Waar het recht zijn loop heeft. GEMEENTERAAD VAN BERGEN. ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 28 APRIL 1937 Arrondiêsements-Rechtbank te Alkmaar Verdacht brandje te Medemblik voor het voetlicht de officier eiscftf één jaar gevangenisstraf. (Zitting van Dinsdag 27 April). Belastingplaatjes- en fietsendiefstal. In de eerste plaats stonden voor de Alkmaarsche Arrondissementsrechtbank te recht de arbeider Ch. F. B. B. uit Bergen en de electricien N. H. H. J. M., eveneens te Bergen woonachtig, verdacht van rij wieldiefstal en diefstal van belastingplaat jes. Verdachte B. had allereerst op eigen houtje een tweetal rijwielen ontvreemd ten nadeele van W. G., en het excuus van verdachte voor deze daad was, dat hij de rijwielen gestolen had om op die wijze aan geld te komen voor M., die onder behoef tige omstandigheden leefde. Tezamen had den zij later ten nadeele van W. Gootjes en J. M. Thomas een paar rijwielplaatjes entvreemd. Het tweetal bleek een soort van duo zitting fabriekje te hebben. Door den psychiater dr. G. Hoeneveld Werd een rapport inzake verdachte B. uit gebracht en de conclusie hiervan was, dat hÜ niet volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Ook het raport van 'den ambtenaar der reclasseering, den heer H. Wiggers, deed melding van een min derwaardigheidscomplex. De officier van justitie requireerde te gen verdachte M. een gevangenisstraf voor den tijd van 5 maanden en tegen B. een gevangenisstraf van 3 maanden met af trek van ongeveer 3 maanden preventief. De verdediger mr. Smal toonde aan hoe feitelijk beide verdachten het slachtoffer van de omstandigheden zijn geworden. De rijwielen zoowel als de belastingplaatjes, Zijn aan de eigenaars teruggegeven, zoodat geen schade is geleden. Pleiter vreesde bovendien dat de verdachten, indien zij een gevangenisstraf moeten uitzitten, na derhand geen bestaansmogelijkheid meer aouden hebben, daar hun duo-fabriekje dan geheel zou verloopen. Pleiter meende 'dat er voldoende garantie was voor een niet in herhaling vallen, wanneer beiden verdachten een voorwaardelijke gevange nisstraf werd opgelegd. Uitspraak Dinsdag 4 Mei. Een droevige geschiedenis. Op 19 Maart had een zekeren D. B. een bezoek gebracht aan mej. H. E. R., wonen de te Alkmaar en het resultaat hiervan was geweest dat de bezoeker zich bij zijn vertrek bestolen meende voor een bedrag van 30, dat hij aanvankelijk in den vorm van twee bankbiljetten respectievelijk één van 10 en één van 20, in zijn portemon- naie had gehad, doch dat hij vóór hij de woning van mej. B. was binnengegaan, „veiligheidshalve" in zijn broekzak had gestopt De getuige was niet terechtszitting ver schenen. De verdachte bekende den diefstal ge pleegd te hebben en zeide het geld eenigen tijd later uit angst voor ontdekking te heb ben verbrand, een bewering die grond van waarheid had, daar de politie inderdaad resten ervan in. de kachel had gevonden. De officier van justitie requireerde, in verband met bovenstaande, een gevange nisstraf voor den tijd van 3 maanden. De verdediger mr. C. A. de Groot schet ste de allerdroevigste levensomstandighe den van verdachte, die toch werkelijk alle pogingen deed om fatsoenlijk door het le ven te komen. Moeilijkheden met haar huisbaas hadden de verleiding te groot ge maakt en pleiter achtte alleszins termen aanwezig om de uiterste clementie toe zou passen. Uitspraak Dinsdag 4 Mei. Brandstichting te Medemblik? In den avond van 30 Januari werd Me demblik opgeschrikt door een feilen uit- slaanden brand in de woning van den koopman en handelaar in manufacturen H. W., wonende aan de Westhavenstraat aldaar. In een minimum van tijd stond het huis in lichterlaaie en de brandweer kon zich per slot van rekening beperken tot het nathouden van de omliggende percee- len. De opmerkelijke snelheid waarmede het vuur zich verbreid had, had direct een eigenaardig licht op dit brandje geworpen, zoodat al spoedig de meening post vatte dat er een „luchtje" aan zou zijn. Een on middellijk ingesteld onderzoek van eenige plaatselijke deskundigen leverde niet het gewenschte resultaat op, zoodat te elfder ure de hulp van den deskundige Ch. J. v. Ledden-Hulsebosch werd ingeroepen. En inderdaad meende deze symptomen te vinden, die er op wezen dat hier van brandstichting sprake zou zijn geweest. En zoo stond dan de eigenaar van de zaak W. wegens brandstichting terecht. De verdachte ontkende het ten laste gelegde hardnekkig. Hij gaf toe verzekerd te zijn geweest voor een totaal bedrag van 2000. Dr. van Ledden-Hulsebosch, die mini- tieuze onderzoekingen in deze kwestie had verricht, vertelde in de eerste plaats dat de brand in den kelder moest zijn uitge broken. Het eigenaardige hierbij was, dat de brand speciaal in een paar kasten bij zonder fel gewoed moet hebben. Dit was later nog duidelijk waarneembaar geweest. Tot de overtuiging dat de brand opzette lijk was gesticht, was de deskundige geko men door 't feit dat hij in een der kasten 'n hoop papier ontdekt had die van boven kletsnat was geweest van het bluschwater, terwijl de hoop van onderen geheel in pe troleum gedrenkt was geweest. Verdachte had hiertegen aangevoerd dat er in de keuken boven de kast waarin het papier was gevonden, een petroleum bus had gestaan, die waarschijnlijk, tijdens den brand, zou zijn omgevallen. De deskundige voerde tegen deze bewering evenwel aan dat, aangenomen dat de petroleum niet lang voordien zou zijn gaan branden, in dat geval de papierhoop van boven nat ge weest zou zijn van petroleum en in geen geval meer bluschwater zou hebben geab sorbeerd. Overigens vond getuige het ge heel onaannemelijk dat in een fel bran dend huis de petroleum nog gelegenheid zou krijgen om onverbrand door den vloer in de bewuste kast te loopen. Ook het korte tijdsbestek waarin de brand zich had ontwikkeld tot een ware vuurzee was voor den deskundige een be wijs dat er in den kelder bijzondere brand bare stoffen aanwezig waren geweest, ter wijl uit de verklaringen van ooggetuigen was gebleken dat op twee plaatsen in den kelder het vuur fel had gewoed. Uit het verdere getuigenverhoor bleek dat de eerste symptomen van den brand waren waargenomen door den buurman van W., den visscher Th. N. Gieling, die een vreemde brandlucht had waargenomen. Dit was te ongeveer kwart over 9 ge weest. Later had een slagersknecht een rookkolom gezien en toen een nader onder zoek was ingesteld was te ongeveer 10 uur gebleken dat het huis van W. in brand stond. Het requisitoir van den officier van justi tie was hoofdzakelijk gebaseerd op de ver klaring van den deskundige dr. van Ledden Hulsebosch. Spr. ging eerst in chronologi sche volgorde de gebeurtenissen van den bewusten avond na. Uitvoerig stond de offi cier bij het deskundige onderzoek stil daar dit volgens hem wel zonneklaar aantoonde, dat er hier niet van een toevallige omstan digheid sprake kan zijn. Er was behalve verdachte niemand anders in het huis ge weest en vooral de geschiedenis met de met petroleum doordrenkte papierhoop wees op moedwillige brandstichting. Spr. requireerde ten slotte tegen W. een gevangenisstraf voor den tijd van een jaar. De verdediger, mr. van der Loos, begon zijn pleidooi met te wijzen op het zeer zwakke bewijsmateriaal. Hoe zwak dit was bleek volgens pleiter wel uit het feit, dat uiteindelijk dr.van Ledden Hulsebosch erbij was gehaald. De verklaringen van de overige getuigen hadden naar pleiters mee ning ten aanzien van de brand zelf feitelijk niets concreets gebracht. De zoogenaamde felheid van den brand was volgens pleiter ook niet zoo heel erg, daar de getuige Gieling reeds om kwart over 9 een brand lucht had geroken, terwijl de brand eerst om ongeveer 10 uur werd ontdekt. Ver dachte had bovendien in den loop van den zelfden dag nog een partij manufacturen ter waarde van ongeveer 40 met den vracht rijder aangekregen en verder had een der getuigen hem later met een paar kostbare schaatsen in huis zien verdwijnen. Derge lijke dingen brengt men toch niet te elfder ure in zijn huis wanneer men het plan heeft dit in brand te steken. Verder was de slagersknecht, die den brand het eerst ont dekte, verdachte op straat tegengekomen en had hem verteld wat er aan de hand was. Verdachte was toen kennelijk ge schrokken en was voor zooveel de gladheid van den weg dit toen toeliet zoo vlug als hij kon naar huis gerend. Uit alles kwam pleiter tot de conclusie, dat er hier geen enkele grond is, dat ver dachte den brand heeft gesticht. De verze kering was niet te hoog en ook voor het overige was er geen enkel redelijk motief voor de daad te vinden. De verdediger concludeerde dan ook tot vrijspraak. Na re- en dupliek werd de uitspraak be paald op Dinsdag 4 Men De Nijenrode-zaak na de pauze. Na de pauze zet het Amsterdamsche Hof het getuigenverhoor voort. Koning komt voor het getuïgenhekje. Hij vertelt, dat hij vóór de inbraak wel eens serieuse zaken met Onnes heeft gedaan President: Hebt u nooit serieus onderhan deld over verkoop of beleening van schilde rijen met Onnes? „Nooit", zegt getuige Koning met klem. In Februari, toen de plannen voor de inbraak werden gemaakt, sprak ik met Onnes af, dat we zouden correspondeeren over de Nicolaas Maes en de twee Van der Veldes. Maar twee van de drie schilderijen waren toen voor mij al twee maanden van de baan. President: Dus camouflage. Getuige: Juist, en ik heb nooit iets anders beweerd. President: En die brief aan Groeneveld dan, waarin u schrijft, dat de prijzen te hoog waren, ofschoon het werk prima was. U ver zoekt in dat epistel de vaststelling van een lageren prijs. Koning: Dat briefje schreef ik op verzoek van Groeneveld. President: De Groeneveld's ontkennen dat. Koning: Dat moeten zij weten. Direct na de inbraak op 2 Maart, zegt de president, las u het gebeurde op het kasteel in de courant. Juist antwoordt Koning ik wist nog van niets. Ik las 't verhaal in de courant. Ik wist alleen, dat de inbraak vóór 1 Maart moest worden uitgevoerd. President: Niet erg beleefd van Witbaard om u niet direct te vertellen, dat de order was uitgevoerd: Hij had toch van u opdracht gekregen om in te breken Koning (haastig): Pardon om te ver huizen. Zoo noem ik het liever. De president leest dan een brief van Koning van 11 Maart voor. Ook die brief gaat over de drie schilderijen en eindigt: „Ik zal dankbaar zijn voor een spoedig be sluit". Koning: 't Ging om den laatsten zin; de jongens werden lastig en wilden geld zien. President: De laatste zin luidt: „Met de meeste hoogachting en vele groeten". Die zin zult u zeker wel niet bedoelen. Koning repeteert dan nog eens het ver haal, dat hij reeds vele malen deed: ik moest geld hebben, want die kerels dreigden me dag en nacht en Onnes zat op fluweel Op 9 Mei, dus geruimen tijd later, volgt weer een dringend verzoek om een „defini tief besluit". In dien brief vraagt Koning, waar hij Onnes te Amsterdam kan ontmoe ten. President: Onnes zegt, dat van zijn kant van camouflage geen sprake was Get. Koning: Ieder, die de brieven met aandacht leest, weet waar hij aan toe is. Als 'k ooit nog eens een gecamoufleerde briefwisseling moet opzetten, zal ik 't beter doen. Zeer uitvoerig bespreekt de president dan weer de verschillende telefoontjes tusschen Onnes en Koning omstreeks de inbraak, als mede de dreigbrieven, door Witbaard aan Onnes gestuurd, die in hoofdzaak door Koning zijn opgesteld. In groote trekken behandelt het Hof dan met verdachte het gebeurde in den nacht van de inbraak. Mr. Jolles brengt enkele be lastende punten naar voren, doch onver zwakt handhaaft Onnes zijn verdediging: van inbrekers wist ik niets Pres.; Nadat u de verzekeringssom had geïncasseerd, bleef u nog steeds correspon deeren met den man, die u chanteerde, zoo als u zegt. U schreef o.a.: „Ik zou het zeer op prijs stellen u te spreken", en „met de meeste hoogachting" zoo schrijft men toch niet aan een chanteur. Koning wil dan eenige mededeelingên over de betaling van een wissel doen. Op verzoek van de verdedigers van Onnes wor den de deuren gesloten, omdat dat de voor waarde is, die Koning stelde. Na tien minuten is Koning gereed met zijn verhaal en worden de deuren heropend. Nadat Koning nog eenige vragen zijn ge steld, schorst de president de behandeling tot Donderdagochtend. DE PLAN VAN DEN ARBEID - VLAG. Drager tot een gulden boete ver oordeeld. Op 1 Mei van het vorige jaar maakte de Amsterdamsche politie proces-verbaal op tegen den drager van een plan-van-den- arbeid-vlag, daar deze h.i. een opzichtig teeken was, uitdrukking van een bepaald staatkundig streven. De kantonrechter wees in deze princi- piëele zaak een vrijsprekend vonnds. In hooger beroep echter vorderde de officier een geldboete van een gulden. De Amsterdamsche rechtbank wees gister vonnis en veroordeelde den drager van de vlag tot een gulden boete, daar zij het uniformverbod waaronder deze zaak valt, overtreden achtte. Hei kampeerverbod blijft gehandhaafd Een drie-daagsche kermis in Juli. De raad kwam gisteravond ten 8 ure, onder voorzitterschap van den burge meester, mr. H. D. A. van Reenen, bijeen ter voortzetting van de agenda die de vorige week niet kon worden afgehandeld. Afwezig wethouder Miltenburg. Voor kennisgeving werden aangenomen: aanneming hunner benoeming tot leden van het B. A. door de heeren L. den Das en C. Zwakman Dzn.; aanneming hunner benoeming tot leden van de commissie tot wering van schoolverzuim door de heeren R. Wiarda en J. A. Haakman; goedkeuring op de besluiten tot over name van grond aan den Achterweg, langs den Heerenweg, tot ruiling van grond langs den Bergerweg, tot ruiling van eeni ge slooten langs den Bergerweg, tot on derhands verhuren van gemeentelande- rijen; tot goedkeuring van de verordening op het heffen van vergunningsrecht; tot goedkeuring van de salarieering van een kweekeling met akte tot 400; tot uit voering in werkverschaffing van het maken van een aarden baan vanaf Berger wegNesdijk tot de Noordlaan; een be richt van Ged. Staten dat de gemeente zich bij een verwerkingsinrichting moet aan sluiten; een schrijven dat Ged. Staten 21 April in openbare zitting het bezwaar schrift tegen het raadsbesluit tot het in stellen van een kermis behandelen, als mede de jaarverslagen van het Centraal ziekenhuis, de Kamer van Koophandel en de Vereeniging van Nederlandsche ge meenten. Het kampeeren in Bergen blijft verboden. B. en W. stelden voor afwijzend te be schikken op het voorstel van de raadsleden Brak, den Das en Hemelrijk en op het verzoek van de Berger Winkeliersvereeni- ging om het kampeeren in Bergen op bescheiden schaal weer mogelyik te ma ken. Wethouder den Das vormde te dien aanzien een minderheid ini het college. De heer Brak betoogde, dat zijn frac tie aan bona-fide kampeerders de gele genheid op bescheiden schaal wil geven, omdat dit mogelijk is zonder overlast. Rekening is gehouden met een bepaald aantal kampeerders op een terrein waar voor de eigenaar vergunning van B. en W. behoeft. Rekening is gehouden met de veiligheid, de zedelijkheid en de luidruch tigheid. Spr. veronderstelde dat daartegen geen bezwaren kunnen bestaan. De heer S w a a g zeide, dat zijn bezwa ren nog onveranderd zijn en wees er op, dat de middenstand verzocht het kam peeren van kinderen toe te staan. De heer Dingerdis betoogde, dat het groote kampement de druppel was die den emmer deed overloopen. Aan het Nachtegalenlaantje heerschten reeds daar vóór ongewenschte toestanden, zoodat het niet juist is dat het groote kampement de oorzaak was. De heer Zeiler zag destijds het kampeeren als een groot nadeel en spr. onderschreef dit ook thans. Dr. H e m e 1 r ij k constateerde, dat de discussies teleurstellend dreigen te worden. Tegen een goed geregeld kampeeren wor den geen argumenten aangevoerd. Spr. heeft respect voor zedelijkheidsmotieven, maar weinig begrip voor de zedelijkheid bij kermislol, waartoe zonder argumenten werd besloten bij een verbod van ge ordend natuurleven. Degenen die het kampeeren op zedelijkheidsgronden ver- oordeelem, veroordeelen daarmede alle ge meenten die het toestaan. Zegt men dat 't voor Bergen ongewenscht is, dan moet men gronden aanvoeren en dit deed men niet. Het economisch belang van Bergen en het karakter als pensionplaats kan ge schaad worden, maar dat moeten de hee ren van het Middenblok, die gekozen zijn als zelfstandige onafhankelijke personen, maar die in tegenstelling daarmede in den raad als elke andere partij als een blok optreden, aantoonen. Wij oordeelden het overeenkomstig het karakter van Bergen ongewenscht dat hier een kermis wordt gehouden en wor den daarin gesteund door de organisaties die het middenblok in den raad brachten. De vreemde houding van het middenblok komt hierdoor wel sterk naar voren. De argumentatie ten aanzien van de kermis is wel zeer zwak en op dezelfde matige gronden is dit blok tegen het geordend kampeeren. Laat men niet afstemmen zon der een geargumenteerde bestrijding. Het eenig argument was toen dat 't moeilijk te regelen was. Laat men de door ons voor gestelde regeling becritiseeren. Kampeerders, waarover niemand te klagen heeft, brengen ook hun baten aan den middenstand, die het van den zomer moeten hebben. Niemand zal aarzelen het aantal huur ders te vergrooten en vermeerdering der kampeerders, onder controle, wijst men af. Wij zijn bereid de regeling zoo te maken dat alle bezwaren ondervangen worden. Er is een algemeene vereeniging die kaar ten uitgeeft en bij klachten worden de kaarten ingetrokken. Als toelatimgseisch kan men deze kaarten als eisch stellen dan is de contróle reeds centraal uitge oefend. Men kan ook regelen stellen dat aanstootelijkheden aan den weg worden vermeden en eischen aan de hygiëne stel len en voorkomen dat er groote kampe menten komen. Ook bestaat de mogelijk heid een centraal terrein aan te wijzen. De heer V r ij e kon dit betoog niet be wonderen. Wij krijgen een veeg, terwijl wij onze argumenten nog niet naar voren hebben gebracht. Persoonlijk heeft spr. als administrateur van de Ned. herv. kerk destijds geconstateerd hoe een terrein aan het Nachtegalenlaantje misbruikt werd. Alle bewoners vonden papieren in hun tuin en op het terrein stonden de tenten tent aan tent. Wij gunnen hun de vacantie wel, maar de Veluwe is zoo groot en in Schoorl is het ook aardig. Een oordeel over andere gemeenten wil spr. niet uitspreken, maar zooals het in Castricum gaat en IJmuiden is spr. er gen bewonderaar van. De heer El lis verwonderde zich er over dat dit voorstel kwam van de soc.- dem. fractie, die steeds opkwam voor het vreemdelingenverkeersbelang. Haalt men dergelijke gasten, dan trekken de goeien weg. Er komen toch al door de lage huren elementen die men niet wenscht en wie zal beletten dat men bij de huizen nog tenten plaatst? Dr. H e m e 1 r ij k Dat is te onder vangen. Weth. Macdonald Men kan alles reglementeeren, maar onze politie schiet te kort voor de contróle op het kampeeren, De voorzitter heeft gezegd dat hij daar voor een aparten man noodi'g heeft en daar is spr. tegen. De heer Brak: Dat is een zeer zwak argument. Men kan bij elke verordening die wij in het leven roepen, dit argument gebruiken. Elke eigenaar heëft een ver gunning noodig. De controle zoo een voudig mogelijk. Spr. zei nog eens met nadruk, dat de zijnen bereid zijn aan excessen een einde te maken. Aan het bezwaar door den heer Ellis genoemd is een einde te maken. In Bergen wonen oogluikend nog gezinnen in zomer woningen. De voorbeelden van den heer Vije uit het verleden zijn voorbeelden uit het on geordend verleden. Wij willen de terrein oppervlakte aangeven, zoodat op 1000 M2. hoogstens 5 kampeertenten mogen staan. Het voorbeeld van Castricum is geen ver gelijking. Daar heeft men een zeer groot kampeerterrein. Dat willen wij niet. Ook de toestanden aan den zeekant elders zijn niet overeenkomstig ons voorstel en spr. constateerde, dat bestrijding van het voorstel is uitgebleven. De heer Voute begreep de zeer be scheiden schaal niet. De terreinen zijn niet gelimiteerd. Men kan overal aanvra gen en van B. en W. is het zeer moeilijk daar selectie aan te brengen. Spr. voelde overigens het meest voor het argument van den heer Macdonald. De heer Koning heeft de eer gehad kamphouder te zijn geweest. Er waren goede en minder goede en spr. was blij dat het verbod kwam. De heer Ellis bleef er bij dat toe zicht niet mogelijk was. Voor spr. stond vast dat de goede gasten door de kampeer ders zullen vertrekken. Weth. den Das betoogde, dat alle argumenten gebaseerd waren op wat ge beurd is bij het ongereglementeerd kam peeren. Toen zijn er fouten gemaakt, die wij willen ondervangen. De toestanden van vroeger hadden ook onze instemming niet. Wij gevoelen echter het gemis aan' geoorloofd kampeeren door natuurvrien den met bescheiden inkomens. Ontkend kan niet worden dat een groote verantwoordelijkheid op de schouders varu B. en W. wordt gelegd, doch die dient het college te aanvaarden, vooral daar ook wy een geordend kampeeren willen. Als het kampeeren. toeneemt dan is het zeker mo gelijk een man voor contróle aan te stellen. Spr. oordeelde er alles vóór het voorstel aan te nemen, omdat men daardoor de in komsten van de inwoners verhoogt en ook menschen met kleine beurzen in de ge legenheid stelt van het natuurschoon, in Bergen te genieten. Dr. H e m e 1 r ij k constateerde, dat wel gebleken is dat de zaak te voren al beslist is. Wat men heeft aangevoerd sloeg op het verleden. Wij willen allen de welvaart van Bergen bevorderen en als door kam peerders goede pensiongasten zouden ver dwijnen, dan wilden wij het ook niet. Wij kunnen, evenals bij de drankvergunningen, een beperkt aantal kampeervergunningen vaststellen. Het contrólebezwaar van wetr houder Macdonald is een argument, doch de verordening zal preventief werken, om dat de vergunninghouder de kans loopt dat zijn vergunning wordt ingetrokken. Wethouder Dingerdis: Als men den een geeft, dan kan met het den ander niet onthouden. Het voorstel om het kampeeren tjqe te staan kwam hierop in stemming en werd verworpen met 7 tegen 3 stem men. Vóór dr. Hemelrijk, Brak en den Das. De politieverordening aangepast aan het Motor- en Rijwielreglement. In behandeling kwam hierop het voorstel van B. en W. om de politieverordening aan te passen aan het Motor- en Rijwielregle ment. Bepaald werd, dat men niet zoodanig mag rijden, dat men het verkeer in gevaar brengt en niet met een auto mag rijden als men zoodanig onder den invloed van alco hol verkeert, dat men niet in staat geacht moet worden, het rij- of voertuig naar be- hooren te kunnen besturen. Conform besloten. Aanvulling Politieverordening. Bepaald werd, dat het aan bepaalde per sonen verboden is zich in tapperijen te be vinden. Voorts werd bepaald, dat het collecteeren in de gemeente, in welken vorm ook, zonder toestemming van B. en W. op den weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats is verboden. In overeenstemming met het verzoek van de V.V.V. kwam het tot verwarring aanlei ding gevende art. 6h te vervallen. Ook aan de verkapte bedelarij met liedjes en bedelbrief- jes werd paal en perk gesteld. Bijzondere bepalingen voor Bergen aan Bee niet noodig. Tenslotte brengen B. en W. onder de aan dacht van den raad, dat inlassching in de politieverordening van bijzondere bepalin gen ter regeling van het verkeer te Bergen aan Zee h.i. niet noodzakelijk is, aangezien de aldaar gelegen wegen naar hunne meening als voor het openbaar verkeer opengesteld kunnen worden beschouwd en mitsdien on der de werkingssfeer vallen van de bepalin gen der Motor- en Rijwielwet en van het Motor- en Rijwielreglement. Deze zienswijze, welke het college immer heeft voorgestaan, wordt bevestigd door een arrest van den Hoogen Raad d.d. 10 Maart 1930, A.B. 1930,292. Dit arrest heeft betrek king op de wegen in het rentambt het Loo, welke door den rechthebbende krachtens artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht voor alle motorrijtuigen op meer dan twee wielen waren afgesloten „behoudens schrif telijke vergunning van den Koninklijken Houtvester". Niettemin neemt de Hooge Raad bij dit arrest als vaststaand aan, dat deze wegen als voor het openbaar verkeer openstaand kunnen worden aangemerkt en bijgevolg onder de Motor- en Rijwielwet c.a. vallen. Ten overvloede zy nog medegedeeld, dat de gezaghebbende redactie van het Week blad van den Nederlandschen Bond van Ge meente-Ambtenaren de zienswijze van het college deelt. De heer Voute had wel gehoord, dat er een vrijsprekend vonnis is geweest voor Bergen aan Zee. Was toen de kantonrechter met dit arrest niet bekend. De voorzitter wist dit niet, maar wij moeten ons houden aan een vonnis van den Hoogen Raad en zijn z.i. safe. Weth. d e n D a s wilde ook paal en perk stellen aan verkapte bedelarij, doch inzame lingen van gelden voor een bepaald deel zonder toestemming van B. en W. worden hier steeds, met steunbons enz., gehouden en kunnen thans verboden worden. Nu blijft men vrij daarvoor aanhangers in huis op te zoeken, maar aanbieding van Steunbons aan de deur wordt strafbaar. Spr. vond dit te ver gezocht. Spr. was echter niet in staat geweest een oplossing aan de hand te doen, maar bleef toch zyn bezwaar handhaven. De heer Voute: Het is toch een kleinig heid een toestemming van den burgemeester te vragen. Weth. d e n D as: Als het doel den burge meester niet wel gevallig is, b.v. een inza meling voor Spanje by geestverwanten of steunbons voor de arbeidersbeweging, kan hy die verbieden en dit woog spr. zwaar. Weth. Dingerdis had zich over die bezwaren heengezet. Reeds in 1930 is om een dergelijke verordening gevraagd. Voor spr. geldt het voorkomen van ver kapt bedelen. Dr. H emelryk: Maar verkapt bedelen is een gering onderdeel van wat men nu gaat verbieden. Collecten bij gelijkgezinden was vrij. Nu worden wij afhankelijk van de opvatting van dengene, die de vergunning

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9