I Een 100 tuinders te St. Pancras met nog "geen. halve H.A. aardappelen hebben geen sproeiers en zij kunnen ze niet koopen, omdat het eerst noodige voor hen „brood koopen" is. De vereeniging had al vroeger aangevoeld, dat er iets moest gebeuren, doch in St. Pancras is het bijna met algemeene stemmen afgestemd, omdat het voor hen niet mogelijk is de sproeiers aan te schaffen. Laten wij het houden bij het zoo sterk mo gelijk sproeien. Spr. betwijfelde of die ver gadering bevoegd is het sproeien verplicht te stellen. De voorzitter merkte op, dat de alge meene vergadering deze bevoegdheid heeft verleend en oordeelde, dat de menschen, die vóór 1 Juni rooien, vrij zijn van sproeien. Overigens was spr. van oordeel, dat men langs den weg van den heer Hoogland niet komt, waar men zijn moet en dat de heer Hoogland zich overigens had tegenge sproken. De heer Kliffen had den indruk, dat Broek op Langendijk afgestemd had, omdat het van bovenop gelegd was. Spr. betwistte dit en herinnerde er aan, dat de zaak door Broek op Langendijk in de Prov. Commissie was gebracht. Nimmer had spr. het werk van het sproeien hooren betwisten. Uitvoerig zette spr. uiteen, hoe de vereenigingen de kleine tuinders met het sproeien kan helpen. Men kan werkloozen tegen kostprijs laten sproeien. Sproeien is noodzakelijk. De heer Lakeman, West-Friesland, ver klaarde zich voor verplicht sproeien, omdat men met zijn producten verloren kan gaan door een bouwer, die niet sproeit. Spr. vond half Mei beter dan 1 Juni voor den eersten keer sproeien. Zijn vereeniging stelt gratis een sproeimachine beschikbaar en dit al 10 jaar en ook stuurt men er vakmenschen op uit, die 8 H.A. per dag sproeien en die tegen kostprijs, zoo noodig zomers te betalen, sproeien. De voorzitter zeide, dat men zeker, als men vroege aardappelen heeft, vóór 1 Juni kan sproeien. De heer Schoenmaker gebruikt al 25 jaar dezelfde sproeier en had daaraan nog geen 10 kosten. Men moet tot het einde sproeien en spr. was het met den heer Kliffen en den heer Roosjes eens, ondanks het betoog van den heer Hoogland. De heer J. de Boer had het ten zeerste betreurd, dat dit voorstel zoo'n tegenkanting heeft. De vroege aardappelencultuur meet 14000 wagons. De kleine tuinders verspelen hun brood zeker, als er niet gesnoeid wordt. Als het besluit genomen wordt, verwacht spr., dat het goed wordt uitgevoerd. De ver- zetters beschouwt spr. met den heer Roosjes, als de verraders van de tuinders. Voorts betreurde hij het, dat de heer van Poeteren van den Plantenziektenkundigen Dienst niet aanwezig was, omdat diens woord in de vorige vergadering verwarring had gewekt. De heer R i t s e m a, rijkstuinbouwconsu- lent, beschouwde het tegenhouden van het sproeien als klaplooperij. Het is zelfs lager. Men vertrouwt op den steun, maar die blijft niet eeuwig. Spr. is overtuigd, dat men in 1936 den steun niet noodig had gehad, als men alles tegen de aardappelenziekte had gedaan. De bezwaren tegen het aanschaffen van een sproeier moet men overwinnen. Rationeel sproeien moet voorop staan met gebruikmaking van de weerberichten. Men moet in ieder geval vóór 1 Juni heb ben gesproeid, al zal men dit plaatselijk, met het oog op de verschillende omstandigheden, moeten regelen. Dit denkbeeld is niet van bovenaf, doch van onderop gekomen. Elke zaak ondervindt verzet. Men moet echter goede dingen durven doorzetten en de eigen organisatie kan de mogelijke soepel heid betrachten. De propaganda moet inten sief zijn en de juiste inlichtingen verstrek ken. De heer Schermer zeide, dat de Tuin- dersbond voor sproeien is, doch tegen ver plicht sproeien. De voorzitter: Wij moeten de men schen er toe brengen, dat zij, als zij het eigen belang niet zien, zich om anderen de verplichting opleggen. De heer P. F. Slot wees er op, dat de naam van de Hollandsche vroegen aardappel in het buitenland veel heeft geleden. Betere prijzen zullen volgen, als een goede regeling ten aanzien van het sproeien wordt getrof fen. Dat kan niet zonder verplichting. Dan kan geezgd worden: „de Hollandsche aard appel is goed". Hiervoor is 100 sproeien noodig. De voorzitter verheugde zich er over, dat de L. G. C. zal medewerken, ondanks het afstemmen. De secretaris de heer Kwant gaf een resumé van het voorstel, dat in de le plaats allen zich verplichten vóór 1 Juni te sproeien, desnoods met de mogelijkheid, dat in overleg met de Provinicale Commissie voor bepaalde streken in dezen datum eenige wijzi gingen wordt gebracht. Ten 2e dat alle veilingen een cir culaire krijgen waarin de voordeelen van het sproeien worden uiteen gezet cn aller medewerking wordt ingeroe pen en een ieder wordt opgeroepen. Zij die niet sproeien worden bij het vei- lingsbestuur aangebracht, dat hun na men bekend maakt. Met algemeene stemmen werd hierop dit voorstel aangenomen. Verplicht veilen van pootaardappelen. Het tweede punt van de agenda: het ver plicht veilen van goedgekeurde pootaard appelen, kwam hierop in behandeling, waarbij als leiddraad gebruikt werden de al gemeene voorwaarden voor de poterveilin gen van de Friesche Organisatie. De voorzitter herinnerde er aan, dat het besluit reeds genomen was en dat alleen over de uitvoering moest worden gesproken. Voor de uitvoering hebben wij de groenten- en fruitcentrale noodig, vooral met het oog op den minimumprijs, waarom spr. het be treurde, dat de heer Halstar niet aanwezig was. De heer J a c. Groen, het wooro voe rende als secretaris van den Keuringsdienst, achtte de voorwaarde van den Keurings dienst, vrij algemeen bekend. Voor het veilen moest men zich niet richten naar Friesland, waar de zaken anders staan dan hier. Daar wordt slechts een klein gedeelte geveild. Hier is het grootste gedeelte van de vroege pootaardappelen bij de tuinders en niet bij den landbouw aanwezig. Het is geen centraal product en het ver plicht veilen kan niet, tenzij men prijsrege- lend optreedt. De eigenlijke verkoop heeft voor de groote voorraden in September verkocht en dat beteekent, dat verkoop in Juli bij verplicht veilen, zonder prijsregelend optreden, groote schade kan brengen. Spr. is niet tegen verplicht veilen, mits men ook hier bereikt, wat men elders in het land heeft bereikt. De Groenten- en Fruitcentrale garandeerde 4 als minimumprijs. Spr. oordeelde, dat het zoo geregeld moet worden, dat er een contractprijs is, die verband houdt met de in het land gangbare prijzen. Er, moet een sanctie op de besluiten komen, die al1 een de Groenten- en Fruit centrale kan geven. Wij kunnen anders niet voorkomen, dat er los uit de hand verkocht wordt en wat oorzaak is, dat in onzen streek steeds verkocht is beneden den prijs, die elders in het land geldt. De heer Veerman, Oostwoud, deed mededeeling, dat in zijn streek reeds lang veiling en-bloc plaats heeft. Ook spr. achtte prijsregelend optreden gewenscht en wilde bü verkoop een grooter voorschot dan 20 zooals in Friesland, zoo mogelijk met behulp van de boerenleenbanken tot 50 Ook voor het verplichte keuren brak spr. een lans. Het ongekeurde goed is geheel uit den booze. De heer Molenaar vond prijsregelend optreden ook noodzakelijk tegenover de Duitsche inkoopcentrale. De voorzitter erkende de noodzake lijkheid van het prijsregelend optreden. Spr. oordeelde het verstandig te dezen opzichte een kleine commissie in te stellen in overleg met de Nederlandsche Groenten- en Fruit centrale. Besloten werd, uit elke organisatie, ook uit die van den handel, hiei*voor een com missie in te stellen, die een regeling zal opstellen. Landbouwer) Maatschappij. Lezing Dr. Ir. DIJT over de Landbouw-Ordeningswet. In het „Gulden Vlies" hield heden Ir. Dr. Dijt een lezing oved de Land bouwordeningswet. De vergadering, die door een 60-tal be langstellenden bezocht was, stond onder leiding van den heer Breure uit de Haar lemmermeer, die de geringe opkomst be treurde en constateerde dat de Noordhol- landsche boeren den tijd, waarin wij le ven, niet begrijpen. Spr. wilde aannemen, dat de buitengewone omstandigheden, waarin dit voorjaar de boer verkeert, de oorzaak van de geringe opkomst is, want zoo kam Landbouw en Maatschappij niets vervullen. Met een opwekkend woord om voor de idealen van L. en M. te blijven strijden, eindigde spr. zijn openingswoord, waarna hij een terugblik gaf van de afgeloopen periode. De prijzen van onze bodemproducten stelden ons ndet in staat onze arbeiders redelijk te beloonen en de belooning van de werkgevers was evenredig. De verhouding in den Akkerbouw is iets beter doch die van den Tuinbouw is buitengewoon moeilijk. De devaluatie bracht geem uitkomst voor de landbouwprijzen, omdat de regee ring van oordeel is, dat de economische beletselen te groot zijn om de landbouw producten te laten stijgen. L. en M. ver moedt dat er andere dan economische be letselen zijn. De opkomende ordenings gedachte, aldus spi:., geeft weinig moed. Een ernstig streven om de boeren recht te doen, komt ook niet in het voor-ont werp Landbouw-ordeniiigswet tot uiting. Toch wanhoopte spr. niet aan de ver wezenlijking van de idealen van L. en M. getuige de andere waardeering in- de land bouworganisaties voor deze idealen. Politiek zal mogelijk worden wat eco nomisch noodzakelijk is. L. en M. steunt daarom die partijen, die willen medewer ken voor een redelijke ruilpolitiek. Gezien de geringe opkomst wilde spr. thans echter het politieke advies niet be handelen. Mogelijk zal dit geschieden in een over 14 dagen te houden vergadering. De secretaris, de heer Kaan te Wierin- gerwaard, bracht hierna een jaarverslag uit over het beleid in het Gewest. Uit het verslag van den penningmeester bleek, dat het jaar een tekort van 34 opleverde, omdat de landdag in Septem ber in de muziektuin te Alkmaar een te kort van 200 had opgeleverd. Eenige afdeelingen hadden 247 extra gezonden, waardoor het tekort gedekt werd. Bezui niging is niet mogelijk. Voor de bestuurs vergaderingen worden geen kosten ge maakt, doch van een contributie van 0,25 per lid en per jaar, dat aan de Prov. orga nisatie komt, kan niet veel gedaan worden. Spr. verzocht de aanwezigen in de kos ten van de vergadering bij te dragen". Gezien het werk in het hoofdbestuur uitte de voorzitter nog den wensch, dat spoedig niet één, maar twee leden van het Provinciaal Bestuur, deel uitmaken van het hoofdbestuur. Dit is te bereiken door te zorgen, dat N.H. spoedig het daarvoor vereischte ledental bezit. Na eenige bespreking over het politiek- advies en een buitengewone vergadering deed de voorzitter tenslotte de toezegging, dat dit advies, om verkeerden uitleg te voorkomen, aan alle leden schriftelijk zal v/orden toegezonden. De afdeelingen ont vangen zelfs meerdere exemplaren voor verspreiding. In brochure no. 14, die voor 10 cent ver krijgbaar wordt gesteld, zullen een paar leden van het hoofdbestuur de door de N.S.B. voorgestanen staatsvorm uiteenzet ten. L. en M. als zoodanig beveelt echter een bepaalden staatsvorm niet aan, doch licht de leden zoo breed mogelijk in. Hierna was het woord aan dr. Dijt. Het voorontwerp landbouw- ordehingswet. D r. Ir. D ij t begon met zijn vreugde' er over uit te spreken, dat er in deze dagen tusschen candidaatstelling en verkiezing van de leden van het parlement nog belangstel ling bestaat voor een voordracht over het voorontwerp-landbouwordeningswet door iemand, die geen candidaat voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal is. Men zegt, dat dit voorontwerp niet ernstig bedoeld is en moet dienen als politiek lokaas, doch spre ker wil en mag een gebrek aan ernst bij de samenstelling van het voorontwerp veron derstellen, eveneens hoopt hij, dat van de andere zijde begrepen zal worden, dat zijn kritiek tegen dit voorstel gevoed wordt door den wensch het beste voor onze samenleving te; zoeken. Het bedoelde voorontwerp is eigenlijk te beschouwen als een voortzetting, consolida tie van de bestaande crisismaatregelen en is als zoodanig reeds principieel onjuist en verwerpelijk. Immers zegt de minister, dat het „tot een klaarder structuur van de ten aanzien van het bedrijfsleven in den land- en tuinbouw nog immer noodzake lijke regelingen zal leiden, indien men zich losmaakt van het crisiskarakter dier rege lingen en zich instelt op de noodzaak van de handhaving daarvan voor een grooter tijdsduur dan aanvankelijk is voorzien". Spr. schildert de ontwikkeling der verhoudingen vanuit de primitieve samenleving, waarin crediet en rente nog niet voorkomen tót de huidige hoogontwikkelde, waarin deze fac toren een belangrijke plaats zijn gaan inne men. Crediet en rente zijn middelen geweest en behoorden dit nog te zijn, om productie en ruil te bevorderen. Grootere of kleinere rentabiliteit was voor de samenleving een aanwijzing of barometer in welke richting de productie zich moest ontwikkelen. De grootste fout in het denken der laatste de cenniën is geweest, dat men de rentabiliteit van de bedrijven als doel in zichzelf is gaan stellen en tot het paradoxale resultaat is ge- kómen, dat beperking der productie in het belang van de samenleving zou kunnen zijn. Spr. achtte dezen gedachtegang rampzalig voor de samenleving, die daaraan zeer ze ker ten gronde zou moeten gaan, omdat daar bij de zin en de bestemming van de samen leving verloren gaan. Willen wij onze sa menleving als staat en als maatschappij be stendigen, dan is een politiek, die uitgaat van de aanvaarding van den overvloed der goederen een eerste voorwaarde. Het voorontwerp landbouwordeningswet is principieel in strijd met de genoemde voorwaarde en is daarom een gevaar voor staat en maatschappij beide. Dit blijkt ook uit de praktijk. Overal waar van productie regeling sprake is in het voorontwerp, staat het woord „beperking". Deze beperkingspo- litiek is zelfvernietïgingspolitiek. In de eer ste plaats houdt men daarbij nimmer reke ning met de ontwikkeling in de toekomst, doch holt men achter de markt aan met het gevolg, dat men altijd te laat komt, niet vooruit ziet en dus niet regeert. Spreker gaf hiervan verschillende voorbeelden. In het begin van de crisis beval men inkrimping van den akkerbouw aan en uitbreiding van de exportproductie. In het tweede deel van de crisis deed men juist het omgekeerde en daarmee begon de „ordening". Tot voor kort verkocht men alles en nog wat voor zeer weinig naar het buitenland en men zou nu voor verschillende producten het dubbele moeten betalen om noodzakelijke voorraden te maken. In de tweede plaats leidt de aan passing door beperking tot verzwakking van het bedrijfsleven, tot verminderde concur rentiekracht tegenover het buitenland en tot verplaatsing van de productie naar het bui tenland. Ook hiervan geeft spreker voor beelden. In de derde plaats vermindert men de werkgelegenheid, bevordert men de werkloosheid en belemmert men de gezins vorming door jonge menschen, die een be drijf zouden willen stichten, maar nu niet aan den gang kunnen, komen. Er zijn voorts enorme bezwaren bij de uit voering, welke, in de afgeloopen jaren reeds zijn' gebleken. Ondeskundigheid van ambte naren, paperassenlawines, corrupties, be voorrechting van bepaalde personen of be drijven enz. Gevolgen: wrevel en verzet. Het bedoelde voorontwerp wil nu, dat de orde ning meer zal worden beïnvloed door de belanghebbenden zelf. De minister kan dit slechts op één wijze bereiken en wel door den boer zijn vrijheid terug te geven. Dan kan de bóer met volle verantwoordelijkheid ordenen op eigen bedrijf. Zoodra men hem echter tot grootere of kleinere groepen ver- eenigt en dwingende productieregelingen gaat voorschrijven van wie dan ook'afkom stig, vervalt men onmiddellijk in dezelfde fouten, die het tegenwoordige systeem aan kleven. En met alle respect voor de be staande bedrijfsorganisaties, waarop de mi nister zich beroept, moet spreker consta- teeren, dat die bedrijfsorganisaties voor de taak van productieregelaars steeds volkomen hebben gefaald en hebben moeten falen, om dat dit in den aard der dingen ligt. Spreker wijst ook op de onoverkomelijke tegenstelling in de wet zelf, waarin eener- zijds deze organisaties de aangewezen in stanties voor de regelingen worden genoemd, doch waarin anderzijds de minister het recht heeft van veto, indien de regelingen strijdig zijn met het algemeen belang. En tot nu toe is er, merkwaardig genoeg, geen enkele re geling voorgesteld, die niet strijdig was met het algemeen belang! Uit de beschouwingen in het voorontwerp over prijszetting t.o.v. het buitenland blijkt, dat de opsteller van dit ontwerp niet staat huishoudkundig, doch veeleer als koopman geldhuishoudkundig en daarom verkeerd heeft gedacht. Wanneer men ten slotte den geheelen internationalen handel slechts van de zijde der geldinkomsten ziet, is het pro bleem onoplosbaar. Dat in het voorontwerp met nadruk ge zegd wordt, dat de bedrijfsorganen zich niet zullen bezig houden met de belangen, welke meer specifiek die van den handel zijn, is weer een tegenstrijdigheid. Immers de prijs regeling, de regeling van den afzet, van den uitvoer enz. zijn regelingen, die direct en in direct den handel aan banden leggen. De ordening kan beter chaotiseering heeten. Het komt er nu pp aan, of de geest onder de Nederlandsche boeren een zoodanige is, dat de verlokking van voorgespiegelde gun stige financieele resultaten, zooveel invloed heeft, dat men zich door een dergelijke „or dening", die beter „chaotiseering" mag hee ten, zal laten beïnvloeden en zich voor goed de vrijheid zal laten ontnemen. Dan ver dwijnt meteen den zin van het bestaan, zoo als destijds in de vervalperiode van het Ro~ meinsche rijk, dat door soortgelijke orde ningsmaatregelen economisch en cultureel totaal ten gronde is gericht. De tijd kwam, waarin de handel verviel, de koopmansstand verdween, de werkloosheid permanent groot werd en de boeren tot slaven werden, waar bij zij vaak op gevaar van gegrepen en ver oordeeld te worden, vluchtten naar de bar baren, waar zij de vrijheid vonden, die zij in het beschaafde Romeinsche Imperium hadden verloren. Van den geest, die in het Nederlandsche boerenvolk leeft, zal het afhangen of wij ons op den verderfelijken weg van den on dergang zullen blijven laten leiden, of dat wij de kracht zullen hebben om tot een hoo- geren vorm van vrijheid te komen. Maar dan moeten wij een weg inslaan, die geheel te gengesteld is aan dien, welke in het voor ontwerp landbouwordeningswet wordt ge- teekend. Wij' moeten naar de aanvaarding van den goederen-overvloed, naar de stabi liseering van het prijspeil door middel van reserveering der overschotten van agrari sche stapelproducten. Spr. eindigde zijn betoog, met er op te wijzen dat de landbouw in een behoorlijke verhouding tot den handel moet staan en dat productiebeperking als strijd tegen de stad verkeerd is. Gestreefd moet worden naar samenwer king in het belang van de samenleving als geheel. Daarvoor is het noodig, dat men zich niet laat verblinden door het goud, maar dat men met God en den mensch voor oogen, onze politiek gaat ontwikkelen. Deze weg staat voor 100 pCt. in tegenstel ling met den weg in den landbouwordenings wet neergelegd. (Applaus.) Hierna werd gepauseerd, waarna in de middagvergadering verschillende vragen werden beantwoord. Het inkuilen van gras. De rij kslandbouwvoorlichtingsdienst voor Noordholland verzoekt ons mededeeling 'van het volgende: Bij vele graslandgebruikers dient zeer bin nenkort uitgemaakt te worden, op welke manier zij het gras zullen inkuilen of ensi- leeren. De nu vrijwel beëindigde stalvoeder- periode heeft op veel punten van het gras- kuilvraagstuk wederom het licht doen val len, waarvan wel een van de belangrijkste was de groote verscheidenheid van de eind producten van allerlei soorten ensilages. Teneinde een zoo nuttig mogelijk effect van het graskuilen te bevorderen, volgt hier onder een z.g. gemeenschappelijk advies van de Landbouwvoorlichtingsdienst voor Noord holland. Dit advies is in onderling overleg opge maakt, nadat daaraan een conferentie met de H.H. Directeur van de Physiologische en Bacteriologische Afdeelingen van het Rijks landbouwproefstation te Hoorn was vooraf gegaan. Het uitgebreide onderzoek van het Rijks landbouwproefstation te Hoorn heeft zeer belangrijke resultaten opgeleverd. Deze re sultaten zijn reeds ten deele gepubliceerd. Teneinde hét practische effect van het werk van het R. L. P. S. zoo groot mogelijk te doen zijn, is door ondergeteekenden een en ander in een vereenvoudigden vorm samen gevat. Met dit geschrift wordt niet beoogd het maken van propaganda voor het inkuilen van meer gras in plaats van de winning van hooi. De voordeelen van het inkuilen van voor- jaars- en/of herfstgras zijn bekend. Het stelt den veehouder in staat meer voedsel voor den winter uit eigen bedrijf te halen dan bij uitsluitend hooiwinning. Van de zijde der zuivelbereiding doen zich ernstige bezwaren voor tegen het kuilgras met het oog op de kwaliteit der producten (boter en in het bijzonder kaas), welke de hooivoedering niet heeft. Door groote zorg aan de melkwinning te besteden kan de kuilsmaak aan boter wellicht grootendeels voorkomen worden, maar t.ó.v. de kaas is de besmetting der melk, geleverd aan de fabriek, dus van vele boerderijen afkomstig, met. schadelijke bacteriën niet geheel te ver mijden. Dientengevolge is er alle kans, dat de kaas bij het ouder worden, en vooral, wanneer zij blootgesteld is aan de hoogere tempera tuur van warme streken (export-kaas) ern stige gebreken (laat los en knijpers) krijgt, en dus een onbetrouwbaar product is. Dit gevaar bestaat bij alle methoden van- inkuilen, ook bij de inkuiling met behulp van mineraalzuur. Om de nadeelige gevolgen zoo klein moge lijk te maken, is het zeer gewenscht, dat de voedering van kuilgras beperkt blijft tot de koude tijd des jaars uiterlijk begin Maart en dat de zuivelfabrieken door controle op de geleverde melk de schadelijke gevolgen van het voederen van slechte kuilen en slechte melkwinning bestrijden. Wij willen nu eenige wenken geven over het inkuilen zelf. Rekening houdende met de wenschelijk-, heid, dat het in vele gebieden omstreeks begin Maart wel afgeloopen dient te zijn met het toedienen van kuilgras aan melk vee, kan de maximaal benoodigde hoeveel heid kuilgras gedurende de periode Novem berMaart op ongeveer 25003000 K.G. per melkkoe geschat worden. Per H.A. voorjaarsgras moet men op on geveer 20.000 K.G. massa rekenen. Na inkuilen blijft er dan ten naasten bij 1518.000 K.G. massa voeder beschikbaar. Hieruit valt af te leiden, dat er bij het in kuilen van voorjaarsgras per 6 stuks melk vee 1 H.A. gemaaid kan worden. Natuurlijk staan deze cijfers niet absoluut vast, zij die nen slechts als richtlijn. Eenvou.digheidshalve kunnen wij de manieren van inkuilen splitsen in twee groepen. De eene manier bestaat uit ensilage zonder eenige toevoegingsmiddelen, d« andere methode kenmerkt zich juist door het gebruik van zulki middelen. De ouderwetsche manier biedt zooveel ri sico, wat betreft verliezen aan goed verteer bare bestanddeelen en kwalijk riekend eind product, dat wij daarover geen enkel gun stig perspectief meer durven te openen. Indien men gaat inkuilen is het o.i. slechts alleen dan met eenige zekerheid op; eén goed eindproduct mogelijk als men een methode kiest, waarbij toevoeging van nader te noemen stoffen plaats heeft. Het heeft weinig zin een opsomming te geven van de verschillende stoffen, .die bruikbaar zijn, temeer waar wij deze stoffen kunnen samenvatten in twee groepen, te weten de koolhydratengroep en de minerale- zuren groep. Van de koolhydraten is wel de meest bruikbare stof de, met 10 zout, gedenatu reerde suiker, terwijl tot de minerale groep gerekend wordt het z.g. Finsche zuur. Het z.g. Defu-zuur vindt toepassing onder gelijk tijdige toediening van "wat suiker. Wat men ook toevoege, een eerste ver eischte voor een goed resultaat is een nauw keurige werkwijze. Die nauwkeurigheid be staat niet alleen uit een juiste opbouw van de grashoop of het goed vullen van een silo, maar vooral ook uit een zoo gelijk matig mogelijke verspreiding van de toe te voegen stof. Het eindresultaat zal gelijk matiger en beter van samenstelling zijn, naarmate men de suiker of het zuur regel matiger over al hetgeënsileerde materiaal heeft verdeeld. Het procédé in de grasmassa wordt nage noeg geheel beheerscht door de snelheid en de hoeveelheid van de melkzuurvorming. Ontstaat dit zuur in voldoende mate, dan beteekent dit het behoud van het kuilpro- duct. Over 't algemeen vertoonen goed ge slaagde kuilen een zuurgraad in de massa, welke ligt beneden de waarde pH 4,2, wetende dat in deze biologisch materiaal altijd variaties geeft. In die gevallen, waar deze zuurgraad niet genoeg benaderd wordt, gaat,na verloop van tijd, het dan aanwezige melkzuur over in boterzuur, met alle nadeelige nevenver schijnselen. Dit hebben wij o.a. in het afge loopen seizoen zelf geconstateerd, toen bij controle bleek, dat graskuilen van goede kwaliteit enkele maanden later veel slech ter waren gewerden zonder nadeelige in vloed van buiten af. Het bevorderen van het gunstige melk zuur-stadium is nu langs twee verschillende wegen mogelijk. In de eerste plaats door toepassing van de werkwijze volgen de Finsche methode. Hier door schept men direct een gunstige zuur graad. Een nauwkeurige toepassing van deze methode beteekent dan ook vrijwel steeds een goed eindproduct. Wij weten echter, dat er bezwaren tegen dit systeem zijn aan te voeren, waarvan een van de voornaamste is de onttrekking van mineralen aan hot gras. Hierdoor blijft extra toediening in de vorm van geslibd krijt en/of sodex noodzakelijk. Hoe eiwitrijker het materiaal is, des te eerder is de zuurmethode te verkiezen. Waar vooral het herfstgras gewoonlijk heel wat armer is aan koolhydraten en daardoor eiwitrijker, verdient bij het inkuilen van dat product gebruikmaking van mineraal zuur ernstige overweging. Door toevoeging van suiker is eveneens een uitstekend kuilproduct te bereiden. De altijd aanwezige melkzuurbacterieën maken dankbaar gebruik van de makkelijk verteer bare suiker om daaruit melkzuur te produ- ceeren. Langs dezen weg bereikt men, bij voldoende suikertoevoeging hetzelfde als bij de zuurmethode. Bij suikertoevoeging heeft men het voor deel, dat het conserveeringsmiddel bestaat uit een stof, die grootendeels z'n voedings waarde behoudt door dat de verbrandings- waarde van het gevormde melkzuur maar weinig minder is dan die van de suiker. Wel gaat er een deel van het zuur weg met het perssap,- maar het restant is tén slotte vol komen verteerbaar voedsel; dit in tegenstel ling met mineraalzuur. De suikerensilage verdient, naast de minè- raalzuur-ensilage, zeker aanbeveling voor het voorjaarsgras. Teneinde voldoende homogene verdeeling te verkrijgen is het noodig de suiker op te lossen. Men heeft ongeveer 1,5 suiker (van de grasmassa)noodig. Indien men rekent op ongeveer 20.000 K.G. kuilgras per H.A., wil dit zeggen dat men voor 1 H.A. kuilgras 300 K.G. suiker moet gebruiken. De suiker lost uitstekend op in water of in wei. Dit laatste artikel is als oplosmiddel best bruikbaar. Voor 1 H.A. moet men reke nen op ongeveer 600800 liter benoodigde wei. Hoe béter de vloeistoffen worden ver deeld, des te nuttiger is het effect. Vraagt mer. ten slotte, welke methode de voorkeur verdient, dan moeten wij, daarop het antwoord schuldig blijven; waarschijn lijk is het juister in het voorjaar suiker te kiezen en voor het najaar mineraalzuur. Hier mag niet onbesproken blijven, dat het kuilgras nog een vrij groote waarde toekomt in verband met' het gehalte aan vitamine A. Het voederen van kuilgras demonstreert zich dan ook altijd in de mooie kleur van de melk, ook tijdens de stalpeciode. Indien eenigszins mogelijk is het verstan dig het gras niet te nat te ensileeren. Kan men gedurende de korte kuilperiode het werk zoo inrichten, dat men overdag maait, dan verdient dat aanbeveling. Goed vasttrappen van het gras tegen de wand van de silo en goed rondhouden van de kop zijn vanzelf sprekende zaken. Een snelle uitvoering van het geheele proces is ook nog het beste, terwijl men bij de afdekking niet te zuinig moet zijn met de dikte van de grondlaag. Wij hopen hiermede eenige richtlijnen te hebben gegeven voor de komende kuil periode, in de verwachting dat de practijk er baat bij moge vinden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8