I Een 100 tuinders te St. Pancras met nog
"geen. halve H.A. aardappelen hebben geen
sproeiers en zij kunnen ze niet koopen,
omdat het eerst noodige voor hen „brood
koopen" is. De vereeniging had al vroeger
aangevoeld, dat er iets moest gebeuren, doch
in St. Pancras is het bijna met algemeene
stemmen afgestemd, omdat het voor hen
niet mogelijk is de sproeiers aan te schaffen.
Laten wij het houden bij het zoo sterk mo
gelijk sproeien. Spr. betwijfelde of die ver
gadering bevoegd is het sproeien verplicht
te stellen.
De voorzitter merkte op, dat de alge
meene vergadering deze bevoegdheid heeft
verleend en oordeelde, dat de menschen, die
vóór 1 Juni rooien, vrij zijn van sproeien.
Overigens was spr. van oordeel, dat men
langs den weg van den heer Hoogland niet
komt, waar men zijn moet en dat de heer
Hoogland zich overigens had tegenge
sproken.
De heer Kliffen had den indruk, dat
Broek op Langendijk afgestemd had, omdat
het van bovenop gelegd was. Spr. betwistte
dit en herinnerde er aan, dat de zaak door
Broek op Langendijk in de Prov. Commissie
was gebracht. Nimmer had spr. het werk
van het sproeien hooren betwisten. Uitvoerig
zette spr. uiteen, hoe de vereenigingen de
kleine tuinders met het sproeien kan helpen.
Men kan werkloozen tegen kostprijs laten
sproeien. Sproeien is noodzakelijk.
De heer Lakeman, West-Friesland, ver
klaarde zich voor verplicht sproeien, omdat
men met zijn producten verloren kan gaan
door een bouwer, die niet sproeit. Spr. vond
half Mei beter dan 1 Juni voor den eersten
keer sproeien. Zijn vereeniging stelt gratis
een sproeimachine beschikbaar en dit al 10
jaar en ook stuurt men er vakmenschen op
uit, die 8 H.A. per dag sproeien en die tegen
kostprijs, zoo noodig zomers te betalen,
sproeien.
De voorzitter zeide, dat men zeker,
als men vroege aardappelen heeft, vóór 1
Juni kan sproeien.
De heer Schoenmaker gebruikt al 25
jaar dezelfde sproeier en had daaraan nog
geen 10 kosten. Men moet tot het einde
sproeien en spr. was het met den heer
Kliffen en den heer Roosjes eens, ondanks
het betoog van den heer Hoogland.
De heer J. de Boer had het ten zeerste
betreurd, dat dit voorstel zoo'n tegenkanting
heeft. De vroege aardappelencultuur meet
14000 wagons. De kleine tuinders verspelen
hun brood zeker, als er niet gesnoeid wordt.
Als het besluit genomen wordt, verwacht
spr., dat het goed wordt uitgevoerd. De ver-
zetters beschouwt spr. met den heer Roosjes,
als de verraders van de tuinders. Voorts
betreurde hij het, dat de heer van Poeteren
van den Plantenziektenkundigen Dienst niet
aanwezig was, omdat diens woord in de
vorige vergadering verwarring had gewekt.
De heer R i t s e m a, rijkstuinbouwconsu-
lent, beschouwde het tegenhouden van het
sproeien als klaplooperij. Het is zelfs lager.
Men vertrouwt op den steun, maar die blijft
niet eeuwig. Spr. is overtuigd, dat men in
1936 den steun niet noodig had gehad, als
men alles tegen de aardappelenziekte had
gedaan. De bezwaren tegen het aanschaffen
van een sproeier moet men overwinnen.
Rationeel sproeien moet voorop staan met
gebruikmaking van de weerberichten.
Men moet in ieder geval vóór 1 Juni heb
ben gesproeid, al zal men dit plaatselijk, met
het oog op de verschillende omstandigheden,
moeten regelen. Dit denkbeeld is niet van
bovenaf, doch van onderop gekomen. Elke
zaak ondervindt verzet. Men moet echter
goede dingen durven doorzetten en de
eigen organisatie kan de mogelijke soepel
heid betrachten. De propaganda moet inten
sief zijn en de juiste inlichtingen verstrek
ken.
De heer Schermer zeide, dat de Tuin-
dersbond voor sproeien is, doch tegen ver
plicht sproeien.
De voorzitter: Wij moeten de men
schen er toe brengen, dat zij, als zij het
eigen belang niet zien, zich om anderen de
verplichting opleggen.
De heer P. F. Slot wees er op, dat de
naam van de Hollandsche vroegen aardappel
in het buitenland veel heeft geleden. Betere
prijzen zullen volgen, als een goede regeling
ten aanzien van het sproeien wordt getrof
fen. Dat kan niet zonder verplichting. Dan
kan geezgd worden: „de Hollandsche aard
appel is goed". Hiervoor is 100 sproeien
noodig.
De voorzitter verheugde zich er over,
dat de L. G. C. zal medewerken, ondanks het
afstemmen.
De secretaris de heer Kwant gaf
een resumé van het voorstel, dat in de
le plaats allen zich verplichten vóór
1 Juni te sproeien, desnoods met de
mogelijkheid, dat in overleg met de
Provinicale Commissie voor bepaalde
streken in dezen datum eenige wijzi
gingen wordt gebracht.
Ten 2e dat alle veilingen een cir
culaire krijgen waarin de voordeelen
van het sproeien worden uiteen gezet
cn aller medewerking wordt ingeroe
pen en een ieder wordt opgeroepen. Zij
die niet sproeien worden bij het vei-
lingsbestuur aangebracht, dat hun na
men bekend maakt.
Met algemeene stemmen werd hierop dit
voorstel aangenomen.
Verplicht veilen van pootaardappelen.
Het tweede punt van de agenda: het ver
plicht veilen van goedgekeurde pootaard
appelen, kwam hierop in behandeling,
waarbij als leiddraad gebruikt werden de al
gemeene voorwaarden voor de poterveilin
gen van de Friesche Organisatie.
De voorzitter herinnerde er aan, dat
het besluit reeds genomen was en dat alleen
over de uitvoering moest worden gesproken.
Voor de uitvoering hebben wij de groenten-
en fruitcentrale noodig, vooral met het oog
op den minimumprijs, waarom spr. het be
treurde, dat de heer Halstar niet aanwezig
was.
De heer J a c. Groen, het wooro voe
rende als secretaris van den Keuringsdienst,
achtte de voorwaarde van den Keurings
dienst, vrij algemeen bekend. Voor het
veilen moest men zich niet richten naar
Friesland, waar de zaken anders staan dan
hier. Daar wordt slechts een klein gedeelte
geveild. Hier is het grootste gedeelte van de
vroege pootaardappelen bij de tuinders en
niet bij den landbouw aanwezig.
Het is geen centraal product en het ver
plicht veilen kan niet, tenzij men prijsrege-
lend optreedt.
De eigenlijke verkoop heeft voor de groote
voorraden in September verkocht en dat
beteekent, dat verkoop in Juli bij verplicht
veilen, zonder prijsregelend optreden, groote
schade kan brengen.
Spr. is niet tegen verplicht veilen, mits
men ook hier bereikt, wat men elders in het
land heeft bereikt.
De Groenten- en Fruitcentrale garandeerde
4 als minimumprijs. Spr. oordeelde, dat
het zoo geregeld moet worden, dat er een
contractprijs is, die verband houdt met de
in het land gangbare prijzen.
Er, moet een sanctie op de besluiten
komen, die al1 een de Groenten- en Fruit
centrale kan geven. Wij kunnen anders niet
voorkomen, dat er los uit de hand verkocht
wordt en wat oorzaak is, dat in onzen streek
steeds verkocht is beneden den prijs, die
elders in het land geldt.
De heer Veerman, Oostwoud, deed
mededeeling, dat in zijn streek reeds lang
veiling en-bloc plaats heeft. Ook spr. achtte
prijsregelend optreden gewenscht en wilde
bü verkoop een grooter voorschot dan 20
zooals in Friesland, zoo mogelijk met behulp
van de boerenleenbanken tot 50 Ook
voor het verplichte keuren brak spr. een
lans.
Het ongekeurde goed is geheel uit den
booze.
De heer Molenaar vond prijsregelend
optreden ook noodzakelijk tegenover de
Duitsche inkoopcentrale.
De voorzitter erkende de noodzake
lijkheid van het prijsregelend optreden. Spr.
oordeelde het verstandig te dezen opzichte
een kleine commissie in te stellen in overleg
met de Nederlandsche Groenten- en Fruit
centrale.
Besloten werd, uit elke organisatie, ook
uit die van den handel, hiei*voor een com
missie in te stellen, die een regeling zal
opstellen.
Landbouwer) Maatschappij.
Lezing Dr. Ir. DIJT over de
Landbouw-Ordeningswet.
In het „Gulden Vlies" hield heden
Ir. Dr. Dijt een lezing oved de Land
bouwordeningswet.
De vergadering, die door een 60-tal be
langstellenden bezocht was, stond onder
leiding van den heer Breure uit de Haar
lemmermeer, die de geringe opkomst be
treurde en constateerde dat de Noordhol-
landsche boeren den tijd, waarin wij le
ven, niet begrijpen. Spr. wilde aannemen,
dat de buitengewone omstandigheden,
waarin dit voorjaar de boer verkeert, de
oorzaak van de geringe opkomst is, want
zoo kam Landbouw en Maatschappij niets
vervullen.
Met een opwekkend woord om voor de
idealen van L. en M. te blijven strijden,
eindigde spr. zijn openingswoord, waarna
hij een terugblik gaf van de afgeloopen
periode.
De prijzen van onze bodemproducten
stelden ons ndet in staat onze arbeiders
redelijk te beloonen en de belooning van
de werkgevers was evenredig.
De verhouding in den Akkerbouw is
iets beter doch die van den Tuinbouw is
buitengewoon moeilijk.
De devaluatie bracht geem uitkomst
voor de landbouwprijzen, omdat de regee
ring van oordeel is, dat de economische
beletselen te groot zijn om de landbouw
producten te laten stijgen. L. en M. ver
moedt dat er andere dan economische be
letselen zijn. De opkomende ordenings
gedachte, aldus spi:., geeft weinig moed.
Een ernstig streven om de boeren recht
te doen, komt ook niet in het voor-ont
werp Landbouw-ordeniiigswet tot uiting.
Toch wanhoopte spr. niet aan de ver
wezenlijking van de idealen van L. en M.
getuige de andere waardeering in- de land
bouworganisaties voor deze idealen.
Politiek zal mogelijk worden wat eco
nomisch noodzakelijk is. L. en M. steunt
daarom die partijen, die willen medewer
ken voor een redelijke ruilpolitiek.
Gezien de geringe opkomst wilde spr.
thans echter het politieke advies niet be
handelen. Mogelijk zal dit geschieden in
een over 14 dagen te houden vergadering.
De secretaris, de heer Kaan te Wierin-
gerwaard, bracht hierna een jaarverslag
uit over het beleid in het Gewest.
Uit het verslag van den penningmeester
bleek, dat het jaar een tekort van 34
opleverde, omdat de landdag in Septem
ber in de muziektuin te Alkmaar een te
kort van 200 had opgeleverd. Eenige
afdeelingen hadden 247 extra gezonden,
waardoor het tekort gedekt werd. Bezui
niging is niet mogelijk. Voor de bestuurs
vergaderingen worden geen kosten ge
maakt, doch van een contributie van 0,25
per lid en per jaar, dat aan de Prov. orga
nisatie komt, kan niet veel gedaan worden.
Spr. verzocht de aanwezigen in de kos
ten van de vergadering bij te dragen".
Gezien het werk in het hoofdbestuur
uitte de voorzitter nog den wensch, dat
spoedig niet één, maar twee leden van het
Provinciaal Bestuur, deel uitmaken van
het hoofdbestuur. Dit is te bereiken door
te zorgen, dat N.H. spoedig het daarvoor
vereischte ledental bezit.
Na eenige bespreking over het politiek-
advies en een buitengewone vergadering
deed de voorzitter tenslotte de toezegging,
dat dit advies, om verkeerden uitleg te
voorkomen, aan alle leden schriftelijk zal
v/orden toegezonden. De afdeelingen ont
vangen zelfs meerdere exemplaren voor
verspreiding.
In brochure no. 14, die voor 10 cent ver
krijgbaar wordt gesteld, zullen een paar
leden van het hoofdbestuur de door de
N.S.B. voorgestanen staatsvorm uiteenzet
ten. L. en M. als zoodanig beveelt echter
een bepaalden staatsvorm niet aan, doch
licht de leden zoo breed mogelijk in.
Hierna was het woord aan dr. Dijt.
Het voorontwerp landbouw-
ordehingswet.
D r. Ir. D ij t begon met zijn vreugde' er
over uit te spreken, dat er in deze dagen
tusschen candidaatstelling en verkiezing van
de leden van het parlement nog belangstel
ling bestaat voor een voordracht over het
voorontwerp-landbouwordeningswet door
iemand, die geen candidaat voor de Tweede
Kamer der Staten-Generaal is. Men zegt, dat
dit voorontwerp niet ernstig bedoeld is en
moet dienen als politiek lokaas, doch spre
ker wil en mag een gebrek aan ernst bij de
samenstelling van het voorontwerp veron
derstellen, eveneens hoopt hij, dat van de
andere zijde begrepen zal worden, dat zijn
kritiek tegen dit voorstel gevoed wordt door
den wensch het beste voor onze samenleving
te; zoeken.
Het bedoelde voorontwerp is eigenlijk te
beschouwen als een voortzetting, consolida
tie van de bestaande crisismaatregelen en
is als zoodanig reeds principieel onjuist en
verwerpelijk. Immers zegt de minister, dat
het „tot een klaarder structuur van de
ten aanzien van het bedrijfsleven in den
land- en tuinbouw nog immer noodzake
lijke regelingen zal leiden, indien men zich
losmaakt van het crisiskarakter dier rege
lingen en zich instelt op de noodzaak van
de handhaving daarvan voor een grooter
tijdsduur dan aanvankelijk is voorzien". Spr.
schildert de ontwikkeling der verhoudingen
vanuit de primitieve samenleving, waarin
crediet en rente nog niet voorkomen tót de
huidige hoogontwikkelde, waarin deze fac
toren een belangrijke plaats zijn gaan inne
men. Crediet en rente zijn middelen geweest
en behoorden dit nog te zijn, om productie
en ruil te bevorderen. Grootere of kleinere
rentabiliteit was voor de samenleving een
aanwijzing of barometer in welke richting
de productie zich moest ontwikkelen. De
grootste fout in het denken der laatste de
cenniën is geweest, dat men de rentabiliteit
van de bedrijven als doel in zichzelf is gaan
stellen en tot het paradoxale resultaat is ge-
kómen, dat beperking der productie in het
belang van de samenleving zou kunnen
zijn.
Spr. achtte dezen gedachtegang rampzalig
voor de samenleving, die daaraan zeer ze
ker ten gronde zou moeten gaan, omdat daar
bij de zin en de bestemming van de samen
leving verloren gaan. Willen wij onze sa
menleving als staat en als maatschappij be
stendigen, dan is een politiek, die uitgaat
van de aanvaarding van den overvloed der
goederen een eerste voorwaarde.
Het voorontwerp landbouwordeningswet
is principieel in strijd met de genoemde
voorwaarde en is daarom een gevaar voor
staat en maatschappij beide. Dit blijkt ook
uit de praktijk. Overal waar van productie
regeling sprake is in het voorontwerp, staat
het woord „beperking". Deze beperkingspo-
litiek is zelfvernietïgingspolitiek. In de eer
ste plaats houdt men daarbij nimmer reke
ning met de ontwikkeling in de toekomst,
doch holt men achter de markt aan met het
gevolg, dat men altijd te laat komt, niet
vooruit ziet en dus niet regeert. Spreker gaf
hiervan verschillende voorbeelden. In het
begin van de crisis beval men inkrimping
van den akkerbouw aan en uitbreiding van
de exportproductie. In het tweede deel van
de crisis deed men juist het omgekeerde en
daarmee begon de „ordening". Tot voor kort
verkocht men alles en nog wat voor zeer
weinig naar het buitenland en men zou nu
voor verschillende producten het dubbele
moeten betalen om noodzakelijke voorraden
te maken. In de tweede plaats leidt de aan
passing door beperking tot verzwakking van
het bedrijfsleven, tot verminderde concur
rentiekracht tegenover het buitenland en tot
verplaatsing van de productie naar het bui
tenland. Ook hiervan geeft spreker voor
beelden. In de derde plaats vermindert men
de werkgelegenheid, bevordert men de
werkloosheid en belemmert men de gezins
vorming door jonge menschen, die een be
drijf zouden willen stichten, maar nu niet
aan den gang kunnen, komen.
Er zijn voorts enorme bezwaren bij de uit
voering, welke, in de afgeloopen jaren reeds
zijn' gebleken. Ondeskundigheid van ambte
naren, paperassenlawines, corrupties, be
voorrechting van bepaalde personen of be
drijven enz. Gevolgen: wrevel en verzet. Het
bedoelde voorontwerp wil nu, dat de orde
ning meer zal worden beïnvloed door de
belanghebbenden zelf. De minister kan dit
slechts op één wijze bereiken en wel door
den boer zijn vrijheid terug te geven. Dan
kan de bóer met volle verantwoordelijkheid
ordenen op eigen bedrijf. Zoodra men hem
echter tot grootere of kleinere groepen ver-
eenigt en dwingende productieregelingen
gaat voorschrijven van wie dan ook'afkom
stig, vervalt men onmiddellijk in dezelfde
fouten, die het tegenwoordige systeem aan
kleven. En met alle respect voor de be
staande bedrijfsorganisaties, waarop de mi
nister zich beroept, moet spreker consta-
teeren, dat die bedrijfsorganisaties voor de
taak van productieregelaars steeds volkomen
hebben gefaald en hebben moeten falen, om
dat dit in den aard der dingen ligt.
Spreker wijst ook op de onoverkomelijke
tegenstelling in de wet zelf, waarin eener-
zijds deze organisaties de aangewezen in
stanties voor de regelingen worden genoemd,
doch waarin anderzijds de minister het recht
heeft van veto, indien de regelingen strijdig
zijn met het algemeen belang. En tot nu toe
is er, merkwaardig genoeg, geen enkele re
geling voorgesteld, die niet strijdig was met
het algemeen belang!
Uit de beschouwingen in het voorontwerp
over prijszetting t.o.v. het buitenland blijkt,
dat de opsteller van dit ontwerp niet staat
huishoudkundig, doch veeleer als koopman
geldhuishoudkundig en daarom verkeerd
heeft gedacht. Wanneer men ten slotte den
geheelen internationalen handel slechts van
de zijde der geldinkomsten ziet, is het pro
bleem onoplosbaar.
Dat in het voorontwerp met nadruk ge
zegd wordt, dat de bedrijfsorganen zich niet
zullen bezig houden met de belangen, welke
meer specifiek die van den handel zijn, is
weer een tegenstrijdigheid. Immers de prijs
regeling, de regeling van den afzet, van den
uitvoer enz. zijn regelingen, die direct en in
direct den handel aan banden leggen.
De ordening kan beter chaotiseering
heeten.
Het komt er nu pp aan, of de geest onder
de Nederlandsche boeren een zoodanige is,
dat de verlokking van voorgespiegelde gun
stige financieele resultaten, zooveel invloed
heeft, dat men zich door een dergelijke „or
dening", die beter „chaotiseering" mag hee
ten, zal laten beïnvloeden en zich voor goed
de vrijheid zal laten ontnemen. Dan ver
dwijnt meteen den zin van het bestaan, zoo
als destijds in de vervalperiode van het Ro~
meinsche rijk, dat door soortgelijke orde
ningsmaatregelen economisch en cultureel
totaal ten gronde is gericht. De tijd kwam,
waarin de handel verviel, de koopmansstand
verdween, de werkloosheid permanent groot
werd en de boeren tot slaven werden, waar
bij zij vaak op gevaar van gegrepen en ver
oordeeld te worden, vluchtten naar de bar
baren, waar zij de vrijheid vonden, die zij
in het beschaafde Romeinsche Imperium
hadden verloren.
Van den geest, die in het Nederlandsche
boerenvolk leeft, zal het afhangen of wij
ons op den verderfelijken weg van den on
dergang zullen blijven laten leiden, of dat
wij de kracht zullen hebben om tot een hoo-
geren vorm van vrijheid te komen. Maar dan
moeten wij een weg inslaan, die geheel te
gengesteld is aan dien, welke in het voor
ontwerp landbouwordeningswet wordt ge-
teekend. Wij' moeten naar de aanvaarding
van den goederen-overvloed, naar de stabi
liseering van het prijspeil door middel van
reserveering der overschotten van agrari
sche stapelproducten.
Spr. eindigde zijn betoog, met er op te
wijzen dat de landbouw in een behoorlijke
verhouding tot den handel moet staan en
dat productiebeperking als strijd tegen de
stad verkeerd is.
Gestreefd moet worden naar samenwer
king in het belang van de samenleving als
geheel. Daarvoor is het noodig, dat men zich
niet laat verblinden door het goud, maar dat
men met God en den mensch voor oogen,
onze politiek gaat ontwikkelen.
Deze weg staat voor 100 pCt. in tegenstel
ling met den weg in den landbouwordenings
wet neergelegd.
(Applaus.)
Hierna werd gepauseerd, waarna in de
middagvergadering verschillende vragen
werden beantwoord.
Het inkuilen van gras.
De rij kslandbouwvoorlichtingsdienst voor
Noordholland verzoekt ons mededeeling 'van
het volgende:
Bij vele graslandgebruikers dient zeer bin
nenkort uitgemaakt te worden, op welke
manier zij het gras zullen inkuilen of ensi-
leeren.
De nu vrijwel beëindigde stalvoeder-
periode heeft op veel punten van het gras-
kuilvraagstuk wederom het licht doen val
len, waarvan wel een van de belangrijkste
was de groote verscheidenheid van de eind
producten van allerlei soorten ensilages.
Teneinde een zoo nuttig mogelijk effect
van het graskuilen te bevorderen, volgt hier
onder een z.g. gemeenschappelijk advies van
de Landbouwvoorlichtingsdienst voor Noord
holland.
Dit advies is in onderling overleg opge
maakt, nadat daaraan een conferentie met
de H.H. Directeur van de Physiologische en
Bacteriologische Afdeelingen van het Rijks
landbouwproefstation te Hoorn was vooraf
gegaan.
Het uitgebreide onderzoek van het Rijks
landbouwproefstation te Hoorn heeft zeer
belangrijke resultaten opgeleverd. Deze re
sultaten zijn reeds ten deele gepubliceerd.
Teneinde hét practische effect van het
werk van het R. L. P. S. zoo groot mogelijk
te doen zijn, is door ondergeteekenden een
en ander in een vereenvoudigden vorm samen
gevat.
Met dit geschrift wordt niet beoogd het
maken van propaganda voor het inkuilen
van meer gras in plaats van de winning van
hooi.
De voordeelen van het inkuilen van voor-
jaars- en/of herfstgras zijn bekend. Het
stelt den veehouder in staat meer voedsel
voor den winter uit eigen bedrijf te halen
dan bij uitsluitend hooiwinning.
Van de zijde der zuivelbereiding doen zich
ernstige bezwaren voor tegen het kuilgras
met het oog op de kwaliteit der producten
(boter en in het bijzonder kaas), welke de
hooivoedering niet heeft. Door groote zorg
aan de melkwinning te besteden kan de
kuilsmaak aan boter wellicht grootendeels
voorkomen worden, maar t.ó.v. de kaas is
de besmetting der melk, geleverd aan de
fabriek, dus van vele boerderijen afkomstig,
met. schadelijke bacteriën niet geheel te ver
mijden.
Dientengevolge is er alle kans, dat de kaas
bij het ouder worden, en vooral, wanneer
zij blootgesteld is aan de hoogere tempera
tuur van warme streken (export-kaas) ern
stige gebreken (laat los en knijpers) krijgt,
en dus een onbetrouwbaar product is.
Dit gevaar bestaat bij alle methoden van-
inkuilen, ook bij de inkuiling met behulp
van mineraalzuur.
Om de nadeelige gevolgen zoo klein moge
lijk te maken, is het zeer gewenscht, dat de
voedering van kuilgras beperkt blijft tot de
koude tijd des jaars uiterlijk begin Maart en
dat de zuivelfabrieken door controle op de
geleverde melk de schadelijke gevolgen van
het voederen van slechte kuilen en slechte
melkwinning bestrijden.
Wij willen nu eenige wenken geven over
het inkuilen zelf.
Rekening houdende met de wenschelijk-,
heid, dat het in vele gebieden omstreeks
begin Maart wel afgeloopen dient te zijn
met het toedienen van kuilgras aan melk
vee, kan de maximaal benoodigde hoeveel
heid kuilgras gedurende de periode Novem
berMaart op ongeveer 25003000 K.G.
per melkkoe geschat worden.
Per H.A. voorjaarsgras moet men op on
geveer 20.000 K.G. massa rekenen.
Na inkuilen blijft er dan ten naasten bij
1518.000 K.G. massa voeder beschikbaar.
Hieruit valt af te leiden, dat er bij het in
kuilen van voorjaarsgras per 6 stuks melk
vee 1 H.A. gemaaid kan worden. Natuurlijk
staan deze cijfers niet absoluut vast, zij die
nen slechts als richtlijn.
Eenvou.digheidshalve kunnen wij de
manieren van inkuilen splitsen in twee
groepen. De eene manier bestaat uit ensilage
zonder eenige toevoegingsmiddelen, d«
andere methode kenmerkt zich juist door
het gebruik van zulki middelen.
De ouderwetsche manier biedt zooveel ri
sico, wat betreft verliezen aan goed verteer
bare bestanddeelen en kwalijk riekend eind
product, dat wij daarover geen enkel gun
stig perspectief meer durven te openen.
Indien men gaat inkuilen is het o.i. slechts
alleen dan met eenige zekerheid op; eén
goed eindproduct mogelijk als men een
methode kiest, waarbij toevoeging van nader
te noemen stoffen plaats heeft.
Het heeft weinig zin een opsomming te
geven van de verschillende stoffen, .die
bruikbaar zijn, temeer waar wij deze stoffen
kunnen samenvatten in twee groepen, te
weten de koolhydratengroep en de minerale-
zuren groep.
Van de koolhydraten is wel de meest
bruikbare stof de, met 10 zout, gedenatu
reerde suiker, terwijl tot de minerale groep
gerekend wordt het z.g. Finsche zuur. Het
z.g. Defu-zuur vindt toepassing onder gelijk
tijdige toediening van "wat suiker.
Wat men ook toevoege, een eerste ver
eischte voor een goed resultaat is een nauw
keurige werkwijze. Die nauwkeurigheid be
staat niet alleen uit een juiste opbouw van
de grashoop of het goed vullen van een
silo, maar vooral ook uit een zoo gelijk
matig mogelijke verspreiding van de toe
te voegen stof. Het eindresultaat zal gelijk
matiger en beter van samenstelling zijn,
naarmate men de suiker of het zuur regel
matiger over al hetgeënsileerde materiaal
heeft verdeeld.
Het procédé in de grasmassa wordt nage
noeg geheel beheerscht door de snelheid en
de hoeveelheid van de melkzuurvorming.
Ontstaat dit zuur in voldoende mate, dan
beteekent dit het behoud van het kuilpro-
duct.
Over 't algemeen vertoonen goed ge
slaagde kuilen een zuurgraad in de massa,
welke ligt beneden de waarde pH 4,2,
wetende dat in deze biologisch materiaal
altijd variaties geeft.
In die gevallen, waar deze zuurgraad niet
genoeg benaderd wordt, gaat,na verloop van
tijd, het dan aanwezige melkzuur over in
boterzuur, met alle nadeelige nevenver
schijnselen. Dit hebben wij o.a. in het afge
loopen seizoen zelf geconstateerd, toen bij
controle bleek, dat graskuilen van goede
kwaliteit enkele maanden later veel slech
ter waren gewerden zonder nadeelige in
vloed van buiten af.
Het bevorderen van het gunstige melk
zuur-stadium is nu langs twee verschillende
wegen mogelijk.
In de eerste plaats door toepassing van de
werkwijze volgen de Finsche methode. Hier
door schept men direct een gunstige zuur
graad.
Een nauwkeurige toepassing van deze
methode beteekent dan ook vrijwel steeds
een goed eindproduct.
Wij weten echter, dat er bezwaren tegen
dit systeem zijn aan te voeren, waarvan
een van de voornaamste is de onttrekking
van mineralen aan hot gras. Hierdoor blijft
extra toediening in de vorm van geslibd
krijt en/of sodex noodzakelijk.
Hoe eiwitrijker het materiaal is, des te
eerder is de zuurmethode te verkiezen. Waar
vooral het herfstgras gewoonlijk heel wat
armer is aan koolhydraten en daardoor
eiwitrijker, verdient bij het inkuilen van dat
product gebruikmaking van mineraal zuur
ernstige overweging.
Door toevoeging van suiker is eveneens
een uitstekend kuilproduct te bereiden. De
altijd aanwezige melkzuurbacterieën maken
dankbaar gebruik van de makkelijk verteer
bare suiker om daaruit melkzuur te produ-
ceeren. Langs dezen weg bereikt men, bij
voldoende suikertoevoeging hetzelfde als bij
de zuurmethode.
Bij suikertoevoeging heeft men het voor
deel, dat het conserveeringsmiddel bestaat
uit een stof, die grootendeels z'n voedings
waarde behoudt door dat de verbrandings-
waarde van het gevormde melkzuur maar
weinig minder is dan die van de suiker. Wel
gaat er een deel van het zuur weg met het
perssap,- maar het restant is tén slotte vol
komen verteerbaar voedsel; dit in tegenstel
ling met mineraalzuur.
De suikerensilage verdient, naast de minè-
raalzuur-ensilage, zeker aanbeveling voor
het voorjaarsgras.
Teneinde voldoende homogene verdeeling
te verkrijgen is het noodig de suiker op te
lossen.
Men heeft ongeveer 1,5 suiker (van de
grasmassa)noodig. Indien men rekent op
ongeveer 20.000 K.G. kuilgras per H.A., wil
dit zeggen dat men voor 1 H.A. kuilgras 300
K.G. suiker moet gebruiken.
De suiker lost uitstekend op in water of
in wei. Dit laatste artikel is als oplosmiddel
best bruikbaar. Voor 1 H.A. moet men reke
nen op ongeveer 600800 liter benoodigde
wei.
Hoe béter de vloeistoffen worden ver
deeld, des te nuttiger is het effect.
Vraagt mer. ten slotte, welke methode de
voorkeur verdient, dan moeten wij, daarop
het antwoord schuldig blijven; waarschijn
lijk is het juister in het voorjaar suiker te
kiezen en voor het najaar mineraalzuur.
Hier mag niet onbesproken blijven, dat het
kuilgras nog een vrij groote waarde toekomt
in verband met' het gehalte aan vitamine A.
Het voederen van kuilgras demonstreert
zich dan ook altijd in de mooie kleur van
de melk, ook tijdens de stalpeciode.
Indien eenigszins mogelijk is het verstan
dig het gras niet te nat te ensileeren. Kan
men gedurende de korte kuilperiode het
werk zoo inrichten, dat men overdag maait,
dan verdient dat aanbeveling.
Goed vasttrappen van het gras tegen de
wand van de silo en goed rondhouden van
de kop zijn vanzelf sprekende zaken.
Een snelle uitvoering van het geheele
proces is ook nog het beste, terwijl men bij
de afdekking niet te zuinig moet zijn met
de dikte van de grondlaag.
Wij hopen hiermede eenige richtlijnen te
hebben gegeven voor de komende kuil
periode, in de verwachting dat de practijk
er baat bij moge vinden.