PUROL
DE KRONING VAN KONING GEORGE VI.
Dames- en Meisjeshanden
MET HUIS
MYSTERIES
Westminster Abbey als centrum
der plechtigheid.
Legende en
historie.
Londen, 9 April (Reuter).
Grijs en statig verheft zich terzijde van
de torens van het House of Pariiament en
naast Westminster Hall de oude West
minster Abbey, het centrum van de
komende kroningsplechtigheid, die hier
geheel overeenkomstig de oude traditie
zal worden uitgevoerd.
De oorsprong van het gebouw gaat
verloren in de nevelen van het verleden,
en wat men er van meent te weten be
hoort waarschijnlijk eerder tot het rijk der
legenden dan tot dat der werkelijkheid.
Vast staat slechts, dat de plaats, waar
thans de Abbey staat, vroeger een eiland
in de Theems was, dat voor het eerst
door de Romeinen in gebruik werd geno
men om er woningen te bouwen, waar zij
veilig zouden zijn voor eventueele vijan
delijkheden der onderworpen bevolking.
Later zouden monniken op het eiland
een klooster hebben gebouwd, dat de
oorsprong zou zijn geweest van de eerste
kerk, die hier werd neergezet ten tijde
van Sebert, koning der Oost-Saksers, die
in 616 stierf. De legende vertelt, dat op
den avond voor de consecratie dezer kerk
een vreemdeling een armen visscher ver
zocht, hem naar het eiland te willen over
zetten. Toen zij het eiland bereikten was
de kerk van binnen verlicht er. klonk ge
zang als van een koor van engelen.
De vreemdeling maakte zich bekend als
St. Petrus en verzocht den verbaasden
visscher, de zalm, die hij in zijn netten
zou vinden, naar den koning te brengen
en dezen te zeggen, dat hij in de kerk de
teekenen der consecratie zou vinden.
En aldus geschiedde. Nog eeuwen later
offerden de visschers van Westminster op
den naamdag van St. Petrus een zalm op
het hoogaltaar van de Westminster Abbey.
De kerk, die herhaaldelijk verwoest
werd, werd onder leiding van den in 1066
overleden koning en heilige Ed-iard den
Belijder herbouwd, doch ruim honderd
jaar later, toen het groote Normandische
gebouw constructiefouten begon te too-
nen, or.der leiding van Hendrik ni ge
sloopt, die in 220 den eersten steen legde
voor een nieuwe kapel. Onder Hendrik IV
werd het werk van 1399 tot 1413 gestaakt.
Bij een van zijn zeldzame bezoeken in
laatstgenoemd jaar kreeg de koning in
de kerk plotseling een beroerte en stierf.
Zijn onvolger, Hendrik V, zag hierin een
aanwijzing des hemels en gaf binnen een
maand na zijn troonsbestijging opdracht,
den bouw voort te zetten. Toch duurde het
tot 1750 aleer de Westminster Abbey vol
tooid was in den vorm, zooals wij het
bouwwerk thans kennen, met het beeld
houwwerk bij de groote Westelijke torens,
volgens het ontwerp van Sir Christophor
Wren, den grooten bouwmeester van de
St. Pauls Cathedral en van den herbouw
van Londen na den grooten brand.
Naast de beide Huizen van het Parle
ment staat de Westminster Abbey, en de
gezamenlijke gebouwencomplexen met hun
statige torens, hoog oprijzend boven de
Theems, zijn als het hart van het Britsche
wereldrijk, ten nauwste verbonden met
het oudste verleden en met de monarchis
tische traditie van Engeland.
Sedert koning Harold in Januari 1066
tot koning werd uitgeroepen, voor zijn
korte regeering die slechts tot zijn neder
laag tegen den Normandischen Verover
aar Willem aan het einde van 1066 in den
slag bij Hastings duurde, zijn alle Engel-
sche koningen en koninginnen in de West
minster Abbey gekroond, met slechts
twee uitzonderingen.
De eerste uitzondering vormde de on
gelukkige kleine koning Eduard V, die
door zijn oom, den lateren Richard III, die
het huwelijk van Edwards ouders niet als
wettig erkende, kort nadat hij tot koning
was uitgeroepen met zijn broertje in den
Tower geworpen werd, waarop Richard
eenige dagen later de beide knapen liet
vermoorden.
De tweede uitzondering wordt gevormd
door een anderen Edward en ligt nog
versch in ieders geheugen, houdt zelfs
onmiddellijk verband met de aanstaande
kroningsplechtigheid. Het is Eduard VIII,
die in Januari van het vorige jaar zijn
vader George V opvolgde en op 12 Mei a.s.
tot koning gekroond zou zijn indien hij
niet, in verband met de ingrijpende ge
beurtenissen in zijn privé-leven, die de
geheele wereld met spannirg heeft ge
volgd, er de voorkeur aan had gegeven,
afstand te doen ten behoeve yan zyn broer
George. tot dat ooger.blik Hertog van York.
Zoo sterk wortelde de traditie van de
inwijding van het staatshoofd in de West
minster Abbey in het Ergelsche staatkun
dige leven, dat zelfs tijdens de korte on
derbreking van het monarchaal bewind
Olivier Cromwell zijn installatie tot lord-
protector op plechtige wijze in de West
minster Abbey liet geschieden, terwijl hij
zeif gezeten was in den stoel van St.
Eduard, denzelfden stoel, waarin de En-
gelsche koningen gekroond werden en nog
steeds gekroond worden.
(Nadruk verboden).
nen medicijndoosje. De huishoudster ging
naar haar ouders te Breukelen terug en de
gekregen dingen werden bij moeder thuis
in-de kast geborgen. Het meisje verliet de
ouderlijke woning weer en de gekregen
voorwerpen werden, voor zoover zij die
niet noodig had, aan moeder geschonken.
Dezer dagen had moeder de wol noodig
om een kous van een nieuwen voet te
voorzien en zienderoogen minderde de klu
wen. Op een gegeven moment was de wol
op en niets anders dan het doosje bleef op
tafel liggen. En toen bleek dat in dit doos
je bankbiljetten zaten, zeven van honderd,
één van tweehonderd, één van driehonderd,
samen twaalfhonderd gulden.
De vrouw snelde naar het postakntoor en
vroeg zenuwachtig of de biljetten wel echt
waren. De ambtenaar liet zijn speurdersblik
over de briefjes glijden en sprak zijn oor
deel uit: „Ze zijn rasecht". De vrouw toog
weer naar haar woning en het nieuwtje
verspreidde zich als een loopend vuurtje
door het dorp.
De heer, waar de dochter in betrekking
is geweest, vertoeft in Duitschland, maar
komt spoedig en dan zal worden onder
zocht, of het geld van hem is of dat de
briefjes, die de vrouw voor de veiligheid
vandaag op de bank heeft gebracht, door
de huishoudster als haar eigendom kun
nen worden beschouwd.
STANIOL (zilverpapier)
bedrukken wü óók
ALKMAARSCHE COURANT, TEL. 3320
DOOR VALLEND BLOK DOODELIJK
GETROFFEN.
Gistermiddag is bij de machinefabriek
van Gebr. Stork te Hengelo de dertigjarige
monteur B. Grimberg door een ernstig on
geval om het leven gekomen.
Tijdens het vervoeren van een zwaar
cylinderblok, brak de haak van den takel,
waarin het blok hing, met het gevolg, dat de
monteur, die juist op deze plek werkte, door
het gevaarte werd getroffen. Hoewel ter
stond geneeskundige hulp aanwezig was,
bleek het slachtoffer reeds te zijn over
leden. B. laat eén vrouw en een kind achter.
VESTIGINGSWET VOOR
VREEMDELINGEN.
Aan de memorie van antwoord inzake het
wetsontwerp tot regeling van het zelfstandig
uitoefenen van beroepen en bedrijven door
vreemdelingen, wordt het volgende ont
leend:
De regeering kan het betoog van sommige
leden, die van oordeel zijn, dat het nemen
van maatregelen tot regeling van het ver
richten van arbeid door vreemdelingen wel
gewettigd is, echter het nemen van soort
gelijke maatregelen ten opzichte van zelf
standig werkenden en van vreemde onder
nemingen niet zonder bedenking moet wor
den geacht, niet volgen. Ook de regeering
is er zich ten volle van bewust, dat het be
staan van vreemde ondernemingen hier te
lande in sommige gevallen voordeelen heeft
ADVERTENTIE-BUREAU.
Als U bij ons uw advertentie
opgeeft, onverschillig voor
welk ander dag-, week- of
maandblad ook, komt het in
orde. En het ko9t U niets
meer
Adm. Alkm. Courant. Tel. 3320.
opgeleverd en dit ook voor toekomstige ves
tigingen het geval kan zijn. Dit neemt even
wel niet weg, dat naast deze mogelijke voor
deelen, waarmede bij de beoordeeling van
de wenschelykheid van het uitoefenen van
zelfstandige werkzaamheid door vreemde
lingen uiteraard nauwkeurig rekening zal
worden gehouden, in vele gevallen ernstige
nadeelen voor de werkgelegenheid van Ne
derlanders en de afzetmogelijkheid van Ne-
derlandsche ondernemingen verbonden kun
nen zijn aan een overvloedige vestiging van
buitenlanders in bepaalde bedrijfstakken.
Het is euvel dat voor een belangrijk deel
het gevolg is van de werking van de wet van
16 Mei 1934 waartegen de regeering met
behulp van de gevraagde bevoegdheid
wenscht te kunnen optreden. Bij een om
zichtige toepassing behoeft voorts voor re
presaillemaatregelen in den vreemde niet te
worden gevreesd.
Teneinde een billijke toepassing te waar
borgen, meende de regeerihg, dat de voorge
stelde regeling ook bestaande ondernemin
gen zou moeten omvatten. Uit den aard der
zaak zal bij de beoordeeling van bepaalde
gevallen ernstig rekening worden gehouden
met den duur van het verblijf hier te lande.
DE AMSTERDAMSCHE TAXI-STAKING.
Rijksbemiddelaar acht zich in deze
kwestie onbevoegd om te handelen.
De Rijksbemiddelaar in het 2e district,
mr. S. de Vries Czn., heeft gister in het
departement van sociale zaken te Den Haag
een conferentie gehad met de werkgevers-
en werknemersorganisaties, betrokken bij
het conflict in het stationneerend taxi-bedrijf
te Amsterdam.
Allereerst is daarbij komen vast te staan,
dat de collectieve arbeids-overeenkomst, af
gesloten op 1 Augustus 11936, thans nog
geldt.
Artikel 3 dier C.A.O. bepaalt, dat de con-
tracteerende partijen en de leden der werk
nemersorganisaties zich verbinden, geduren
de den duur van de overeenkomst geen
werkstaking of uitsluiting tegen elkander te
proclameeren of uit te voeren of te doen uit
voeren.
De bedoeling der staking is, om tijdens
den duur der C.A.O. daarin wijzigingen aan
te brengen, op grond dat gevreesd werd, dat
de. tariefsverhooging een nadeeligen invloed
zou hebben op de loonen.
Naar de meening Van den Rijksbemidde
laar is door de stakers niét den juisten weg
bewandeld.
Immers in de C.A.O. is geen verband ge
legd tusschen den ritprijs en het loon.
Een juistere weg zou geweest zijn, indien
de chauffeurs eerst met de nieuwe tarieven
ervaringen hadden opgedaan, en zij dan,
indien zich een nadeelige invloed op de
loonen had voelbaar gemaakt, door middel
van hun organisaties met de werkgevers in
overleg waren getreden.
Nu de rijksbemiddelaar is gebleken, dat
de bedoeling van de staking is, om van de
geldende C.A.O. af te wijken, heeft hij zich
op grond van artikel 7 sub c der Arbeidsge
schillen wet 1923 onbevoegd moeten verkla
ren om verder van het geschil kennis te
nemen.
DE A.S. VERKIEZINGEN.
Nadere regeeringsbijzonderheden.
Nu de behandeling van de wetsvoor-
drachten tot verklaring, dat er grond bestaat
tot het in overweging nemen van voorstel
len tot verandering van de grondwet tot een
einde is gebracht, stelt de regeering er prijs
op, met betrekking tot de ontbinding van
de Kamers der Staten-Generaal en de ver
kiezing van nieuwe Kamers eenige mede-
deelingen te doen.
Het ligt in dp bedoeling der regeering, te
bevorderen de totstandkoming van een be
sluit tot ontbinding van de beide Kamers
der Staten-Generaal, hetwelk de dagteeke-
ning van 17 April 1937 zal dragen. De
datum van de candidaatstelling voor de ver
kiezing van de Tweede Kamer zal worden
bepaald op Dinsdag 20 April, die van oe
stemming voor die verkiezing op Woensdag
26 Mei 1937; de datum voor de candidaat
stelling voor de verkiezing van de Eerste
Kamer zal worden bepaald op Maandag 3
Mei 1937 en die van de verkiezing voor de
Eerste Kamer op Donderdag 27 Mei 1937.
De regeering heeft gemeend reeds thans
bovenstaande mededeelingen te moeten
doen, opdat alle daarbij betrokken instanties
en belanghebbenden daarmede rekening
kunnen houden en een vlot verloop van be
doelde verkiezingen zooveel mogelijk wordt
bevorderd.
Branden.
Branden.
ENORME BOERDERIJBRAND TE
ALPHEN A. D. MAAS.
Gisteravond omstreeks tien uur is een
brand uitgebroken, welke het geheele boe
renbedrijf van den heer Coen van Wychen
te Alphen a. d. Maas in asch heeft gelegd.
De brand, welke door tot dusver onbekende
oorzaak ontstond, greep zoo schielijk om
zich heen, dat boerderij met korenschuren,
hooimijten en bijbehoorende gebouwen in
vlammen opgingen. Talrijke kalveren, var
kens en kippen kwamen in de vlammen om,
terwijl vrijwel de geheele inboedel in het
vuur verloren ging.
De brandweer van Alphen a. d. Maas was
spoedig op de plaats van het onheil aan
wezig, doch kon met haar primitieve blusch-
middelen niets tegen de vlammenzee, waar
van de vonken in de Maas terecht kwamen,
uitrichten, zoodat zij zich beperkte tot het
nathouden van belendende landbouwbedrij
ven. Mede door de gunstige windrichting
slaagde zij er in deze te behouden.
Het vuur, dat ver in den omtrex was te
zien, trok van heinde en ver een groote
menigte van belangstellenden, zelfs van den
anderen oever van de rivier.
De schade, welke door den brand is aan
gericht, en gedeeltelijk door verzekering
wordt gedekt, loopt in de tienduizenden
guldens.
JUdït&zakeH
Stuiting van een huwelijk.
Pleidooien voor het Hof.
Gisteren is voor het Gerechtshof gepleit
in een civiel geding tusschen den officier
van justitie en twee personen, die een huwe
lijk willen aangaan en welk huwelijk door
den officier is gestuit.
De huwelijkscandidaten waren van de
stuiting in beroep gekomen, bij de rechtbank.
De rechtbank stelde mr. Kokosky, optre
dende voor het a.s. echtpaar, in het gelijk en
gelastte opheffing der stuiting. De rechtbank
overwoog, dat de vrije toestemming niet
ontbreekt en beide partijen in het bezit zijn
van hun verstandelijke vermogens. Volgens
art. 135 moeten partijen een verklaring af
leggen, dat zij de huwelijksvoorschriften
zullen volgen, doch de wet geeft zoo over
woog de rechtbank in geen enkele bepa
ling pok niet in art. 85 den officier de
bevoegdheid bij voorraad te beoordeelen, of
deze verklaring naar waarheid zal worden
afgelegd, en, in geval er vrees bestaat, dat
dit niet zal geschieden, op grond hiervan
het huwelijk te stuiten.
De officier ging van dit vonnis in beroep.
Eerst was het woord aan den officier van
justitie, mr. de Muinck Keizer.
Door geen der commentatoren van het
B.W. is art. 85 B.W. ooit in verband ge
bracht met de stuiting van het huwelijk.
Naar spr.'s oordeel is het echter zeer wel
mogelijk dit artikel hier in dit opzicht toe
te passen. Men moet inderdaad wil
len wat men verklaart.
Het motief tot het huwelijk doet hier niet
ter zake, daarmede heeft de rechter niet te
maken.
Wel echter met het doel: het smeden van
een duurzamen levensband. Bij een schijn
huwelijk is het niet te doen om een blij ven-
den band te scheppen doch om de bij
komstigheden.
Het is in dit geval duidelijk te doen om
een der partijen het Nederlanderschap te
bl ij ven ondanks alle
huishoudelijke arbeid
gaaf, zacht en blank door
Purol (geel en wit) beiden in doozen van 30 en
60 ct., tube 45 ct. Verkrijgb. bij Apolh. en Drogisten.
verschaffen, dit komt herhaaldelijk voor en
het is wel merkwaardig, dat men in andere
gevallen nooit bij de rechtbank in beroep is
gekomen.
De officier concludeerde tot vernietiging
van het vonnis van de rechtbank, waarbij de
stuiting van het huwelijk werd opgeheven.
Mr. F. A. Kokosky, optredende voor het
a.s. echtpaar, zeide in zijn pleidooi, dat
geenzins is gebleken, dat partijen uitslui
tend willen trouwen om de vrouw de Neder-
landsche nationaliteit te verschaffen. Het is
pl. een raadsel, waarom het O.M. het hier
op haren en snaren zet om dit huwelijk te
stuiten, daar het duidelijk is, dat deze zaak
door den officier zal worden verloren. De
wetgever heeft zich niet te bemoeien met
doel en motieven van een huwelijk en ook
het O.M. dient zich aan de wetgeving te
houden. Wat is eigenlijk een schijnhuwe
lijk? Een juiste omschrijving van dit begrip
is niet te geven.
Partijen willen j'uist een wettig huwelijk
aangaan, omdat juist bij een wettig huwelijk
de vrouw het Nederlanderschap verkrijgt.
Pl. drong met klem op bevestiging van
het vonnis aan.
Arrest 13 Mëi.
GEWEZEN NOTARIS VOOR DE
RECHTBANK.
Het O.M. bij de rechtbank te Leeuwarden
heeft Woensdagmiddag tegen den 77-jarigen
gewezen notaris M. L. S. te Gorredijk,. vijf
maanden, gevangenisstraf geëischt wegéns
verduistering van 1423, ten nadeele van de
Vereeniging ter bevordering van de ver
krijging van onroerend goed door landarbei
ders in Opsterland.
De officier had S. een half jaar den tijd
gelaten om de zaak financiëel in orde te
brengen.
Uit het getuigenverhoor bleek, dat S. door
geknoei Gorredijk voor f 16.000 en de Boe
renleenbank aldaar voor 5.000 had bena
deeld.
PENNINGMEESTER STAAT TERECHT.
Het geval van Huizen's „Eigen
Hulp.
De ex-penningmeester van de visch- en
kaasventersvereeniging „Eigen Hulp" te
Huizen, de 33-jarige vischventer J. S., stond
gistermiddag voor het Hof te Amsterdam
terecht.
Verduistering en valschheid in geschrifte
had het O. M. hem ten laste gelegd en de
rechtbank had hem op 6 Mei veroordeeld
tot vier maanden gevangenisstraf.
Deze penningmeester, die geen held in het
boekhouden is, zou een bedrag van ruim
1900 ten eigen bate hebben aangewend. In
het kasboek had hij geboekt: „tegoed bij de
Rijkspostspaarbank 1269", „tegoed bij de
Boerenleenbank 787".
De werklijkheid was echter anders. Het
saldo bleek in beide gevallen vrijwel ver
dwenen. De Rijkspostspaarbank had nog
25 en de Boerenleenbank 87 in bewaring.
Totaal was er dus 1900 verdwenen
Verdachte ontkende opzettelijk gelden te
hebben verduisterd, wel moest hij toegeven,
dat er een ernstig tekort was, maar dat
kwam waarschijnlijk door zijn minder
nauwkeurige boekhouding. Misschien is er
wel teveel uitbetaald. De tekorten dateeren
voor een deel reeds uit 1932 en ook in de
volgende jaren ging het den kassier niet
veel beter.
De procureur-generaal, mr. Versteegh,
vond het een buitengewoon ergerlijk feit:
deze man heeft misbruik van het in hem ge
stelde vertrouwen gesteld. De gelden zijn
met kwartjes en dubbeltjes door de mede
arbeiders van verd. bijeengebracht. En verd.
heeft zich niet ontzien ze ten eigen bate uit
te geven.
Spr. requireerde bevestiging van het von
nis (vier maanden gevangenisstraf). Aan
gezien verd. nooit eerder is veroordeeld,
wilde het O.M. geen strafverzwaring vor
deren.
De verdediger, mr. Joh. K. M. Mathuisen,
leuiUeion
DER
Uit het Engelsch door HA.C.S.
53)
Ik ving iets van den blik van haar strak
ke, blauwe oogen op, waarmee ze naar
Hilary keek.
„Het was precies drie uur, toen miss
Thatcher van huis ging", zei ik. „Toevallig
keek ik op mijn horloge. En het was vier
uur, toen mr. Thatcher kwam. En in den
tusschèntijd kwam niemand in de buurt
van het huis".
„Bent u daar zeker van?" vroeg Allen.
„Bent u niet in slaap gevallen in dien tijd?'"
„Neen", antwoordde ik, zóó beslist, dat
hij niet meer doorging met die vraag.
„Dus, om vier uur kwam Hilary. Hoe
lang ongeveer was jij in huis, Hilary?"
„Tien minuten", zei ik, vóór ik mij nog
kon inhouden. Hilary wierp mij een woe
denden blik toe, en knikte.
„Ik vermoed, dat zij gelijk heeft", zei hij.
„Het was waarschijnlijk tien minuten. Ik
wist niet", voegde hij er, bitter, bij, „dat zij
ons allemaal met een horloge controleer
de, den geheelen middag".
„Hilary", zei Adela, dadelijk, „ik vroeg
zuster Keate mij te helpen bij het onder
zoek naar Bayard's dood. Denk daar, alsje
blieft, aan".
Denk er alsjeblieft aan, kon zij even goed
gezegd hebben, dat wij zuster Keate als
vriendin moeten houden. Dat wij haar
moeten overtuigen, dat geen der Thatchers
den moord gepleegd heeft. Dat wij elke
vraag, die zij' ons wenscht te stellen, moe
ten beantwoorden.
Hilary mompelde iets, wat op een ver
dediging leek, en Allen zei nogal haastig:
„Vier uur tien gaat Hilary weg". Zijn
pen sputterde, toen hij het opschreef. „Dan
komt Evelyn". Hij keek mij vragend aan.
„Het was maar een paar minuten, nadat
mr. Thatcher weggegaan was", zei ik. „Zij
moet in huis gekomen zijn bijna precies
om kwart over vier en niet later wegge
gaan zijn dan vier uur twintig".
„Nadat Evelyn weggegaan was, zag u
toen niemand voordat Janice en Adela sa
men terugkwamen?"
„Niemand", zei ik, met beslistheid.
„En Emmeline is volkomen zeker, dat
niemand bij huis kwam. achter, gedurende
den tijd tusschen Hilary's vertrek en Eve-
lyn's komst?"
„Zij is er volkomen zeker van", zei Adela.
en het kostte haar moeite. Dat was, om
Dave te beschermen, dacht ik bij mij zelf:
ik begon nieuwsgierig te worden, wat zij
zou doen met haar theorie van den inbre
ker.
Allen zat naar het papier te staren.
„Je bent geen erge hulp, Hilary", zei hij.
„Volgens zuster Keate was je nauwelijks
het huis uit, toen Evelyn kwam. Er zijn op
zijn hoogst vier of vijf minuten tusschen
het oogenblik, waarop jij, volgens je zeg
gen, Bayard verliet en hij in leven was,
en dat, waarop Evelyn, volgens haar bewe
ren, hem dood vond".
Ik keek naar Hilary. Wij keken allemaal
naar Hilary. Hilary, die zóó noodlottig ver
strikt zat in zijn eigen woorden.
Zijn dikke gezicht was rood en glom.
Zijn oogen zagen er verschrikt uit, en ont
weken onze blikken, en keken overal heen.
behalve naar Allen. Hij haalde zijn zak
doek te voorschijn en veegde weer zijn ge
zicht af. Hij had de sigaret, die hij uit
zijn zak gehaald had, niet aangestoken, en
had die tusschen zijn zenuwachtige vingers
rondgedraaid, totdat ze slap en kapot was
en de tabakdraden op zijn keurige grijze
broek waren terechtgekomen. Hij zei niets,
en Allen zei tenslotte, zachtjes:
„Je zegt, dat jij hem in leven vond. Jij
praatte met hem. Ben je daar zeker van,
Hilary? Ben je er zeker van, dat hij nog
leefde, toen je wegging?"
„Allen", riep Evelyn, op een ontstelden
toon. Zij draaide zich opeens naar haar
man. „Hilary, zij geven jou de schuld van
Bayard's dood. Zij maken jou tot een moor
denaar. Hoe kun je zoo spreken, Allen?
Je weet, dat Hilary hem niet gedood
heeft".
„Ik weet er niets van, voor het bewezen
is, Evelyn. Ik weet alleen zeker, dat iemand
Bayard gedood heeft. En ik geloof, dat het
goed is, dat wij achter de waarheid ko
men".
Deze korte onderbreking gaf Hjlary tijd
om bij te komen. Ik vermoed, dat, met de
wanhoop, de moed terugkeerde, en daar-
meer een zekere superioriteit. De achter
dochtige verschrikte blik verdween, en hij
keek Allen en ons allemaal open aan.
„Ik geloof, dat je overspannen raakt", zei
hij. „En ik zou wel eens willen weten, wie
jou aangesteld heeft tot particulier detec
tive, Allen. Je bent een erg-slechte, als je
het mij vraagt. Kijk eens hier. Ik ben niet
de eenige, van wien het zeker is, dat hij
hier in huis was, met Bayard, vlak voor
hij gedood werd. Zelfs afgezien van den
inbreker want er moet een inbreker
geweest zijn, want de juweelen zijn toch
gestolen waren er twee andere men-
schen, van wie elk evenveel reden had hem
te dooden als ik het had. Higby was er. En
Emmeline".
Even was het stil. Ik was zoo zeker, dat
een van de Thatchers Bayard gedood had,
dat de mogelijkheid van Emmeline's schuld
of die van Higby niet bij mij was opgeko
men als iets, dat onderzocht moest worden,
„Maar Higby", zei ik, en dacht hardop,
en ik was mij zelf niet bewust, dat ik
sprak en nogal beslist sprak, „Higby was
den geheelen middag bezig met het maai
en van het grasveld. Ik hoorde hem".
Hilary keek woedend naar mij.
„Als dat zijn eenige alibi is, is het een
zwak".
„Maar Emmeline zei, dat zij hem den
geheelen middag in het oog hield, om ze
ker te zijn, dat hij doorwerkte
„Emmeline zegt", zei Hilary, alsof dat
niet veel beteekende. „Iedereen weet, dat
Higby zoo arm is als de mieren. En boven
dien lui. Wat ligt meer voor de hand dan
dat hij al maanden lang met het plan
rondliep de juweelen te stelen? Iedereen
weet ervan, waarschijnlijk weet ieder in de
stad precies, waar wij ze bewaren. Higby
dacht, dat iedereen uit huis was, had een
middel om de maaimachine aan den gang
te houden hij heeft eenige gave voor
mechaniek, en zou daarin iets kunnen be
reiken, als hij niet zoo'n prul van een vent
was hij wist in de studeerkamer te ko
men en stal de juweelen. Bayard was be
neden en betrapte Higby op de daad, en
Higby greep Dave's revolver en schooi
Bayard dood. Daarna ging Higby terug
naar zijn maaimachine, met de juweelen
in zijn zak, of nadat hij ze verborgen had,
op de een of andere veilige plaats, en nie
mand dacht er een oogenblik aan hem te
fouilleeren. En zoo ging het".
Er was weer een eigenaardige stilte; ik
zag, hoe Evelyn haar man bewonderend,
maar min of meer verbaasd, aankeek; Ade
la staarde droevig naar Hilary, en zelfs Ja
nice scheen voor het oogenblik de gedach
te aan Dave's dood op zij gezet te hebben,
en zag Hilai*y met wijd-open, verbaasde
oogen aan. Ik kon niet opmaken, wat Al-
ïen of dr. Bouligny dachten aan deze plot
seling door Hilary ontwikkelde theorie.
„Hoe kan hij in de safe komen?" vroeg
Allen.
Hilary haalde zijn plompe schouders op.
„De helft van den tijd hadden wij haar
niet eens op slot. Het was altijd zoo veilig
hier in C. In ieder geval is het een ouder-
wetsche safe, zelfs een amateur-inbreker
kon er in, zou ik gelooven".
„Waarom blijft Higby dan hier rond
hangen? Waarom gaat hij er niet van
door?"
„Dat is nogal begrijpelijk", zei Hilary.
„Hij wil geen aandacht trekken. Je moet
goed begrijpen", ging hij voort alsof hij
volkomen rechtvaardig en billijk wilde
zijn, „ik zeg niet, dat Higby het gedaan
heeft".
(Wordt vervolgd.)