N GEHEIMEN
DIENST
Aanvaarding voorzitterschap Tweede Kamer
ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 12 JUNI 1937
PARLEMENT
De grondwetsherziening 16 Juni in de
afdeelingen.
De Tweede Kamer op reces.
JkowHciaat Tlieuws
HEILOO
BEEMSTER
EGMOND BINNEN
OUDORP
ZIJDEWIND
Ifmtleio»
(Van onzen parlementairen medewerker).
De Tweede Kamer, in haar nieuwe sa
menstelling, heeft gistermiddag eenige
noodzakelijke formaliteiten vervuld, al
vorens zij met haar wetgevenden arbeid
kon beginnen. Hiertoe behoorde in de
eerste plaats de aanvaarding van het
voorzitterschap door prof. mr. P. J. M.
Aalberse en vervolgens de trekking van
de afdeelingen, de benoeming van voorzit
ters en ondervoorzitters daarvan, voorts
de benoeming van een aantal commissies,
welke de werkzaamheden der Kamer
vergemakkelijken, c.q. concentreeren.
Prof. Aalberse hield een rede, waarin hij
de positie en de functie van den voorzitter
der Kamer, in het verband van de grond
wettelijke samenwerking tusschen Kroon
en Parlement, karakteriseerde. Wij laten
hier zijn rede welke met hartelijk ap
plaus door de leden, die haar staande had
den aangehoord, werd begroet in exten-
so volgen, omdat zij voor het moment, na
den uitslag der pas gehouden verkiezingen,
■belangrijk en typeerend is. Zij is tevens
kenmerkend voor de verhoudingen in onze
volksvertegenwoordiging. Met ongetwijfeld
aller instemming heeft prof. Aalberse ook
het heengaan van den nestor der Kamer,
den heer W. H. Vliegen (s.d.), herdacht.
Rede van den voorzitter.
De voorzitter dan zeide het volgende:
„Mijn benoeming tot voorzitter van
deze Kamer vervult mij met eerbiedige
dankbaarheid jegens Hare Majesteit de
Koningin en met warme erkentelijkheid
jegens u, die mij aan haar hebt willen
voordragen.
Deze door de Grondwet voorgeschreven
samenwerking tusschen Kroon en Parle
ment is al werd daar wel anders over
geoordeeld naar mijn meening de meest
geëigende vorm voor de aanwijzing van
hem, die geroepen is leiding te geven aan
de werkzaamheden der Kamer. Daardoor
wordt het karakter van zijn positie duide
lijk aangewezen.
De voorzitter toch is niet de man van
de Regeering, die haar in de Volksver
tegenwoordiging representeert. De voor
dracht der Kamer dekt deze stelling en
maakt haar inhoud tot werkelijkheid. Hij
i6 evenmin de man van de grootere of
kleinere meerderheid, die op hem haar
keuze liet vallen. Hij is de man van de
Kamer in haar geheel. Die hoedanigheid
verleent hem op steviger wijze dan iets
anders het zou kunnen doen, de Ko
ninklijke benoeming, welke het uitgespro
ken verlangen der meerderheid in een
zelfstandige regeeringsdaad omzet.
Onafhankelijk van de Regeering, onaf
hankelijk van de meerderheid, boven de
partijen, zoo behoort de voorzitter in de
Kamer te staan. Elke groep, ieder lid, moet
met vol vertrouwen naar hem kunnen
opzien. Noch tegenover personen noch
tegenover meeningen mag hij van voor
keur doen blijken. Wel loopt hij, ook den
schijn zelfs van bevangenheid willende
vermijden, het gevaar lichtelijk partijdig
te zijn ten gunste van hen, die in staat
kundige overtuiging het verst van hem
afstaan of ten faveure van een meening,
welke hem het minst sympathiek is. Ook
voor dat gevaar heeft hij zich te hoeden.
Zijn taak is zw?ar, het best nog te ver
gelijken met die eens rechters. Maar
zwaarder dan deze. De rechter kan be
slissen na door partijen en haar raadslieden
schriftelijk en mondeling te zijn voorge
licht, na rijp beraad. De voorzitter der
Kamer heeft zijn beslissing vaak te nemen
op het oogenblik zelf. zonder mogelijkheid
van raadpleging, zonder gelegenheid bij
zich zelf voor en tegen ampel te overwe
gen. Zoowel aarzeling als vergissing zullen
het in hem gestelde en te stellen vertrou
wen verzwakken.
Als ik dit alles bij het opnieuw aanvaar
den van deze functie overweeg, dan zeg ik
het Vondel na: „dees eer gaet boven mijn
waerdij".
Wanneer ik desniettemin dit ambt vol
goeden moed weder op mij neem, dan steun
ik daarbij op de ervaring, in het verleden
opgedaan, dat de voorzitter rekenen mag
niet op de toegeeflijkheid, maar op de
loyale medewerking van alle leden.
Het is de verwachting, dat deze ervaring
zal worden bestendigd, welke mij den
moed geeft dezen zetel weer in te nemen.
Daarbij bekruipt mij een gevoel van
weemoed, als ik, hier thans rondziende,
zoovelen niet meer aantref, die in de vorige
ziting nog aanwezig waren. Hun aantal is
te groot, om hen met name te vermelden.
Zij allen echter mogen overtuigd zijn, dat
zij hier in onze goede herinnering zullen
voortleven. Slechts één uitzondering te
maken, moge mij geoorloofd zijn.
Ook de nestor der Kamer keerde niet in
ons midden weer: de heer Vliegen, die zoo
lange jaren in deze vergaderzaal met zijn
gaven heeft gewoekerd ter behartiging van
de landsbelangen, zooals zijn overtuiging
hem die deden zien. Inzonderheid zal de
voorzitter hem missen, dien hij zoo vaak
op zyn zetel heeft willen vervangen.
Maar die weemoe^ om hen, die heen
gegaan zijn, wordt getemperd door de
vreugde, waarmede ik een gelijk aantal
nieuwe leden in ons midden mag begroe
ten. Aanvankelijk zullen zij zich hier nog
ietwat vreemd voelen. Laat ik hen aan
stonds geruststellen met deze mijne meer
dan 35-jarige ervaring: na eenigen tijd
krijgt in dit huis een ieder, tot welke partij
hij ook behoore, de plaats, die hem over
eenkomstig zijn bekwaamheid en zyn ka
rakter toekomt. Eerlijke waardeering van
politieke tegenstanders behoort tot de
goede, oude tradities van deze Kamer.
En zoo aanvaard ik dan opnieuw de
functie van voorzitter der Tweede Kamer
in het geloovig vertrouwen, op Gods bij
stand en in de stellige verwachting, dat ik
bij het, naar beste weten en kunnen, vol
voeren van mijn zware taak, gelijk in het
verleden ook in de toekomst de hartelijke,
in vertrouwen gewortelde, medewerking
en steun moge ondervinden vam u allen."
Na deze rede installeerde de voorzitter
nog twee leden, den heer Stumpel (r.k.),
die j.L Woensdag niet aanwezig kon zijn,
en mr. M. M. Rost van Tonningen (n.s.b.),
wiens benoeming eerst later is afgekomen
en wiens geloofsbrieven nog moesten
worden onderzocht, hetgeen in den aan
vang der vergadering plaats vond door de
commissie, namens welke ir. Bongaerts
(r.k.) tot toelating adviseerde.
Nadat deze beide heeren de vereischte
eeden hadden afgelegd, namen zij zitting.
De heer Stumpel maakte reeds deel uit van
de vorige Kamer, de heer Rost van Tonnin
gen completeert de n.s.b.-fractie in de
Tweede Kamer.
Evenals vorige jaren werden thans weer
vier vaste commissies benoemd, waartoe
het reglement van orde de mogelijkheid
opent, namelijk voor: privaat- en straf
recht; belastingen; openbare werken, ver-
keers- en waterstadtsaangelegenheden; voor
overleg met de regeering inzake handels
politieke aangelegenheden. Dit zijn com
missies, waarnaar wetsontwerpen worden
verzonden, welker beoordeeling een meer
speciale kennis vereischen; op deze wijze
wordt een voorloopig verslag der Kamer
eenvoudiger en ook degelijker voorbereid.
Geen der ministers, die tot lid der Kamer
zijn benoemd, maakt deel van deze „werk-
commissies" uit. Slechts de heeren Slote-
maker de Bruine en van Lidth de Jeude
hebben zich de benoeming in een commis
sie, welke slechts van tijd tot tijd optreedt
laten welgevallen, namelijk in die voor In
dische zaken, terwijl de heer van Schaik
zich zag opgenomen in de gemengde com
missie voor de stenografie, een functie, die
evenmin geregelden arbeid vordert. Ligt
daarin een aanwijzing dat de heeren Oud
en Deckers ernstig rekening houden met de
mogelijkheid niet in de Kamer zitting te
zullen nemen?
Overigens kan men wat de benoeming
van prof. Slotemaker in de genoemde com
missie betreft, het vermoeden uitspreken,
dat hy voortaan van de chr. hist.-fractie de
Indische aangelegenheden zal behandelen
als opvolger van baron van Boetzelaer van
Dubbeldam.
Verder trok het onze aandacht dat de
n.s.b. in een der vaste commissies is verte
genwoordigd en wel in die voor de open
bare werken enz.; Graaf de Marchant et
d'Ansembourg zal daarvan deel uitmaken,
hetgeen een aanwijzing kan bevatten voor
de veronderstelling dat de n.s.b. aan de
parlementaire werkzaamheden serieus wil
mededoen.
De benoeming van voorzitters en onder
voorzitters bracht geen verrassingen; be
proefde parlementaire krachten zullen die
functies vervullen. Het waren trouwens
weer de bekende namen van de voorman
nen, welke voor den dag kwamen.
De Kamer heeft besloten a.s. Woensdag
een aantal wetsontwerpen in de afdeelingen
te onderzoeken, o.a. de Grondwetsherzie
ning, de ontwerpen betrekking hebbende
op de uitbreiding van de vloot voor de
maatschappij „Zeeland" en zeer vele natu
ralisatie-aanvragen.
Rest ons nog mede te deelen, dat de
voorzitter in zeer waardeerende en harte
lijke bewoordingen den dank der Kamer
heeft vertolkt jegens den directeur der
griffie, den heer Pippel, die kunstzinnig
man een zelfvervaardigd allegorisch
schilderij voor het pas gerestaureerde kabi
net van den president heeft aangeboden.
De leden applaudisseerden hartelijk en her
haalden dit nog eens, toen de heer Pippel
even later, uit hoofde van zijn functie, de
zaal betrad om met den griffier te spreken.
Om half vier was deze Kamervergadering
geëindigd. Behoudens onvoorziene omstan
digheden zal de Kamer vóór September
niet meer in 't openbaar bijeenkomen.
Concert
In het Gemeentelijk Muziekpark gaf
Donderdagavond het r.k. fanfarecorps „St.
Cecilia" zijn eerste concert in dit seizoen.
Het mooie weer had velen naar het bosch
getrokken en het bezoek viel ons voor
Heiloo mee. Samenwerking was verkre
gen van het r.k. mannenkoor „Ons Genoe
gen". De directeur van St. Cecilia zorgde
voor lichte muziek, welke wel in den
smaak viel. „Ons Genoegen" gaf een 4-tal
nummers, waarvan „Nimmer Nacht" uitste
kend voldeed. Van St. Cecilia voldeed het
best „Groot Rotterdam", marsch.
Floralia.
De plaatselijke floraliavereeniging heeft
dezer dagen op beide scholen een 450 kin
derplan ten uitgereikt. De planten zijn
mooi, vooral die planten welke in grooten
pot zijn afgeleverd. Het ligt in de bedoe
ling van het bestuur om bij de tentoonstel
ling ook een wedstrijd te houden in
tuinaanleg en onderhoud, wel te verstaan
van burgertuintjes.
Een nieuwe weg.
Het gedeelte Westerweg tusschen de
Schuine Hondsbosschelaan en Kerklaan,
waar door de werkloozen een nieuwe weg
(wegdek) is aangelegd, is gereed gekomen.
Het zal voor de diuzenden, die den Wester
weg passeerden en niet minder voor de
bewoners een genot zijn zijn, dat men
van de stofplaag is verlost.
nisatie, ook in den hooitijd, tengevolge
heeft, dat de vraag naar werkkrachten ge
ring is.
Dit bericht berust op een misverstand.
B. en W. hadden n.1. slechts aan de organi
saties medegedeeld, dat van de regeering bij
de gemeentebesturen de vraag was inge
komen, of het niet mogelijk was in den
zomer de steunitkeering 5 weken stop te
zetten. Van een besluit van B. en W., dat
later werd ingetrokken, is dus geen sprake.
Werkverschaffing stopgezet.
Met ingang Juni 1937 is ook in deze ge
meente de werkverschaffing definitief
stopgezet. Zy, die derhalve geen plaatsing
in het vrye bedrijf kunnen bekomen, zul
len in de gewone steunregeling worden
opgenomen.
Zeer in tegenstelling met de algemeene
opleving hier te lande blijft de werkloosheid
in deze gemeente onverminderd voortdu
ren, en neemt zelfs eer toe dan af. De oor
zaak hiervan moet vooral gezocht worden
in het feit, dat de werkgevers zooveel mo
gelijk jonge goedkoope arbeidskrachten
beneden 20 jaar in dienst nemen. Het aan
tal werkloozen bedraagt momenteel nog
veertig.
Tijdelijk onderwijzer.
Tot tijdelijk onderwijzer aan de r. k.
jongensschool: te Oudorp is benoemd de
heer J. F. C. van der Sluis te Haarlem.
Criais-publicaiie.
De steunuitkeering.
In ons nummer van Dinsdag publiceerden
wij een bericht, dat B. en W. besloten had
den om gedurende den hooitijd vyf weken
de steunuitkeering stop te zetten en op aan
drang van de arbeidersorganisaties dit be
sluit hadden ingetrokken, omdat de mecha
W.O.L.Polder.
Ten lokale van den heer G. Ligthart
werd dezer dagen een vergadering gehou
den van ingelanden van den W.O.L.Polder.
De opkomst was matig.
Voorzitter was de heer C. G. M. van Baar.
Blyks een rapport bevindt het gemaal zich
in uitstekenden staat. Het heeft nog niets
van zyn oorspronkelijke capaciteit verloren
en in de naatste toekomst zijn dan ook geen
belangrijke onkosten wegens onderhoud te
verwachten.
Door het verbranden van den molen in de
Moerbeek bevindt de Slikvenpolder zich in
ongelegenheid. Met dezen polder werd voor
6 maanden een overeenkomst gesloten waar
bij is bepaald, dat hij door de machine van
den W.O.L.polder zal worden bemalen tegen
een billijke vergoeding en aandeel in de
kosten van stroomverbruik.
De totale uitgaven en inkomsten werden
begroot op f 8041.
De voorzitter zeide tot zijn spijt te moeten
mededeelen dat het bestuur met een voorstel
moet komen tot verhooging van de lasten
met 1 per H.A. althans voor dit jaar. Spr
hoopte echter, dat deze verhooging van kor
ten duur zal zijn. Dit voorstel werd evenals
de begrooting zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Een voorstel om het bestuur te machtigen
om de voorgenomen werken in eigen beheer
uit te voeren werd z.h.s. aangenomen.
Vervolgens werd aangenomen het be
stuursvoorstel tot het aangaan van een tijde
lijke kasgeldleening van ten hoogste 1500,
rentende ten hoogste 4 indien zulks voor
het jaar 1938 noodig zal zijn.
Een bestuursvoorstel tot renteverlaging
van de loopende leeningen bij de levensver-
zekeringsmaatschapppij Utrecht te Utrecht
van 4 3/4 tot 4 hetgeen voor de eerste
jaren een voordeel geeft van 250 p. jaar en
later van 140 per jaar, vond begrijpelijk
algemeen instemming en werd aangenomen.
De heer Bakker vroeg of dit percentage zon
der meer voor den geheelen duur van de
leening kan worden vastgesteld.
De voorzitter antwoordde, dat voor de
eerste 5 jaren 1 van het bedrag dient te
worden vergoed, terwijl men bij eventueele
tweede conversie weer vrij is. Bij eventueele
rentestandwijziging zal de leening niet kun
nen worden opgezegd door de maatschappij,
waarbij deze leening werd aangegaan.
Bij de rondvraag informeerde de heer
Lakeman naar den stand van zaken t.a.v. de
gehouden besprekingen betreffende ver
hooging van den waterstand voor bepaalde
perceelen van verschillende eigenaren in de
Moerbeek.
De voorzitter zeide, dat het bestuur niet
afwijzend staat tegenover deze verbetering,
VERPACHTEN VAN
ONGEOOGST FRUIT.
De Nederlandsche Groenten- en Fruit-
centrale maakt bekend:
A. dat zij ingevolge art. 12, lid 2, van de
Crisis-Tuinbouwbeschikking 1937 I
toestemming geeft aan aangeslotenen
B, zijnde de telers van fruit anders
dan onder glas, om het door hen ge
teelde ongeoogste fruit te verpachten,
wanneer voldaan wordt aan de vol
gende voorwaarden:
1. Verpachting mag alleen geschieden
aan een bij de Nederlandsche
Groenten- en Fruitcentrale aange-
geslotene E, ingedeeld in groep F,
zijnde de pachters van ongeoogst
fruit.
2. Het verpachte ongeoogste fruit zal
ingevolge art. 12, lid 1, sub B va>n
genoemde Beschikking na den oogst
door den pachter geveild moeten
worden op de veiling, waarbij de
verpachter is aangesloten.
Het gepachte fruit kan öf ter velling
worden aangevoerd, óf op monster
worden geveild onder de bij circu
laire no. 16 van 21 Januari 1937
gegeven voorschriften.
3. De verpachter moet om te mogen
verpachten by de veiling, waarbij
hij is aangesloten, de vergunning
aanvragen, welke na in drievoud
door hem en den pachter te zijn
ingevuld en onderteekend, bij be
doelde veiling moet worden inge
leverd.
4. De veiling voorziet deze formulie
ren van haar stempel en ondertee-
kening, geeft een exemplaar aan
den pachter, houdt een exemplaar
voor haar toezicht en stuurt er een
aan de Centrale op.
5. Tot het oogsten van gepacht fruit
mag slechts worden overgegaan,
nadat de formulieren ten kantore
der veiling zijn ingeleverd en in
orde bevonden.
B. dat het administratief veilen van
appelen en peren kan worden toege
staan voor de door erkende pachters
in koelhuizen en bewaarplaatsen op
geslagen partijen bewaarfruit onder
door de Centrale te stellen voorwaar
den. Zonder een door haar afgegeven
schriftelijke vergunning is het admi
nistratief veilen niet toegestaan.
's-Gravenhage, 11 Juni 1937.
STEUNVERGOEDING ERWTEN.
De Nederlandsche Akkerbouwcentrale
maakt bekend, dat de steunvergoeding
voor groene erwten, van de kwaliteits
klassen A, B, en C, gedenatureerd in het
tijdvak van 7 Juni 1937 tot en met 12 Juni
1937 respectievelijk 3.15, 2.65 en 2.T5
per 100 kg. zal bedragen.
Voor de in dat zelfde tijdvak gedenatu
reerde groene erwten van de laagste klasse
en voor andere erwten zal de steunvergoe
ding 1.65 per 100 kg. bedragen.
's-Gravenhage, 12 Juni 1937.
doch dat, wil men hiertoe overgaan door
plaatsing van keerschutten tot regeling van
den waterstand op bepaalde plaatsen, een
goed omlijnd en door alle belanghebbenden
onderteekend plan dient te worden inge
diend. De heer Slykerman zeide, dat het
eerste plan gewijzigd is en dat dit werd in
gediend. Het plan werd echter niet door
allen onderteekend, hoewel allen het er wel
over eens zijn.
De voorzitter zegde toe, dat een en ander
zoo spoedig mogelijk zal worden in behan
deling genomen en uitgevoerd, doch dat
hiermede thans moet worden gewacht, in
verband met de bemaling van den Slikven
polder.
De heer Zuurbier, rentmeester van diverse
landerijen, bracht nog ter sprake een sloot,
welke droog ligt, waardoor z.i. gevaar wordt
veroorzaakt voor verzwakking van den weg
berm bij druk verkeer. De voorzitter ant
woordde, dit niet zoo zwaar in te zien, doch
zeide, dat hierin zou kunen worden voor
zien door demping van deze sloot. Tevens
merkte spr. op, dat het bestuur hiervoor niet
verantwoordelijk kan worden gesteld, daar
dergelijke feiten het gevolg zijn van het doen
opruimen van z.g. clandestiene d.z. eigen
machtig gelegde pompen.
pMlunWflflBS AVONTURENROMAN.
POOT G. P. BAKKER.
38)
De lange roode dragonder ging langzaam
opstaan en liep naar de deur. Toen hij
voorbij den zwarten edelman kwam, keek
hij dezen scherp aan. De dragonder sprak
iets. De beide edelen hoorden slechts het
woord: „Eindelijk".
Bliksemsnel trok de Spanjaard 'n pistool,
mikte op het hoqfd van den dragonder.
Het schot ging af, maar de dragonder had
zich even snel op de knieën geworpen, de
kogel vloog over zijn hoofd heen in den
muur. De waard, de koks en de meisjes
vluchtten als hazen uit de zaal.
Bijna terzelfder tijd kraakte een tweede
schot. Niemand zag wie het gelost had,
maar de zwarte edelman zakte met een
kogel in het hoofd ineen en viel op den
grond.
De lange dragonder was even snel opge
staan als hy gevallen was. Hij keek ver
baasd rond, een pistool in de hand. De
markies had een teeken gegeven aan de
beide kurassiers, die bij de deur zaten. Ze
hadden zich op de bedienden geworpen, hen
gebonden en een prop in den mond ge
duwd. Longuenez scheen hierin een bui
tengewone handigheid te hebben.
De beide reizigers sloten de deur van de
gelagzaal en gingen er voor staan.
Alles was in een oogenblik geschied.
„Wie heeft in godsnaam dien vent dood
geschoten?" vroeg de roode huzaar aan een
der edelen.
„Satan heeft 't bal verlaten", antwoordde
de markies.
„Gelukkig voor jou", merkte Edzke, de
baron, op, „dat we hier waren". Hy stond
op. „Vervloekt stom te vertrouwen, dat die
vent eerst een ander de gelegenheid zou
geven voor een babbeltje".
De lange dragonder, geprikkeld, zei: „Ha,
u heeft hem dus neergeschoten. Ik dank u,
maar ik heb tijden op hem geloerd en ik
had hem nog graag een paar woordjes ge
zegd".
„Om dan doodgeschoten te worden", zei
de baron. „Dom, dom als je met zulk tuig
te doen hebt. Mijn generaal zou het an
ders
De dragonder werd nu werkelijk boos.
„Jouw generaal!" zei hij. „Wat kan mij
jouw generaal schelen?"
„Dat zou ik nu niet zeggen", zei de ba
ron langzaam, trok zich de lange zwarte
haren van het hoofd en keek den dragon
der lachend met zyn blauwe oogen aan.
„Bliksemsche kwajongen", brulde Saxon
en pakte Edzke stevig bij den schouder.
„Dat is de tweede maal. Daarvoor zal,
daar ben ik zeker van, prinses Marion je
een zoen geven".
„Gelukkige kerel", zei een der beide rei
zigers. „Je was my te vlug af, Edzke", en
hy trok zijn langen bruinen baard weg. „Ik
had hem ook op den korrel. Maar jij hebt
bij die zigeuners veel geleerd".
„De man van Werben, professor Benni
ook hier. Dat is me even een verrassing",
jubelde luitenant Edzke.
„Edzke!" zei de andere reiziger. „Ik be
gin eerbied voor je te krijgen".
De jonge luitenant bloosde van genoe
gen. „Daar heb je waarachtig Finkie ook
nog", lachte hy.
Toen maakte hij een diepe buiging. „Ge
neraal graaf van Wrena", zei hij ernstig.
„Veroorlooft u mij een goeden vriend voor
te stellen. Markies René de Saint Roque
de Haute Colline, vroeger kapitein in dienst
van onzen stadhouder Frederik Hendrik".
Generaal Saxon greep de uitgestoken
hand van den markies.
„Markies", zei hij. „De aanbeveling van
dezen brutalen jongen man is voor mij de
beste, die er op de wereld bestaat."
„Geef hem dan een ritmeestersplaats bij
Saxon's ruiters", zei het vrijmoedige jonge
mensch.
Toen stapte hij bedaard naar het lijk
van Don Felipe del Torez, nam hem de
zware zilveren ketting met het ivoren
kruis van den hals en stak het in zijn zak.
„Het gelukskruis", mompelde hij.
HOOFDSTUK XXIII.
„Excellentie", zei de jonge luitenant. „De
markies en ik zouden dezen nacht graag
nog iets anders onderzoeken". Hij zette
zijn pruik weer op. „Wilt u ons een uur
verontschuldigen? U zult waarschijnlijk
in dien tyd nog zekere formaliteiten heb
ben te vervullen". Hij keek naar het lijk
van den Spanjool en naar de twee gebon
den bedienden.
„Als je het noodig vindt", antwoordde
generaal Saxon, „heb ik niet het minste
bezwaar. Het schijnt mij echter, dat het
slot pakkend genoeg was".
„Dat was het zeker, mon général. Maar
het doel, dat wij beoogen, hebben we nog
niet bereikt", verklaarde de markies.
„Ik ben de laatste je terug te houden
van een onderneming".
„Wij waren van plan met onze keizer
lijke kurassiers dit geheele huis aan een
nauwkeurig onderzoek te onderwerpen".
„Zijn dat uw mannen? Ik weet wel, dat
ze op uw wenk die beide heeren hebben
gebonden, maar de uniformen deden me
twijfelen. Eerlijk gesproken, mijnheer de
markies, kan ik den toestand nog niet ge
heel overzien. Ik laat u daarom graag ge
heel de vrije hand", oordeelde de generaal.
„De zaak zit zoo", legde Edzke uit. „De
Spanjool of de zwarte edelman, die daar
ligt, is hier met vier bedienden gekomen.
Waar zijn de beide anderen? Ze mogen niet
ontkomen. Een van hen is bovendien een
zeer gevaarlijk individu".
„Misschien zijn ze in den stal bij de
paarden, misschien boven".
„We zouden ze graag een verhoor af
nemen", zei de markies. „Een gewaar
schuwd man is er twee waard, zeggen wij
Franschen. En we zijn in een vijandelijk
land, vrij ver verwijderd van de Zweden".
De beide edellieden verlieten sierlijk bui
gend de zaal, gevolgd door de kurassiers,
glimlachend nagekeken door Saxon.
„Markies", stelde Edzke voor. „Het beste
zal zijn, dat je met Willem deze trap op
gaat en tracht de kerels te overrompelen.
We hebben boven een kamer gehuurd".
„En jij?"
„Ik ga met Longuenez den stal even on
derzoeken en zal daarna trachten van bui
ten af de kamer der geheimzinnige dame
binnen te dringen, zonder dat mogelijke
bewakers het bemerken".
„Deugniet", lachte de markies. „Lon
guenez", beval hij, „volg nauwkeurig de
bevelen van den baron".
In den stal vonden ze niemand.
„Mijnheer de baron", zei Longuenez, toen
ze weer buiten waren. „De dame is in
een kamer aan den achterkant op de eer
ste verdieping. Ziet u, er loopt een balkon
langs de geheele achterzijde. Het zyn die
beide flauw verlichte ramen. Als u op mijn
schouders klimt, kunt u met een flinken
sprong misschien het balkon grijpen. Het
is te doen".
„In orde", zei de luitenant. „Ga maar
staan. Stevig. Goed". En voor Longuenez
er op bedacht was, sprong Edzke naar het
balkon, zwaaide zich over het hek, drukte
het raam van de kamer open, zei zacht:
„Wachten en oppassen", en verdween in
de kamer.
Het was een groote kamer, die slechts
verlicht was door een paar kaarsen. Tegen
den eenen wand stond een ruim ledikant
onder een troonhemel.
Geruischloos sloop hij er heen, zag een
menschelijke gedaante onder een deken en
op het kussen een hoofd, gewikkeld in een
dichten sluier.
(Wordt vervolgd).