De malversatie bij den B.V.L. Brand wonden akkers Kloosterbalsem bedek ze dadelijk met ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 26 MEI 1937 PARLEMENT DE REORGANISATIE DER SPOORWEGEN. Hot wetsontwerp z.h.s. aangenomen. Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar De gewezen secretaris-penningmeester en propagandist voor de Alkmaarsche Rechtbank. TWEE JAAR GEEISCHT. Glimlachje Een inbraak in Heiloo. I F? Van de vergadering der Eerste Kamer Van het laatst der vorige week resteerde nog de stemming over het wetsontwerp, 'houdende tijdelijke bepalingen, strekkende tot betere verdeeling van den beschikba ren arbeid. Deze is gistermorgen in den aanvang der vergadering gehouden, met het resultaat dat het ontwerp met 29 tegen B stemmen werd aangenomen. Tegen «ftemden de liberalen en de sociaal-demo' craten mevr. Pothuis—Smit, Ossendorp, Polak en Mendels, de overige s.d. waren vóór. Namens de Vrijheidsbcnsche fractie verklaarde mr. Knottenbelt, dat het ont werp zooveel onzekerheden inhield, dat hij en zijn vrienden hun stem er moesten onthouden. Onmiddellijk daarna is de behandeling van het wetsontwerp tot reorganisatie van het spoorwegbedrijf begonnen, welk ont werp, naar men zich herinneren zal, be oogt de oprichting van een N.V. Neder- landsche Spoorwegen met een aandeelen kapitaal van 10 millioen, waarvan bij de oprichting één aandeel van 1000 zal worden gesteld ten name van de Staats spoorwegen en één ten name van de Hol- landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, en de overige aandeelen door het Rijk worden genomen. S. S. en H. S. worden geliquideerd, hun eigendommen worden aan de nieuwe N.V. overgedragen, met uitzondering van rechten en verplichtin gen betreffende obligaties, schuldbekente nissen of aandeelen aan toonder, die in gevolge artikel 3 van het ontwerp kunnen worden Ingewisseld tegen schuldbewijzen van het Rijk. Het gevolg hiervan is, dat obligatiehouders en aandeelhouders zich een conversie van 4 op 3 pet. .zullen moe ten laten welgevallen. Er waren slechts twee sprekers over dit ontwerp, van wie de heer van Citters (a.r.) zeer veel critiek had, alhoewel hij tfijn stem niet er aan heeft onthouden.. Hij erkende tenslotte, dat de voorstellen een stap in de goede richting waren. Maar ook slechts een stap, omdat afgeschreven wordt van de fictieve en niét van de reeële be- drijfswaarde. Hetgeen de minister van Waterstaat ontkende. Het was z. i. moei lik een nauwkeurig bedrag voor de be- drijfswaarde te ramen, in verband met de sterk wisselende inkomsten en uitgaven, doch hij meende, dat de realiteit zeer dicht benaderd was. Een der allereerste maatregelen tot re organisatie moest zijn het wegnemen van de overkapitalisatie, beloopend een be drag van 229 millioen gulden. De heer van Citters oordeelde, dat de schuld van de moeilijkt financieele om standigheden van de Spoorwegen niet lag by de bedrijfsleiding, maar bij de opeen volgende regeeringen, die verzuimd had den de noodige maatregelen te nemen en die een dividendgarantie gaven, terwijl het bedrijf 't financieel niet kon bolwer ken. Een ander bezwaar van dezen afge vaardigde was, dat een departement, welks wel en wee zoo nauw by de spoorwegbe langen is betrokken als Waterstaat, tevens te beslissen heeft over andere verkeers vormen. En zou het budgetrecht der Staten-Generaal geen gevaar loopen? De directie kan toch allerlei hooge uitgaven voteeren zonder dat de Kamers er worden gekend. Er zyn onereuze verplich tingen, uit hoofde van borgstelling voor tramleeningen en een leening voor 't A. T, O.-bedrijf; er kunnen tekorten komen en dan zullen de Kamers 't pas merken als het te laat is. De heer van Citters maakte zich daar over nogal ongerust en vond eveneens be denkelijk de in de statuten voorkomende bepaling, dat de Spoorwegen kunnen deel nemen in vervoerbedrijven, andere dan spoorwegbedrijven, zoodat zy bijv. een garagebedrijf zouden kunnen doen oprich ten en in olie, benzine, banden en olie kunnen gaan handelen. Minister van Lidth de Jeude heeft zich beijverd die bedenkingen weg te nemen nadat te voren de heer Moltmaker (s.d.) een poging daartoe had gedaan, opkomend tegen een critiek op de spoorwegen, die een „hobby" geworden was. De minister liet zich over de inkomsten van de Spoorwegen wat optimistischer uit, De laatste maanden hebben zelfs verras sende resultaten gehad, zoodat het cijfer van het tekort daarvan, een gunstigen in vloed zal ondervinden. De gekozen vorm voor de reorganisatie is nog zoo kwaad niet. In verschillende landen is men tot het inzicht gekomen, dat de vennootschapsvorm groote voordeelen heeft en beter is dan een staatsbedrijf. De exploitatie-coëfficient L voor de Neder- landsche Spoorwegen gunstiger dan in eenig ander land ter wereld, ondanks het feit dat we hier nog in het bijzonder te maken hebben met de concurrentie van. de waterwegen. Wanneer er wat meer orde ning in het spoorwegbedrijf is gekomen, zal er meer aandacht aan loonen en tarie ven kunnen worden besteed. Volgens den minister levert de omschrijving van de statuten geen aanwyzng op voor een deel neming der Spoorwegen in andere bedrij ven die met het vervoer verband houden en waardoor zij zich zouden begeven op een terrein dat eens anders is. Als een nevenbedrijf der spoorwegen een garage bedrijf zou gaan oprichten, zou men mis schien met een grensgeval te doen hebben. Dengene, die hem tegenover den heer van Citters zoo'n krachtigen steun had geboden, moest de bewindsman teleur stellen. De heer Moltmaker had er op aan gedrongen dat de personeelsorganisaties vertegenwoordigd zouden worden in den raad van commissarissen, doch hy kreeg nul op het request. De minister wees dit verzoek af, omdat anders een onjuiste figuur zou worden geschapen. De directie is tenslotte ondergeschikt aan den raad van commissarissen en dan kan men in dat college geen personeelsvertegenwoor- digers zetten. Hij liet zich ook door be dreiging met een motie niet afschrikken. De motie-Moltmaker, waarin de zoo even genoemde wensch was neergelegd, werd inderdaad ingediend, maar met 25 tegen 14 stemmen verworpen. Vóór stemden de sociaal-democraten, de vrijzinnig-democraten en de Katholie ken Serrarens, Nivard en Andriessen. Het wetsontwerp werd daarna z. h. s. aangenomen. De Pachtwet. Nog éen spreker mochten we daarna hooren over de nieuwe regeling van de pacht. Het was de heer Otten (v.d.) die een zeer nuchter betoog over het pacht- vraagstuk hield. Hij bracht allerlei klach ten en grieven tot hun ware proporties te rug. Constateerde eenerzijds de noodzake lijkheid van een nieuwe regeling, doch cverwierp de stelling als zouden alle pachters onschuldige slachtoffers zijn van een verkeerd stelsel. De pacht is namelijk niet als een onjuiste bedrijfsvorm te be schouwen.. In den regel ook kunnen pacht' bedrijven de vergelijking met eigen be> drijven glansrijk doorstaan. Hij deelde ook niet de verwachting, dat de gevolgen van dezen nieuwe wet duurdere grond en hoogere pachtprijzen zouden zyn, even min, dat grond- en pachtprijzen zouden dalen, zooals van andere zijde ook wel wordt beweerd; de prijzen zouden ze wei' nig verandering ondergaan. Er is behoefte aan cultuurgrond, de vraag overtreft verre het aanbod, vandaar de hooge prijzen. Wanneer die verhouding niet verandert zal de toestand wel zoo blijven en daar aan zal een regeling als de voorgestelde weinig aan af- of toedoen. Dat wil nu niet zeggen, dat de heer Ot ten vol bewondering ervoor was. Integen deel: ook hij had bezwaren en wel tegen de wijze waarop de regeering een zekere continuatie van de pacht had voorzien. Hij gaf de voorkeur aan het Engelsche stelsel van schadevergoeding bij niet-verlenging van de pacht. Dat biedt den verpachter tenminste gauver een middel om van een pachter, die hem niet aan staat af te komen. Doch ondanks zijn bedenkingen zou de heer Otten voor stemmen; ook hij meent, dat er aan het pachtvraagstuk eens een einde moet komen. Om kwart over één verdaagde de voor zitter de vergadering tot Donderdagmid' dag half twee. De Eerste Kamer komt derhalve op den dag, waarop de Provin ciale Staten over haar samenstelling be slissen nog bijeen! Is dat nou absoluut noodig, mijnheer Sukkel, dat U den heelen tijd die riemen blijft vasthouden? Voor de Arrondissementsrechtbank stond gister terecht de heer O., voormalig propa gandist-penningmeester van den Bond van Vrijwillige Landstorm en oud-reclasseerings- ambtenaar. Aan O., die reeds een half jaar in voor- arrest zit, was ten laste gelegd, dat hij van het begin 1930 tot einde 1936 een bedrag van 5340.95 zich wederrechtelijk had toege- eigend. Uit de getuigenverhoren van de heeren Middelhoff, burgemeester van Hoogkarspel en voorzitter van de Gewestelijke B.V.L, G. v. Sitteren, administrateur van de B.V.L, S. P. Rood, rijksveldwachter te Oudkarspel, J. Tuin, tuinbouwer te Andijk, A. Barnhoorn arbeider te Texel en W. H. v. d. Horst, rijks accountant te Heemstede, die als deskundige gehoord werd, kwam vast te staan, dat ver dachte op te grooten voet had geleefd en om zich te dekken de door den staat op zijn giro rekening ten behoeve van de B.V.L. gestor te gelden, verschillende personen blanco kwitanties had laten teekenen, daarop hoo gere bedragen had ingevuld dan hij had uit betaald en bovendien kwitanties met gefin geerde namen had ingeleverd. Ieder verwachte, dat een ander zou controleeren. Volgens verklaringen van burgemeester Middelhoff verkeerde het Gewestelijk be stuur van de B.V.L. in de veronderstelling, dat de controle door de Nationale commis sie werd uitgeoefend. Een brief van de Na tionale commissie, waarin werd medege deeld, dat die controle bij het gewestelijk bestuur berustte had verdachte nimmer ter kennis van dat bestuur gebracht. Verdachte herinnerde zich dit niet. Dit was ook het ge val met den heer v. Sitteren, administrateur van de Nationale landstormcommissie. Uit de stukken kwam naar voren dat ver dachte in Amsterdam onder invloed was ge raakt van een verkeerde vriendin, die hi, bedragen had toegezonden tot een totaal van 3500. Ook bleek dat verdachte nogal royaal was geweest wanneer hy met de leden van het bestuur van de gewestelijke commissie uit was. Aangezien hij f 2800 salaris genoot, per jaar een 2000 verdiende als verzekerings agent en 900 als waagmeester, had het be stuur, dat hem volkomen vertrouwde, dit niet zoo vreemd gevonden. Men kende hem als een man met groote verdiensten voor de B.V.L. en een goed organisator. Aan zijn or ganisatietalenten had men het, volgens den voorzitter, toegeschreven, dat hij er steeds in slaagde om voor geringe bedragen per hoofd, die door de leden zelf werden betaald, diners verschaft te krijgen, die klonken als een klok. Later is gebleken, dat die diners in werkelijkheid meer kosten dan hij in reke ning bracht en die meerdere kosten plaatste hij op de blanco kwitanties welke hij per sonen had laten teekenen welke geringere bedragen hadden ontvangen. Voor de reken kamer klopten deze kwitanties wel. Ter terechtszitting bleek ook dat verdachte door zijn zoon en dochter verschillende kwi tanties met gefingeerde namen had laten tee kenen en zoowel de president als de officier van justitie vonden dit voor een vader een zeer ergerlijke handeling. Uit het rapport van den deskundige kwam naar voren dat deze van oordeel was, dat verdachte geen verduistering had gepleegd omdat de Staat de gelden voor de B.V.L. op zyn privé-gironummer had gestort. Deze deskundige oordeelde, dat verdachte in de positie verkeerde van een schuldenaar te genover den Staat, of tegenover den B.V.L. Zoowel de officier van justitie als de presi dent gaven blyk van oordeel te zyn, dat dit geld Staats-eigendom was gebleven omdat het op verdachte's girorekening was gestort ten behoeve van uitkeeringen aan de gewes telijke landstorm. Dit punt leverde nog een juridisch geschilpunt op tusschen den offi cier van justitie en den verdediger mr. H. Scholten. Verdachte was ook reclasseerings ambtenaar. De president herinnerde verdachte er nog aan, dat hy in 1910 te Haarlem reeds een keer wegens diefstal was veroordeeld. Ver dachte verklaarde dat hy destijds een kof fertje had meegenomen en dat men dat toen als diefstal had aangewezen. In verband met dit delict was het wel eigenaardig dat men verdachte later tot reclasseeringsambtenaar had benoemd. Het requisitoir, De officier, mr. B. van der Feen de Lille, noemde het een treurige zaak die thans aan het oordeel van de rechtbank was onderworpen. In den tijd waarin verdachte als secre taris-penningmeester van de landstorm commissie en als administrateur van de Vrijwillige Landstorm werkzaam is ge weest is er heel wat te doen geweest. Het was ondoenlijk en onnoodig om met het onderzoek van het begin af terug te gaan Met den aanvang van het onderzoek had spreker zich dan ook maar bepaald tot een periode van 6 jaar, waardoor voldoende kon blyken welke de geste van de ver dachte is geweest. In het dossier bevinden zich 160 processen-verbaal benevens de noodige bijlagen en een uitvoerig accoun tantsrapport over door verdachte gepleeg de verduisteringen en valschheden in ge schrifte. Het eindresultaat is dat verdachte van 1930 tot einde 1936 5370.95 heeft verduisterd. Verdachte weet niet precies hoe groot het bedrag is. De boekhouding was een janboel maar hij geeft toch toe dat dit wel juist kan zijn. Uit het rijksaccountantson derzoek is dit bedrag gedestilleerd. Het wordt ook aangetoond uit het des kundig onderzoek en spreker meent dan ook te kunnen vaststellen dat de verduis tering bewezen is. In de dagvaarding heeft spreker slechts eenige gevallen van valschheid in ge schrifte ingebracht om een beeld te geven van de diverse methoden waarop ver dachte die valschheid in geschrifte heeft gepleegd. In de eerste plaats door onder- teekening door gefingeerde personen. In de tweede plaat6 door kwitanties van per sonen die niets hebben ontvangen en in de derde plaats door op onderteekende blanco kwitanties hoogere bedragen te boeken dan werden uitbetaald. Ten aanzien van de laatste kwitantie beweert verdachte wel dat hij het meerder bedrag, groot 5. voor vlaggedoek heeft uitgegeven, maar hoe toont men dat aan? Bovendien wie zegt dat dit 5 is geweest. In ieder geval blijft de mogelijkheid dat ook door deze kwitantie nadeel is ontstaan. Uit de stukken is de rechtbank geble ken, dat'verdachte door zijn eigen zoon kwitanties met gefingeerde namen heeft laten onderteekenen. Deze handelwijze werpt wel een eigenaardig licht op den persoon van verdachte. Als men daarvan kennis neemt slaat men met verbazing de handen in elkander en vraagt men zich af, hoe iemand daarvoor zijn eigen zoon kan gebruiken. Men moet toch wel heel diep gezonken z;jn om daartoe zyn toevlucht te nemen. Het kan mij weinig schelen of de zoon dit geweten heeft. Ik heb den zoon niet tegen den vader willen uitspelen, maar dit geeft toch wel een kijk op de mentaliteit van verdachte. Vast staat, dat hij met de kwitanties heeft geknoeid en dat valschheid in ge schrifte is gepleegd. Aangezien vermoe delijk de raadsman juridische argumenten zal aanvoeren tegen het subsidiair ten las te gelegde'omdat het mogelijk is, dat deze het zelfde standpunt inneemt als de heer van der Horst, die in zijn rapport dingen heeft aangevoerd, die daar niet in thuis hooren en er althans beter niet in hadden kunnen staan, wil spreker wel opmerken dat hij van oordeel is, dat ook juridisch die verduistering vast staat. De regeering vedschaft het geld aan de Nationale landstorm-commissie, deze is verplicht om dat geld te verdeelen over de gewestelijke commissies en schreef het geld over op de particuliere girorekening van verdachte niet met de bedoeling dat dit zijn particulier eigendom werd, maar om dit te verrekenen. Hij moest het geld iedere maand verantwoorden aan de Al- gemeene rekenkamer en alle uitgaven dekken met kwitanties. Het geld bleef dus rijksgeld. Zoodra hij dit voor andere doel einden gebruikt is er sprake van het zich wederrechtelijk toeëigenen. Spreker beriep zich op een arrest van den Hoogen Raad van 29 April 1935' en op een arrest van hetzelfde college van 5 Febr. 1934, welke arresten hij meer uitvoerig in herin nering bracht. De persoon van den verdachte. Komende tot de persoon van den verdach te herinnerde spreker eraan hoe het in 1918 plotseling noodzakelijk was het vertrouwens' instituut van den B.V.L. in te stellen. Aan het hoofd van de diverse instituten werden ge steld menschen uit de hoogste kringen, zoo wel wat hun persoon als hun maatschappe lijke positie betreft. Het kleine instituut breidde zich uit tot iets groots. Men kon toen niet in eens de personen uit de hooge krin gen, die zich vrijwillig beschikbaar haddei^ gesteld controleurs op hun dak sturen. Die personen konden de werkzaamheden echter niet blijven verrichten en kozen op hun beurt personen, die hun taak moesten over nemen. Zoo ontstonden verschillende ge westelijke commissies, met naast zich ge salarieerde personen voor het werk, met als hoogste schakel de Nationale commissie in den Haag, die niets anders had te doen dan te staan tusschen de gewestelijke commissies en de regeering. Nimmer is het de bedoe ling geweest, dat de Nationale commissie controle zou hebben over hetgeen de ge westelijke commissies doen. Spr. zeide ditr expres, omdat men hier uit den mond van den voorzitter van de gewestelijke commis sie heeft kunnen hooren, dat deze zich op het standpunt stelde, dat de Nationale com missie de controle uitoefende, terwijl juist de Nationale commissie zich op het standpunt stelde, dat de gewestelijke commissie de controle hield met als gevolg dat er geen controle werd gehouden. Wanneer de cor respondentie daarover niet verder komt dan den secretaris-penningmeester, die er belang bij had, dat die bij hem bleef, dan ontstaat de toestand dat den Haag te goeder trouw meent, dat er controle wordt uitgeoefend en dat de gewestelijke commissie veronderstelt, dat deze door den Haag geschiedt. Aan dit misverstand is de gebrekkige controle te wijten geweest. Verdachte heeft daarvan schromelijk misbruik gemaakt. Het treurige in deze zaak is, dat hier iemand zich moet verantwoorden die vertrouwensposities be kleedde in verschillende kwaliteiten, een be hoorlijk tractement verdiende en behoorhjk kon leven, doch teveel uitgaf. Men moet nu eenmaal leven naar hetgeen men verdient, wie op te grooten voet leeft, verdient nooit genoeg en ervaart dat hoogmoed voor den val komt. Ingewijden weten dat verdachte door een factor van zijn te l\oogen leven standaard 3500 heeft uitgegeven. De totale verduistering bedraagt 5300, zoodat wi; zien, dat het grootste deel ging naar de juf frouw in Amsterdam. Dit alles stempelt het feit toch wel tot een buitengewoon ernstig feit, want dit is smijten met geld door iemand, die in Alkmaar een goeden naam had en bovendien een gemeentelijke betrek king bekleedde. Zijn vrouw en kinderen heb ben daarvan nooit geweten. Op verschillen de manieren heeft hij personen bedrogen Tenslotte sprong de bom en stond hy voor het begin van de ellende. Op het gebied van de reclasseering, aldus spreker, heb ik dik wijls met verdachte gesproken over het toe zicht op voorwaardelijk veroordeelden. Hij was hier als kind in huis, wist wat controle was en wie had ooit gedacht, dat hij eens schuldig zou zijn aan wat zooveel menschen gedaan hebben, die hij geholpen heeft. Ver dachte zal moeten begrijpen, dat hij in mijn oogen ontzettend gefaald heeft en dat door hem mijn vertrouwen in de menschheid zeer is geschokt. Het is treurig. Wanneer wij zien, waarvoor het geld diende, dan zijn er geen redenen voor clementie te vinden en zal men begrijpen, dat sprekers eisch niet malsch kan zijn. Spreker requireerde tenslotte tegen ver dachte 2jaar gevangenisstraf. De verdediging. Mr. H. Scholten was ook overtuigd, dat de gepleegde feiten ernstig zyn. Toch achtte hij lichtpunten aanwezig en al wilde hij de ernst van de feiten niet betwisten, als ver dediger moest hij toch de lichtpunten naar voren brengen. Pleiter wees erop, dat ver dachte in de oorlogsjaren administratieve werkzaamheden bij het leger heeft verricht, goed heeft voldaan, onmiddellijk bij de B.V. L. is gekomen en daar verschillende functies heeft bekleed. Met veel liefde heeft hij zijn werk verricht, men was erg over hem tevre den, hij was een goed organisator, had ge makkelijke omgangsvormen en wel iets zijn pijnlijk, ze genezen moeilijk en laten vaak litteekens na. Behandel ze daarom zorgvuldig, de pijn verdwijnt direct, de wonden of blaren blijven zuiver en genezen snel'. bravoure-achtigs in zyn gesprekken. In ieder geval was hy goed te gebruiken, maar een sterke persoonlijkheid was hy niet. Hij bleek een zwak karakter te bezitten. Zjjn functie bracht mee, dat hy vee! by den weg moest zyn en verteringen moest maken. Op den duur leefde hij te royaal en tenslotte kwam de verkeerde vriendin in Amsterdam. Pleiter kon zich voorstellen dat men met een dergelijke vriendin klei ne verteringen maakt, maar uit de regel matige geldzendingen blijkt toch wel, dat deze man zich de slaaf van die vroyw heeft gevoeld. Dit wijst toch op den fu- nesten invloed van haar. Doordat verdachte van verschillende in stellingen geld onder zich had, wa6 het voor hem niet zoo eenvoudig uit te maken, hoeveel geld hy voor zichzelf te zijner beschikking had. Verdachte was een zieltje zonder zorg en heelemaal geen man om berekeningen te maken. Wat hij deed, deed hy van den hoogen boom. Daarna is hij met kwitanties gaan knoeien. Het knoeien heeft hy niet gedaan om aan geld te komen maar omdat over het geld beschikte. Met lapmiddelen heeft hy getracht zich t? redden. Pleiter was voorts van oordeel, dat men alle kwitanties vervalschingen niet over een kam kon scheren. Er waren ook bonafide vervalschingen by. Er waren wel een extra uitgaven voor den B. v. L., auto- reizen, borreltjes aankoopen over de toon bank, waarvoor het niet altijd mogelijk was kwitanties over te leggen. Verdachte had er dit op gevonden, dat hy de uitgaven op bepaalde kwitanties, die wel mogelyk wa ren, verhoogde. Dit was niet goed, maar nadeel werd er in die gevallen niet toege bracht, wanneer hy er maar niet meer op zette dan hy werkelijk had uitgegeven. Pleiter was voorts juridisch van oordeel dat hier geen verduistering aanwezig was. Valschheid in geschrifte stond echter vast, zoodat verdachte er niet veel aan heeft dat verduistering niet vaststaat. Men kan juridisch echter niet zeggen dat het geld aan den staat of den B. V. L. toebehoorde. Juridisch is de positie zoo, dat dit aan ver dachte toebehoorde en pleiter is dan ook van oordeel dat deze zaak teveel door de strafrechterlijke bril is bekeken. Hij was eigenaar van de vordering op den girodienst en daartegenover schudige aan den B.V.L. of den staat. Het is hier dus 'n civiele kwes tie. Spreker zette deze zienswijze juist aan de hand van de door den officier genoem de arresten van den Hoogen Raad nader uiteen. Wanneer er een reddende engel was gekomen, die hem in staat had gesteld om het geld te betalen, dan had er niets kunnen gebeuren. Ten aanzien van de valschheid in ge schrifte oordeelde pleiter, dat wel vaststaat, dat de handteekeningen valsch zyn, maar dat het nadeel niet vaststaat. Twijfel is hier mogelijk en by twijfel moet de recht bank zich onthouden. Niet getwijfeld kan echter worden aan de valschheid en het nadeel ten aanzien van geteekende kwitan ties waarvan de plaatselijke leiders heele maal niet hebben bestaan. Deze beide ge vallen zijn sterk genoeg voor een veroor deeling. Pleiter wilde daarom de rechtbank verzoeken te bedenken dat verdachte wel aansprakelijk is, maar dat er verzachtende omstandigheden zyn. Ten eerste heeft ver dachte groote diensten aan den B.V.L. be wezen, ten tweede heeft hij het niet zoo ge meen bedoeld als het lijkt, en zyn verval schingen gepleegd toen de tekorten al wa ren gemaakt. Ten derde heeft hij uitgaven gedaan, die hy verzuimd had te verant woorden en ten vierde is de controle zeer onvoldoende geweest. Met een behoorlijke controle had veel voorkomen kunnen wor den. De controle van de Rekenkamer be- teekent niets, want die kan niet weten of een vergadering in Andijk 5 of 15 heeft gekost. Er had een goede plaatselijke con trole moeten zyn. Wiens schuld het is, dat deze ontbroken heeft is niet uit te maken. Voorts wees pleiter er nog op, dat verdachte onder een funesten invloed heeft gestaan en tenslotte, dat hy reeds een half jaar in preventieve hechtenis heeft doorgebracht, waarom hij hoopte dat de rechtbank daar mede rekening zou houden. De president vroeg verdachte hierna nog, hoe het mogelijk was dat hy zijn zoon er had ingehaald. Verdachte bleef hierop het antwoord schuldig. De uitspraak werd bepaald op Maandag a.s. half twee. Op 3 April was de vertegenwoordiger W. J. Brantjes, die in het Blockhovepark te Heiloo woont, uitgegaan en omdat hij zyn huis gedurende den nacht niet geheel en al onbewaakt wilde achterlaten had hy bij zijn buurman gevraagd of deze van tjjd tot tijd eens een oogje in het zeil wilde houden. En zooals het gevraagd was zoo geschiedde, want de zoon van den buur man, J. A. Middelhoff, had toegezien dat al les in het huis in orde was. Groot was dan ook zijn ontsteltenis toen hij laat in den avond bemerkte, dat er in het huis waarover hij waakte, licht aan en uit ge draaid werd. Hy liep de straat op, klampte een juist passeerend melkrijder aan. Samen gingen zy een onderzoek instellen en nauwe lijks waren zy bij de woning van den heer Brantjes gekomen of een tweetal personen kwam daaruit te voorschijn en nam ijlings de vlucht. Middelhoff, die gewapend was met 'n alarmpistool, zette onmiddellijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 7