WIE ZIJN ZIJ EN WATWILLEN ZIJ?
Financieel Overzicht.
SeuiUetoH
MET HUIS
MYSTERIES
Stop*4
\\02St
\ocH\
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 10 APRIL 1937
IV.
WINSTON CHURCHILL,
Staatslieden doen in den regel slechts
aan romantiek, wanneer dit in hun lijn
valt. Echte, van romantische begrippen
doordrongen romantici zijn zij zelden of
nooit. Winston Churchill, wien men onder
de Engelsche politici een der eerste plaat
sen niet kan onthouden, is zulk een uit
zondering, niet slechts voor Engeland,
maar eigenlijk voor alle landen.
Schoon in rechte lijn afstammend van
een der edelste Engelsche geslachten, en
kleinzoon van den zevenden Hertog van
Marlborough, is hij, hoezeer ook man van
de wereld, toch een, die voor alles de
realiteit in het oog houdt. Hij is met een
zekeren trots vervuld over het feit, dat hij
boven Lloyd George het record houdt van
aanzienlijk honorarium, dat hij voor een
enkel artikel van zijn hand verdient; re
cord, dat op een 500 guinea's neerkomt,
niet zoo heel veel minder dan 4000.
Tegelijkertijd heeft hij met zijn vader,
Randolph Churchill, die op jeugdigen
leeftijd gestorven is, terwijl men politiek
nog veel van hem verwachtte, de neiging
tot het buitengewone gemeen. Randolph
Churchill was een bekend schaker op den
leeftijd van een knaap; hij hield redevoe
ringen, terwijl zijn tijdgenooten nog
slechts aan hun lessen op school dachten;
hij gaf aan verre reizen de voorkeur boven
d- gemakken van de Londensche Society,
en hij trouwde de even mooie als naar
familierang eenvoudige Miss Jennie Je-
rome. Noch zijn vader, de bij uitstek
aristocratische Hertog van Marlborough,
zag dit huwelijk van zijn derden zoon
gaarne, noch Miss Jennie's vader, half
bankier, half publicist, gevoelde er veel
voor om met zulk een nobele familie te
worden verbonden. Maar Churchill's
vader had hem noodig in zijn kiesdistrict,
waar een radicaal candidaat de kansen der
familie bedreigde, en Miss Jennie wond
haar vader om den vinger. Zij trouwden
tenslotte met toestemming der ouders, en
uit hun huwelijk werd in 1874 Winston
Leonard Spencer Churchill geboren.
Het onregelmatige zat hem dus in het
bloed. Hij volgde het College van Harrow,
doch studeerde niet en volgde de militaire
school van Sandhurst, bij het verlaten
waarvan hij bij de huzaren Werd inge
deeld. Al spoedig bemerkte hij, dat hij
voor de gedisciplineerdheid en de betrek
kelijke eentonigheid van den militairen
dienst weinig geschikt was. Niet zonder
moeite wist hij, dank zij den invloed van
zijn vader, te verkrijgen, dat hem verlof
werd gegeven om de Cubanen te helpen
in hun opstand tegen Spanje. Maar dit
duurde niet lang, en, nauwelijks thuis ge
komen, zag hij naar een ander avontuur
uit. Zoowel in Indië als in Afrika tegen de
Derwischen in den Soedan streed hij voor
de Engelsche vlag. Dat hij van de huzaren
naar de lanciers overging, beteekende
voor hem niet veel. Maar dat hij daarbij
in zijn eigen kosten moest voorzien,
maakte het voor hem noodzakelijk om
zich een zekere nevenverdienste te ver
schaffen als medewerker aan de „Mor-
ningpost". Ook dat had zonder stoornis
kunnen plaats hebben, ware het niet, dat
de jonge luitenant zich geroepen achtte in
die artikelen, met naam onderteekend,
zijn chefs in een niet altijd gunstig strate
gisch daglicht te stellen. En zijn opperste
chef was op dat oogenblik Sir Herbert
Kichener, de geweldige, niets ontziende
Sirdar, die ook voor dezen invloedrijken
jongen edelman geen genade kende. Zon
der bepaald wegzenden is zijn militaire
carrière geëindigd, maar tusschen Kitche-
ner en Churchill bestond vanaf dat oogen
blik geen sympathie.
En toch zouden zij elkander in het leven
nog wel eens ontmoeten. Al dadelijk toen
Churchill, slechts gewapend met het pot
lood van den journalist en een revolver
voor mogelijke overvallen, naar het Zuid-
Afrikaansche front vertrok om daar den
oorlog mede te gaan maken. Het bloed
kroop waar het niet gaan kon, en zoo
vocht hij mede, voordat hij het wist, en
werd in een geblindeerden trein krijgsge
vangen gemaakt. Het heette destijds in
Engeland, dat de Boeren hun krijgsgevan
genen mishandelden; Churchill onder
vond het tegendeel en het lag geheel in
zijn lijn om het te erkennen, nadat hij op
stoutmoedige wijze ontvlucht, de vrijheid
herkreeg. Zoo werd hij een dergenen, die
het Engelsche publiek de oogen opende
voor de betrekkelijke misdaad, die in
naam van hun Engeland in Afrika stond
te gebeuren. En al deed hij zijn intrede in
het Parlement als candidaat der conser
vatieve partij, waartoe van oudsher zijn
familie nu eenmaal behoorde, er waren
van den aanvang af banden tusschen hem
en de liberalen. Churchill scheidde zich in
zoo menig geval van zijn partijgenooten af,
liet zijn knetterende interrupties zoozeer
gaan tegen de Conservatieven, dat hem in
1906, bij de groote verkiezingen van dat
jaar, geen keuze meer openstond. Hij
werd gekozen, en in het liberale Kabinet
bekleedde hij achtereenvolgens de posten
van onder-Secretaris der Koloniën, Mi-
nister van Handel en Minister van Bin- j
nenlandsche Zaken, friet alleen gaf hij in
alle deze ambten blijk van een ongedachte
werkzaamheid, maar hij vormde met
Lloyd George de linkervleugel van deze
op links ingestelde regeering. Hij werkte
mede aan de onafhankelijkheid der Afri-
kaansche Koloniën, aan verkorting van
den arbeidsduur, bovenal aan de sociale
verzekeringen, waarin hij zijde aan zijde
met Lloyd George streed. Men nam in die
dagen geen blad voor den mond; Lloyd
George wees de Lords op het schavot, dat
men Karei I had opgericht, en een der
conservatieve Lords verklaarde onomwon
den, dat hij gaarne zijn jachthonden op
Lloyd George zou afsturen. Maar Winston
Churchill overtrof ze alle in hevigheid,
te Birmingham ontkwam hij maar ternau
wernood aan een uitbarsting van woede,
die hij zich in deze bij uitstek conserva
tieve omgeving op den hals had gehaald.
Zijn pacifistische gevoelens kregen in
1911, tengevolge van de Marokkaansche
crisis, een gevoeligen slag. Zoo gevoelig,
dat Asquith hem op eigen verzoek het Mi
nisterie van Marine toevertrouwde, waar
Churchill heeft gewerkt op een wijze als
slechts achter de schermen bekend werd.
Het begin van Augustus 1914, de fatale
datum voor geheel de wereld, vond hem
zoodoende aan het hoofd van de Engel
sche vloot. Lady Asquith beschrijft ons
hoe zij, haar man verlatende op dien ge-
denkwaardigen dag van 4 Augustus, nadat
de nabij gelegen Westminster Abbey-toren
de elf slagen had doen hooren, die bewe
zen dat Duitschland het Engelsche ultima
tum had aanvaard, Churchill in de gang
van de ambtswoning tegenkwam, de oogen
schitterend van voldoening. Inderdaad, hij
kon den eersten Minister vertellen, dat
alles gereed was, dat over geheel de aard
oppervlakte de Engelsche zeemacht zich in
strijd met Duitschland wist. Of hij er
innerlijke voldoening van had, is een
andere vraag. En zeker heeft het hem
geen voldoening geschonken, dat men aan
het hoofd van het leger Lord Kitchener
riep, dien hij ons beschrijft, gelijk deze op
een Augustusochtend in Churchill's slaap
kamer binnenviel, zijn woede los latend
over dezen dilettant, in wiens beleid
slechts weinigen vertrouwen gevoelden.
Ongetwijfeld heeft Churchill in deze
maanden de moeilijkste dagen van zijn
leven doorleefd. Moeilijk door de hoeveel
heid werk, die viel te verzetten; moeilijk
door de tegenslagen, die, men denke
slechts aan Antwerpen, zijn plannen be
dreigden. Toch hield hij stand, en wellicht
zou hij, zelfs met het Dardanellen-avon
tuur, de leiding van Marine hebben be
houden, had niet het bombardement der
Duitschers van Scarborough en Hartlepool
de Engelsche gevoelens tegen hem in het
harnas gejaagd. Men beschuldigde hem,
dat hij niets had gedaan om deze beide
Engelsche kustplaatsen te verdedigen, den
dood van honderden vrouwen en kinderen
te verhinderen. Ten onrechte, want twee
dagen voordat de Duitsche vloot zou uit
varen, wist Churchill het, en hij nam zijn
maatregelen, en Jellicoe was gereed, om
dit belangrijke Duitsche eskader tot den
laatsten oorlogsbodem te vernietigen.
Maar de Duitschers op hun beurt wisten
weer, dat de Engelschen het wisten en wat
Jellicoe voor had. Zoodat tegenover dit
wel groote, maar niet almachtige gedeelte
van de Engelsche vloot, geheel de Duit
sche vloot gereed lag om uit te stoomen.
Toen Churchill in den vroegen ochtend
hoorde, dat ondanks de genomen voorzor
gen, de Duitsche schepen de Engelsche
kust hadden bereikt en deze bombardeer
den, was hij in het bad; sneller dan ooit
tevoren was hij aangekleed en in zijn
werkkamer, waar de Admiraals hem reeds
ontvingen. Minuut na minuut stapelden de
telegrammen zich op, totdat bleek, dat de
mist elke beweging onmogelijk maakte.
De mist verhinderde de Engelschen om de
Duitschers te omringen, maar verhinder
de, wat Churchill niet wist, de Duitschers
om hen te vernietigen. En evenzeer als hij
te Londen stampvoette van woede, moet
het Tirpitz zijn vergaan.
Het was intusschen het einde van Chur
chill's Ministerschap. Als een man van de
daad, bekommerde hij zich niet om de
openbare meening, ging naar Frankrijk,
waar hij in de loopgraven diende als een
voudig officier. Voor niet langen tijd,
want Lloyd George vertrouwde hem in
zijn Oorlogskabinet de voedselvoorziening
toe, die hij met groote energie leidden. En
zoo bleef hij in de parlementaire rangen
vooraanstaan, kwam van het eene minis
terschap in het andere, totdat Bonar Law
zich uit het politieke leven terugtrok.
Niet Churchill, die het verwacht had,
maar Sir Robert Horne kreeg de finan-
cieele portefeuille, gelijk niet Curzon,
maar Baldwin aan het hoofd van het
Ministerie kwam. Jaagde zijn vader vroe
ger op groot wild in Afrika, Winston
Churchill stelde zich tevreden met zijn
vrij slechte schilderijen te Parijs ten toon
te stellen. Het gaf hem eenige afleiding,
maar geen voldoening. Doordrongen van
de verlokkingen van den politieken strijd,
kon hij er geen weerstand aan bieden en
zoo zag men hem in 1925 de rijen der libe
ralen verlaten, en tot de liefde zijner
jeugd, de conservatieven, terug te keeren.
Hetgeen ten gevolge had, dat Baldwin, die
zijn Kabinet van 1925 op meer persoonlijke
wijze samenstelde, hem tot Lord der
Schatkist maakte. Een keuze, die heel wat
kritiek uitlokte, maar die een gelukkige
bleek, want nimmer is een Lord der
Schatkist enkele jaren achtereen naar het
parlementsgebouw gegaan, ter aanbieding
van de jaarlijksche begrooting, met zoo
aan geheel het land voldoening gevende
cijfers in het traditioneele leeren koffertje
als Churchill was gegeven. Een zaak ten
deele van beleid, ten deele van geluk.
Gelijk Baldwin en de zijnen, verdween
Churchill van het tooneel toen MacDonald
in 1929 bij de verkiezingen de groote
Labour-zege bevocht. Maar voor hem was
er ook geen plaats in het Nationaal Kabi
net van 1931. Figuren als Ramsay Mac
Donald en Winston Churchill verstaan, in
elk geval verstonden elkander niet.
Winston Churchill, die een paar jaren had
noodig gehad om van conservatief liberaal
en een paar decennia om van liberaal
weer conservatief te worden, kon zich niet
indenken in de positie van Ramsay
MacDonald, te midden zijner vroegere
conservatieve tegenstanders, noch van de
Lords, geregeercT ffoor dezen voormaligen
arbeider. Hij stak het niet onder stoelen of
banken, en werd daarmede voor dit natio
naal Kabinet onaanvaardbaar, hetgeen
ook wel de reden mag heeten waarom
Winston Churchill in 1935, toen Baldwin
gelegenheid kreeg zijn regeering grondig
te reconstrueeren, geen plaats daarin
kreeg. Hij behoorde niet tot de oppositie
gelijk Lloyd George, maar ook niet tot de
aanhangers van deze regeering. Hij heeft
het menigmaal getoond, al zal hij zeker
niet zoover gaan, dat hij zich een eigen
partij, waarvoor in Engeland trouwens
geen plaats is, sticht.
Churchill
Winston Chur
chill is niet slechts
een romantische,
maar ook een uit
zonderlijke figuur
in de Engelsche
politieke samen
leving. Toegerust
met een zeldzame
ervaring van re-
geeringskennis op
verschillend ge
bied, geniet hij
toch niet dat aan
zien en dat ver
trouwen, dat noo
dig is voor den
Engelschen eersten Minister. Hij heeft
gestaan aan het hoofd van de schatkist en
is daarmede, naar Engelsche traditie, in
het voorvertrek van het eerste Minister
schap geweest. Hij heeft meer dan eens
duidelijk laten blijken, dat hij zich gaarne
dit eerste Ministerschap zou zien toever
trouwd. Groote gaven zoowel als spireker
en schrijver, kan men hem niet ontzeggen.
Groote gaven, die hij echter verspilde in
polemieken die dikwerf geen doel troffen.
Ruim 60 jaren, gelijk hij thans is, zou hij,
bij het ontbreken van teekenende figuren
in de Engelsche conservatieve partij, aan
gewezen kunnen worden geacht als de
opvolger van Stanley Baldwin. En terecht
is opgemerkt dat hij in de laatste paar
jaren erin geslaagd was zijn ietwat wan
kele positie in het Engelsche parlement
geweldig te verstevigen. Totdat de roman
tische zijde van het drama Eduard Vin
hem de voorzichtigheid uit het oog heeft
doen verliezen. Tegenover de loyale ver
zekerdheid van Baldwin heeft zijn ontlui
kend romantisme het opgenomen. Hij was
onder de aanzienlijke leden van het La
gerhuis de eenige, die zich aan oppositie
tegen Baldwin te buiten ging. Noch de
Premier zelve, noch degenen, die zijn aan
hang vormden, zullen het licht vergeten,
dat Churchill de moeilijke oogenblikken
heeft verzwaard door de gedachte aan een
Koningspartij wakker te roepen. Geheel
vergeefs, gelijk te verwachten viel, maar
voor hem met verlies van het langzaam en
moeilijk in een paar jaren verkregene.
Zoo staat Winston Churchill opnieuw
als een eenzame figuur in de Engelsche
politiek. Als de eenzame en tegelijk schit
terende; als een echter, aan welke men
nauwelijks weet wat men er aan heeft en
zoodoende een, aan welke men vermoede
lijk niet spoedig het zoo belangrijke eerste
Ministerschap van Engeland zal toever
trouwen. Tenzijwant de politiek laat
elke mogelijkheid open.
In de afgeloopen week heeft de beurs een
weinig opwekkend beeld te zien gegeven.
Toch kan niet worden ontkend, dat men on
der de gegeven omstandigheden nog tevre
den mag zijn en dat met name de Europee-
sche fondsen-markten bewezen hebben een
stevige ruggegraat te bezitten welke fcr-
sche stooten kan verwerken. Wanneer men
de gebeurtenissen op het gebied der inter
nationale politiek buiten beschouwing laat,
kan men zeggen, dat feitelijk alle ongunstige
berichtep van Amerika afkomstig waren.
Het begon reeds met de verklaring van het
Amerikaansche staatshoofd, dat naar zijn
meening de Staal- en koperprijzen veel te
hoog moesten worden geacht. Deze zeer
apodictisch uitgesproken stelling wordt ech
ter door niets geschraafd: het eenige wat
men kan constateeren is dat er momenteel
een zeer ernstig tekort aan genoemde grond
stoffen bestaat en onder zulke omstandig
heden pleegt de wet van vraag en aanbod
nog steeds onfeilbaar te werken, d.w.z. dat
zij hierop antwoordt met een prijsstijging.
Hoe het zij, president Roosevelt schijnt er
anders over te denken en in verband hier
mede zelfs in het vooruitzicht te moeten
stellen, dat de Amerikaansche regeering het
in de toekomst bij haar werkverschaffings
programma dan maar zonder staal zal doen.
Gegeven het feit dat destijds alle pogingen
van de administratie om door het doen uit
voeren van overheidswerken op reusachti-
gen schaal, de prijzen van staal e.d. omhoog
te werken, volledig zijn mislukt, zal men
naar onze meening, nu Roosevelt thans naar
andere richting de economische krachten
DER
Uit het Engelsch door HA.C.S,
54)
„Ik hoop van niet", mompelde Allen, een
beetje* cynisch. „Er zijn te veel leemten in
deze opvatting".
„Ik zeg niet, dat Higby het deed. Wij
zouden dat alleen kunnen bewijzen door de
juweelen op hem te vinden. Of door hem
verstopt. Maar hij kan het gedaan hebben.
Dat weten jullie allemaal. Wij kunnen
niet zeggen, dat hij het deed, als we geen
bewijs hebben. Maar jullie kunt niet zeg
gen, dat ik het deed, zonder meer over
tuigend bewijs dan jullie nu hebt. Er be
staat tegen mij alleen een bewijs, dat
voortkomt uit de omstandigheden, en in
zoover een geweldig mager bewijs. Ik zal
niets zeggen van de nogal ongebruikelijke
manier, dat iemands eigen familie hem
voor een moordenaar uitmaakt
„Hilary", zei Adela, flauwtjes. „Dat doen
wij niet. Maar Dave doodde Bayard niet.
Dave kan hem niet gedood hebben. Ik wou
niet toelaten, dat van Dave geloofd werd
Hilary ging door. Toen hij de uitwerking
van zijn woorden op ons merkte, werd hij
natuurlijker, een beetje gewichtig.
„Ik wil daarover niet praten", herhaalde
hij, en hij gaf het op zijn .familie verwijten
te doen over haar gemis aan vertrouwen in
hem, en hij deed het met een edel gebaar,
dat een beetje te opvallend was om heele-
maal indruk te maken. „Maar ik wil enkele
andere dingen onder jullie aandacht bren
gen. Er is hier nog een ander punt be
treffende Higby. Higby kon gemakkelijk
omgekocht worden".
Hij hield op, om zijn veronderstelling den
noodigen dramatischen nadruk te geven,
en ging toen verder, en ditmaal keek zelfs
Allen, alsof hij de zaak als ernstig be
schouwde.
„Higby had nooit genoeg geld. HU is
heelemaal het type van iemand, die snel
en makkelijk ryk wil worden; hij wenscht
nooit te werken en zoo te verdienen, hij
hoopt altijd op het een of andere buiten
kansje. Hy is niet bepaald aan ons ge
hecht; er is geen reden, waarom hU het
zou zijn. Als er een dièf langs kwam, die
hem, laten we zeggen, duizend gulden aan
bood, of twee duizend, om het grasveld
over te mogen gaan, en de bibliotheek
binnen, en er daarna over te zwUgen, ge
loof je niet, dat Higby in de verzoeking zou
komen? Hy is slap en lui. En het zou zoo'n
makkelUke manier zijn, om wat geld te
krijgen. Higby zou bang zyn het te vertel
len, wanneer hij daarna zou ontdekken,
dat Bayard gedood was. HU zou alleen
volhouden, dat niemand den geheelen mid
dag het grasveld over is gekomen".
Hij hield op, en zijn triomf verborg hy
nauwelijks. Adela keek naar hem, zóó, dat
er voor het eerst een glimp van bijval te
zien was, dien zU voor hem had.
„Ik moet zeggen, Hilary, dat dit zeer
goed mogelijk is".
Allen was, gedachteloos, aan het kringe
tjes teekenen op het papier, dat vóór hem
lag; zijn bruine gezicht had iets raadsel
achtigs, en dr. Bouligny's gezicht was
vlekkerig en onrustig.
„Ik geloof", zei dr. Bouligny, „dat hoe
eerder wij deze zaak laten rusten, des te
beter. Noem het een inbreker wat het,
natuurlijk, was zei hy" vlug, toen hij
Adela's kouden blik opving, „en vergeet de
geheele geschiedenis".
„Dan", zei Hilary, zonder zelfs naar dr.
Bouligny te kijken, „is er nog een andere
mogelijkheid: Emmeline".
„Emmeline", gilde Adela. „Hilary, je
bent gek. Ik zal me nooit laten overtuigen,
dat Emmeline zóó iets zou doen".
„Emmeline", herhaalde Hilary, hardnek
kig. ZU was in de inmaak-keuken, den ge
heelen middag. Niemand zag haar. ZU was
maar een paar stappen van de achterdeur
van het huis. Het lijkt mU, dat zij een beet
je te heftig volhoudt, dat zU niet van het
venster wegging. Waarom zou ze zich zóó
inspannen ons te doen gelooven
„Emmeline is altUd fel", zei Adela, maar
Hilary ging door.
„Zij kan het huis binnengegaan zijn, en
Bayard doodgeschoten hebben, zoo gemak
kelijk mogelijk. En zU kan het gedaan heb
ben in die paar minuten tusschen mijn
weggaan en de komst van Evelyn".
„Maar het motief", zei Allen, die steeds
maar doorging met kruisen te trekken op
het papier, en niet opkeek.
„Motief?" Hilary maakte een wijd ge
baar met zijn dikke, roode handen. „Het
motief is zoo duidelijk als maar kan. Em
meline kent alle familiezaken. ZU kan er
niets aan doen, dat zij alles weet. Zij is
niet zóó doof als zij schijnt, en bovendien
is zij jaren lang bij ons geweest. Practisch
behoort zij tot de familie. Zij is zeer ge
hecht aan Adela en Dave. Zij weet, na-
tuurlUk, welk een bron van moeilijkheden
en zorg Bayard altijd geweest is. Zij moet
geweten hebben van zijn voortdurend ge
bedel om geld, hoe hij, op alle manieren,
dreigde, en Adela's leven tot een hel maak
te. Emmeline is kordaat, kortaf, en kent
geen gewetensbezwaren, als het gaat om
iets, dat zij als haar plicht beschouwt. Bo
vendien heeft zy streng-godsdienstige prin
cipes".
„Maar dat", zei Evelyn, die verbijsterd
leek, „dat juist zou haar terughouden van"
zij beefde even, en zei „moord", en
haar stem klonk omfloersd.
„Nee". Hilary schudde zijn hoofd. „Nee.
Het heeft mij dikwijls getroffen, dat Em-
meline's godsdienst een sterken hysteri-
schen inslag heeft. Jullie weet, hoe over
dreven zij in haar gevoelens is".
„Emmeline", zei Janice, op een toon van
ongeloof, „een gevoelsmensch!"
„Zeker", zei Hilary. Hij had iets van een
geleerde, die doceerde. „Zeker. Herinner je
je niet uit den ouden tijd de opwekkings
samenkomsten, Adela? Hoe Emmeline be
keerd was? Hoe ze huilde? Hoe ze zong?
Hoe zij, dagen lang, in een trance rond
liep? De laatste jaren zUn er geen opwek
kingssamenkomsten geweest; waarschijn
lijk heeft zU ze gemist
hoopt te kunnen doorkruisen, geen al te
groote nadeelige gevolgen van deze nieuw
te volgen politiek behoeven te duchten.
Eveneens trok het de aandacht, dat de
koersen van de Amerikaansche staatsfond
sen, die den laatsten tijd toch al wat flauw
in de markt lagen, plotseling een ernstige
daling te zien gaven. Geheel afgezien van de
directe oorzaken van deze daling, lijkt er
weinig reden om ook hieraan al te veel aan
dacht te schenken en zeker lijkt het niet
gemotiveerd hier iets bijzonder gunstigs in
te zien. In Engeland en Nederland hebben
we de daling van al te zeer opgeschroefde
obligatiën waarschijnlijk reeds gehad, sinds
2y, N.W.S. en de Engelsche 2y con-
sols beide al 10 onder het hoogste pur.t
zijn gedaald. In Amerika had een dergelijk
proces zich tot nu toe echter niet voltrok
ken en moet men er blijkbaar nog aan go-
wennen, dat een conjunctuur, welke zich
zoo stormachtig ontwikkelt, gepaard gaat
met een stijging van den kapitaal-rentevoet,
een verschijnsel dus, dat volkomen past in
het algemeene beeld van de heerschende
conjunctuur. Hierbij moet echter voor Ame
rika één restrictie worden gemaakt n.1. deze,
dat deze daling voor een deel aan zeer bij
zondere omstandigheden is toe te schrijven,
welke op zich zelf ongetwijfeld wel één van
de wonde plekken van de Amerikaansche
economie bloot leggen. Wij hebben hier het
oog op de groote liquidaties van Amerikaan
sche staatsfondsen door de Amerikaansche
banken, welke naar men weet de grootste
houdster van dit papier zijn; naar schatting
houden zij ongeveer 60 van de totale
Amerikaansche staatsschuld. Deze abnor
maal groote portefeuilles zijn afkomstig uit
de tijden dat de banken bij gebrek aan vol
doende uitzettingen, er toe over gingen op
alle emissies van den staat tot zeer aanzien
lijke bedragen in te schrijven. En waar deze
emissies in de achter ons liggende depressie
jaren in de milliarden liepen, behoeft het
niet te verwonderen dat de banken thans
feitelijk over veel grootere portefeuilles be
schikken dan hun lief is, ook al omdat de
gewone commerciëele credieten allengs een
grooter bedrag van haar credietcapaciteit
gaan opeischen, hetgeen den banken er toe
brengt haar staatsfondsen te verkoopen,
mét het bekende gevolg, dat de koersen een
fiksche daling te zien gaven. Voor de offi-
ciëele instanties is deze gang van zaken
aanleiding geworden om in te grijpen en de
markt te steunen. Hier bij doet zich echter
deze anomalie voor dat de zelfde instanties
welke eerst trachtten den ongewenschten
invloed van den grooten goudstroom op de
geldcirculatie te breidelen, onder den druk
der omstandigheden gedwongen worden
door hare aankoopen toch weer nieuw geld
in de markt te brengen en aldus het effect
van haar vroegere maatregelen geheel te
niet te doen. Het beeld van een volmaakte
stelselloosheid komt dan ook wel steeds
sterker naar voren; vooral waar het de door
Geef voor dien blaffenden hoest
dadelijk Akker's Abdijsiroop.
Het behoeft geen kinkhoest te zijn, maar
een kinderhoest moet niet verwaarloosd
worden. Waarom Uw kind noodeloos te
laten lijden. Waarom zoudt Ge niet juist nog
op tijd het beste en meest krachtige middel
geven. Dat middel is toch Akker's Abdij
siroop, die reeds zoovelen geholpen heeft I
Heeft Uw kindje het benauwd Slaapt het
's nachts niet door hoesten, kuchen of
Eiepen op het borstje? Abdijsiroop zal Uw
ind helpen, die slijm losmaken, de hoest
rijp maken en sloppen. En morgen ziet Ge
niet meer de traantjes in de oogen door
dat afmattend hoesten. De afmatting van
de ademhalingsorganen is weggenomen, de
ademhaling zal weer ruim en diep zijn.
Thans slechts 75 ct. per flacon!
„Hilary", viel Adela hem in de rede, „je
bent belachelijk. Is het je ernst met je be
wering, dat Emmeline Bayard doodde, om
dat ze dezen winter niet naar een opwek
kingssamenkomst gaan kon?"
„Zeker, Adela. Je hebt geen begrip van
deze dingen. Is wat ik veronderstel niet
mogelijk, Dan?"
Dr. Bouligny keek langzaam op, en
schudde, tamelijk treurig, met zijn hoofd.
„Hilary", zei hij, „ik heb dertig jaren
lang in deze streek gedokterd. Ik heb meer
dan acht honderd babies de wereld inge-
holpen. Ik ben, practisch, bij elk sterfbed
geweest, in deze streek. Ik heb mijn men-
schen medicijnen toegediend en geluisterd
naar hun kwalen, alsof zij kinderen waren.
Ik ben ouderwetsch, dat weet ik. Maar dat,
waarover jij praat, dat begrijp ik niet".
„Kijk eens, Dan, je zult moeten toege
ven, dat je je Emmeline's hevige liefde
voor opwekkingssamenkomsten herin
nert?"
De dokter glimlachte flauwtjes.
„Ja. Niemand kon iets van Emmeline ge
daan krijgen, wanneer er een aan den gang
was. En dan draaide ze overal rond, en be
dreigde ons met de hel, en zei, dat wij al
lemaal verloren waren. Herinner je je,
Adela?"
„Het was een heele beproeving", gaf
Adela toe, „maar het' heeft hiermee niets
te maken".
„Wacht even, Adela. Het bewijst, dat
Emmeline een erg heftige natuur heeft, is
het niet?"
„Het bewijst, dat zij gek deed", zei Ade
la. „Maar ga door".
(Wordt vervolgd.)