Minister Colijn te Alkmaar. PALTHE! Persen! Piekfijn! N GEHEIMEN DIENST as Stad w Om SeuiüetoH PINKSTEREN? Een ovatie gebracht door 4000 menschen. D« regeerïngspolitiek verdedigd. Dr. Colijn aan het woord. Als we zeggen., dat de Korenbeurs Zaterdagmiddag geheel gevuld was met belangstellenden voor de rede van dr. Colijn, dan is dat wel juist, maar toch veel te zwak uitgedrukt. Immers, in deze ruimte, waar men circa 2000 zitplaatsen kan maken, waren onge veer 4000 menschen opeengepakt. Het grootste deel van deze menigte moest I den heelen? tijd staan. Even. over half 3, toen de deuren werden geopend, was de Korenbeurs reeds bezet en nog steeds stroomden de menschen toeMen zocht en vond zelfs een plaats boven op de boxen in den lin kerhoek aan den achterwand van het gebouw. Men liet menschen toe, tot dat de politie er een einde aan maakte. Dat onder deze omstandigheden ver schillende bezoekers het te benauwd kregen en naar buiten moesten wor den gebracht, is geen wonder. Vanuit zeer wijden omtrek Enkhui zen, Wieringen, Hoorn, Helder en Zaan dam b.v. waren al deze menschen naai de kaasstad gekomen, de meesten per autobus. Deze voertuigen, waarvan de meesten waren gesierd met groote foto's van dr. Colijn en oproepen om de a.r. partij te stemmen, vulden een groot deel van het Waagplein. Onder het zingen van va- derlandsche liederen en zoo nu en dan een Psalm (begeleid door een orgel) voel de men het vermoeiende van het staan niet. Tegen 4 uur, toen de tijd daar was, dat dr. Colijn zou binnenkomen, was aan alles te merken, dat men dit als het groote oogentolik beschouwde, er voer een zenuw achtige, onrustige stemming door de zaal en als er bij den ingang eenige beweging was, klonken van den anderen kant reeds de juichkreten. Men kon niet zien wat er gebeurde en wi'de toch tot de eersten be- hoorën, die deri leider der partij verwel komden. Het ongeduld werd op zware proef gesteld, maar eindelijk kwam hij en toen was het alsof aan het hoerageroep geen einde zou komen. En toen het een beetje bedaard was en de voorzitter der vergadering een openingswoord wou spre ken, werd hij nog overstemd door het spontaan aangeheven: „Dat 's Heeren zegen op U daal'," voor welk eerbetoon dr. Colijn wuivend dankte. De opening. Minister Colijn voorging in gebed. Daarna sprak hij een welkomstwoord tot de groote schare op dezen toogdag, evenals tot den spreker van dezen middag, dr. Colijn, aan wiens tour nee door het land hij herinnerde met te zeggen, dat overal hulde en aanhankelijk heid het deel was geweest van den mi nister-president. Spr. constateerde, dat 's ministers daden geheel aansluiten bij zijn woorden en dat hij evenwichtig blijft onder alle omstandigheden. Vandaar zijn reputatie in binnen- en buitenland De vele critiek, over het hoofd van dr. Colijn gegaan, heeft hem niet gebroken, eerder gestaald. Spr. meende, dat de koele Noord hollanders ook wel eens hun hulde willen en mogen brengen aan dr. Colijn, waar heel wat kleinere menschen door andere partijen tot afgoden worden gemaakt. Het is in de afgeloopen vier jaren gebleken, meende spr., dat de minister-president in derdaad ons volk heeft geleid, zooals van hem verwacht was. Spr. hoopte, dat bij de stembus hiervan getuigd zal worden. Maar eindelijk kon toch de heer L. Harms Jr., voorzitter van de centrale a.-r. kiesvereeniging in den kieskring Den Helder, aan het woord komen. Hij begon met te verzoeken samen te zingen Ps. 89 8, waarna hij voorlas Ps. 97 en dan Dr. C o 1 ij n begon met een begroeting van den burgemeester en een dankbetui ging voor de warme ontvangst en consta teerde dan, dan de verstreken helft van den verkiezingsstrijd zich heeft geken merkt door waardigheid. De belangstelling was grooter dan gewoonlijk, waarschijnlijk een gevolg van den zwaren tijd dien Ne derland vaak bij vallen en opstaan en on der het maken van fouten heeft doorge maakt, met als resultaat dat de toestand thans toch wel veel verschilt met dien van 1933. Spr. schilderde den toestand van toen en van nu. In 1933 was er niets wat geen ernstige aandacht vroeg.. Kort vóór de verkiezingen was op de vloot in Indië iets gebeurd, dat bewees dat de gezagsorganen niet meer betrouwbaar konden worden geacht. Daarbij was onze economische toe stand hoogst zorgelijk, land- en tuinbouw en alle aanverwante takken van bestaan waren in een toestand gekomen, dat, als niet spoedig werd ingegrepen, onze bodem cultuur zou zijn verdwenen; in onze tex tielindustrie rookten de schoorsteenen niet meer; de bouwnijverheid was tot een vierde en de scheepsbouw tot een zevende deel van voorheen ingekrompen. En zoo was het met alle bedrijven: de inzinking ging in steeds sneller tempo en de werk- locsheid steeg in dezelfde mate tot bijna 300.000 man. De financiën des lards wer den zeer zorgelijk, er was een tekort van 200 millioen. Onder deze allesbehalve rooskleurige omstandigheden ginger we de verkiezingen in. En hoe is het nu? De land- en tuinbouw en bijoehoorende bedrijven zijn nog niet verbeterd; de uitvoer van onze bodem producten is nog steeds verlamd, doordat het land, dat het meest .voor onze goede ren in aanmerking komt, deze niet kan betalen. Maar toch is de toestand zoo, dat men kan zeggen, dat er bepaalde verbete ringen zijn aan te wijzen en wat meer is de dreigende ondergang is gestuit. En de andere bronnen van volkswelvaart toonen in menig opzicht belangrijke verbetering in Twente rooken de schoorsteenen weer, onze scheepswerven laten hun hamerge- klop weer hooren, onze schepen bevaren weer de zeeën? der wereld. Zeker, er is veel om dankbaar voor te zijn, al is het met. op elk gebied zooals men wel had ge hoopt. De werkloosheid is nog groot. Het aantal geregistreerde werkloozen is nog grooter dan in 1933, op 1 Jan. 1.1. zelfs 77.000 hooger dan op 1 Jan. 1933. Maar men vergete niet dat sinds den? laatstge noemden datum zich 176.000 nieuwe ar beiders voor het productieleger aan meldden tengevolge van toerfhme der be volking en verschuiving terzake van den ecenomischen toestand onder onze inwo ners. Er is dus, als men de zaak goed be schouwt, vooruitgang te constateeren, want men kan berekenen dat 100.00C man méér in het productieproces werkzaam zijn dan vier jaren geleden. Het voornaamste wat we mogen zeggen is wel, dat we weer hoop mogen koesteren ten opzichte van de toekomst van ons land en volk en dat binnen afzienbaren tijd de begrootirg weer in evenwicht zal zijn hersteld. Deze verbeteringen zijn niet uitsluitend het. gevcig van de maatregelen door de regeering genomen, hoewel deze wel ter dege van grooten invloed zijn geweest. Een bedrag van 700 a 800 millioen is in de afgeloopen jaren beschikbaar gesteld voor instandhouding van de bodemproductie; 100 millioen werden uitgegeven voor an dere bedrijven; er werden op 132 soorten goederen contingenteeringen toegepast toen bleek dat 't buitenland onze goederen niet afnam naar de mate die voor ons wenschelijk was; er werden een 50-tal verdragen met het buitenland gesloten waarbij in vele gevallen onze uitvoer toe nam. Door al deze maatregelen, zijn ons land en volk in stand gebleven en in staat gesteld een goed gebruik te maken van de verbetering in de wereldconjunctuur, ont staan in de laatste maanden. De „aanpassing" verdedigd. Spr. releveerde twee der grootste grie ven, welke men in de afgeloopen vier jaren tegen de regeering heeft ingebracht: men heeft haar aanpassingspolitiek een kardinale fout genoemd en men verweet haar dat zij niet voldoende deed om den geesel der werkloosheid te bestrijden of minstens te verzachten. Spr. wees erop, dat men zich toch, als de: omstandigheden zich op beduidende wijze ten nadeele wijzigen, bij die ver anderingen van inkomen moet aanpassen. Wat doet b.v. een vrouw, als haar man haar plotseling ontvalt en met hem de kostwinning sterk is verminderd? En wat doet een zakenman, als zijn winsten, in verlies gaan verkeeren? Zij allen passen zich toch als vanzelf aan bij hun nieuwe omstandigheden. En zou dezelfde plicht niet gelden voor den staat? Die staat heeft toch geen boomen, waar men maai aan heeft te schudden om goud te krijgen! De staat bezit niets voordat hij zijn hand in de zakken der burgers heeft gestoken en nu hadden die burgers op geen stuk ken na meer zooveel als voorheen! Het zou onder die omstandigheden van de overheid een misdaad zijn geweest als zij nog méér geld uit die deels leege zakken nad gehaald, zooals men dat van haai eischte. De a a n p a s s i n g s p o 1 i t i e k w a s plicht der regeering, Men heeft als een gevolg van die poli tiek genoemd een vermindering van de koopkracht, waardoor weer de werkloos heid toenam. Men. had gewild dat de re geering die koopkracht zou hebben ver hoogd door te blijven uitgeven. Dit nu mag een groote onjuistheid worden ge noemd. Immers, als de staat salarisver- hoogingen gaf om de koopkracht der ambtenaren te verhoogen, zou het daar voor noodige geld van. de anderhalf mil lioen belasting-betalers hebben moeten komen, waardoor hun koopkracht weer zou verminderen. Er zou dus slechts ont staan een verschuiving van koopkracht. De critiek, welke te dezer zake op de re geering is uitgebracht, meende spr. a s ongegrond te mogen kwalificeeren. De strijd tegen de werkloosheid. De zorg van de werkloosheid was he volgende punt wat door spr. werd behan deld. Er is een groote politieke partij, zei hij, die een plan heeft opgesteld, waai bij per jaar gedurende drie jaren 200 millioen aan openbare werken zal moeten woiden uitgegeven, waarvan als gevolg woid verwacht, dat de werkloosheid zal wijken Spr. stelde hiertegenover, dat door de uit voering van publieke werken de weik- loosheid niet blijvend kan worden opge heven: als dat werk voltooid is, zijn de menschen weer werkloos. De eenige wijze om de werkloosheid afdoende te bestnj- den is te zorgen, dat het bedrijfsleven weei méér arbeiders opneemt. Maar bovendien: zijn er in ons land nog zooveel openbare werken te vinden, dat men daarvoor in drie jaren 60'0 millioen kan uitgeven? Het geld en de rente er voor moeten toch ook weer door het volk worden opgebracht en mag men die kapi- talpn pkrhpn7 Dit mag alieen als door de uit te voe ren werken de welvaart en het draagver mogen van ors volk zullen stijgen. Zulke werken van dien omvang zijn hier niet meer te vinden buiten hetgeen de regee ring reeds op haar program heeft staan. Spr. wees hierbij op de gedeeltelijke in poldering van. de Zuiderzee en de over brugging onzer groote rivieren met inbe grip van het Hollandsch Diep. De voor openbare werken uitgegeven kapitalen beloopen reeds 2000 millioen in de laatste 15 jaren. De afsluitdijk kostte 108 mil lioen, was een werk van groote economi sche beteekenis en zal in de toekomst groote vruchten afwerpen, maar wat zou men zeggen, als men, alleen om de wer- loosheid te bestrijden, nog een dijk daar naast legde? Ten sterkste ontkende spr. dat het de plicht der regeering zou zijn geweest nog meer geld uit te geven voor groote werken dan zij deed. Nederland thans sterker dan in 1933. Wat de kwestie van gezagshandhaving betreft, deze bestaat thans niet meer. Het gezag wordt weer geëerbiedigd zooals het behoort; de beklemming voor onze economische positie is verdwenen; het be drijsleven staat er op het oogenblik ster ker voor dan vier jaren, geleden, hoewel er nog veel wenschen zijn, en de werkloos heid is minder erg dan toen. In het le kwartaal 1937 was de steunuitkeering 3 millioen minder dan verleden jaar in denzelfden tijd (er was in de uitkeering een progressieve daling, wat bewijst dat er een progressieve toename is van de werkgelegenheid. De inzet voor de verkiezingen. Wat is nu de inzet voor de verkiezingen en welke zullen de zorgen zijn, waartegen we de volgende vier jaren nog zullen heb ben te worstelen? vroeg spr. Vier punten vinden wé Weer terug. Wat de financiën betreft zullen er bedragen moeten worden opgebracht waarvar de betaling nu reeds vaststaat, ten eerste voor de defensie. Als gevolg van de veranderde internationale toestanden zullen wij onze weermacht op behoorlijke wijze moeten verhoogen, als wij ons vaderlijk erfdeel denzelfden toestand zullen willen over geven aan onze nakomelingen als wij het hebben ontvangen. Verder zullen enkele millioenen noo- dig zijn om den achterstand in de zorg voor de ouden van dagen te herstel len. Er zullen maatregelen moeten worden getroffen om de thans 65- jarigen te helpen. Maatregelen voor het bedrijfsleven zul len ook nu nog niet kunnen worden ge mist. Er zal naar moeten worden gestreefd om de banden, waarmee het is gebonden, te verbreken: de regeeringsbe- mceiïngis veel te diep afge daald. Hoe daaraan tegemoet te komen wist spr. nog niet, maar wel wist hij dat de tijd voorbij is, dat de regeering zich heeft te bemoeien met ieder oor van ieder varken. Er zal moeten worden voortgegaan met de uitvoering van praktische werken, zei spr., en voorts moet worden gestreden om den uitvoer weer te herstellen door (door middel van onderhandelingen) de deuren van het buitenland, welke nu op een kier staan, weer te ontsluiten. Oranje moet blijven. Voor het eerst" sinds het bestaan van ons koninkrijk wordt een aanval gedaan op ons staatkundig bestel. Een wroeten ertegèn is reeds een halve eeuw merkbaar en daaraan is niet te ontkomen, zelfs niet door het constitutioneele parlementaire stelsel. Zulk wroeten had men ook in het buitenland met als gevolg dat men zich keerde tegen het constitutioneele parle mentaire stelsel, dat in enkele landen zelfs is omver geworpen. Nu is ook ons land niet ontkomen aan aanvallen op het staatsbestel, aanvallen door menschen, die meenen aan de hand van buitenlandsche voorbeelden, ons heel* constitutioneele parlementaire stelael te mogen aantasten. Spr. wilde niet praten over het al of niet goed recht hiervan, maar dankbaar constateeren, c'"t wij hier hebben een koninkrijk, zuiver constitutioneel, met het Oranjehuis aan het hoofd, een geheel on afhankelijke regeering en een even onaf hankelijke Staten-Generaal, die samen werken maar elk op eigen terrein moeten blijven. En wie vraagt wie het land aal moeten regeeren, krijgt van? de a.-r. tot antwoord: Wy willen Oranje hou den! Met calvinistische vastberadenheid zullen wij daarbij blijven, wij dragen hetgezag niet over aan een der onderdanen van koningin W i 1 h e 1 m i n a. Men moge zeggen, dat de keuze gaat tusschen fascisme eenerzüds en commu nisme anderzijds, spr. betoogde, men wordt nietvoor die keuzege ste ld. Er zullen fouten moeten worden rechtgezet in ons parlementaire stelsel, maar dat kan gebeuren op normale w(jz«, zooals in? de afgeloopen yier jaren zoo veel is recht gezet. De geestelijke achtergrond der verkiezingen. Tenslotte wilde spr. nog iets zeggen over den geestelijken achtergrond van den komenden stembusstrijd. Wanneer we naar andere landen? zien, treft ons een grenzen- looze verwarring, overal zien we dat men van den morgen tot den avond niet weet welke verrassingen te wachten zijn. Er is een gemis aan zelfbewuste kracht en aan onverzettelijKheid, een gemis aan vaete leidende beginselen en dat maakt een volk tot een stuurloos schip, dat door den wind her- en derwaarts wordt gestuwd. De oorzaak van dit alles ligt hierin: men heeft moedwillig prijs gegeven wat men moest vasthouden en waaraan ook een regeering moet vasthouden als zij een volk op de juiste wijze wil lekten?, n.1. de eeuwige beginselen die ook in het staats bestuur tot uitdrukking moeten worden gebracht. De eer, die men spr. wel eens heeft gebracht, wees hij af en bracht die terug naar het beginsel dat God in zyn hart had gelegd en waaraan hij zich steeds had vastgeklemd ook als hij wel eens het gevoel had alsof alles bij de handen afbrak. Spr. deed hierbij een beroep op het christelijk-nationaal besef, dat hij ift rui men kring onder ons volk aanwezig wist. Als dat besef blijft leven, kunt ge onder den zwaarsten druk nog zingend door het leven gaan. Dan kunt ge zingen: „De Heer is mij tot hulp en sterkte," enz. Met het zingen van dit lied werd de vergadering gesloten, waarna dr. Colijn voorging in dankzegging. Bij zijn vertrek werd dr. Colijn? weder luide toegejuicht. Sluiting. Bij de sluiting bracht de heer Harms een hartelijk woord van dank aan den spreker voor diens gloedvolle rede, die zooveel instemming bij de hoorders had ge vonden en zoo vaak door applaus was onderbroken. Zich richtend tot den burge meester, bracht spr. dank voor de be schikbaarstelling van het gebouw der korenbeurs voor deze vergadering. En toen stroomde de zaal langzaam leeg. Een vrij groote politiemacht was op de been om het afvloeien der groote menigte op regelmatige wijze te doen plaats heb ben en zij is daarin voldoende geslaagd. Langs de Zaadmarkt en langs den Achter weg leidde de weg voor de meeste bezoe kers naar de Kaasmarkt, waar de auto bussen weer werden bestegen. Daarbij deed nog een paar maal een orkestje vaderland- sche liederen hooren. Velen van de bezoe kers van buiten bleven echter nog wat toeven in de stad. piSTORISCHE AVONTURENROMAN. Door G. P. BAKKER. 8) HOOFDSTUK VI. De waard, zwaarlijvig met een grof rood gezicht en een dikke onderkin, in zwart wambuis met opgestroopte mouwen en een leeren voorschoot, liep langzaam naar den jongen burger, die reeds geruimen tijd lag te slapen. Hij tikte hem op den schouder, maar de ander bemerkte het niet. Hij schudde hem flink door elkaar en riep: „Sinjeur, u moet naar huis gaan. Het is laat. Het feest is afgeloopen". Edzke hief langzaam het hoofd op, keek den waard met lodderige oogen aan en vroeg met een onnoozel lachje: „Wou je werkelijk zeggen, dat ik slaap ben gevallen?" „Ja, misschien een paai uur geleden". „Dat is jammer, verduiveld jammer, ben hier gekomen om te drinken, maar niet om te pitten. En waar zijn die beide andere sinjeurs?" „Uren geleden vertrokken". ïr. Ik „Ken je die kerels?" „Neen, ik heb ze nooit eerder gezien". „Jammer, werkelijk verbazend jammet. „Hé, oude zanger", riep hij eensklaps, toen hij Bart de bard de gelagzaal zag bin nenkomen. „Kom hier, kerel, en drink met mij een kruik wijn. Ik heb dorst als een paard en jij kunt zoo lekker zingen over wijn door den kraag gieten en zoo. Kom drink met mij. Er is anders bijna niemand meer in deze vervelende kroeg". De zanger kwam langzaam nader. „Als u alleen met mjj wilt drinken als u dronken is, maar my in betere omstandig heden niet wilt kennen", begon hij waar dig. „Onzin man. Lieve hemel laat dat geen bezwaar zijn. Vanavond heb ik je voor den eersten keer gezien". „Baas. Een groote kan wijn en roemers" De zanger ging zitten. De waard be diende. De bard zei zacht: „Sinjeur, het schijnt mij dat u een heel gevaarlijk spelletje speelt. Uw blozend gezicht, ik weet het niet, maar heeft iets bekends". „Onzin man. Ik ben hier vanavond voor het eerst van mijn leven. Kom, drink, meester. Op uw kunst". Hy hief den roemer op. Zij klonken. „Nog nooit heb ik een beter zanger ge hoord. Ja toch, misschien eens, maar dat was", hij aarzelde even „lang geleden". De ander ging niet op die woorden in. „Reist u alle jaarmarkten af? Dat zal 'n afwisselend leven zijn. Veel zien en ve-l beleven, vooral in deze tijden". De ander knikte. „De tijden zijn rumoe rig. Overal troepen langs den weg, Zweden en keizerlijken. Dezen middag nog vielen generaal Baudissen, de Zweed en de land graaf de keizerlijke achterhoede aan, spoe dig zal wel van dat volk hier binnenval len, vluchtelingen die het veege lijf heb ben gered. Geloof mij, beter uit te drinken en weg te gaan". „Waarom? Ik heb maling aan krijgsvolk Maar hoe liep dat gevecht af?" „De Zweden vielen aan maar op het slagveld moeten driehonderd Zweden lig gen. Doch ze behielden de overhand. De keizerlijken hadden veel meer lijken en hoopen gewonden, wilden het veld ruimen, maar de talrijke gewonden hielden hen op de vlucht tegen. Die konden ze toch niet allen in den steek laten.Daardoor werd hier en daar nog menige troep in de pan gehakt. En dan de wagens van den tro'. hinderden de vluchtelingen. Hoe bloedig het gevecht was kunt u zich voorstellen als ik u vertel dat generaal Baudissen zich in de mêlée wierp. Hij stak zijn zwaard in het lijf van een keizerlijk overste. Het knapte af. Een kanonskogel trof het paard van den generaal. Zijn zadel vloog aan stukken en hij verloor zijn linker stijgbeu gel". „En de generaal?" „Ongedeerd". „Ook de hertog Von Weimar weerde zich als een held. Twee paarden werden onder hem weggeschoten". „En de hertog?" „Ongedeerd". „Maar hoe weet je dat alles?" „Ik kwam hier tegen het vallen van den avond. Hoorde het op weg van een Zweed- schen ruiter. Die doen de reizigers geen kwaad". „Nu een kruik voor mijn rekening", riep de bard en wierp een goudstuk op de ta fel. „Zie je, zoo gewonnen, zoo geronnen. Ik heb het vanavond gekregen. Ofschoon Het is beter te vertrekken". De ander lachte een dronken lach: „Hoe is het nu, zangertje. Ik geloof dat je bang bent. Man drink. Hoe luidde uw lied ook maar weer: Van al dien zceten wijn zacht door mijn kraag gegoten. Voor dat ik vrcolijk ben of te wel buiten westen Ha, ha. Maar van avond, van avond komt je laatste daalder niet in het laadje van dien dikken waard. Verder betaal ik alles. Eén kruik, goed, vadertje, maar niet meer. Ik betaal. Ik ben de eenige zoon van een rijken burger, de deken der brouwers en ik kan zuipen. En zoolang wij drinken blijft deze kroeg open. Een rijke brouwers zoon. Ook ik word gildemeester. Veel ver dragen, dat is de roem van ons geslacht". „Stil toch. Ziet u die zwarte zigeuner meid dan niet daar onder in de zaal? Die zit al een tijdje naar u te loeren met haar diepe donkere oogen. Een mooie meid me! haar slanke, gevulde gestalte en die heer lijke welving onder de roode sjaal. Nog jong, misschien zeventien en dan die zwar te krullen, die zelfs niet in bedwang wor den gehouden door den bonten hoofddoek. En kijk die rechte lange beenen, die onder het korte groene rokje uitsteken. Pas op, wn,!n «.■"V61"!6106"' meetr°onen naar het ud en dan komen drie kerels met knup- do'od BeBler ?f dC d°°d en dan Besl'st een mooie vrouw". acht"- HiJ 8reep zfjn luit. „Een goed Zié liCd sl°Cg in de snaren. Dichtpr« d V"2en ontstaan Plotseling. nm !o !?i tr a8€n voor h00^* hebben waard pÏÏpi z"n «een duit men als T de stroPh«n ko men als de zon in April". Hij begon te zingen: ..Twee donkere oogen, zoo diep als de Twee bloedroode lippen, waar de liefde^ op lacht". bui?.» hi„heen. X?»,,n ..Ja, maar die vrouw kijkt naar u" „Kan wel, maar niets voor mii De' wii- v.nhbr.„„„ den IS „Ondervinding, sinjeur?" „Niet van mijzelf". (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6