N GEHEIMEN DIENST Aanvaarding voorzitterschap Tweede Kamer ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 12 JUNI 1937 PARLEMENT De grondwetsherziening 16 Juni in de afdeelingen. De Tweede Kamer op reces. JkowHciaat Tlieuws HEILOO BEEMSTER EGMOND BINNEN OUDORP ZIJDEWIND Ifmtleio» (Van onzen parlementairen medewerker). De Tweede Kamer, in haar nieuwe sa menstelling, heeft gistermiddag eenige noodzakelijke formaliteiten vervuld, al vorens zij met haar wetgevenden arbeid kon beginnen. Hiertoe behoorde in de eerste plaats de aanvaarding van het voorzitterschap door prof. mr. P. J. M. Aalberse en vervolgens de trekking van de afdeelingen, de benoeming van voorzit ters en ondervoorzitters daarvan, voorts de benoeming van een aantal commissies, welke de werkzaamheden der Kamer vergemakkelijken, c.q. concentreeren. Prof. Aalberse hield een rede, waarin hij de positie en de functie van den voorzitter der Kamer, in het verband van de grond wettelijke samenwerking tusschen Kroon en Parlement, karakteriseerde. Wij laten hier zijn rede welke met hartelijk ap plaus door de leden, die haar staande had den aangehoord, werd begroet in exten- so volgen, omdat zij voor het moment, na den uitslag der pas gehouden verkiezingen, ■belangrijk en typeerend is. Zij is tevens kenmerkend voor de verhoudingen in onze volksvertegenwoordiging. Met ongetwijfeld aller instemming heeft prof. Aalberse ook het heengaan van den nestor der Kamer, den heer W. H. Vliegen (s.d.), herdacht. Rede van den voorzitter. De voorzitter dan zeide het volgende: „Mijn benoeming tot voorzitter van deze Kamer vervult mij met eerbiedige dankbaarheid jegens Hare Majesteit de Koningin en met warme erkentelijkheid jegens u, die mij aan haar hebt willen voordragen. Deze door de Grondwet voorgeschreven samenwerking tusschen Kroon en Parle ment is al werd daar wel anders over geoordeeld naar mijn meening de meest geëigende vorm voor de aanwijzing van hem, die geroepen is leiding te geven aan de werkzaamheden der Kamer. Daardoor wordt het karakter van zijn positie duide lijk aangewezen. De voorzitter toch is niet de man van de Regeering, die haar in de Volksver tegenwoordiging representeert. De voor dracht der Kamer dekt deze stelling en maakt haar inhoud tot werkelijkheid. Hij i6 evenmin de man van de grootere of kleinere meerderheid, die op hem haar keuze liet vallen. Hij is de man van de Kamer in haar geheel. Die hoedanigheid verleent hem op steviger wijze dan iets anders het zou kunnen doen, de Ko ninklijke benoeming, welke het uitgespro ken verlangen der meerderheid in een zelfstandige regeeringsdaad omzet. Onafhankelijk van de Regeering, onaf hankelijk van de meerderheid, boven de partijen, zoo behoort de voorzitter in de Kamer te staan. Elke groep, ieder lid, moet met vol vertrouwen naar hem kunnen opzien. Noch tegenover personen noch tegenover meeningen mag hij van voor keur doen blijken. Wel loopt hij, ook den schijn zelfs van bevangenheid willende vermijden, het gevaar lichtelijk partijdig te zijn ten gunste van hen, die in staat kundige overtuiging het verst van hem afstaan of ten faveure van een meening, welke hem het minst sympathiek is. Ook voor dat gevaar heeft hij zich te hoeden. Zijn taak is zw?ar, het best nog te ver gelijken met die eens rechters. Maar zwaarder dan deze. De rechter kan be slissen na door partijen en haar raadslieden schriftelijk en mondeling te zijn voorge licht, na rijp beraad. De voorzitter der Kamer heeft zijn beslissing vaak te nemen op het oogenblik zelf. zonder mogelijkheid van raadpleging, zonder gelegenheid bij zich zelf voor en tegen ampel te overwe gen. Zoowel aarzeling als vergissing zullen het in hem gestelde en te stellen vertrou wen verzwakken. Als ik dit alles bij het opnieuw aanvaar den van deze functie overweeg, dan zeg ik het Vondel na: „dees eer gaet boven mijn waerdij". Wanneer ik desniettemin dit ambt vol goeden moed weder op mij neem, dan steun ik daarbij op de ervaring, in het verleden opgedaan, dat de voorzitter rekenen mag niet op de toegeeflijkheid, maar op de loyale medewerking van alle leden. Het is de verwachting, dat deze ervaring zal worden bestendigd, welke mij den moed geeft dezen zetel weer in te nemen. Daarbij bekruipt mij een gevoel van weemoed, als ik, hier thans rondziende, zoovelen niet meer aantref, die in de vorige ziting nog aanwezig waren. Hun aantal is te groot, om hen met name te vermelden. Zij allen echter mogen overtuigd zijn, dat zij hier in onze goede herinnering zullen voortleven. Slechts één uitzondering te maken, moge mij geoorloofd zijn. Ook de nestor der Kamer keerde niet in ons midden weer: de heer Vliegen, die zoo lange jaren in deze vergaderzaal met zijn gaven heeft gewoekerd ter behartiging van de landsbelangen, zooals zijn overtuiging hem die deden zien. Inzonderheid zal de voorzitter hem missen, dien hij zoo vaak op zyn zetel heeft willen vervangen. Maar die weemoe^ om hen, die heen gegaan zijn, wordt getemperd door de vreugde, waarmede ik een gelijk aantal nieuwe leden in ons midden mag begroe ten. Aanvankelijk zullen zij zich hier nog ietwat vreemd voelen. Laat ik hen aan stonds geruststellen met deze mijne meer dan 35-jarige ervaring: na eenigen tijd krijgt in dit huis een ieder, tot welke partij hij ook behoore, de plaats, die hem over eenkomstig zijn bekwaamheid en zyn ka rakter toekomt. Eerlijke waardeering van politieke tegenstanders behoort tot de goede, oude tradities van deze Kamer. En zoo aanvaard ik dan opnieuw de functie van voorzitter der Tweede Kamer in het geloovig vertrouwen, op Gods bij stand en in de stellige verwachting, dat ik bij het, naar beste weten en kunnen, vol voeren van mijn zware taak, gelijk in het verleden ook in de toekomst de hartelijke, in vertrouwen gewortelde, medewerking en steun moge ondervinden vam u allen." Na deze rede installeerde de voorzitter nog twee leden, den heer Stumpel (r.k.), die j.L Woensdag niet aanwezig kon zijn, en mr. M. M. Rost van Tonningen (n.s.b.), wiens benoeming eerst later is afgekomen en wiens geloofsbrieven nog moesten worden onderzocht, hetgeen in den aan vang der vergadering plaats vond door de commissie, namens welke ir. Bongaerts (r.k.) tot toelating adviseerde. Nadat deze beide heeren de vereischte eeden hadden afgelegd, namen zij zitting. De heer Stumpel maakte reeds deel uit van de vorige Kamer, de heer Rost van Tonnin gen completeert de n.s.b.-fractie in de Tweede Kamer. Evenals vorige jaren werden thans weer vier vaste commissies benoemd, waartoe het reglement van orde de mogelijkheid opent, namelijk voor: privaat- en straf recht; belastingen; openbare werken, ver- keers- en waterstadtsaangelegenheden; voor overleg met de regeering inzake handels politieke aangelegenheden. Dit zijn com missies, waarnaar wetsontwerpen worden verzonden, welker beoordeeling een meer speciale kennis vereischen; op deze wijze wordt een voorloopig verslag der Kamer eenvoudiger en ook degelijker voorbereid. Geen der ministers, die tot lid der Kamer zijn benoemd, maakt deel van deze „werk- commissies" uit. Slechts de heeren Slote- maker de Bruine en van Lidth de Jeude hebben zich de benoeming in een commis sie, welke slechts van tijd tot tijd optreedt laten welgevallen, namelijk in die voor In dische zaken, terwijl de heer van Schaik zich zag opgenomen in de gemengde com missie voor de stenografie, een functie, die evenmin geregelden arbeid vordert. Ligt daarin een aanwijzing dat de heeren Oud en Deckers ernstig rekening houden met de mogelijkheid niet in de Kamer zitting te zullen nemen? Overigens kan men wat de benoeming van prof. Slotemaker in de genoemde com missie betreft, het vermoeden uitspreken, dat hy voortaan van de chr. hist.-fractie de Indische aangelegenheden zal behandelen als opvolger van baron van Boetzelaer van Dubbeldam. Verder trok het onze aandacht dat de n.s.b. in een der vaste commissies is verte genwoordigd en wel in die voor de open bare werken enz.; Graaf de Marchant et d'Ansembourg zal daarvan deel uitmaken, hetgeen een aanwijzing kan bevatten voor de veronderstelling dat de n.s.b. aan de parlementaire werkzaamheden serieus wil mededoen. De benoeming van voorzitters en onder voorzitters bracht geen verrassingen; be proefde parlementaire krachten zullen die functies vervullen. Het waren trouwens weer de bekende namen van de voorman nen, welke voor den dag kwamen. De Kamer heeft besloten a.s. Woensdag een aantal wetsontwerpen in de afdeelingen te onderzoeken, o.a. de Grondwetsherzie ning, de ontwerpen betrekking hebbende op de uitbreiding van de vloot voor de maatschappij „Zeeland" en zeer vele natu ralisatie-aanvragen. Rest ons nog mede te deelen, dat de voorzitter in zeer waardeerende en harte lijke bewoordingen den dank der Kamer heeft vertolkt jegens den directeur der griffie, den heer Pippel, die kunstzinnig man een zelfvervaardigd allegorisch schilderij voor het pas gerestaureerde kabi net van den president heeft aangeboden. De leden applaudisseerden hartelijk en her haalden dit nog eens, toen de heer Pippel even later, uit hoofde van zijn functie, de zaal betrad om met den griffier te spreken. Om half vier was deze Kamervergadering geëindigd. Behoudens onvoorziene omstan digheden zal de Kamer vóór September niet meer in 't openbaar bijeenkomen. Concert In het Gemeentelijk Muziekpark gaf Donderdagavond het r.k. fanfarecorps „St. Cecilia" zijn eerste concert in dit seizoen. Het mooie weer had velen naar het bosch getrokken en het bezoek viel ons voor Heiloo mee. Samenwerking was verkre gen van het r.k. mannenkoor „Ons Genoe gen". De directeur van St. Cecilia zorgde voor lichte muziek, welke wel in den smaak viel. „Ons Genoegen" gaf een 4-tal nummers, waarvan „Nimmer Nacht" uitste kend voldeed. Van St. Cecilia voldeed het best „Groot Rotterdam", marsch. Floralia. De plaatselijke floraliavereeniging heeft dezer dagen op beide scholen een 450 kin derplan ten uitgereikt. De planten zijn mooi, vooral die planten welke in grooten pot zijn afgeleverd. Het ligt in de bedoe ling van het bestuur om bij de tentoonstel ling ook een wedstrijd te houden in tuinaanleg en onderhoud, wel te verstaan van burgertuintjes. Een nieuwe weg. Het gedeelte Westerweg tusschen de Schuine Hondsbosschelaan en Kerklaan, waar door de werkloozen een nieuwe weg (wegdek) is aangelegd, is gereed gekomen. Het zal voor de diuzenden, die den Wester weg passeerden en niet minder voor de bewoners een genot zijn zijn, dat men van de stofplaag is verlost. nisatie, ook in den hooitijd, tengevolge heeft, dat de vraag naar werkkrachten ge ring is. Dit bericht berust op een misverstand. B. en W. hadden n.1. slechts aan de organi saties medegedeeld, dat van de regeering bij de gemeentebesturen de vraag was inge komen, of het niet mogelijk was in den zomer de steunitkeering 5 weken stop te zetten. Van een besluit van B. en W., dat later werd ingetrokken, is dus geen sprake. Werkverschaffing stopgezet. Met ingang Juni 1937 is ook in deze ge meente de werkverschaffing definitief stopgezet. Zy, die derhalve geen plaatsing in het vrye bedrijf kunnen bekomen, zul len in de gewone steunregeling worden opgenomen. Zeer in tegenstelling met de algemeene opleving hier te lande blijft de werkloosheid in deze gemeente onverminderd voortdu ren, en neemt zelfs eer toe dan af. De oor zaak hiervan moet vooral gezocht worden in het feit, dat de werkgevers zooveel mo gelijk jonge goedkoope arbeidskrachten beneden 20 jaar in dienst nemen. Het aan tal werkloozen bedraagt momenteel nog veertig. Tijdelijk onderwijzer. Tot tijdelijk onderwijzer aan de r. k. jongensschool: te Oudorp is benoemd de heer J. F. C. van der Sluis te Haarlem. Criais-publicaiie. De steunuitkeering. In ons nummer van Dinsdag publiceerden wij een bericht, dat B. en W. besloten had den om gedurende den hooitijd vyf weken de steunuitkeering stop te zetten en op aan drang van de arbeidersorganisaties dit be sluit hadden ingetrokken, omdat de mecha W.O.L.Polder. Ten lokale van den heer G. Ligthart werd dezer dagen een vergadering gehou den van ingelanden van den W.O.L.Polder. De opkomst was matig. Voorzitter was de heer C. G. M. van Baar. Blyks een rapport bevindt het gemaal zich in uitstekenden staat. Het heeft nog niets van zyn oorspronkelijke capaciteit verloren en in de naatste toekomst zijn dan ook geen belangrijke onkosten wegens onderhoud te verwachten. Door het verbranden van den molen in de Moerbeek bevindt de Slikvenpolder zich in ongelegenheid. Met dezen polder werd voor 6 maanden een overeenkomst gesloten waar bij is bepaald, dat hij door de machine van den W.O.L.polder zal worden bemalen tegen een billijke vergoeding en aandeel in de kosten van stroomverbruik. De totale uitgaven en inkomsten werden begroot op f 8041. De voorzitter zeide tot zijn spijt te moeten mededeelen dat het bestuur met een voorstel moet komen tot verhooging van de lasten met 1 per H.A. althans voor dit jaar. Spr hoopte echter, dat deze verhooging van kor ten duur zal zijn. Dit voorstel werd evenals de begrooting zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Een voorstel om het bestuur te machtigen om de voorgenomen werken in eigen beheer uit te voeren werd z.h.s. aangenomen. Vervolgens werd aangenomen het be stuursvoorstel tot het aangaan van een tijde lijke kasgeldleening van ten hoogste 1500, rentende ten hoogste 4 indien zulks voor het jaar 1938 noodig zal zijn. Een bestuursvoorstel tot renteverlaging van de loopende leeningen bij de levensver- zekeringsmaatschapppij Utrecht te Utrecht van 4 3/4 tot 4 hetgeen voor de eerste jaren een voordeel geeft van 250 p. jaar en later van 140 per jaar, vond begrijpelijk algemeen instemming en werd aangenomen. De heer Bakker vroeg of dit percentage zon der meer voor den geheelen duur van de leening kan worden vastgesteld. De voorzitter antwoordde, dat voor de eerste 5 jaren 1 van het bedrag dient te worden vergoed, terwijl men bij eventueele tweede conversie weer vrij is. Bij eventueele rentestandwijziging zal de leening niet kun nen worden opgezegd door de maatschappij, waarbij deze leening werd aangegaan. Bij de rondvraag informeerde de heer Lakeman naar den stand van zaken t.a.v. de gehouden besprekingen betreffende ver hooging van den waterstand voor bepaalde perceelen van verschillende eigenaren in de Moerbeek. De voorzitter zeide, dat het bestuur niet afwijzend staat tegenover deze verbetering, VERPACHTEN VAN ONGEOOGST FRUIT. De Nederlandsche Groenten- en Fruit- centrale maakt bekend: A. dat zij ingevolge art. 12, lid 2, van de Crisis-Tuinbouwbeschikking 1937 I toestemming geeft aan aangeslotenen B, zijnde de telers van fruit anders dan onder glas, om het door hen ge teelde ongeoogste fruit te verpachten, wanneer voldaan wordt aan de vol gende voorwaarden: 1. Verpachting mag alleen geschieden aan een bij de Nederlandsche Groenten- en Fruitcentrale aange- geslotene E, ingedeeld in groep F, zijnde de pachters van ongeoogst fruit. 2. Het verpachte ongeoogste fruit zal ingevolge art. 12, lid 1, sub B va>n genoemde Beschikking na den oogst door den pachter geveild moeten worden op de veiling, waarbij de verpachter is aangesloten. Het gepachte fruit kan öf ter velling worden aangevoerd, óf op monster worden geveild onder de bij circu laire no. 16 van 21 Januari 1937 gegeven voorschriften. 3. De verpachter moet om te mogen verpachten by de veiling, waarbij hij is aangesloten, de vergunning aanvragen, welke na in drievoud door hem en den pachter te zijn ingevuld en onderteekend, bij be doelde veiling moet worden inge leverd. 4. De veiling voorziet deze formulie ren van haar stempel en ondertee- kening, geeft een exemplaar aan den pachter, houdt een exemplaar voor haar toezicht en stuurt er een aan de Centrale op. 5. Tot het oogsten van gepacht fruit mag slechts worden overgegaan, nadat de formulieren ten kantore der veiling zijn ingeleverd en in orde bevonden. B. dat het administratief veilen van appelen en peren kan worden toege staan voor de door erkende pachters in koelhuizen en bewaarplaatsen op geslagen partijen bewaarfruit onder door de Centrale te stellen voorwaar den. Zonder een door haar afgegeven schriftelijke vergunning is het admi nistratief veilen niet toegestaan. 's-Gravenhage, 11 Juni 1937. STEUNVERGOEDING ERWTEN. De Nederlandsche Akkerbouwcentrale maakt bekend, dat de steunvergoeding voor groene erwten, van de kwaliteits klassen A, B, en C, gedenatureerd in het tijdvak van 7 Juni 1937 tot en met 12 Juni 1937 respectievelijk 3.15, 2.65 en 2.T5 per 100 kg. zal bedragen. Voor de in dat zelfde tijdvak gedenatu reerde groene erwten van de laagste klasse en voor andere erwten zal de steunvergoe ding 1.65 per 100 kg. bedragen. 's-Gravenhage, 12 Juni 1937. doch dat, wil men hiertoe overgaan door plaatsing van keerschutten tot regeling van den waterstand op bepaalde plaatsen, een goed omlijnd en door alle belanghebbenden onderteekend plan dient te worden inge diend. De heer Slykerman zeide, dat het eerste plan gewijzigd is en dat dit werd in gediend. Het plan werd echter niet door allen onderteekend, hoewel allen het er wel over eens zijn. De voorzitter zegde toe, dat een en ander zoo spoedig mogelijk zal worden in behan deling genomen en uitgevoerd, doch dat hiermede thans moet worden gewacht, in verband met de bemaling van den Slikven polder. De heer Zuurbier, rentmeester van diverse landerijen, bracht nog ter sprake een sloot, welke droog ligt, waardoor z.i. gevaar wordt veroorzaakt voor verzwakking van den weg berm bij druk verkeer. De voorzitter ant woordde, dit niet zoo zwaar in te zien, doch zeide, dat hierin zou kunen worden voor zien door demping van deze sloot. Tevens merkte spr. op, dat het bestuur hiervoor niet verantwoordelijk kan worden gesteld, daar dergelijke feiten het gevolg zijn van het doen opruimen van z.g. clandestiene d.z. eigen machtig gelegde pompen. pMlunWflflBS AVONTURENROMAN. POOT G. P. BAKKER. 38) De lange roode dragonder ging langzaam opstaan en liep naar de deur. Toen hij voorbij den zwarten edelman kwam, keek hij dezen scherp aan. De dragonder sprak iets. De beide edelen hoorden slechts het woord: „Eindelijk". Bliksemsnel trok de Spanjaard 'n pistool, mikte op het hoqfd van den dragonder. Het schot ging af, maar de dragonder had zich even snel op de knieën geworpen, de kogel vloog over zijn hoofd heen in den muur. De waard, de koks en de meisjes vluchtten als hazen uit de zaal. Bijna terzelfder tijd kraakte een tweede schot. Niemand zag wie het gelost had, maar de zwarte edelman zakte met een kogel in het hoofd ineen en viel op den grond. De lange dragonder was even snel opge staan als hy gevallen was. Hij keek ver baasd rond, een pistool in de hand. De markies had een teeken gegeven aan de beide kurassiers, die bij de deur zaten. Ze hadden zich op de bedienden geworpen, hen gebonden en een prop in den mond ge duwd. Longuenez scheen hierin een bui tengewone handigheid te hebben. De beide reizigers sloten de deur van de gelagzaal en gingen er voor staan. Alles was in een oogenblik geschied. „Wie heeft in godsnaam dien vent dood geschoten?" vroeg de roode huzaar aan een der edelen. „Satan heeft 't bal verlaten", antwoordde de markies. „Gelukkig voor jou", merkte Edzke, de baron, op, „dat we hier waren". Hy stond op. „Vervloekt stom te vertrouwen, dat die vent eerst een ander de gelegenheid zou geven voor een babbeltje". De lange dragonder, geprikkeld, zei: „Ha, u heeft hem dus neergeschoten. Ik dank u, maar ik heb tijden op hem geloerd en ik had hem nog graag een paar woordjes ge zegd". „Om dan doodgeschoten te worden", zei de baron. „Dom, dom als je met zulk tuig te doen hebt. Mijn generaal zou het an ders De dragonder werd nu werkelijk boos. „Jouw generaal!" zei hij. „Wat kan mij jouw generaal schelen?" „Dat zou ik nu niet zeggen", zei de ba ron langzaam, trok zich de lange zwarte haren van het hoofd en keek den dragon der lachend met zyn blauwe oogen aan. „Bliksemsche kwajongen", brulde Saxon en pakte Edzke stevig bij den schouder. „Dat is de tweede maal. Daarvoor zal, daar ben ik zeker van, prinses Marion je een zoen geven". „Gelukkige kerel", zei een der beide rei zigers. „Je was my te vlug af, Edzke", en hy trok zijn langen bruinen baard weg. „Ik had hem ook op den korrel. Maar jij hebt bij die zigeuners veel geleerd". „De man van Werben, professor Benni ook hier. Dat is me even een verrassing", jubelde luitenant Edzke. „Edzke!" zei de andere reiziger. „Ik be gin eerbied voor je te krijgen". De jonge luitenant bloosde van genoe gen. „Daar heb je waarachtig Finkie ook nog", lachte hy. Toen maakte hij een diepe buiging. „Ge neraal graaf van Wrena", zei hij ernstig. „Veroorlooft u mij een goeden vriend voor te stellen. Markies René de Saint Roque de Haute Colline, vroeger kapitein in dienst van onzen stadhouder Frederik Hendrik". Generaal Saxon greep de uitgestoken hand van den markies. „Markies", zei hij. „De aanbeveling van dezen brutalen jongen man is voor mij de beste, die er op de wereld bestaat." „Geef hem dan een ritmeestersplaats bij Saxon's ruiters", zei het vrijmoedige jonge mensch. Toen stapte hij bedaard naar het lijk van Don Felipe del Torez, nam hem de zware zilveren ketting met het ivoren kruis van den hals en stak het in zijn zak. „Het gelukskruis", mompelde hij. HOOFDSTUK XXIII. „Excellentie", zei de jonge luitenant. „De markies en ik zouden dezen nacht graag nog iets anders onderzoeken". Hij zette zijn pruik weer op. „Wilt u ons een uur verontschuldigen? U zult waarschijnlijk in dien tyd nog zekere formaliteiten heb ben te vervullen". Hij keek naar het lijk van den Spanjool en naar de twee gebon den bedienden. „Als je het noodig vindt", antwoordde generaal Saxon, „heb ik niet het minste bezwaar. Het schijnt mij echter, dat het slot pakkend genoeg was". „Dat was het zeker, mon général. Maar het doel, dat wij beoogen, hebben we nog niet bereikt", verklaarde de markies. „Ik ben de laatste je terug te houden van een onderneming". „Wij waren van plan met onze keizer lijke kurassiers dit geheele huis aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen". „Zijn dat uw mannen? Ik weet wel, dat ze op uw wenk die beide heeren hebben gebonden, maar de uniformen deden me twijfelen. Eerlijk gesproken, mijnheer de markies, kan ik den toestand nog niet ge heel overzien. Ik laat u daarom graag ge heel de vrije hand", oordeelde de generaal. „De zaak zit zoo", legde Edzke uit. „De Spanjool of de zwarte edelman, die daar ligt, is hier met vier bedienden gekomen. Waar zijn de beide anderen? Ze mogen niet ontkomen. Een van hen is bovendien een zeer gevaarlijk individu". „Misschien zijn ze in den stal bij de paarden, misschien boven". „We zouden ze graag een verhoor af nemen", zei de markies. „Een gewaar schuwd man is er twee waard, zeggen wij Franschen. En we zijn in een vijandelijk land, vrij ver verwijderd van de Zweden". De beide edellieden verlieten sierlijk bui gend de zaal, gevolgd door de kurassiers, glimlachend nagekeken door Saxon. „Markies", stelde Edzke voor. „Het beste zal zijn, dat je met Willem deze trap op gaat en tracht de kerels te overrompelen. We hebben boven een kamer gehuurd". „En jij?" „Ik ga met Longuenez den stal even on derzoeken en zal daarna trachten van bui ten af de kamer der geheimzinnige dame binnen te dringen, zonder dat mogelijke bewakers het bemerken". „Deugniet", lachte de markies. „Lon guenez", beval hij, „volg nauwkeurig de bevelen van den baron". In den stal vonden ze niemand. „Mijnheer de baron", zei Longuenez, toen ze weer buiten waren. „De dame is in een kamer aan den achterkant op de eer ste verdieping. Ziet u, er loopt een balkon langs de geheele achterzijde. Het zyn die beide flauw verlichte ramen. Als u op mijn schouders klimt, kunt u met een flinken sprong misschien het balkon grijpen. Het is te doen". „In orde", zei de luitenant. „Ga maar staan. Stevig. Goed". En voor Longuenez er op bedacht was, sprong Edzke naar het balkon, zwaaide zich over het hek, drukte het raam van de kamer open, zei zacht: „Wachten en oppassen", en verdween in de kamer. Het was een groote kamer, die slechts verlicht was door een paar kaarsen. Tegen den eenen wand stond een ruim ledikant onder een troonhemel. Geruischloos sloop hij er heen, zag een menschelijke gedaante onder een deken en op het kussen een hoofd, gewikkeld in een dichten sluier. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9