DIENST Qemeentecaden Rechtszaken £uchtoaaet feuilleton BEPGEN HEILOO SCHAGEN Jachtopziener schiet hond dood. (Wordt vervolgd.) J'i Rijwieldief gearresteerd. De politie alhier heeft te Bergen aan Zee een persoon gearresteerd, die zich te Hen gelo aan rijwieldiefstal had schuldig ge maakt. Hij is naar die gemeente op trans port gesteld. Werkloosheidslasten 1936. Naar men ons mededeelt hebben de werkloosheidslasten dezer gemeente in het jaar 1936 in totaal 85.828,79 bedragen. Van dit bedrag werd uitgegeven voor steunuitkeeringen 24.925,38. Wegens ge meentelijke werkverschaffing 55.669,05 en wegens centrale werkverschaffing (provin ciaal duin) 5231,36. Gisteravond kwam de raad dezer gemeen te voor een zeer korte zitting in voltallige vergadering bijeen. De aanstaande openbare behandeling door Ged. Staten van Aklmaar's annexatieplannen waren de hoofd-aanlei- ding voor het bijeenroepen der raadsleden. Na opening door den voorzitter, jhr. N. van Foreest, werden de notulen der vorige vergadering en de ingekomen stuk ken, waaronder o.m. goedkeuring van de wijziging der winkelsluitingsverordening op verzoek van de slagers, goedgekeurd. Financieele controle. Nu behalve de controle der kas en admi nistratie van den gemeente-ontvanger, van het G.E.B. en van het burgerlijk armbestuur welke controle reeds langeren tijd aan na te noemen bureau was opgedragen thans ook de controle der kas en administratie van de penningmeesters der Vereeniging voor Volkshuisvesting en der Stichting volgens de Landarbeiderswet is opgedragen aan het Centraal Bureau voor verificatiën en finan cieele adviezen der Vereeniging van Neder- landsche gemeenten, stelden B. en W. voor een contract daarvoor met dat bureau te sluiten, een en ander volgens wensch van Ged. Staten. Goedgekeurd. Uitvoering landarbeiderswet. Van het bestuur der Stichting volgens de landarbeiderswet voor den kring der ge meente Heiloo was een adres ingekomen om een voorschot benoodigd voor uitbeta ling aan den landarbeider A. J. Dekker, voor verkrijging van een plaatsje. De aan vrage en de daarbij overgelegde stukken voldeden aan de daaromtrent bestaande voorschriften, weshalve B. en W. adviseerden het verzoek in te willigen. Conform besloten. Verkoop van „Het Bleekveld". Door den heer C. Bakker Pz. was verzocht te mogen koopen een gedeelte land, genaamd „Het Bleekveld", kadastraal bekend gemeen te Heiloo sectie E nummer 45, groot 39 aren 20 centiaren, waarvoor hij bereid is f 1000 te betalen. B. en W. stelden voor het bedoelde perceel voor dat bedrag te verkoopen. Conform besloten. Verbetering Mallevoortsdijk. Door den heer J. Glas, aannemer, was verzocht te bevorderen, dat een gedeelte van den Mallevoortsdijk, in aansluiting aan de zich ter plaatse bevindende klinkerbestra ting, van een zoodanige beharding wordt voorzien, dat de weg voldoet aan de bepa ling van art. 19 der Bouw- en Woningveror dening en dus vergunning tot bouwen aan dien weg kan worden verleend. Adressant heeft toegezegd 800 by te dragen in de kosten van die wegverbetering, terwijl de heer C. Bakker Pzn. zich bereid heeft ver klaard om vijf honderd gulden daarvoor te betalen. B. en W. meenden, dat het aanbrengen van een gewalste puinfundeering met oppervlak tebehandeling voor dit weggedeelte voldoen de kan worden geacht, zoodat zij voorstelden daartoe te besluiten, onder voorwaarde, dat de toegezegde bijdragen worden verleend. De kosten worden geraamd op 1850, zoodat de gemeente zal hebben te betalen een be drag van 550. De heer Opdam herinnerde aan de vele klachten over grintwegen enz. en daarom verbaasde het hem, dat B. en W. thans weer voorstelden verharding met grint. Liever had spr. gezien dat voorgesteld was klinkers te nemen of andere verharding, met opslui ting van den weg in banden. Voorts wensch- te spr. den weg zoo breed te maken als die op de breedste gedeelten is. Wat de bijdra gen in de kosten betreft, meende spr., dat er ook nog wel andere belanghebbenden zijn. De bydrage voor 100 M. lengte, waar de heer Glas belang by heeft, staat in geen goede verhouding tot de 300 M. van den heer Bakker. De voorzitter merkte op, dat de be harding zal worden gelijk aan die van het laatste deel van de Kerklaan, dus geen grint weg zonder meer. Ten aanzien van de bijdragen meende spr., dat de heer Glas heel wat meer belang heeft bij het te verkrijgen bouwterrein dan de heer Bakker. De heer Opdam bleef erbij, dat de 600 méér die beharding met klinkers zal kosten, goed besteed zullen zyn, omdat men dan in de toekomst van stof vrij is. Het voorstel werd zonder hoofdelijke stem ming aangenomen onder aanteekening, dat de heer Opdam ertegen is. Benoeming leden stembureaux. Daar de heeren Maas Geesteranus en Keesman ontheven wenschten te worden van hun lidmaatschap van een stembureau resp. in de districten 2 en 3, werd hun het ge vraagde ontslag verleend onder dankbetui ging voor het in die functie gepresteerde. Op voordracht van B. en W. werd tot voor zitter in district 2 benoemd wethouder Ak kerman en tot lid van het bureau in district 3 de heer Kant Verzet tegen de Alkmaarsche annexatieplannen. Ingevolge art. 160, derde lid, der gemeen tewet wordt de Raad* in de gelegenheid ge steld om in een openbare vergadering van Ged. Staten, welke vergadering zal worden gehouden op Woensdag 19 Mei a.s., zijn mee ning ten opzichte van het verzoek van den Raad van Alkmaar aan de koningin betref fende wijziging van de grenzen tusschen Alkmaar en Heiloo, door gemachtigden te doen toelichten. B. en W. stelden voor van die gelegenheid gebruik te maken en als gemachtigden aan te wyzen den burgemeester, de beide wet houders en den secretaris. Aldus besloten. De heer van 't Veer wenschte de hee ren groot succes. Hierna volgde sluiting der vergadering. thans om te erkennen dat het eigendoms recht van de gemeente is verjaard. Goed gevonden Rondvraag. De heer Dekker vroeg plaat sing van een 2e waarschuwingsbord bij de r.-k. school. Dezelfde spreker-wilde meer reclame maken voor de vele leegstaande woningen van de woningbouwvereeniging. Dit zal overwogen worden. De heer de Veer bepleitte om de vrijge komen trambaan Schagen-Hoorn vanaf Witte Paal door de provincie tot een nieu we toegangsweg te maken uit de rich ting Barsingerhorn en Winkel naar Scha- gen. De heer Stam en anderen zagen hierin een gevaar omdat daardoor het verkeer meer en meer uit de kom wordt gehou den. Zal door B. en W. worden onderzocht. Mej. Kamp vroeg om op den hoek van Molenstraat en Nieuwe Langzijde nabij perceel Rotgans een tegelrand te maken. Hierna sluiting. Donderdag vergaderde de raad. Beëedigd werd mej. A. J. Blaauw tot gemeente-ontvanger. Medegedeeld werd dat inzake inzage bescheiden eierveiling geen toestemming kan worden verleend. Diverse goedkeurin gen en opmerkingen van Ged. Staten volg den. Inzake de gevraagde bijdrage voor verbetering Brughornerweg werd mede gedeeld dat deze niet zal worden verleend. Het bleek dat noch B. en W., noch de raadsleden de redactie van den brief goed begrepen. Vastgesteld werd het kohier straatbe- lasting tot een bedrag van 6331.84; idem reinigingsdienst 4482. Een voorstel tot het verleenen van extra hulp aan werkloozen (steunverlee ning B) werd aangenomen. Een crediet hiervoor tot een bedrag van 172 werd goedgevonden. Benoeming hoofd der u.l.o.-school. Al vorens tot deze benoeming over te gaan werd door den voorzitter verklaard dat ook een der ingezetenen, n.1. de heer J. Baas, onderwijzer aan de u.l.o. school, naar deze vacante plaats solliciteerde. Echter in ver band met het missen van alle vereischte bevoegdheden kon zijn plaatsing op de voordracht niet doorgaan. De voorzitter wilde nadrukkelijk ver klaren, dat dit niet het gevolg is des hee ren Baas prestaties. Benoemd werd van de voordracht de heer A. van Graafeiland te Amsterdam met 9 stemmen. Eenige perceelen grond werden goed gekeurd. Vastgesteld voor de 3 jaarlijksche afre kening art. 101, 8e lid 1. o. wet 1929 voor de school voor christelijk nationaal school onderwijs tot een bedrag van 2619.02. 't Gemiddeld aantal leerlingen bedroeg 80. Uitgek. moet worden over 1934 1077.60. Erkend werd door B. en W. en den raad dat een strook grond behoorende bij den tuin Igesz, eigendom eigenlijk van de gemeente, reeds sinds 55 jaar door op eenvolgende eigenaren als het hunne is beschouwd. Bij meting door den land meter kwam dit uit. Voorgesteld werd Twee inwoners van Huizen ver dacht van meineed; een jaar geëischt. In de strafzaak tegen den Huizer jacht opziener, die wegens het opzettelijk en zonder noodzaak dooden van een hond, toebehoorende aan een inwoonster van Huizen, op 31 December j.1. werd ver oordeeld tot twee maanden gevangenis straf, diende gister het hooger beroep voor het Amsterdamsche hof. Bij de behandeling in eersten aanleg werden twee getuigen a décharge van meineed beschuldigd en gearresteerd. Zij werden evenwel door de rechtbank vrijge sproken en in vrijheid gesteld. Mr. D. Endt was als hun verdediger op getreden. Ook deze zaak diende gister in appèl. Mr. L. M. Baruch, de verdediger van den jachtopziener verzocht den president mr. Joh. M. Jolles, dezelfde getuigen a déchar ge op den lijst te brengen als in eersten aanleg. De president maakte bezwaar deze getuigen te hooren vóórdat in de meineed zaak een einduitspraak was gevallen. De verdediger sloot zich hier volkomen bij aan, waarop de zaak tegen den jachtop ziener werd geschorst voor onbepaalden tijd, en de meineedzaak meteen behandeld werd tegen vader en zoon D. en J. V. Voor de rechtbank hadden zij verklaard, dat zij op bedoelden avond op het rijwielpad van den Naarderstraatweg naar Huizen liepen in gezelschap van den jachtopziener. Er kwamen zoo hadden zy ter zitting der rechtbank verder verklaard een groote en een kleine hond over een heuveltje op ons af. De groote hond viel ons aan en beet den jachtopziener in zijn linkerkuit. Deze weerde het dier met zijn fiets af, doch de hond bleef als een dolle om hem heen springen. Toen had de opziener een revolver getrokken en twee schoten gelost. Beide mannen hadden ontkend, dat de opziener later zijn broekspijp heeft opge tild om de wonde in zijn been te laten zien. Volgens het O. M. was deze verklaring onjuist. Na de uitspraak ging het O. M. in hoo ger beroep. Thans, bij de behandeling voor het hof, verklaarde de eigenaresse van de hond, dat het dier in geen geval valsch was. Het beest deed nooit een kip kwaad. Zij wist echter niet met absolute zekerheid of de jachtopziener na het gebeurde naar zijn been had laten zien. Zij wist alleen, dat hij aan zijn linker broekspijp had getrok ken. De verklaring in het verhaal van de rechtbankzitting was h. i. al te pertinent opgenomen. Een inwoner van Huizen, die vroeger geprobeerd had de hond te dresseeren, vertelde, dat dressuur hem niet gelukt was. Het dier ./as echter z. i. in het geheel niet valsch of byterig. Een wachtmeester van de marechaussee had vroeger verschillende klachten gehad over doodschieten van honden. Getuige was spoedig ter plaatse geweest en de jachtopziener had hem zijn been, waarin hij gebeten zou zijn niet laten zien. Wel had de dokter later het been verbonden, doch getuige had gehoord, dat de wonde maar zeer oppervlakkig was. Een dame, die op het geluid van de schoten naderbij was gekomen, had ge zien dat de hond dood op het rijwielpad lag. Mevrouw R., de eigenaresse, stond bij het dier. De jachtopziener had geroepen: „Denk je, dat ik me door uw hond laat bijten". Daarbij had hij zijn broekspijp op gestroopt en zijn been laten zien, waaraan echter niets te zien was. Pres.: Weet u dat zeker en konden deze twee verdachten dat ook zien? Getuige Ja, ze stonden vlak in de buurt en hadden dus kunnen zien, wat de op ziener deed. Een houder van een theehuis te Naarden vertelde, dat de jachtopziener van de jachtclub een hekel had aan de honden in de buurt. Tegen hem had de opziener eens gezegd „Die hond van jou heb ïk nog niet voor den loop gehad". Korten tijd later was het beest verdwenen. De dokter, die a getuige was opgeroe pen, verklaarde, dat het zeer wel mogelijk was, dat het wondje door een hondenbeet was veroorzaakt, hoewel geen tandafdruk- ken te zien waren. De jachtopziener droeg op doktersvoorschrift wegens ischias een zwachtel om het been, wat het onmoge lijk zou maken, dat getuigen het ontbloote been van den opziener hadden gezien. Nadat nog veldwachter Marinus was gehoord, die verklaarde, dat beide ver dachten gunstig bekend staan, was het woord aan den procureur-generaal, mr. J. Versteegh. Uitvoerig ging spr. de getuigenverkla ringen na, die in zooverre overeen stem men, dat het tijdsverloop tusschen het wegloopeni van het dier van de eigena resse en het vallen van de schoten zeer kort was. In dat korte tijdsverloop zou de hond dus moeten hebben aangevallen, de opzie ner zou zich hebben verdedigd en toen pas zijn revolver hebben getrokken. Van de tien getuigen hebben eenigen pertinent gezien, dat de opziener zy'n broekspijp op trok om de wonde te laten zien. De procureur-generaal achtte het op grond van de getuigenverklaringen bewe zen, dat deze beide verdachten orjuiste verklaringen hebben afgelegd. Wegens meineed vorderde hij tegen beide mannen één jaar gevange nisstraf. De verdediger mr. Endt pleitte vrij spraak. Arrest 27 Mei a.s. huurd. De vrouw bleef echter by van D. en op 6 Maart was de zoon naar Hoofddorp ge gaan, om te trachten zijn moeder over te halen bij van D. weg te gaan. De vrouw wei gerde echter, waarop P. in woede ontstak en haar bedreigde. Toen van D. tusschen- beide wilde komen, keerde de jongen zich tegen hem en bracht hem met een groot dolkmes, dat hij tevoren van een buurman had gekocht, eenige steken in hoofd en rug toe. Een landarbeider, die toevallig passeer de, kwam op het gegil van de vrouw toe- loopen en wist P. te overmeesteren, waar door erger werd voorkomen. Van D. bleek zeer ernstig gewond te zyn, o.a. was een der longen gemaakt. Hy werd naar een der Haarlemsche ziekenhuizen overgebracht, waar hij geruimen tijd is verpleegd. Na een uitvoerig getuigenverhoor hield de officier mr. W. M. Paardekooper Overman zijn requisitoir. Hij achtte poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling bewezen, aangezien gebleken was, dat van noodweer niet gesproken kan worden. Hy eischte tenslotte twee jaar en zes maanden gevangenisstraf. Uitspraak 27 Mei. ONZE POSTVLUCHTEN. De Kwak (uitr.) bereikte Basrah, de Nachtegaal (thuisr.) kwam te Rangoon aan. De Edelvalk op de uitreis te Bandoeng geland. DE PERKOETOET NAAR INDIE. Morgen zal het K. L. M.-vliegtuig Per- koetoet van Amsterdam naar Batavia ver trekken. De post voor het toestel moet vanavond te Amsterdam zijn. EEN WRAAKZUCHTIGE OPLICHTER. Op een dag in November van het vorig jaar had zich by mevrouw B. te Leiden een man vervoegd, die haar een enveloppe overhandigde. In deze enveloppe zat een brief, waarin een goede vriendin van haar 10 ter leen vroeg en haar verzocht dit bedrag aan „brenger dezes" mee te geven. Mevrouw B. vertrouwde het zaakje niet en verzocht den man over een uurtje terug te komen. Inmiddels had ze de politie opgebeld. De man, die er lucht van kreeg, dat de zaak wel eens verkeerd voor hem zou kunnen afloopen, bleef weg, doch werd later aangehouden. Hij was echter zoo ontstemd over de mislukking van zijn plan, dat hij mevrouw B. een tweetal brieven schreef, waarin hij dreigde „haar naar de andere wereld te zullen helpen." Wegens oplichting en bedreiging moest de man, 'n 51-jarige Leidsche koopman, zich gister voor de Haagsche rechtbank verantwoorden. Noch hij, noch mevrouw B., die als ge tuige was gedagvaard, waren verschenen. Er werd evenwel verstek tegen hem verleend en de officier van justitie eisch te een gevangenisstraf van tien maanden. Als hij inmiddels niet opdaagt, zal op 27 Mei vonnis gewezen worden. POGING TOT DOODSLAG TE HOOFDDORP. Tegen 19-jarigen dader twee en een half jaar geëischt. Voor de Haarlemsche rechtbank heeft zich gisteren de 19-jarige P. uit Haarlem te ver antwoorden gehad wegens poging tot dood slag, gepleegd op den 45-jarigen koopmpen P. van D. te Hoofddorp op 6 Maart j.1. De dader was een zoon van de huishoud ster van Van D. en had er herhaaldelijk by zijn moeder op aangedrongen dat zy de ver houding met van D. zou verbreken. O.a. had hy voor haar in Haarlem een woning ge- MERRILL GESTART, DOCH ZONDER FILMS. Vernomen wordt, dat Merrill en Lambie, die gisteravond van Southport zijn opgeste gen voor hun vlucht over den Atlantischen Oceaan, in verband met een geschil dat tusschen eenige filmmaatschappijen te Londen is gerezen, geen kroningsfilm heb ben medegenomen. Deze films zullen op de gebruikelijke wyze naar Amerika worden verzonden. Alles wel aan boord. Dick Merrill deelde te 4.10 uur Green- wichtijd per radio mede, dat hij zich op 800 mijl ten westen van de Iersche kust bevond en dat alles wel was aan boord. ONDERZOEK RAMP HINDENBURG. Op luchtschip geschoten? In verband met het onderzoek naar de ramp van den „Hindenburg" heeft de po litie in New Jersey desgevraagd bevestigd, dat de laatste jaren herhaaldelijk op vlieg tuigen in een uitgebreid gebied rond Lake- hurst is geschoten. Ook de bekende Oce aanvlieger Clarence Chamberlain verklaar de, dat kort geleden op twee vliegtuigen aanslagen zijn gepleegd, de laatste op 2 Mei. Een der vliegtuigen is met een door schoten benzineleiding op het vliegveld Bendix aangekomen. Het andere had een gat in den vleugel. Het vliegveld van Ben dix ligt op 100 K.M. van Lakehurst, en het vliegveld van Crifton, waar het andere aangeschoten vliegtuig was geland, op 70 K.M. Naar thans eveneens bekend gewordert is, is reeds in 1930 op het luchtschip „Los Angeles" en in 1928, 1932 en 1933 op het luchtschip ZMC 8 geschoten. De luchtvaartautoriteiten hebben ook meermalen klachten en anonieme telefoni sche waarschuwingen ontvangen, waarin aan vliegers den raad werd gegeven, niet laag over New Jersey te vliegen, daar «ij anders door de vertoornde bewoners met kogels doorboord zouden worden. DE JAPANSCHE VLIEGERS OP DEN TERUGWEG. De Japansche vliegers zyn met hun toe stel „Goddelijke Wind" te 8.10 uur vanmor gen van Croydon opgestegen om de terugreis naar Tokio te aanvaarden. ZES verschillende persen staan altijd klaar voor UW DRUKWERK. ALKMAARSCHE COURANT, TEL. 33)0 PWOWSCHE avonturenroman. 12) Door G. P. BAKKER „Majoor", verbrak generaal Saxon de stilte. „Stel de gevangenen voor, dienst te nemen in het leger van den keurvorst van Saksen. Ik wil ze niet bij mijn ruiters heb ben. Er zijn veel gevangen soldeniers en de keurvorst is reeds lang bezig een leger te vormen op advies van zijn kanselier gene raal van Arnhem. Maar de majoor, die zoo rustig aan die tafel daar bleef zitten, mis schien heb je hem herkend, hij heet Van Hebei, heeft my 'n paar maal een grooten dienst bewezen. Je weet, ik heb met hem onder Wallenstein gediend. Vraag hem of hy er iets voor voelt, zich bij mijn ruiters in te schrijven in denzelfden rang. Maar niet aandringen. Aarzelt hij, geef hem dan zijn wapens en zijn paard terug met een vrijgeleide en de groeten van generaal Saxon, graaf van Wrena. Begrepen?" „En nu, vrienden", vervolgde hy, terwijl hij zijn pruik en grooten hoed weer opzet te, „gaan we af door de achterdeur". „Maar generaal", opperde Melchior. „U wilt toch niet weer als zanger optreden? Dat is te gevaarlijk en beneden uw waar digheid". „Myn beste Melchior", luidde het ant woord. „Er was in de negende eeuw een vorst, die als minstreel vermomd in het vijandelijke leger der Denen verscheen. In Engeland noemt men hem thans Alfred den Groote". HOOFDSTUK VIII. De zwoele zomeravond was overgegaan in den zachten zomernacht. De sterren stonden hoog aan den hemel en de maan wierp haar ijl wit licht over dansplaats en stad. De marktplaats, een paar uren gele den nog vol leven en rumoer, lag thans stil, eenzaam en verlaten. De fakkels wa ren uitgedoofd. Slechts in de verte liep nog gearmd en zwaaiend in de hoofdstraat een paartje, kleine zwarte silhouetten, een mannetje en een vrouwtje. Edzke keek scherp rond, toen hij voor de herberg stond, liep tusschen de boomen door, die hun schaduwen met de zacht tril lende bladeren op den weg wierpen, maar nergens zag hij meer het zigeunermeisje. Hy zocht en zocht, maar het was tever geefs. Hij ging naar de tent, waarvan nog alleen het geraamte stond. De schilderach tige Oostersche voorhang was verdwenen. Hij ging naar binnen, de ruimte was leeg. Hij wandelde door de hoofdstraat, waar nu geen mensch meer te bekennen viel. Bij de poort hielden een twintigtal ruiters de wacht. Hy gaf het wachtwoord, zei zacht: „Saxon en Melchior". De wacht meester sloeg aan, wenschte goede reis. Hij kwam op den heirweg, waar de boe renhoeven verspreid lagen. Over een zijweg liep hy achter een der kleinere boerderijen langs naar 'n schuur tje, waar hij zijn paard moest vinden. De deur stond open. Hij trad binnen, stak met zijn tondeldoos de lantaren aan, die als gewoonlijk in den hoek achter de deur stond en keek rond. Hy floot even. Zijn paard was verdwenen. Plots voelde hij een zwaren slag op zijn schouder. Snel keerde hij zich om, klaar om zich te verdedigen; toen voelde hij iets zachts tegen zyn wang. Martijn, de aap. Hij begreep nu den toestand. Dieven hadden zyn paard gestolen en Martijn was gevlucht in de hanebalken. Hij nam het be vende beest van zijn schouder en zei: „Martyn, jongen, tril niet zoo, kalm maar, wees niet bang, de baas zal je wel meene men en je hier niet alleen achterlaten". De nieuwe luitenant ging naar zijn kist, die slechts een paar armoedige kleeding- stukken bevatte. Zijn vrienden hadden ze ker met den ezel en den wagen al het an dere meegenomen. Hij bekeek de garde robe, trok zijn mooie jas uit, verving die door een verkleurd wambuis, gooide zijn hoed bij de jas in de kist, sneed de kleurige strikken van broek en schoenen, besmeur de zijn broek met modder, naaide in aller- haast een ouden lap op knie en dij, plakte een zwarte snor op de bovenlip, zette een oude muts op en haakte kortjan aan zijn gordel. De aap op den schouder, de kist in de hand, verliet hij de schuur, een geheel ander man dan hij gekomen was. Wat nu? Zijn weg wees naar het Zuiden, naar het leger van Tilly, misschien zou hij spoedig zyn beide kameraden ontmoeten. Na vijf minuten geloopen te hebben, kwam hy voorbij een plas. Hij opende het deksel van de kist, raapte een paar zware steenen op, wierp die in de kist, sloot haar weer, liet haar in het water zakken, stiet haar met zyn voet verder de plas in en grinnikte: „Vaarwel, rijke brouwerszoon. Beroerde kerel. Ik heb genoeg van je, van je vader en van je heele protserige familie. Keer terug naar de brouwerij en wordt gilde- meester". Hij vervolgde zijn weg naar het Zuiden, maar had nog niet ver geloopen of zijn aandacht werd getrokken door een paar lichtplekken in de verte, hooger dan ven sters. y Wat zou dat zijn? Spoedig stond hij voor een vrij hooge haag, keek er over en zag in het heldere maanlicht een verwilderden tuin, verstikt door hoogstaand onkruid, woeste rozenstruiken en allerlei andere planten, die tusschen het kreupelhout in het wild groeiden. Lange takken lagen over oude bloemperken. De paden waren over dekt met alle soorten onkruid. Konijnen hadden er hun holen gegraven, ratten er hun kolonie gevestigd. De maan bescheen een oud gebouw, dat vroeger een landhuis geweest moest zijn en dat in het maanlicht spookachtig 6r"° scheen. Toen zag hij, dat het lich zijn aandacht had getrokken, door het bo venste gedeelte van twee vensters scheen. Wat ging hem eigenlijk dat gebouw aan? Hij liep langs de haag, bleef eensklaps stokstijf staan. Hy luisterde ingespannen. Neen, hij vergiste zich niet. Hij hoorde een zwak gekreun. Van een vrouw? Maar wat ging hem, luitenant van Saxon's ruiters, dat eigenlijk aan? Misschien wel een vrouw in barensnood. Belachelijk om zich er me de te bemoeien. Hij moest verder. Toch aarzelde hij nog even. Toen klonk er een gil, luider en angstiger. Zyn nieuwsgierig heid won hetHy zette Martijn op den grond, zocht een opening in de haag, kroop er door en sloop naar de zwak verlichte vensters. Maar hy kon niets zien. Voor de onder ste gedeelten der ramen waren planken ge spijkerd tot op twee derde der hoogte en hij zocht vergeefs naar een kier. Hy nam de omgeving eens op en ontdekte een ouden beuk met zware takken op mans hoogte. Hij klom er in. De aap klom hem na. Nu zou hij naar binnen kunnen kijken, Hij zat doodstil, hoorde nu ook stemmen, de bovenste in lood gevatte ruitjes waren gebroken en hingen naar buiten. Hij keek in een groote kamer van een huis, dat blijkbaar reeds in geen jaren meer bewoond was geweest. Twee mannen stonden gebogen over een jonge vrouw, die ruggelings op den grond lag. Een dar de een groote vent met een langen neua en'rood haar, stond er onverschillig bij. „Broeders van Mérode", dacht de luitenant. Soldeniers, die van de keizerlijke troepen weggejaagd waren en nu leefden van roof, diefstal en moord. De versleten uniformen sloten eiken twijfel buiten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 11