De malversatie bij den B.V.L.
Brand
wonden
akkers Kloosterbalsem
bedek ze dadelijk met
ALKMAARSCHE COURANT van WOENSDAG 26 MEI 1937
PARLEMENT
DE REORGANISATIE DER
SPOORWEGEN.
Hot wetsontwerp z.h.s.
aangenomen.
Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar
De gewezen secretaris-penningmeester en propagandist
voor de Alkmaarsche Rechtbank.
TWEE JAAR GEEISCHT.
Glimlachje
Een inbraak in Heiloo.
I
F?
Van de vergadering der Eerste Kamer
Van het laatst der vorige week resteerde
nog de stemming over het wetsontwerp,
'houdende tijdelijke bepalingen, strekkende
tot betere verdeeling van den beschikba
ren arbeid. Deze is gistermorgen in den
aanvang der vergadering gehouden, met
het resultaat dat het ontwerp met 29 tegen
B stemmen werd aangenomen. Tegen
«ftemden de liberalen en de sociaal-demo'
craten mevr. Pothuis—Smit, Ossendorp,
Polak en Mendels, de overige s.d. waren
vóór.
Namens de Vrijheidsbcnsche fractie
verklaarde mr. Knottenbelt, dat het ont
werp zooveel onzekerheden inhield, dat
hij en zijn vrienden hun stem er
moesten onthouden.
Onmiddellijk daarna is de behandeling
van het wetsontwerp tot reorganisatie van
het spoorwegbedrijf begonnen, welk ont
werp, naar men zich herinneren zal, be
oogt de oprichting van een N.V. Neder-
landsche Spoorwegen met een aandeelen
kapitaal van 10 millioen, waarvan bij de
oprichting één aandeel van 1000 zal
worden gesteld ten name van de Staats
spoorwegen en één ten name van de Hol-
landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij,
en de overige aandeelen door het Rijk
worden genomen. S. S. en H. S. worden
geliquideerd, hun eigendommen worden
aan de nieuwe N.V. overgedragen, met
uitzondering van rechten en verplichtin
gen betreffende obligaties, schuldbekente
nissen of aandeelen aan toonder, die in
gevolge artikel 3 van het ontwerp kunnen
worden Ingewisseld tegen schuldbewijzen
van het Rijk. Het gevolg hiervan is, dat
obligatiehouders en aandeelhouders zich
een conversie van 4 op 3 pet. .zullen moe
ten laten welgevallen.
Er waren slechts twee sprekers over dit
ontwerp, van wie de heer van Citters
(a.r.) zeer veel critiek had, alhoewel hij
tfijn stem niet er aan heeft onthouden.. Hij
erkende tenslotte, dat de voorstellen een
stap in de goede richting waren. Maar ook
slechts een stap, omdat afgeschreven wordt
van de fictieve en niét van de reeële be-
drijfswaarde. Hetgeen de minister van
Waterstaat ontkende. Het was z. i. moei
lik een nauwkeurig bedrag voor de be-
drijfswaarde te ramen, in verband met de
sterk wisselende inkomsten en uitgaven,
doch hij meende, dat de realiteit zeer dicht
benaderd was.
Een der allereerste maatregelen tot re
organisatie moest zijn het wegnemen van
de overkapitalisatie, beloopend een be
drag van 229 millioen gulden.
De heer van Citters oordeelde, dat de
schuld van de moeilijkt financieele om
standigheden van de Spoorwegen niet lag
by de bedrijfsleiding, maar bij de opeen
volgende regeeringen, die verzuimd had
den de noodige maatregelen te nemen en
die een dividendgarantie gaven, terwijl
het bedrijf 't financieel niet kon bolwer
ken. Een ander bezwaar van dezen afge
vaardigde was, dat een departement, welks
wel en wee zoo nauw by de spoorwegbe
langen is betrokken als Waterstaat, tevens
te beslissen heeft over andere verkeers
vormen. En zou het budgetrecht der
Staten-Generaal geen gevaar loopen? De
directie kan toch allerlei hooge uitgaven
voteeren zonder dat de Kamers er
worden gekend. Er zyn onereuze verplich
tingen, uit hoofde van borgstelling voor
tramleeningen en een leening voor 't A. T,
O.-bedrijf; er kunnen tekorten komen en
dan zullen de Kamers 't pas merken als
het te laat is.
De heer van Citters maakte zich daar
over nogal ongerust en vond eveneens be
denkelijk de in de statuten voorkomende
bepaling, dat de Spoorwegen kunnen deel
nemen in vervoerbedrijven, andere dan
spoorwegbedrijven, zoodat zy bijv. een
garagebedrijf zouden kunnen doen oprich
ten en in olie, benzine, banden en olie
kunnen gaan handelen.
Minister van Lidth de Jeude heeft zich
beijverd die bedenkingen weg te nemen
nadat te voren de heer Moltmaker (s.d.)
een poging daartoe had gedaan, opkomend
tegen een critiek op de spoorwegen, die
een „hobby" geworden was.
De minister liet zich over de inkomsten
van de Spoorwegen wat optimistischer uit,
De laatste maanden hebben zelfs verras
sende resultaten gehad, zoodat het cijfer
van het tekort daarvan, een gunstigen in
vloed zal ondervinden.
De gekozen vorm voor de reorganisatie
is nog zoo kwaad niet. In verschillende
landen is men tot het inzicht gekomen, dat
de vennootschapsvorm groote voordeelen
heeft en beter is dan een staatsbedrijf. De
exploitatie-coëfficient L voor de Neder-
landsche Spoorwegen gunstiger dan in
eenig ander land ter wereld, ondanks het
feit dat we hier nog in het bijzonder te
maken hebben met de concurrentie van. de
waterwegen. Wanneer er wat meer orde
ning in het spoorwegbedrijf is gekomen,
zal er meer aandacht aan loonen en tarie
ven kunnen worden besteed. Volgens den
minister levert de omschrijving van de
statuten geen aanwyzng op voor een deel
neming der Spoorwegen in andere bedrij
ven die met het vervoer verband houden
en waardoor zij zich zouden begeven op
een terrein dat eens anders is. Als een
nevenbedrijf der spoorwegen een garage
bedrijf zou gaan oprichten, zou men mis
schien met een grensgeval te doen hebben.
Dengene, die hem tegenover den heer
van Citters zoo'n krachtigen steun had
geboden, moest de bewindsman teleur
stellen. De heer Moltmaker had er op aan
gedrongen dat de personeelsorganisaties
vertegenwoordigd zouden worden in den
raad van commissarissen, doch hy kreeg
nul op het request. De minister wees dit
verzoek af, omdat anders een onjuiste
figuur zou worden geschapen. De directie
is tenslotte ondergeschikt aan den raad
van commissarissen en dan kan men in
dat college geen personeelsvertegenwoor-
digers zetten. Hij liet zich ook door be
dreiging met een motie niet afschrikken.
De motie-Moltmaker, waarin de zoo
even genoemde wensch was neergelegd,
werd inderdaad ingediend, maar met 25
tegen 14 stemmen verworpen.
Vóór stemden de sociaal-democraten,
de vrijzinnig-democraten en de Katholie
ken Serrarens, Nivard en Andriessen.
Het wetsontwerp werd daarna z. h. s.
aangenomen.
De Pachtwet.
Nog éen spreker mochten we daarna
hooren over de nieuwe regeling van de
pacht. Het was de heer Otten (v.d.) die
een zeer nuchter betoog over het pacht-
vraagstuk hield. Hij bracht allerlei klach
ten en grieven tot hun ware proporties te
rug. Constateerde eenerzijds de noodzake
lijkheid van een nieuwe regeling, doch
cverwierp de stelling als zouden alle
pachters onschuldige slachtoffers zijn van
een verkeerd stelsel. De pacht is namelijk
niet als een onjuiste bedrijfsvorm te be
schouwen.. In den regel ook kunnen pacht'
bedrijven de vergelijking met eigen be>
drijven glansrijk doorstaan. Hij deelde ook
niet de verwachting, dat de gevolgen van
dezen nieuwe wet duurdere grond en
hoogere pachtprijzen zouden zyn, even
min, dat grond- en pachtprijzen zouden
dalen, zooals van andere zijde ook wel
wordt beweerd; de prijzen zouden ze wei'
nig verandering ondergaan. Er is behoefte
aan cultuurgrond, de vraag overtreft verre
het aanbod, vandaar de hooge prijzen.
Wanneer die verhouding niet verandert
zal de toestand wel zoo blijven en daar
aan zal een regeling als de voorgestelde
weinig aan af- of toedoen.
Dat wil nu niet zeggen, dat de heer Ot
ten vol bewondering ervoor was. Integen
deel: ook hij had bezwaren en wel tegen
de wijze waarop de regeering een zekere
continuatie van de pacht had voorzien. Hij
gaf de voorkeur aan het Engelsche stelsel
van schadevergoeding bij niet-verlenging
van de pacht. Dat biedt den verpachter
tenminste gauver een middel om van een
pachter, die hem niet aan staat af te
komen. Doch ondanks zijn bedenkingen
zou de heer Otten voor stemmen; ook hij
meent, dat er aan het pachtvraagstuk eens
een einde moet komen.
Om kwart over één verdaagde de voor
zitter de vergadering tot Donderdagmid'
dag half twee. De Eerste Kamer komt
derhalve op den dag, waarop de Provin
ciale Staten over haar samenstelling be
slissen nog bijeen!
Is dat nou absoluut noodig,
mijnheer Sukkel, dat U den heelen
tijd die riemen blijft vasthouden?
Voor de Arrondissementsrechtbank stond
gister terecht de heer O., voormalig propa
gandist-penningmeester van den Bond van
Vrijwillige Landstorm en oud-reclasseerings-
ambtenaar.
Aan O., die reeds een half jaar in voor-
arrest zit, was ten laste gelegd, dat hij van
het begin 1930 tot einde 1936 een bedrag van
5340.95 zich wederrechtelijk had toege-
eigend.
Uit de getuigenverhoren van de heeren
Middelhoff, burgemeester van Hoogkarspel
en voorzitter van de Gewestelijke B.V.L,
G. v. Sitteren, administrateur van de B.V.L,
S. P. Rood, rijksveldwachter te Oudkarspel,
J. Tuin, tuinbouwer te Andijk, A. Barnhoorn
arbeider te Texel en W. H. v. d. Horst, rijks
accountant te Heemstede, die als deskundige
gehoord werd, kwam vast te staan, dat ver
dachte op te grooten voet had geleefd en om
zich te dekken de door den staat op zijn giro
rekening ten behoeve van de B.V.L. gestor
te gelden, verschillende personen blanco
kwitanties had laten teekenen, daarop hoo
gere bedragen had ingevuld dan hij had uit
betaald en bovendien kwitanties met gefin
geerde namen had ingeleverd.
Ieder verwachte, dat een ander zou
controleeren.
Volgens verklaringen van burgemeester
Middelhoff verkeerde het Gewestelijk be
stuur van de B.V.L. in de veronderstelling,
dat de controle door de Nationale commis
sie werd uitgeoefend. Een brief van de Na
tionale commissie, waarin werd medege
deeld, dat die controle bij het gewestelijk
bestuur berustte had verdachte nimmer ter
kennis van dat bestuur gebracht. Verdachte
herinnerde zich dit niet. Dit was ook het ge
val met den heer v. Sitteren, administrateur
van de Nationale landstormcommissie.
Uit de stukken kwam naar voren dat ver
dachte in Amsterdam onder invloed was ge
raakt van een verkeerde vriendin, die hi,
bedragen had toegezonden tot een totaal van
3500.
Ook bleek dat verdachte nogal royaal was
geweest wanneer hy met de leden van het
bestuur van de gewestelijke commissie uit
was. Aangezien hij f 2800 salaris genoot, per
jaar een 2000 verdiende als verzekerings
agent en 900 als waagmeester, had het be
stuur, dat hem volkomen vertrouwde, dit niet
zoo vreemd gevonden. Men kende hem als
een man met groote verdiensten voor de
B.V.L. en een goed organisator. Aan zijn or
ganisatietalenten had men het, volgens den
voorzitter, toegeschreven, dat hij er steeds
in slaagde om voor geringe bedragen per
hoofd, die door de leden zelf werden betaald,
diners verschaft te krijgen, die klonken als
een klok. Later is gebleken, dat die diners in
werkelijkheid meer kosten dan hij in reke
ning bracht en die meerdere kosten plaatste
hij op de blanco kwitanties welke hij per
sonen had laten teekenen welke geringere
bedragen hadden ontvangen. Voor de reken
kamer klopten deze kwitanties wel.
Ter terechtszitting bleek ook dat verdachte
door zijn zoon en dochter verschillende kwi
tanties met gefingeerde namen had laten tee
kenen en zoowel de president als de officier
van justitie vonden dit voor een vader een
zeer ergerlijke handeling.
Uit het rapport van den deskundige kwam
naar voren dat deze van oordeel was, dat
verdachte geen verduistering had gepleegd
omdat de Staat de gelden voor de B.V.L. op
zyn privé-gironummer had gestort. Deze
deskundige oordeelde, dat verdachte in de
positie verkeerde van een schuldenaar te
genover den Staat, of tegenover den B.V.L.
Zoowel de officier van justitie als de presi
dent gaven blyk van oordeel te zyn, dat dit
geld Staats-eigendom was gebleven omdat
het op verdachte's girorekening was gestort
ten behoeve van uitkeeringen aan de gewes
telijke landstorm. Dit punt leverde nog een
juridisch geschilpunt op tusschen den offi
cier van justitie en den verdediger mr. H.
Scholten.
Verdachte was ook reclasseerings
ambtenaar.
De president herinnerde verdachte er nog
aan, dat hy in 1910 te Haarlem reeds een
keer wegens diefstal was veroordeeld. Ver
dachte verklaarde dat hy destijds een kof
fertje had meegenomen en dat men dat toen
als diefstal had aangewezen. In verband met
dit delict was het wel eigenaardig dat men
verdachte later tot reclasseeringsambtenaar
had benoemd.
Het requisitoir,
De officier, mr. B. van der Feen de
Lille, noemde het een treurige zaak die
thans aan het oordeel van de rechtbank
was onderworpen.
In den tijd waarin verdachte als secre
taris-penningmeester van de landstorm
commissie en als administrateur van de
Vrijwillige Landstorm werkzaam is ge
weest is er heel wat te doen geweest. Het
was ondoenlijk en onnoodig om met het
onderzoek van het begin af terug te gaan
Met den aanvang van het onderzoek had
spreker zich dan ook maar bepaald tot een
periode van 6 jaar, waardoor voldoende
kon blyken welke de geste van de ver
dachte is geweest. In het dossier bevinden
zich 160 processen-verbaal benevens de
noodige bijlagen en een uitvoerig accoun
tantsrapport over door verdachte gepleeg
de verduisteringen en valschheden in ge
schrifte. Het eindresultaat is dat verdachte
van 1930 tot einde 1936 5370.95 heeft
verduisterd.
Verdachte weet niet precies hoe groot
het bedrag is. De boekhouding was een
janboel maar hij geeft toch toe dat dit wel
juist kan zijn. Uit het rijksaccountantson
derzoek is dit bedrag gedestilleerd.
Het wordt ook aangetoond uit het des
kundig onderzoek en spreker meent dan
ook te kunnen vaststellen dat de verduis
tering bewezen is.
In de dagvaarding heeft spreker slechts
eenige gevallen van valschheid in ge
schrifte ingebracht om een beeld te geven
van de diverse methoden waarop ver
dachte die valschheid in geschrifte heeft
gepleegd. In de eerste plaats door onder-
teekening door gefingeerde personen. In de
tweede plaat6 door kwitanties van per
sonen die niets hebben ontvangen en in de
derde plaats door op onderteekende blanco
kwitanties hoogere bedragen te boeken
dan werden uitbetaald. Ten aanzien van de
laatste kwitantie beweert verdachte wel
dat hij het meerder bedrag, groot 5.
voor vlaggedoek heeft uitgegeven, maar
hoe toont men dat aan? Bovendien wie
zegt dat dit 5 is geweest. In ieder geval
blijft de mogelijkheid dat ook door deze
kwitantie nadeel is ontstaan.
Uit de stukken is de rechtbank geble
ken, dat'verdachte door zijn eigen zoon
kwitanties met gefingeerde namen heeft
laten onderteekenen. Deze handelwijze
werpt wel een eigenaardig licht op den
persoon van verdachte. Als men daarvan
kennis neemt slaat men met verbazing de
handen in elkander en vraagt men zich af,
hoe iemand daarvoor zijn eigen zoon kan
gebruiken. Men moet toch wel heel diep
gezonken z;jn om daartoe zyn toevlucht te
nemen. Het kan mij weinig schelen of de
zoon dit geweten heeft. Ik heb den zoon
niet tegen den vader willen uitspelen,
maar dit geeft toch wel een kijk op de
mentaliteit van verdachte.
Vast staat, dat hij met de kwitanties
heeft geknoeid en dat valschheid in ge
schrifte is gepleegd. Aangezien vermoe
delijk de raadsman juridische argumenten
zal aanvoeren tegen het subsidiair ten las
te gelegde'omdat het mogelijk is, dat deze
het zelfde standpunt inneemt als de heer
van der Horst, die in zijn rapport dingen
heeft aangevoerd, die daar niet in thuis
hooren en er althans beter niet in hadden
kunnen staan, wil spreker wel opmerken
dat hij van oordeel is, dat ook juridisch die
verduistering vast staat.
De regeering vedschaft het geld aan de
Nationale landstorm-commissie, deze is
verplicht om dat geld te verdeelen over de
gewestelijke commissies en schreef het
geld over op de particuliere girorekening
van verdachte niet met de bedoeling dat
dit zijn particulier eigendom werd, maar
om dit te verrekenen. Hij moest het geld
iedere maand verantwoorden aan de Al-
gemeene rekenkamer en alle uitgaven
dekken met kwitanties. Het geld bleef dus
rijksgeld. Zoodra hij dit voor andere doel
einden gebruikt is er sprake van het zich
wederrechtelijk toeëigenen.
Spreker beriep zich op een arrest van den
Hoogen Raad van 29 April 1935' en op een
arrest van hetzelfde college van 5 Febr. 1934,
welke arresten hij meer uitvoerig in herin
nering bracht.
De persoon van den verdachte.
Komende tot de persoon van den verdach
te herinnerde spreker eraan hoe het in 1918
plotseling noodzakelijk was het vertrouwens'
instituut van den B.V.L. in te stellen. Aan het
hoofd van de diverse instituten werden ge
steld menschen uit de hoogste kringen, zoo
wel wat hun persoon als hun maatschappe
lijke positie betreft. Het kleine instituut
breidde zich uit tot iets groots. Men kon toen
niet in eens de personen uit de hooge krin
gen, die zich vrijwillig beschikbaar haddei^
gesteld controleurs op hun dak sturen. Die
personen konden de werkzaamheden echter
niet blijven verrichten en kozen op hun
beurt personen, die hun taak moesten over
nemen. Zoo ontstonden verschillende ge
westelijke commissies, met naast zich ge
salarieerde personen voor het werk, met als
hoogste schakel de Nationale commissie in
den Haag, die niets anders had te doen dan
te staan tusschen de gewestelijke commissies
en de regeering. Nimmer is het de bedoe
ling geweest, dat de Nationale commissie
controle zou hebben over hetgeen de ge
westelijke commissies doen. Spr. zeide ditr
expres, omdat men hier uit den mond van
den voorzitter van de gewestelijke commis
sie heeft kunnen hooren, dat deze zich op
het standpunt stelde, dat de Nationale com
missie de controle uitoefende, terwijl juist de
Nationale commissie zich op het standpunt
stelde, dat de gewestelijke commissie de
controle hield met als gevolg dat er geen
controle werd gehouden. Wanneer de cor
respondentie daarover niet verder komt dan
den secretaris-penningmeester, die er belang
bij had, dat die bij hem bleef, dan ontstaat
de toestand dat den Haag te goeder trouw
meent, dat er controle wordt uitgeoefend en
dat de gewestelijke commissie veronderstelt,
dat deze door den Haag geschiedt. Aan dit
misverstand is de gebrekkige controle te
wijten geweest. Verdachte heeft daarvan
schromelijk misbruik gemaakt. Het treurige
in deze zaak is, dat hier iemand zich moet
verantwoorden die vertrouwensposities be
kleedde in verschillende kwaliteiten, een be
hoorlijk tractement verdiende en behoorhjk
kon leven, doch teveel uitgaf. Men moet nu
eenmaal leven naar hetgeen men verdient,
wie op te grooten voet leeft, verdient nooit
genoeg en ervaart dat hoogmoed voor den
val komt. Ingewijden weten dat verdachte
door een factor van zijn te l\oogen leven
standaard 3500 heeft uitgegeven. De totale
verduistering bedraagt 5300, zoodat wi;
zien, dat het grootste deel ging naar de juf
frouw in Amsterdam. Dit alles stempelt het
feit toch wel tot een buitengewoon ernstig
feit, want dit is smijten met geld door
iemand, die in Alkmaar een goeden naam
had en bovendien een gemeentelijke betrek
king bekleedde. Zijn vrouw en kinderen heb
ben daarvan nooit geweten. Op verschillen
de manieren heeft hij personen bedrogen
Tenslotte sprong de bom en stond hy voor
het begin van de ellende. Op het gebied van
de reclasseering, aldus spreker, heb ik dik
wijls met verdachte gesproken over het toe
zicht op voorwaardelijk veroordeelden. Hij
was hier als kind in huis, wist wat controle
was en wie had ooit gedacht, dat hij eens
schuldig zou zijn aan wat zooveel menschen
gedaan hebben, die hij geholpen heeft. Ver
dachte zal moeten begrijpen, dat hij in mijn
oogen ontzettend gefaald heeft en dat door
hem mijn vertrouwen in de menschheid zeer
is geschokt. Het is treurig. Wanneer wij zien,
waarvoor het geld diende, dan zijn er geen
redenen voor clementie te vinden en zal
men begrijpen, dat sprekers eisch niet
malsch kan zijn.
Spreker requireerde tenslotte tegen ver
dachte 2jaar gevangenisstraf.
De verdediging.
Mr. H. Scholten was ook overtuigd, dat de
gepleegde feiten ernstig zyn. Toch achtte
hij lichtpunten aanwezig en al wilde hij de
ernst van de feiten niet betwisten, als ver
dediger moest hij toch de lichtpunten naar
voren brengen. Pleiter wees erop, dat ver
dachte in de oorlogsjaren administratieve
werkzaamheden bij het leger heeft verricht,
goed heeft voldaan, onmiddellijk bij de B.V.
L. is gekomen en daar verschillende functies
heeft bekleed. Met veel liefde heeft hij zijn
werk verricht, men was erg over hem tevre
den, hij was een goed organisator, had ge
makkelijke omgangsvormen en wel iets
zijn pijnlijk, ze genezen
moeilijk en laten vaak
litteekens na. Behandel
ze daarom zorgvuldig,
de pijn verdwijnt direct, de wonden of
blaren blijven zuiver en genezen snel'.
bravoure-achtigs in zyn gesprekken. In ieder
geval was hy goed te gebruiken, maar een
sterke persoonlijkheid was hy niet. Hij bleek
een zwak karakter te bezitten.
Zjjn functie bracht mee, dat hy vee! by
den weg moest zyn en verteringen moest
maken. Op den duur leefde hij te royaal
en tenslotte kwam de verkeerde vriendin
in Amsterdam. Pleiter kon zich voorstellen
dat men met een dergelijke vriendin klei
ne verteringen maakt, maar uit de regel
matige geldzendingen blijkt toch wel, dat
deze man zich de slaaf van die vroyw
heeft gevoeld. Dit wijst toch op den fu-
nesten invloed van haar.
Doordat verdachte van verschillende in
stellingen geld onder zich had, wa6 het
voor hem niet zoo eenvoudig uit te maken,
hoeveel geld hy voor zichzelf te zijner
beschikking had. Verdachte was een zieltje
zonder zorg en heelemaal geen man om
berekeningen te maken. Wat hij deed, deed
hy van den hoogen boom. Daarna is hij met
kwitanties gaan knoeien. Het knoeien
heeft hy niet gedaan om aan geld te komen
maar omdat over het geld beschikte.
Met lapmiddelen heeft hy getracht zich t?
redden. Pleiter was voorts van oordeel, dat
men alle kwitanties vervalschingen niet
over een kam kon scheren. Er waren ook
bonafide vervalschingen by. Er waren wel
een extra uitgaven voor den B. v. L., auto-
reizen, borreltjes aankoopen over de toon
bank, waarvoor het niet altijd mogelijk was
kwitanties over te leggen. Verdachte had
er dit op gevonden, dat hy de uitgaven op
bepaalde kwitanties, die wel mogelyk wa
ren, verhoogde. Dit was niet goed, maar
nadeel werd er in die gevallen niet toege
bracht, wanneer hy er maar niet meer op
zette dan hy werkelijk had uitgegeven.
Pleiter was voorts juridisch van oordeel dat
hier geen verduistering aanwezig was.
Valschheid in geschrifte stond echter vast,
zoodat verdachte er niet veel aan heeft
dat verduistering niet vaststaat. Men kan
juridisch echter niet zeggen dat het geld
aan den staat of den B. V. L. toebehoorde.
Juridisch is de positie zoo, dat dit aan ver
dachte toebehoorde en pleiter is dan ook
van oordeel dat deze zaak teveel door de
strafrechterlijke bril is bekeken. Hij was
eigenaar van de vordering op den girodienst
en daartegenover schudige aan den B.V.L.
of den staat. Het is hier dus 'n civiele kwes
tie. Spreker zette deze zienswijze juist aan
de hand van de door den officier genoem
de arresten van den Hoogen Raad nader
uiteen. Wanneer er een reddende engel
was gekomen, die hem in staat had gesteld
om het geld te betalen, dan had er niets
kunnen gebeuren.
Ten aanzien van de valschheid in ge
schrifte oordeelde pleiter, dat wel vaststaat,
dat de handteekeningen valsch zyn, maar
dat het nadeel niet vaststaat. Twijfel is
hier mogelijk en by twijfel moet de recht
bank zich onthouden. Niet getwijfeld kan
echter worden aan de valschheid en het
nadeel ten aanzien van geteekende kwitan
ties waarvan de plaatselijke leiders heele
maal niet hebben bestaan. Deze beide ge
vallen zijn sterk genoeg voor een veroor
deeling. Pleiter wilde daarom de rechtbank
verzoeken te bedenken dat verdachte wel
aansprakelijk is, maar dat er verzachtende
omstandigheden zyn. Ten eerste heeft ver
dachte groote diensten aan den B.V.L. be
wezen, ten tweede heeft hij het niet zoo ge
meen bedoeld als het lijkt, en zyn verval
schingen gepleegd toen de tekorten al wa
ren gemaakt. Ten derde heeft hij uitgaven
gedaan, die hy verzuimd had te verant
woorden en ten vierde is de controle zeer
onvoldoende geweest. Met een behoorlijke
controle had veel voorkomen kunnen wor
den. De controle van de Rekenkamer be-
teekent niets, want die kan niet weten of
een vergadering in Andijk 5 of 15 heeft
gekost. Er had een goede plaatselijke con
trole moeten zyn. Wiens schuld het is, dat
deze ontbroken heeft is niet uit te maken.
Voorts wees pleiter er nog op, dat verdachte
onder een funesten invloed heeft gestaan en
tenslotte, dat hy reeds een half jaar in
preventieve hechtenis heeft doorgebracht,
waarom hij hoopte dat de rechtbank daar
mede rekening zou houden.
De president vroeg verdachte hierna nog,
hoe het mogelijk was dat hy zijn zoon er
had ingehaald. Verdachte bleef hierop het
antwoord schuldig.
De uitspraak werd bepaald op Maandag
a.s. half twee.
Op 3 April was de vertegenwoordiger W.
J. Brantjes, die in het Blockhovepark te
Heiloo woont, uitgegaan en omdat hij zyn
huis gedurende den nacht niet geheel en
al onbewaakt wilde achterlaten had
hy bij zijn buurman gevraagd of deze
van tjjd tot tijd eens een oogje in het zeil
wilde houden. En zooals het gevraagd was
zoo geschiedde, want de zoon van den buur
man, J. A. Middelhoff, had toegezien dat al
les in het huis in orde was. Groot
was dan ook zijn ontsteltenis toen hij laat
in den avond bemerkte, dat er in het huis
waarover hij waakte, licht aan en uit ge
draaid werd. Hy liep de straat op, klampte
een juist passeerend melkrijder aan. Samen
gingen zy een onderzoek instellen en nauwe
lijks waren zy bij de woning van den heer
Brantjes gekomen of een tweetal personen
kwam daaruit te voorschijn en nam
ijlings de vlucht. Middelhoff, die gewapend
was met 'n alarmpistool, zette onmiddellijk