N GEHEIMEN DIENST Hevige SNIJW0ND IN DEN VINGER KLOOSTERBALSEN Roomschen en Protestanten in Noord-Brabant IBimmtland $euiüetoH Kerk en School Actie van Brabantia Nostra en een daaruit voortgekomen ontstemming van de Protestanten. Opleiding van zendelingen. Oorsprong en uitbreiding. De schooi te Oegstgeest. BLOEDT VERSCHRIKKELIJK Verband met KLOOSTERBALSEN geneest de wond In 24 uur A K K E R'S MKIMIl Tl* INZAII „Geen goud zoo goed" De N. R. Crt. schrijft: In Protestantsche kringen in Noordbrabant heerscht ernstige ontevredenheid over het optreden van een groep Katholieke jonge ren meest studenten van de R.K. Han- delshoogeschool te Tilburg en van de R.K. Leergangen aldaar, welke groep het tijd schrift „Brabantia Nostra" uitgeeft. Geestelijke vader van deze groep, die als leuze heeft „Brabant aan de Katholieken", is pater dr. P. C. Brouwer, hoogleeraar aan de R.K. Leergangen. Gedurende den laat- sten tijd worden in verschillende plaatsen vergaderingen belegd, waar dr. Brouwer als spreker optreedt, en in de aankondigingen van welke vergaderingen veelal voor Pro testanten zeer kwetsende passages voor komen. Dit alles heeft onder de Protestan ten vooral in West-Brabant eenige beroe ring gewekt en heeft dezer dagen te Zeven bergen tot een ernstig protest geleid. Maandag 21 Juni zal de Brabantia Nostragroep n.1. te Zevenbergen een ver gadering houden, welke georganiseerd wordt door een comité, waarin behalve eenige geestelijken en hoofden van r.k. scholen, o.m. zitting hebben de burgemeester van Zevenbergen, de heer J. J. Yan Aken, en de rentmeester van het Kroondomein uit Zun- dert ir. G. J. Heymeyer. In de Zevenbergsche Courant van 12 Juni plaatste dit comité, waarvan de namen, ook die van den burgemeester, volledig ge noemd worden, een oproep tot bijwoning van de vergadering. In dezen oproep wordt o.m. het volgende geschreven: „Brabant wete zich Katholiek, Bra- bantsch en Nederlandsch. Katholiek! Wie Brabant zegt, zegt Katholiek. Want eenmaal door Gods genade verworven, werd het geloof als een zuurdeeg, dat het geheele leven doortrekt. Tot de hervorming kwam. De storm heeft het Brabantsche land gebeukt, en niet zonder scha. Want ontnam ze den kerken haar luister, het volk zijn ka pellen en heiligen, kortom alles wat uiterlijk sprak van Brabant z'n geloof, erger was het verbieden van elke ge- loofsmanifestatie, het terugdringen in de schuilkerken, en uiteindelijk het scheiden van geloof en leven, wat nood zakelijk volgen moest. Goddank deze storm is voorbijgedre ven en wij weten de kern, het geloof, ongedeerd. Maar na hen, die ons het geloof tijdens de verdrukking bewaarden, is het nu onze beurt het te behouden niet alleen, maar er elk domein van het leven, als ware het een zon, van te laten doorstralen. Brabantia Nostra, Brabant aan ons!" In den oproep wordt verder betoogd, dat men slechts goed Nederlander kan zijn, als men goed Brabander, en dus katholiek, is. Deze oproep en vooral het feit, dat de burgemeester van Zevenbergen er zijn naam onder zette heeft in Brabant's Westhoek onder de Protestanten groote verontwaardiging gewekt. Deze verontwaardiging is Zondagmorgen tot uiting gekomen in een dienst in de Ned. Herv. Kerk te Zevenbergen, welke door ruim 600 Protestanten werd bijgewoond. Na de prediking toch heeft de plaatselijke predikant, ds. Pop, onder merkbare instem ming van zijn gehoor voorlezing gedaan van het volgende protest, dat door hem in briefvorm aan burgemeester van Aken was verzonden: „Niet alleen met groote verbazing, maar ook, en vooral met diepe verontwaardiging, heeft ondergeteekende, en met hem vele Protestantsche ingezetenen van uw ge meente, kennis genomen van den inhoud van een artikel in „De Zevenbergsche Courant" van 12 Juni 1937, onder het op schrift „Brabantia Nostra" (Brabant aan ons). Ondergeteekende leest daarin: le. dat het gezegende werk der kerk hervorming, waardoor het oude apostolische evangelie van Gods genade in Christus aan ons volk werd teruggegeven, genoemd wordt „een storm, waardoor Brabant werd gebeukt, en niet zonder schade; want ont nam ze den kerken haar luister, het volk haar kapellen en heiligen, kortom alles wat sprak van Brabants geloof, erger was het verbieden van elke geloofsmani- festatie, het terugdringen in de schuilkerken en uiteindelijk het scheiden van geloof en leven, wat noodzakelijk volgen moest". 2e. dat de hervormingstijd een tijd van verdrukking genoemd wordt; 3e. dat daarin beweerd wordt: „Wij kun nen slechts goede Nederlanders zijn, als wij goede Brabanders zijn"; onder „goede Bra banders" worden dan Katholieke Braban ders verstaan. Aldus het bewuste artikel. Ondergeteekende gevoelt zich verplicht, tegen bovenvermelde uitlatingen met ernst te protesteeren. In de eerste plaats merkt hij op, dat de Kerkhervorming geen storm was, waardoor waardevolle geestelijke goederen werden vernietigd, maar terugkeer tot het oude apostolische evangelie, dat in de middel eeuwen geheel was verduisterd. In de tweede plaats constateert hij met nadruk, dat er bij de Hervormers geen sprake was van „scheiding van geloof en leven", maar dat met name het Gerefor meerd Protestantisme juist den nadruk heeft gelegd op het nieuwe leven als vrucht van de gemeenschap met Christus, zóó sterk zelfs, dat Calvijn van rigorisme in dit op- zicht werd beschuldigd. In de derde plaats kan hij u de verzeke ring geven, dat het op den Protestant een zeer eigenaardigen indruk maakt, wanneer de Katholieke Kerk, die door middel van de Inquisitie duizenden en nog eens duizenden Protestanten heeft vermoord, nog durft spreken van „verdrukking", aangezien deze zeer lichte verdrukking onder het regiem van de Republiek niets is, vergeleken bij bovenvermelde vervolging. In de vierde plaats wijst hij met nadruk af, dat wij alleen dan goede Nederlanders zouden zijn, als wjj goede (n.1. Katholieke) Brabanders zijn. Hij beweert daarentegen, dat wij, krachtens de historie van het ont staan van onzen Nederlandschen Staat, dan pas goede Nederlanders zijn, als ons ge loofsleven geworteld is in de beginselen van hen, die mede door hun geloofsstrijd de stichting van den Nederlandschen Staat hebben mogelijk gemaakt. Na dit ernstig protest geeft ondergetee kende te kennen, met groote teleurstelling te hebben gezien, dat bovenvermeld artikel mede onderteekend door den Edelachtbaren heer J. J. van Aken, burgemeester van deze gemeente, door wiens onderteekening nota bene ruim 20 procent van zijn gemeente als een minderwaardige groep worde gedisquali- ficeerd. Dit protest werd voorgelezen van den kansel der Ned. Hervormde Kerk te Zeven bergen op Zondag 13 Juni 1937". Dit protest vormt in Protestantsche krin gen in West-Brabant het gesprek van den dag, terwijl reeds pogingen worden aange wend om tegen de actie van Brabantia Nostra een krachtige tegenactie te stellen. Bovendien hebben verschillende Protes- tantsch-Christelijke vereenigingen te Ze venbergen eveneens bij burgemeester Van Aken geprotesteerd en zelfs heeft de Chr. Oranjevereeniging hem de medewerking op gezegd, zoolang de burgemeester de voor de Protestanten kwetsende passages niet heeft ingetrokken. In de afgeloopen dagen is het bovendien reeds eenige malen voorgekomen, dat den burgemeester op straat onaangename woor den naar het hoofd werden geslingerd. Ds. Pop zegt dit ten zeerste af te keuren. Het is echter een bewijs, hoe groot de veront waardiging over de actie van Brabantia Nostra is. Candidaten voor een eventueel Coalitie-kabinet zal men in de hierbij be trokken streek wel niet behoeven te zoeken De Handelsblad zendingsmedewerker schrijft: Zoolang er zendingscorporaties hebben be staan, is de vraag naar de beste opleiding der zendelingen aan de orde geweest. Er zijn wel eens menschen, die meenen dat het leiding geven aan primitieven niet meer eischt dan een trapje hooger in beschaving te staan. Langzamerhand is echter het besef doorgedrongen, inzonderheid door de erva ringen der zending, dat juist het leiding geven aan primitieven hooge eischen stelde, teneinde in hun zieleleven in te dringen. De gedachte dat een jongen, die op het gym nasium mislukt, maar die toch zoovele goede eigenschappen bezit, toch nog wel geschikt zou zijn voor zendeling, moge nog bij be zorgde ouders voorkomen, maar is toch in zendingskringen geheel prijsgegeven. Een zendeling, die veertig a vijftig gemeenten te leiden heeft, die twee of drie Oostersche talen moet beheerschen, heeft, behalve na tuurlijke begaafdheid, een dergelijke oplei ding noodig. Het Ned. Zendelinggenootschap, in 1797 gesticht, had in het begin nog generlei er varing op dit gebied (het nam onder zijn eerste zendelingen een candidaat tot den H. Dienst op en stelde dus de eischen niet te laag). In 1799 kwam reeds de gedachte aan de stichting van een eigen kweekschool op en in 1808 lag reeds een plan ter tafel. In 1816 nam ds. Lam te Berkel de eerste vijf leerlingen in zijn pastorie op. Hij gaf vier keer per week les „in het eigenlijk gezegd zendingswerk", godsdienstleer, taalkunde en „bijbelstudie des N. T."; twee keer in die des O. T., algemeene geschiedenis en aardrijks kunde, terwijl gelegenheid werd gegeven tot het houden van bijbeloefeningen en catechi satie;. Ook werden Maleisch en Arabisch beoefend, terwijl aan handwerk, tuinbouw, schieten en varen de noodige zorg werd ge wijd. Hij kreeg hiervoor, afgezien van de kosten voor het onderhoud der leerlingen, 300 per jaar. De toestand te Berkel bevre digde echter niet; van het ééne studeerver trek „moest de deur dag en nacht open staan wegens den steenkolendamp"; „goed drink water was er niet", en „in de zomermaanden dansten er legioenen muskieten". In 1826 zocht men te Rotterdam een beter huis. Verscheidene predikanten gaven toen lessen. In 1837 drong dr. W. R. baron van Hoëvell uit Indië op een meer wetenschap pelijke opleiding aan. In 1838 betrok men toen het huis in den Houttuin, dat later weer verwisseld werd voor een mooi buitenhuis aan de Rotte. Maar van toen af heeft men ook een vasten director benoemd, die als secretaris van het genootschap zou optreden en tevens de studie der aanstaande zende lingen zou leiden. Het vraagstuk is nimmer tot rust gekomen, noch bij het Genootschap, noch bij de Ned. Zendingsvereeniging en Utrechtsche Zendingsvereeniging, resp. m 1858 en 1859 gesticht. In 1905 kwam de Ned. Zendingsschool tot stand, waarin thans de drie opleidingsscho len vereenigd zijn, die aan den eenen kant een aanmerkelijke bezuiniging gaf, maar daarin tevens de mogelijkheid om het on derwijs op hooger peil te brengen. In 1917 werd zij overgebracht naar Oegstgeest, op de grens van Leiden. Daar kon het onder wijs zich krachtig uitbreiden, vooral door de hulp der Leidsche universiteit. De literaire, de theologische en de medische faculteit zijn hierin betrokken. In vroeger jaren werden geen hoogere eischen voor toelating gesteld dan het met vrucht doorloopen der lagere school, daarna is het toelatings-examen gelijk gesteld met het Mulo-diploma. En nu zijn de eischen van toelating in 1937 opgevoerd tot het eind diploma gymnasium, H.B.S. 5-jarigen cursus of eindiploma kweekschool. De mogelijk heid voor menschen „met singuliere gaven blijft intusschen open. Hiermee konden de eerste twee jaren voorbereidend onderwijs vervallen en worden vervangen door een jaar oriënteerend onderwijs, zoodat de cur sus nu vijf jaren duurt. Daarbij is echter de mogelijkheid geopend waarbij inzonderheid aan theologische can didaten gedacht is om een spccialen cursus te volgen, die drie jaar zal duren. Deze op leiding zal tevens dienen om predikant bi de Indische Kerk te kunnen worden. Het eindexamen, dat in samenwerking met de Indische Kerk wordt afgenomen, zal dan gelden als proponentsexamen in deze Kerk. Men hoopt, dat ook de Ned. Herv. Kerk dit proponents-examen over eenigen tijd zal erkennen, zoodat dan voor overgang van de Indische tot de Ned. Herv. Kerk geen collo quium doctum meer noodig zal zijn. Men beseft hoe hiermede een nieuwe koers is ingeslagen. En men begrijpt, hoe dank baar het bestuur der Ned. Zendingsschool was, dat de tegenwoordige rector dr. F. J. Fokkema voor de benoeming tot hoog leeraar te Groningen bedankt heeft, want hij is de man bij uitstek geschikt om bij nieuwen koers de goede leiding te geven. BEROEPEN. Te Amersfoort is voor de Chr. Geref. Kerk beroepen de heer J. Drenth te Broek op Langendijk. „KERK EN VREDE." Algemeene vergadering te Zwolle. Gistermiddag om twee uur werd de al gemeene vergadering van „Kerk en Vrede" door ds. J. J. Bskes Jr. te Zwolle geopend, waarbij gezongen werd psalm 121 v.1. en voorgelezen uit het evangelie van Mat- theus en den brief aan d. Efezen. De voorzitter, ds. Wartena, was verhin derd, zoodat ds. Buskes het openingswoord uitsprak. Het getuigen-zijn van Christus dringt tot beslistheid, zeide spr., ook ten opzichte vaa de vragen van oorlog en vrede. Wij hebben het geloof en het ver trouwen, dat wy in God's dienst staan. Geve dit ons onze beslistheid ook in dezen ty'd, vol van oorlog en oorlogstoerusting. Na het uitspreken van een gebed, besloot de vergadering een telegram te zenden aan professor Heering. Uit het jaarverslag van den secretaris bleek, dat het ledental eenigermate terug liep en bedroeg op 1 Mei 1937: 7535. Het aantal voorgangers, hierin begrepen, bleef zich nagenoeg handhaven .1. 383. Het aan tal afdeelingen bedraagt 101. Het verslag van den penningmeester vermeldt als lasten en baten over het jaar 1936-1937 een eindbedrag van 16.482.51. Beide verslagen werden goedgekeurd. De begrooting voor 1937-1938 sluit met een bedrag van 15.190. Op voorstel van het hoofdbestuur werd dr. M. van der Voet tot voorzitter gekozen. Aan hem droeg ds. Buskes de verdere lei ding van de vergadering, alsmede de lei ding der vereeniging over. De nieuwe voorzitter wees op het vele en goede, dat zijn voorganger heeft gedaan. Hierna volgde de bespreking van het beleid van het hoofdbestuur. De afd. Lei den wees op de algemeene bekendheid met de wet van 13 Juli '23 (gewetensbezwaren tegen de vervulling van den krijgsdienst) en verzooht het hoofdbestuur hieraan meer bekendheid te geven en de afdeelin gen in deze kwestie richtlijnen te ver strekken. De voorzitter wees op de circulaire, die dienaangaande in voorraad is en wacht op de afname der afdeelingen. De afd. Drachten vroeg om meerdere concreetheid in zake de luchtbescherming en om in overweging te nemen een niet uitsluitend negatieve houding, hoe moeilijk deze kwestie van principieel standpunt ook is. De voorzitter wees er op, dat deze zaak ook bij het hoofdbestuur ernstig is over wogen, maar dat het initiatief in dezen moet worden overgelaten aan ieder per soonlijk. Een „Kerk en Vrede"-lid zal dit echter nimmer doen op een wijze, die steun verleemt aan bepaalde suggesties, welke luchtbescherming en oorlogstoerus ting samen doen vallen. mAls moeder van een gioot gezin, had ik het ongeluk mij b(j 't brood ani/den een flinke Jaap in den wijsvinger te geven. Het bloedde verschrikkelijk. Een van mijn kinderen bracht dadelijk den Kloosterbalsem, die in mfjn huisgezin met kinderen telkens van pas komt Na een doehje met dezen geneeskrach' tig en balsem op mijn vinger te hebben gedaan, hield het bloeden dadelijk op en de hevige wond was tot mijn ver- bazlng in 24 uur geheel geheeld en totaal genezen." B te Gr. Onovertroffen bij brand-en an|]wonden Ook ongeëvenaard als wriifmiddel b|| Rhenmatlek, spit en pijnlijke spieren Schroetdoo* 85 et Potten: 62J4 et en 1.04 Bij het bespreken van het redactiebeleid van het orgaan „Kerk en Vrede" betoogde de afd. Rotterdam, dat de artikelen in het orgaan, de geloofsstrijd tusschen "kerken en richtingen niet moeten aanwakkeren, waarvan een voorbeeld wordt gegeven. Ds. Buskes wees op de noodzaak, die er kan zijn om felle critiek te geven op elk geloof en elke kerk, die beginselen verkondigen, waardoor het militairisme wordt gesanc tioneerd. PER BUS NAAR PARIJS. De hiervoor opgestelde bepalingen. De K.N.A.C. deelt ons de bepalingen mede, waarmede de organisatoren van rei zen per autobus naar de wereldtentoonstel ling rekening moeten houden, teneinde in Frankrijk geen moeilijkheden te ondervin den. Nederlandsche autobushouders mogen op hun reizen naar Parijs uitsluitend in Ne derland thuis behoorende personen vervoe ren. Deze bepaling geldt zoowel voor de heen- als voor de terugreis. De reizen moe ten ook inderdaad de wereldtentoonstelling tot doel hebben en elk der inzittenden moet voorzien zijn van een carte de legitimation. De autocars mogen voor niets anders dienst doen, dan voor het vervoer van de toeris ten. Te dien einde moet de chauffeur van de autobus in het bezit zijn van eeh volle dige lijst, bevattende de namen van de aanduiding van het nummer van hun legi- timatiekaart. De reizigers zijn verplicht op aanvraag hun kaarten aan de autoritei ten te toonen. Zoodra bij de douane blijkt, dat een der toeristen niet in het bezit is van een legiti- matiekaart wordt door de douane de auto bus aangehouden en de gendarmerie ge waarschuwd die nader regelend zal optre den. Bij het verlaten van Frankrijk moet de chauffeur aan de douane een copie kunnen toonen van de hierboven vermelde naam lijst, welke door de grensbeambten bij de binnenkomst in Frankrijk is geviseerd, zoo dat kan worden aangetoond, dat in de autocar dezelfde personen zijn gezeten die op de heenreis deel van het gezelschap uit maakten. Bovenstaande regeling is niet van toepas sing op besloten gezelschappen, als sport- gezelschappen en dergelijke, doch deze zijn teneinde misbruik te voorkomen gehouden zich van te voren in verbinding te stellen met den prefect van het arrondissement, waar zij Frankrijk denken binnen te ko men. Men moet dan nauwkeurig opgeven wanneer de reis wordt gemaakt, waar de grens zal worden gepasseerd, het doel van de reis, het aantal passagiers en de naam en het adres van het gezelschap. De leider hiervan moet bij de Fransche douane een door den prefect geteekende verklaring kunnen overleggen. PKHPOMSCHE AVONTURENROMAN. Door G. P. BAKKER. 42) HOOFDSTUK XXVI. De Oude Herberg lag een eindje van den landweg af aan een schaduwrijke beuken laan, dicht bij het kruispunt der heerwegen naar Burg en Maagdenburg. Zij werd be woond door Rudolf, den ouden wachtmees ter van Wallenstein's leger, die onder overste Saxon had gediend. Hij was getrouwd met Anette, een zoetelaar. In de schaduw der boomen zat op dien morgen de koning van Zweden, Gustaaf Adolf met eenige heeren van zijn staf. De troepen trokken in marschcolonne naar het Zuiden en Zijne Majesteit, die met vijf duizend ruiters de voorhoede vormde, was achtergebleven om zijn leger te zien voorbij trekken. En zeker was het een schitterend gezicht de regimenten in hun keurige uniformen en in volslagen orde als op een parade te zien passeeren. De ruiterij bestond uit kurassiers en dragonders De'zware ruiters droegen een kuras en stormhoed, de wapenen waren een karabijn, twee pistolen en een kromme sabel. De infanterie had nog wel den stalen helm, maar de kurassen had de koning af geschaft. De zware lange piek was vervan gen door een korter en lichter wapen. Het regiment was veel lichter verplaatsbaar en vlugger in zijn bewegingen dan tot dusverre de gewoonte was en het regelmatig in den pas marcheeren op de tonen der verschil lende muziekcorpsen, trommels en trom petten gaf den indruk van groote kracht en zekerheid. Elk regiment bestond uit 8 compagnieën, elk van 126 tot 146 man, in den regel 54 piekeniers en 72 musketiers. Twee regimen ten vormden weer een brigade. Deze waren gekleed in verschillende kleuren, geel, wit, rood, paarsch, blauw enzoovoort. Ook droe gen de regimenten de onderscheidingen van de deelen van Zweden, waaruit ze afkomstig waren. De artillerie bestond uit nieuwe, veel lichtere kanonnen, die pas uit Zweden wa ren aangekomen. De forsche paarden trok ken stukken en munitiewagens vlug voort zonder eenige stagnatie. De morgenzon deed het staal schitteren en verhelderde de kleuren. De aanvoerders, waarvan velen nog gekleed in haranassen met gepluimden helm en wapenrok, reden als zilveren helden voor hun troepen. De kleurrijke vaandels der infanterie, de stan daarden der cavalerie en de vaantjes aan de lansen staken vroolijk af tegen het groen van den achtergrond. De koning was welgemoed, want de keur vorst van Saksen, radeloos door het bericht, dat Tilly vast besloten was in zijn land te vallen had Van Arnhem en Vitzthum om hulp naar hem afgevaardigd. Gustaaf Adolf had zware eischen gesteld. „Wanneer de keurvorst mij op tijd ter hulpe gekomen was", had hij gezegd, „dan zou hij nu niet in den hoogsten nood ver- keeren en Maagdenburg zou niet verwoest zijn Nu hij geen enkelen anderen uitweg meer ziet, wendt hij zich tot mij. Maar wie waarborgt mij de woorden van een vorst, die in zijn kabinet ministers duldt, die door Oostenrijk worden betaald en dat hij den keizer niet weer in het gevlei zal komen, wanneer Tilly op hoog bevel zijn troepen terugtrekt? Tilly zal zijn leger zoo machtig mogelijk maken, hetgeen mij echter niet zal weerhouden, tegen hem op te trekken, daar ik in mijn rug nu volkomen 'gedekt ben". „Wat helpt het over het verleden te spre ken?" had Van Arnhem geantwoord. „Ge dane zaken nemen geen keer. Majesteit noem uw voorwaarden". „De vesting Wittenberg en den oudsten prins als gijzelaar. Voor mijn troepen een driemaandelijksche soldij en voorts zal hij mij de verraders in zijn ministerie uitle veren". Het antwoord van den keurvorst luidde: „Niet alleen Wittenberg, ook Torau, ja ge heel Saksen staan voor Uwe Majesteit open. Mijn geheele familie zal ik u als gijzelaars zenden en als u dat niet genoeg is, zal ik zelf komen. Ik zal de.verraders uitleveren, de gevraagde soldij betalen en met mijn leven en gansche vermogen aan uw zijde staan". En de koning met zijn warm hart, geroerd door zooveel oprechtheid, had zijn strenge eischen teruggenomen. „Maagdenburg heeft mij zoo wantrouwend gemaakt", zei hij ver ontschuldigend. „Een maand soldij is vol doende en ik hoop hem daarvoor dubbel schadeloos te stellen". En nu was de-koning van Zweden op weg zich met de Saksen te vereenigen. Eindelijk, al was het door bittere noodzaak gedrongen, had de voornaamste der, protestantsche keurvorsten zijn zijde gekozen. Ja, de koning was welgemoed. De generaal Johan Banner, de vriend en vertrouweling van den koning, die met zijn blauwe oogen, open gelaat en blonde haren zeer op den koning geleek, zat naast hem. „Zou Tilly trachten mij te verhinderen door de Elbepassen te trekken en de ver eeniging der legers onmogelijk te maken, Johan?" vroeg hij Banner. „Generaal Saxon is met de zijnen op ver kenning uitgegaan om de positie der keizer lijke troepen te verkennen en hij komt altijd met nauwkeurige gegevens terug", antwoordde graaf Banner. „Majesteit", zei generaal Baudissen eens klaps. „Hoort- u wel, dat er muziek klinkt uit de richting Maagdenburg?" De koning luisterde. „Je hebt gelijk en als ik goed hoor, is het dat lied van Saxon's ruiters. Majoor Melchior zal in aantocht zijn,«maar waar om hij optrekt met volle muziek is mij een raadsel". Weldra reed Melchior aan het hoofd van zijn ruiters voorbij de Oude Herberg. Hij salueerde diep voor den koning. Zijn offi cieren volgden het voorbeeld en de ruiters keken naar links, de sabels met de punt naar beneden. „Wat is dat voor een vertooning?" riep Gustaaf Adolf uit. „Een roode keizerlijke dragonder, een karos met twee bedienden in het zwart, twee Fransche edellieden terzijde en als slot twee kurassiers van Tilly. Een mooie optocht!" „Misschien een afgezant van Tilly met een of andere boodschap, opgepikt door Melchior", meende Baudissen, „maar die muziek is mij ook niet duidelijk". De roode dragonder sprong van zyn paard en liep naar den koning. Generaal Banner sprong op: „Halt daar", beval hij. „Geen stap verder!" De dragonder nam zijn helm van het hoofd, verwijderde met een handige bewe ging de roode snor en zei lachend: „Morgen Majesteit. Morgen heeren". De koning stond op, reikte generaal Saxon de hand. „Saxon wat heb je in vredesnaam nu weer uitgehaald? Ga zitten. Wie heb je daar bij je en breng je goed nieuws?" „Dat is een lang verhaal, Sire". „Waar wie zit er in die karos?" „Een dame uit de Bakenstraat in Halber- stadt. Ze was door don Felipe del Torez ge vangen genomen, maar luitenant De Vries heeft haar bevrijd". „Ik heb gehoord dat je hem tot luitenant hebt gepromoveerd", opperde Baudissen, die de koenste maar ook de zuinigste van Gus taaf Adolf's generaals was. „En niet ten onrechte", meende Banner. „Eerst het voornaamste, heeren. Wat zal Tilly ondernemen? Wat zyn zijn plannen? oen je daar achter gekomen? „Om dat te vernemen, heeft Uwe Majes teit mij toch uitgezonden" „En?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 10