. 9.45
10.20 Accordeonmuziek.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.30 Omroepkleinorkest. 8.20 Volks
muziek. 9.20 Ber. 9.5011.20 Om-
roep-Amusementsorkest. (10.05
Weerbericht).
GEMEENTELUKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.—9.20, D.sen-,
der 9.2010.50, Parijs R. 10.50
12.20, Brussel (VI.) 12.20—14.35,
Droitwich. 14.3515.05, Keulen
15.05—19.05, Parijs R. 19.05—19.20,
Berlijn 19.20—21.20, Droitwich 21.20
—21.40, Brussel Fr. 21.40—22.20,
Berlijn 22.2023.20, Radio Dan-
mark 23.20-7-24.—.
Lijn 4: Brussel VI. 8.8.20, Ham
burg 8.20—10.35, Lond. Reg. 10.35—
12 50, Droitwich 12.5013.35, Lond.
Reg. 13.35—15.10, Droitwich 15.10—
18.20, Brussel (VI.) 18.20—18.45,
Dx-oitwich 18.45—20.20, Leipzig 20.20
22.Droitwich 22.23.05, Lond.
Reg. 23.05—24.—.
Lijn 5: Diversen.
men ophet tot uitdrukking brengen van
het christelijk kax-akter der natie, van be
ginselen van staatsrechtelijke en sociale
ordening in de Grondwet. Hij vroeg waar
om de regeering niet was ingegaan pp. het
denkbeeld van- mr. Aalberse, vier jaar ge
leden geopperd, om een commissie deze
zaak grondig te laten onderzoeken. Dit
Kabinet, verzuchtte mr. Kropman, be
schouwt de grondwet meer als een be
schrijving van 't verleden dan als 'n weer
gave van de gedachten van heden en toe
komst.
Bij voorbaat was prof. Anema al tegen
dit betoog (gelijk het in het voorloopig
verslag was weergegeven) opgekomen
door te beweren, dat een grondwet geen
registratie van uitgevochten kwesties is,
maar een saménstel van rechtsregels.
Er waren ook twee liberale sprekers, die
beide kort spraken.' De heer DroogleeVer
Fortuyn (we noemden hem reeds) nam
een afwachtende houding aan tegenover
de uitwerking van' de bepaling betx-effen-
de het evenredigheidsstelsel in een te
verwachten wetsontwerp.
Met den heer van Lanschot hoopte hij
dat de bepaling inzake de wijziging van
het inkomen der Kroon slechts hoogst zel
den gehanteerd zou worden; hij zou het
beter hebben gevonden indien de manier
van wijziging daarvan onveranderd ware
gebleven, dus alleen mogelijk door Grond
wetsherziening.
Mr. Knottenbelt (v.b.), die zich over
het algemeen met. de voorstellen kon ver
eenigen, kwam op voor zuiverheid van
het parlementaire stelsel, in welk verband
hij de „vrijgestelden" als vertegenwoordi
gers van groepsbelangen, in de vertegen
woordigende lichamen niet op hun plaats
achttè. Hij wees er op, dat de dictatuur,
die nu in verschillende landen bestaat,
door .een verkeerde practijk van het par
lementaire stelsel in de hand was ge
werkt.'Hij had eveneens gaarne gëfctèn,
dat het rech tvan arbeid (in verband mét
stakingen en werkbelemmeringen) xn de
Grondwet warë vastgelegd.
De laatste spreker was de heer van
Vessem (n.s.b.), die vertelde, dat zijn
fractie tegen alle ontwerpen, behalve dié
aangaande het inkomen van de Kroon,,
was. Hij hield een rede, die deels moeilijk
te verstaan was en deels lastig in den ge-
dachtengang te volgen. Hij zag in deze
Grondwètswijziging niets anders dan „een
barricadeering van het demo-liberale
stelsel tegen de aanstormende macht van
het nationagl-socialisme", welke exclama
tie bij vele leden glimlachjes of eenig ge
grinnik opriep. Mr. van Vessem trachtte
ook nog den ontslagen burgemeester van
Hillegom er bij te sleepen. doch dit werd
hem door den voorzitter belet, die die zaak
buiten dq orde achtte.
De heer van Vessem vergeleek de com
missie, welke volgens een voordracht van
de Tweede Kamer zal worden samenge
steld en te oordeelen zal hebben over de
vervallenverklaring van een Kamerlid,
met Alva's Bloedraad!
Vandaag zal de Grondwetsherziening in
eerste lezing wel in kannen en kruiken
zijn gekomen!
Ziet gij muggen, lang van poot.
Aarzelt niet, maar slaat ze dood.
DER
52)
Uit het Engelsch door H. A.C.S,
HOOFDSTUK XV.
Hilary was, dat geloof ik werkelijk, een
voortreffelijk en practisch zakenman. Het
was alleen tengevolge van het feit, dat
Bayard's dood hem zóó raakte, dat hij
het zoo moeilijk vond kalm te blijven. Hij
vond het feitelijk onmogelijk het rustige
zelfvertrouwen in practijk te brengen,
waarmee hij, naar alle waarschijnlijkheid,
den cliënt van zijn bank advies zou heb
ben gegeven. Misschien ook was hij, wat
Evelyn had aangeduid, overgevoelig ge
worden tegenover Bayard, of tegenover
iets, dat op Bayard betrekking had; ik zelf
had gemerkt, hoe gemakkelijk en vlug
Bayard's glimlachende en scherpe opmer
kingen Hilary's rustige wereldje konden
verstoren.
Bovendien waren zy'n eigen gevoelens
zeer gecompliceerd; alles, waarvoor hij ge
werkt had, alles wat dierbaar voor hem
was, werd bedreigd. Hij had in een voort
durende zenuwspanning verkeerd, hij werd
aan alle kanten gekweld door moeilijkhe
den, en Dave's dood was de beslissende
slag.
Mijn vraag was klaarblijkelijk onwelkom.
Maar op dat oogenblik zou bijna alles, wat
ik zou gezegd hebben, onwelkom voor Hx-
lary geweest zijn.
Hij keek even, geërgerd, naar mij. zocht
naar een sigaret,nam er een, met zijn ze
nuwachtige vingers, en zei:
„Nee. Nee, ik deed zijn oogen niet dicht.
Hoe kon ik? Bayard leefde, dat zeg ik, toen
ik hier dien middag kwam. Ik ga nu da
delijk Frank Whiting opbellen, 't Kan
niet wachten".
Hij liep naar de deur van de studeer
kamer. Toen hij vlak bij de deur was, hield
hij plotseling stil, alsof hy 't niet verdra
gen kon Dave's lijk nog eens te zien, draai
de zich opeens om, en ging de hall in.
„Dat is goed", zei dr. Bouligny. „Frank
moet het toch, vroeger of later, hooren, en
het is beter zoo spoedig mogelijk".
Het was zóó stil in de groote schaduw
rijke kamer, dat wij Hilary's stem hooren
konden, aan de telefoon, in Adela's kamer,
en zijn voetstappen, toen hij door de hali
terug liep Hij veegde zijn gezicht met zijn
zakdoek af, toen hij weer de kamer bin
nenkwam.
„Dat wordt beroerd", zei hij. „Frank
Whiting nou, die zei niet veel, maar ik
kon voelen wat hij dacht. Wat een be
roerde boel!" Hij liet zich in al zijn zwaar
te in een stoel vallen en zat daar naar het
kleed te staren.
„Komt hij regelrecht hier naar toe^"
vroeg dr. Bouligny.
„Gauw. Hij kon niet dadelijk komen".
Ik ben nooit iemand geweest, die zijn
hand aam den ploeg slaat, en omziet. En
ik vond het niet prettig, dat Hilary steeds
maar een direct antwoord ontweek.
„Iemand", zei ik, sloot de oogen van
Bayard. En als Bayard in leven was. toen
u het huis uitging, dien middag, mr. Tha*-
cher, en dood, toen uw vrouw zoo spoedig
daarna kwam, en niemand in dien tusschen-
tijd in huis kwam, hoe stierf Bayard
dan?"
„Wat bedoelt u daarmee?" schreeuwde
Hilary. „Beschuldigt u mij van moord?
Wat zijn dat voor manieren van u?"
„Hilary, ik vroeg zuster Keate om dat,
wat zij nu doet". Het was natuurlijk AdeJa,
die dat zei, stijf en koel en open, en merk
waardig bedwongen.
„Ik vind, dat je het verstandigste doet,
de zuster te antwoorden", zei Allen droog
jes. „Het is een redelijke vraag. Kijk eens.
Hilary, je schijnt je niet te realiseeren, dat
je een tamelijk twijfelachtige positie in
neemt. Jij blijkt, voorzoover we het weten,
de laatste geweest te zijn, die bij Bayard
was, vóór zijn dood. Jij zegt, dat jij hem
niet gedood hebt, en wij zijn maar al te
geneigd je te gelooven. Maar zuster Keate
wenscht, wat volkomen redelijk is, andere
bewijzen".
Er was een korte stilte. Het was zóó stil,
dat ik Pansy, die, vergeten, in een hoek
lag, kon hooren ademen, als iemand d:e
asthma heeft. Hilary bleef met half-toege-
knepen oogen naar het kleed staren. Einde
lijk zei hij, gemelijk:
„Ik weet niet, wie Bayard doodde. Ik
haat het, om laf te schijnen, maar ik ge
loof, dat Dave het deed. Maar ik weet niet.
hoe het gebeurde".
„Zouden we niet eens op wat regel
matiger manier doorgaan?" zei Allen. Hij
liep naar de tafel. Daar lag een papierbloc
en daar stond een zware bronzen inktpot
en daar waren pennen.
„Nou dan, zuster. Keate, u. zat dien ge-
heelen middag in den boomgaard. Hoe laat
gin° u daar naar toe?"
„Om ongeveer 'twee uur. Ik verliet
Bayard. toen hij aan het rusten was in zijn
eigen kamer. Het was misschien tien mi
nuten, nadat u en Dave Thatcher het huis
hadden verlaten".
„En u zag, dat Higby het grasveld aan
het maaien was?"
„Ja; hij was al begonnen, toen ik in den
boomgaard kwam Hij hield er niet mee
op, alleen even, wanneer hij een hoek
maakte zóó kort, dat het bijna niet te
merken was den geheelen middag. Ik
kon de maaimachine heel duidelijk hoo
ren",
„Dan moet Higby er dus buiten blijven.
Hij kon niet het grasveld maaien, en ge
lijktijdig het bibliotheekraam binnenklim
men, en Bayard doodschieten. Nu, toen u
uw plaats, die eenigszins een uitkijkpost
was, innam, in den boomgaard, wie waren
toen nog in huis?"
„Bayard, natuurlijk. En Emmeline. En
Florrie". Ik aarzelde.
„En ik was er", zei Janice opeens. „En
Adela".
„Hoe laat ging jij uit huis, Janice?"
,,'t Moet ongeveer twintig voor drie ge
weest zijn". Zij keek onderzoekend naar
mij.
„Ja", viel ik haar bij. „Het was precies
half drie, toen Florrie wegging. En u kwam
niet meer dan tien minuten later het
huis uit".
„Janice, waar was Bayai'd, toen jij het
huis uitging?" Zijn vraag werd erg vrien
delijk gesteld.
„Bayard was in Dave's studeerkamer.
Alleen", zei Janice beslist. „Hij moet weer
naar beneden gegaan zijn, zoodra zuster
Keate van hem wegging".
„Wat deed hy?"
„Niets bepaalds".
„Sprak jij tegen hem?"
„Ja", zei Janice langzaam, terwijl haar
donkere oogen Allen's doordringenden blik
ontmoetten. „Maar slechts een oogenblik.
Ik praatte slechts een oogenblik met hem,
en toen ging ik het huis uit".
„Twee uur veertig dus, verlaat Janice
het huis. Bayard is dan in leven". Allen
maakte aanteekeningen, terwijl hy praatte.
„Wat gebeurde daarna, zuster Keate?"
„Ik zag Bayard", viel Adela in de rede.
„Ik kwam naar beneden, en was klaar, om
naar de „Hulpverleening" te gaan. Bayard
was bij de deur van de studeerkamer, en. ik
praatte een oogenblik met hem, voor ik
wegging".
„Was hij toen alleen, Adela?"
„Ja, zeker".
„Hoe laat was dat?"
„Ik weet het niet precies", zei Adela.
„Ik geloof, dat het bij drieën was".
„Maar Adela, je zei niet, dat je met
Bayard gesproken had voor je van huis
ging", zei Evelyn, en het leek, alsof ze er
geen weg mee wist..
„Deed ik dat niet?" zei Adela, kalm. „Ja,
ik sprak tegen hem. Dus ben ik, zooals je
merkt, een van degenen, die hem het
laatst in leven gezien hebben".
(W'vr',f vervolgd.)