Minister Colijn te Alkmaar.
PALTHE!
Persen!
Piekfijn!
N GEHEIMEN
DIENST
as
Stad w Om
SeuiüetoH
PINKSTEREN?
Een ovatie gebracht door 4000 menschen.
D« regeerïngspolitiek verdedigd.
Dr. Colijn aan het woord.
Als we zeggen., dat de Korenbeurs
Zaterdagmiddag geheel gevuld was
met belangstellenden voor de rede van
dr. Colijn, dan is dat wel juist, maar
toch veel te zwak uitgedrukt. Immers,
in deze ruimte, waar men circa 2000
zitplaatsen kan maken, waren onge
veer 4000 menschen opeengepakt. Het
grootste deel van deze menigte moest I
den heelen? tijd staan. Even. over half
3, toen de deuren werden geopend,
was de Korenbeurs reeds bezet en
nog steeds stroomden de menschen
toeMen zocht en vond zelfs een
plaats boven op de boxen in den lin
kerhoek aan den achterwand van het
gebouw. Men liet menschen toe, tot
dat de politie er een einde aan maakte.
Dat onder deze omstandigheden ver
schillende bezoekers het te benauwd
kregen en naar buiten moesten wor
den gebracht, is geen wonder.
Vanuit zeer wijden omtrek Enkhui
zen, Wieringen, Hoorn, Helder en Zaan
dam b.v. waren al deze menschen naai
de kaasstad gekomen, de meesten per
autobus. Deze voertuigen, waarvan de
meesten waren gesierd met groote foto's
van dr. Colijn en oproepen om de a.r. partij
te stemmen, vulden een groot deel van
het Waagplein. Onder het zingen van va-
derlandsche liederen en zoo nu en dan
een Psalm (begeleid door een orgel) voel
de men het vermoeiende van het staan
niet.
Tegen 4 uur, toen de tijd daar was, dat
dr. Colijn zou binnenkomen, was aan alles
te merken, dat men dit als het groote
oogentolik beschouwde, er voer een zenuw
achtige, onrustige stemming door de zaal
en als er bij den ingang eenige beweging
was, klonken van den anderen kant reeds
de juichkreten. Men kon niet zien wat er
gebeurde en wi'de toch tot de eersten be-
hoorën, die deri leider der partij verwel
komden. Het ongeduld werd op zware
proef gesteld, maar eindelijk kwam hij en
toen was het alsof aan het hoerageroep
geen einde zou komen. En toen het een
beetje bedaard was en de voorzitter der
vergadering een openingswoord wou spre
ken, werd hij nog overstemd door het
spontaan aangeheven: „Dat 's Heeren
zegen op U daal'," voor welk eerbetoon
dr. Colijn wuivend dankte.
De opening.
Minister Colijn
voorging in gebed. Daarna sprak hij een
welkomstwoord tot de groote schare op
dezen toogdag, evenals tot den spreker van
dezen middag, dr. Colijn, aan wiens tour
nee door het land hij herinnerde met te
zeggen, dat overal hulde en aanhankelijk
heid het deel was geweest van den mi
nister-president. Spr. constateerde, dat
's ministers daden geheel aansluiten bij
zijn woorden en dat hij evenwichtig blijft
onder alle omstandigheden. Vandaar zijn
reputatie in binnen- en buitenland De
vele critiek, over het hoofd van dr. Colijn
gegaan, heeft hem niet gebroken, eerder
gestaald. Spr. meende, dat de koele Noord
hollanders ook wel eens hun hulde willen
en mogen brengen aan dr. Colijn, waar
heel wat kleinere menschen door andere
partijen tot afgoden worden gemaakt. Het
is in de afgeloopen vier jaren gebleken,
meende spr., dat de minister-president in
derdaad ons volk heeft geleid, zooals van
hem verwacht was. Spr. hoopte, dat bij de
stembus hiervan getuigd zal worden.
Maar eindelijk kon toch de heer L.
Harms Jr., voorzitter van de centrale
a.-r. kiesvereeniging in den kieskring Den
Helder, aan het woord komen. Hij begon
met te verzoeken samen te zingen Ps.
89 8, waarna hij voorlas Ps. 97 en dan
Dr. C o 1 ij n begon met een begroeting
van den burgemeester en een dankbetui
ging voor de warme ontvangst en consta
teerde dan, dan de verstreken helft van
den verkiezingsstrijd zich heeft geken
merkt door waardigheid. De belangstelling
was grooter dan gewoonlijk, waarschijnlijk
een gevolg van den zwaren tijd dien Ne
derland vaak bij vallen en opstaan en on
der het maken van fouten heeft doorge
maakt, met als resultaat dat de toestand
thans toch wel veel verschilt met dien
van 1933.
Spr. schilderde den toestand van toen
en van nu. In 1933 was er niets wat geen
ernstige aandacht vroeg.. Kort vóór de
verkiezingen was op de vloot in Indië iets
gebeurd, dat bewees dat de gezagsorganen
niet meer betrouwbaar konden worden
geacht. Daarbij was onze economische toe
stand hoogst zorgelijk, land- en tuinbouw
en alle aanverwante takken van bestaan
waren in een toestand gekomen, dat, als
niet spoedig werd ingegrepen, onze bodem
cultuur zou zijn verdwenen; in onze tex
tielindustrie rookten de schoorsteenen niet
meer; de bouwnijverheid was tot een
vierde en de scheepsbouw tot een zevende
deel van voorheen ingekrompen. En zoo
was het met alle bedrijven: de inzinking
ging in steeds sneller tempo en de werk-
locsheid steeg in dezelfde mate tot bijna
300.000 man. De financiën des lards wer
den zeer zorgelijk, er was een tekort van
200 millioen. Onder deze allesbehalve
rooskleurige omstandigheden ginger we
de verkiezingen in.
En hoe is het nu? De land- en tuinbouw
en bijoehoorende bedrijven zijn nog niet
verbeterd; de uitvoer van onze bodem
producten is nog steeds verlamd, doordat
het land, dat het meest .voor onze goede
ren in aanmerking komt, deze niet kan
betalen. Maar toch is de toestand zoo, dat
men kan zeggen, dat er bepaalde verbete
ringen zijn aan te wijzen en wat meer is
de dreigende ondergang is gestuit. En de
andere bronnen van volkswelvaart toonen
in menig opzicht belangrijke verbetering
in Twente rooken de schoorsteenen weer,
onze scheepswerven laten hun hamerge-
klop weer hooren, onze schepen bevaren
weer de zeeën? der wereld. Zeker, er is
veel om dankbaar voor te zijn, al is het
met. op elk gebied zooals men wel had ge
hoopt. De werkloosheid is nog groot. Het
aantal geregistreerde werkloozen is nog
grooter dan in 1933, op 1 Jan. 1.1. zelfs
77.000 hooger dan op 1 Jan. 1933. Maar
men vergete niet dat sinds den? laatstge
noemden datum zich 176.000 nieuwe ar
beiders voor het productieleger aan
meldden tengevolge van toerfhme der be
volking en verschuiving terzake van den
ecenomischen toestand onder onze inwo
ners. Er is dus, als men de zaak goed be
schouwt, vooruitgang te constateeren,
want men kan berekenen dat 100.00C man
méér in het productieproces werkzaam
zijn dan vier jaren geleden.
Het voornaamste wat we mogen zeggen
is wel, dat we weer hoop mogen koesteren
ten opzichte van de toekomst van ons land
en volk en dat binnen afzienbaren tijd de
begrootirg weer in evenwicht zal zijn
hersteld.
Deze verbeteringen zijn niet uitsluitend
het. gevcig van de maatregelen door de
regeering genomen, hoewel deze wel ter
dege van grooten invloed zijn geweest.
Een bedrag van 700 a 800 millioen is in de
afgeloopen jaren beschikbaar gesteld voor
instandhouding van de bodemproductie;
100 millioen werden uitgegeven voor an
dere bedrijven; er werden op 132 soorten
goederen contingenteeringen toegepast
toen bleek dat 't buitenland onze goederen
niet afnam naar de mate die voor ons
wenschelijk was; er werden een 50-tal
verdragen met het buitenland gesloten
waarbij in vele gevallen onze uitvoer toe
nam. Door al deze maatregelen, zijn ons
land en volk in stand gebleven en in staat
gesteld een goed gebruik te maken van de
verbetering in de wereldconjunctuur, ont
staan in de laatste maanden.
De „aanpassing" verdedigd.
Spr. releveerde twee der grootste grie
ven, welke men in de afgeloopen vier
jaren tegen de regeering heeft ingebracht:
men heeft haar aanpassingspolitiek een
kardinale fout genoemd en men verweet
haar dat zij niet voldoende deed om den
geesel der werkloosheid te bestrijden of
minstens te verzachten.
Spr. wees erop, dat men zich toch, als
de: omstandigheden zich op beduidende
wijze ten nadeele wijzigen, bij die ver
anderingen van inkomen moet aanpassen.
Wat doet b.v. een vrouw, als haar man
haar plotseling ontvalt en met hem de
kostwinning sterk is verminderd? En wat
doet een zakenman, als zijn winsten, in
verlies gaan verkeeren? Zij allen passen
zich toch als vanzelf aan bij hun nieuwe
omstandigheden. En zou dezelfde plicht
niet gelden voor den staat? Die staat
heeft toch geen boomen, waar men maai
aan heeft te schudden om goud te krijgen!
De staat bezit niets voordat hij zijn hand
in de zakken der burgers heeft gestoken
en nu hadden die burgers op geen stuk
ken na meer zooveel als voorheen! Het
zou onder die omstandigheden van de
overheid een misdaad zijn geweest als zij
nog méér geld uit die deels leege zakken
nad gehaald, zooals men dat van haai
eischte.
De a a n p a s s i n g s p o 1 i t i e k w a s
plicht der regeering,
Men heeft als een gevolg van die poli
tiek genoemd een vermindering van de
koopkracht, waardoor weer de werkloos
heid toenam. Men. had gewild dat de re
geering die koopkracht zou hebben ver
hoogd door te blijven uitgeven. Dit nu
mag een groote onjuistheid worden ge
noemd. Immers, als de staat salarisver-
hoogingen gaf om de koopkracht der
ambtenaren te verhoogen, zou het daar
voor noodige geld van. de anderhalf mil
lioen belasting-betalers hebben moeten
komen, waardoor hun koopkracht weer
zou verminderen. Er zou dus slechts ont
staan een verschuiving van koopkracht.
De critiek, welke te dezer zake op de re
geering is uitgebracht, meende spr. a s
ongegrond te mogen kwalificeeren.
De strijd tegen de werkloosheid.
De zorg van de werkloosheid was he
volgende punt wat door spr. werd behan
deld. Er is een groote politieke partij, zei
hij, die een plan heeft opgesteld, waai bij
per jaar gedurende drie jaren 200 millioen
aan openbare werken zal moeten woiden
uitgegeven, waarvan als gevolg woid
verwacht, dat de werkloosheid zal wijken
Spr. stelde hiertegenover, dat door de uit
voering van publieke werken de weik-
loosheid niet blijvend kan worden opge
heven: als dat werk voltooid is, zijn de
menschen weer werkloos. De eenige wijze
om de werkloosheid afdoende te bestnj-
den is te zorgen, dat het bedrijfsleven weei
méér arbeiders opneemt.
Maar bovendien: zijn er in ons land nog
zooveel openbare werken te vinden, dat
men daarvoor in drie jaren 60'0 millioen
kan uitgeven? Het geld en de rente er
voor moeten toch ook weer door het volk
worden opgebracht en mag men die kapi-
talpn pkrhpn7
Dit mag alieen als door de uit te voe
ren werken de welvaart en het draagver
mogen van ors volk zullen stijgen. Zulke
werken van dien omvang zijn hier niet
meer te vinden buiten hetgeen de regee
ring reeds op haar program heeft staan.
Spr. wees hierbij op de gedeeltelijke in
poldering van. de Zuiderzee en de over
brugging onzer groote rivieren met inbe
grip van het Hollandsch Diep. De voor
openbare werken uitgegeven kapitalen
beloopen reeds 2000 millioen in de laatste
15 jaren. De afsluitdijk kostte 108 mil
lioen, was een werk van groote economi
sche beteekenis en zal in de toekomst
groote vruchten afwerpen, maar wat zou
men zeggen, als men, alleen om de wer-
loosheid te bestrijden, nog een dijk daar
naast legde?
Ten sterkste ontkende spr. dat het de
plicht der regeering zou zijn geweest nog
meer geld uit te geven voor groote werken
dan zij deed.
Nederland thans sterker dan in 1933.
Wat de kwestie van gezagshandhaving
betreft, deze bestaat thans niet meer.
Het gezag wordt weer geëerbiedigd zooals
het behoort; de beklemming voor onze
economische positie is verdwenen; het be
drijsleven staat er op het oogenblik ster
ker voor dan vier jaren, geleden, hoewel er
nog veel wenschen zijn, en de werkloos
heid is minder erg dan toen. In het le
kwartaal 1937 was de steunuitkeering 3
millioen minder dan verleden jaar in
denzelfden tijd (er was in de uitkeering
een progressieve daling, wat bewijst dat
er een progressieve toename is van de
werkgelegenheid.
De inzet voor de verkiezingen.
Wat is nu de inzet voor de verkiezingen
en welke zullen de zorgen zijn, waartegen
we de volgende vier jaren nog zullen heb
ben te worstelen? vroeg spr.
Vier punten vinden wé Weer terug. Wat
de financiën betreft zullen er bedragen
moeten worden opgebracht waarvar de
betaling nu reeds vaststaat, ten eerste voor
de defensie. Als gevolg van de veranderde
internationale toestanden zullen wij onze
weermacht op behoorlijke wijze moeten
verhoogen, als wij ons vaderlijk erfdeel
denzelfden toestand zullen willen over
geven aan onze nakomelingen als wij het
hebben ontvangen.
Verder zullen enkele millioenen noo-
dig zijn om den achterstand in de zorg
voor de ouden van dagen te herstel
len. Er zullen maatregelen moeten
worden getroffen om de thans 65-
jarigen te helpen.
Maatregelen voor het bedrijfsleven zul
len ook nu nog niet kunnen worden ge
mist. Er zal naar moeten worden gestreefd
om de banden, waarmee het is gebonden,
te verbreken: de regeeringsbe-
mceiïngis veel te diep afge
daald. Hoe daaraan tegemoet te komen
wist spr. nog niet, maar wel wist hij dat
de tijd voorbij is, dat de regeering zich
heeft te bemoeien met ieder oor van ieder
varken.
Er zal moeten worden voortgegaan met
de uitvoering van praktische werken, zei
spr., en voorts moet worden gestreden om
den uitvoer weer te herstellen door (door
middel van onderhandelingen) de deuren
van het buitenland, welke nu op een kier
staan, weer te ontsluiten.
Oranje moet blijven.
Voor het eerst" sinds het bestaan van
ons koninkrijk wordt een aanval gedaan
op ons staatkundig bestel. Een wroeten
ertegèn is reeds een halve eeuw merkbaar
en daaraan is niet te ontkomen, zelfs niet
door het constitutioneele parlementaire
stelsel. Zulk wroeten had men ook in het
buitenland met als gevolg dat men zich
keerde tegen het constitutioneele parle
mentaire stelsel, dat in enkele landen
zelfs is omver geworpen.
Nu is ook ons land niet ontkomen aan
aanvallen op het staatsbestel, aanvallen
door menschen, die meenen aan de hand
van buitenlandsche voorbeelden, ons heel*
constitutioneele parlementaire stelael te
mogen aantasten.
Spr. wilde niet praten over het al of
niet goed recht hiervan, maar dankbaar
constateeren, c'"t wij hier hebben een
koninkrijk, zuiver constitutioneel, met het
Oranjehuis aan het hoofd, een geheel on
afhankelijke regeering en een even onaf
hankelijke Staten-Generaal, die samen
werken maar elk op eigen terrein moeten
blijven. En wie vraagt wie het land aal
moeten regeeren, krijgt van? de a.-r. tot
antwoord: Wy willen Oranje hou
den! Met calvinistische vastberadenheid
zullen wij daarbij blijven, wij dragen
hetgezag niet over aan een
der onderdanen van koningin
W i 1 h e 1 m i n a.
Men moge zeggen, dat de keuze gaat
tusschen fascisme eenerzüds en commu
nisme anderzijds, spr. betoogde, men
wordt nietvoor die keuzege
ste ld. Er zullen fouten moeten worden
rechtgezet in ons parlementaire stelsel,
maar dat kan gebeuren op normale w(jz«,
zooals in? de afgeloopen yier jaren zoo veel
is recht gezet.
De geestelijke achtergrond der
verkiezingen.
Tenslotte wilde spr. nog iets zeggen over
den geestelijken achtergrond van den
komenden stembusstrijd. Wanneer we naar
andere landen? zien, treft ons een grenzen-
looze verwarring, overal zien we dat men
van den morgen tot den avond niet weet
welke verrassingen te wachten zijn. Er is
een gemis aan zelfbewuste kracht en aan
onverzettelijKheid, een gemis aan vaete
leidende beginselen en dat maakt een
volk tot een stuurloos schip, dat door den
wind her- en derwaarts wordt gestuwd.
De oorzaak van dit alles ligt hierin: men
heeft moedwillig prijs gegeven wat men
moest vasthouden en waaraan ook een
regeering moet vasthouden als zij een
volk op de juiste wijze wil lekten?, n.1. de
eeuwige beginselen die ook in het staats
bestuur tot uitdrukking moeten worden
gebracht. De eer, die men spr. wel eens
heeft gebracht, wees hij af en bracht die
terug naar het beginsel dat God in zyn
hart had gelegd en waaraan hij zich
steeds had vastgeklemd ook als hij wel
eens het gevoel had alsof alles bij de
handen afbrak.
Spr. deed hierbij een beroep op het
christelijk-nationaal besef, dat hij ift rui
men kring onder ons volk aanwezig wist.
Als dat besef blijft leven, kunt ge onder
den zwaarsten druk nog zingend door het
leven gaan. Dan kunt ge zingen: „De Heer
is mij tot hulp en sterkte," enz.
Met het zingen van dit lied werd de
vergadering gesloten, waarna dr. Colijn
voorging in dankzegging.
Bij zijn vertrek werd dr. Colijn? weder
luide toegejuicht.
Sluiting.
Bij de sluiting bracht de heer Harms
een hartelijk woord van dank aan den
spreker voor diens gloedvolle rede, die
zooveel instemming bij de hoorders had ge
vonden en zoo vaak door applaus was
onderbroken. Zich richtend tot den burge
meester, bracht spr. dank voor de be
schikbaarstelling van het gebouw der
korenbeurs voor deze vergadering.
En toen stroomde de zaal langzaam leeg.
Een vrij groote politiemacht was op de
been om het afvloeien der groote menigte
op regelmatige wijze te doen plaats heb
ben en zij is daarin voldoende geslaagd.
Langs de Zaadmarkt en langs den Achter
weg leidde de weg voor de meeste bezoe
kers naar de Kaasmarkt, waar de auto
bussen weer werden bestegen. Daarbij deed
nog een paar maal een orkestje vaderland-
sche liederen hooren. Velen van de bezoe
kers van buiten bleven echter nog wat
toeven in de stad.
piSTORISCHE AVONTURENROMAN.
Door G. P. BAKKER.
8)
HOOFDSTUK VI.
De waard, zwaarlijvig met een grof rood
gezicht en een dikke onderkin, in zwart
wambuis met opgestroopte mouwen en een
leeren voorschoot, liep langzaam naar den
jongen burger, die reeds geruimen tijd lag
te slapen. Hij tikte hem op den schouder,
maar de ander bemerkte het niet. Hij
schudde hem flink door elkaar en riep:
„Sinjeur, u moet naar huis gaan. Het is
laat. Het feest is afgeloopen".
Edzke hief langzaam het hoofd op, keek
den waard met lodderige oogen aan en
vroeg met een onnoozel lachje:
„Wou je werkelijk zeggen, dat ik
slaap ben gevallen?"
„Ja, misschien een paai uur geleden".
„Dat is jammer, verduiveld jammer,
ben hier gekomen om te drinken, maar
niet om te pitten. En waar zijn die beide
andere sinjeurs?"
„Uren geleden vertrokken".
ïr.
Ik
„Ken je die kerels?"
„Neen, ik heb ze nooit eerder gezien".
„Jammer, werkelijk verbazend jammet.
„Hé, oude zanger", riep hij eensklaps,
toen hij Bart de bard de gelagzaal zag bin
nenkomen.
„Kom hier, kerel, en drink met mij een
kruik wijn. Ik heb dorst als een paard en
jij kunt zoo lekker zingen over wijn door
den kraag gieten en zoo. Kom drink met
mij. Er is anders bijna niemand meer in
deze vervelende kroeg".
De zanger kwam langzaam nader.
„Als u alleen met mjj wilt drinken als u
dronken is, maar my in betere omstandig
heden niet wilt kennen", begon hij waar
dig.
„Onzin man. Lieve hemel laat dat geen
bezwaar zijn. Vanavond heb ik je voor den
eersten keer gezien".
„Baas. Een groote kan wijn en roemers"
De zanger ging zitten. De waard be
diende.
De bard zei zacht: „Sinjeur, het schijnt
mij dat u een heel gevaarlijk spelletje
speelt. Uw blozend gezicht, ik weet het
niet, maar heeft iets bekends".
„Onzin man. Ik ben hier vanavond voor
het eerst van mijn leven. Kom, drink,
meester. Op uw kunst".
Hy hief den roemer op. Zij klonken.
„Nog nooit heb ik een beter zanger ge
hoord. Ja toch, misschien eens, maar dat
was", hij aarzelde even „lang geleden".
De ander ging niet op die woorden in.
„Reist u alle jaarmarkten af? Dat zal 'n
afwisselend leven zijn. Veel zien en ve-l
beleven, vooral in deze tijden".
De ander knikte. „De tijden zijn rumoe
rig. Overal troepen langs den weg, Zweden
en keizerlijken. Dezen middag nog vielen
generaal Baudissen, de Zweed en de land
graaf de keizerlijke achterhoede aan, spoe
dig zal wel van dat volk hier binnenval
len, vluchtelingen die het veege lijf heb
ben gered. Geloof mij, beter uit te drinken
en weg te gaan".
„Waarom? Ik heb maling aan krijgsvolk
Maar hoe liep dat gevecht af?"
„De Zweden vielen aan maar op het
slagveld moeten driehonderd Zweden lig
gen. Doch ze behielden de overhand. De
keizerlijken hadden veel meer lijken en
hoopen gewonden, wilden het veld ruimen,
maar de talrijke gewonden hielden hen op
de vlucht tegen. Die konden ze toch niet
allen in den steek laten.Daardoor werd
hier en daar nog menige troep in de pan
gehakt. En dan de wagens van den tro'.
hinderden de vluchtelingen. Hoe bloedig
het gevecht was kunt u zich voorstellen
als ik u vertel dat generaal Baudissen zich
in de mêlée wierp. Hij stak zijn zwaard in
het lijf van een keizerlijk overste. Het
knapte af. Een kanonskogel trof het paard
van den generaal. Zijn zadel vloog aan
stukken en hij verloor zijn linker stijgbeu
gel".
„En de generaal?"
„Ongedeerd".
„Ook de hertog Von Weimar weerde zich
als een held. Twee paarden werden onder
hem weggeschoten".
„En de hertog?"
„Ongedeerd".
„Maar hoe weet je dat alles?"
„Ik kwam hier tegen het vallen van den
avond. Hoorde het op weg van een Zweed-
schen ruiter. Die doen de reizigers geen
kwaad".
„Nu een kruik voor mijn rekening", riep
de bard en wierp een goudstuk op de ta
fel. „Zie je, zoo gewonnen, zoo geronnen.
Ik heb het vanavond gekregen. Ofschoon
Het is beter te vertrekken".
De ander lachte een dronken lach: „Hoe
is het nu, zangertje. Ik geloof dat je bang
bent. Man drink. Hoe luidde uw lied ook
maar weer:
Van al dien zceten wijn zacht door mijn
kraag gegoten.
Voor dat ik vrcolijk ben of te wel buiten
westen
Ha, ha. Maar van avond, van avond
komt je laatste daalder niet in het laadje
van dien dikken waard. Verder betaal ik
alles. Eén kruik, goed, vadertje, maar niet
meer. Ik betaal. Ik ben de eenige zoon van
een rijken burger, de deken der brouwers
en ik kan zuipen. En zoolang wij drinken
blijft deze kroeg open. Een rijke brouwers
zoon. Ook ik word gildemeester. Veel ver
dragen, dat is de roem van ons geslacht".
„Stil toch. Ziet u die zwarte zigeuner
meid dan niet daar onder in de zaal? Die
zit al een tijdje naar u te loeren met haar
diepe donkere oogen. Een mooie meid me!
haar slanke, gevulde gestalte en die heer
lijke welving onder de roode sjaal. Nog
jong, misschien zeventien en dan die zwar
te krullen, die zelfs niet in bedwang wor
den gehouden door den bonten hoofddoek.
En kijk die rechte lange beenen, die onder
het korte groene rokje uitsteken. Pas op,
wn,!n «.■"V61"!6106"' meetr°onen naar het
ud en dan komen drie kerels met knup-
do'od BeBler ?f dC d°°d en dan
Besl'st een mooie vrouw".
acht"- HiJ 8reep zfjn luit. „Een goed
Zié liCd sl°Cg in de snaren.
Dichtpr« d V"2en ontstaan Plotseling.
nm !o !?i tr a8€n voor h00^* hebben
waard pÏÏpi z"n «een duit
men als T de stroPh«n ko
men als de zon in April".
Hij begon te zingen:
..Twee donkere oogen, zoo diep als de
Twee bloedroode lippen, waar de liefde^
op lacht".
bui?.» hi„heen. X?»,,n
..Ja, maar die vrouw kijkt naar u"
„Kan wel, maar niets voor mii De' wii-
v.nhbr.„„„ den IS
„Ondervinding, sinjeur?"
„Niet van mijzelf".
(Wordt vervolgd.)