DE KABINETSFORMATIE.
Noenmaal van den Nederlandschen
Journalistenkring.
Binnenland
Jhr. Mr. Dr. Van Karnebeek over de reis van de
Nederlandsche Handelsmissie naar
Zuid-Amerika.
Prins Bernhard als gast bij de Nederl. Journalisten.
Moeilijkheden van vrijzinnigen kant.
v,
In hotel „Wittebrug" heeft Vrijdagmid
dag de Nederlandsche Journalistenkring
zijn jaarlijksch noenmaal aangericht, waar
jhr. mr. H. A. van Karnebeek, hoofd der
Nederlandsche handelsmissie naar Zuid-
Amerika het woord voerde en dat ditmaal
bijzondere beteekenis had door de aanwe
zigheid van Z. K. H. prins Bernhard.
Ook de minister van buitenlandsche za
ken, jhr. mr. de Uraeff en de minister van
handel, nijverheid en scheepvaart, prof. dr,
ir. Gelissen, toonden door hun aanwezig
heid belangstelling.
Prins Bernhard
Het bestuur van den N. J. K. had tot
deelneming aan het noenmaal verder uit-
genoodigd alle leden van de Nederlandsche
handelsmissie, van wie o.a. aanwezig waren
de secretaris, mr. van Balen en de heeren
mr. Ch. Weiter, E. E. Menten, E. Henny,
Daniels en jhr. van der Wyck.
Verder waren aanwezig de heeren A. J.
Lievegoed en D. J. Lambooy, chef en
adjunct-chef van den regeeringspersdienst,
de eere-voorzitter van den Nederlandschen
Journalistenkring, mr. Plemp van Duive-
land en de eere-leden Elout en D. Hans, het
dagelij ksch bestuur van de vereeniging van
dagbladdirecteuren „De Nederlandsche
Dagbladpers", bestaande uit de heeren J.
W. Henny, voorzitter, mr. Veenhoven, secr.
en H. Nygh, penningmeester, de heer
Schneiders als vertegenwoordiger van de
R.K. Journalisten vereeniging en de heer
Herbert Antcliffe namens de buitenland
sche persvereeniging, alsmede een groot
aantal directeuren van dagbladen, hoofd
redacteuren en journalisten uit alle deelen
van het land.
Te 1 uur precies arriveerde prins Bern
hard, die vergezeld wefrd door zijn adju
dant, jhr. ir. Röell en zijn secretaris jhr.
Dedel.
De prins werd door het bestuur van den
Nederlandsche Journalistenkring ontvangen
en naar de onvangzaal geleid, waar de
krijgvoorzitter, de heer Henri Dekking, de
aanwezigen aan Z. K. H. voorstelde.
Daarna plaatsten de gasten zich aan de,
onder leiding van den heer Meyer, direc
teur van hotel „Wittebrug", smaakvol met
oranje babyrozen en trosroosjes versierde
tafels, die een feestelijken aanblik boden.
Begroetingsrede van den voorzitter.
Voor den aanvang van het noenmaal,
toen allen hun plaats aan tafel hadden in
genomen, heeft de voorzitter van den Ne
derlandschen Journalistenkring, de heer
Henri Dekking, .ongeveer als volgt gespro
ken:
Koninklijke Hoogheid,
De Nederlandsche Journalistenkring acht
het een hooge eer en een bijzondere onder
scheiding Uwe Koninklijke Hoogheid wel
kom te mogen heeten in zijn midden aan
dit noenmaal. Uwe Koninklijke Hooghei.l
is zoo welwillend geweest ons mede te
deelen dat U met de dragers van de jour
nalistiek in ons land, redacteuren en direc
teuren, kennis wilde maken gelijk Uwe
Koninklijke Hoogheid reeds deed met een
aantal leiders van cultureele, commerciëele
en industriëele ondernemingen in ons land.
Uw Koninklijke Hoogheid vindt hier de
vertegenwoordigers van bladen van allerlei
richting en beginsel byeen, zeer talrijk sa
mengekomen op deze voor de pers zoo bij
zonderen dag.
Het Koninklijk Huis heeft herhaaldelijk
belangstelling in den Nederlandschen Jour
nalistenkring getoond. Nog onlangs bij het
afscheid van onzen voorzitter Hans, heeft
H. M. de Koningin in een door ons zeer ge
waardeerd schrijven aandacht voor den
kring bewezen. Prins Hendrik hebben wij
evenzeer als Uwe Koninklijke Hoogheid in
ons midden mogen begroeten als gast: het
doet ons vreugde dat U. K. H. deze welwil
lendheid jegens ons voortzet.
Kennismaking met de pers
Het klinkt eenigszins wonderlijk voor U,
die naar wij weten de pers al zoo van nabij
kent. (Gelach).
Van den aanvang af, ja reeds voor Uw
komst in Uw nieuwe vaderland, richtte
zich een geweldige aandacht van de Neder
landsche pers op den persoon van U. K. H
en het was vooral de fleur van ons vak: de
verslaggeverij, die U met de grootste be
langstelling begroette en omzwermde. MiS'
schien had U.K.H. wel eens den indruk van
onbescheidenheid, maar U.KH. had zoozeer
aanstonds de aandacht, en sympathie en
genegenheid van ons volk, dat het de plicht
der Nederlandsche verslaggevers was, deze
algemeen gedeelde gevoelens steeds meer
kracht en kleur te geven. De zin voor
humor en de sportiviteit van U.K.H. vonden
daarin toch wel behagen. Men heeft slechts
de talrijke foto's, van den aanvang af van
den prins gemaakt, te beschouwen, om te
weten hoe U.K.H. de taak van de verslag
gevers begreep en hun uw vriendelijke
medewerking niet ontzegde.
Humor en sportiviteit, ook onder journa
listen leven die genoeg, dat daar vreugd
werd gevoeld, toen U.K.H. eindelijk uit de
openbaarheid willende treden, bij den aan
vang van Uw huwelijksreis den verslag
gevers geen schijn van kans hebt gegeven.
In het ontwijken van reportage heeft U.K.H.
een wereldrecord gevestigd. (Vroolijkheid).
Koninklijke Hoogheid, in de komende
jaren zal de pers ongetwijfeld U nog vaak
belangstelling wijden, de vrije onafhanke
lijke pers, die in ons land de stem des volks
is. Moge die stem met eerbied, waardeering
en erkentelijkheid, omtrent den persoon van
den prins klinken tot voldoening ook van
U.K.H.
Zoo straks zal aan dit noenmaal een groot
Nederlander het woord voeren. Hem voor
zeker, naast den journalisten, geldt Uwe
belangstelling.
Excellentie van Karnebeek, ook U moge
ik in dezen kring begroeten. Het kring-
bestuur had een gelukkigen dag, toen het
uit Chili Uw vliegbrief ontving, dat gij
onze uitnoodiging tot deze bijeenkomst aan-
vaardet. Wij wisten toen immers, dat de
bijzondere beteekenis van deze kringnoen
malen stond te worden verstrekt.
De Graaft
Gelissen
In zoo velerlei kwaliteiten, als burge
meester van Den Haag, als minister van
Buitenlandsche Zaken, als commissaris der
koningin, heeft Uwe Excellentie het vader
land groote diensten bewezen, in dezen
kring weet en waardeert dat iedereen.
Spr. herinnerde aan den strijd, welke
jhr. van Karnebeek voor de verdediging van
onze eer in Parijs gevoerd heeft.
De regeering, aldus spr., wetende dat Uw
staatsmanswijsheid in den loop der jaren
niet onverminderd was, heeft in dezen tijd
het besluit genomen U de leiding op te
dragen van een groot landsbelang. De ver
sterking van onze handelsbetrekkingen
immers is een levenskwestie voor onze
natie, een handelsmissie naar Zuid-Amerika
toog onder Uw leiding uit. Wat U daarbij
hebt bereikt, de regeering die immers het
resultaat het best beoordeelen kan, heeft U
dadelijk na Uw thuiskomst hartelijk ge
huldigd en een hooge onderscheiding toe
gekend, waarmede wij U van harte geluk
wenschen.
Nader zal blyken en wellicht hooreri wij
zoo aanstonds een en ander uit Uw mond,
enkele bijzonderheden over wat U thans
opnieuw voor ons land hebt mogen be
reiken.
Spr. heette verder welkom de ministers
van Buitenlandsche Zaken en van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart, de leden der
handelsmissie en alle verdere aanwezigen.
Toen de glazen waren volgeschonken
heeft de heer Dekking zich met de volgen
de woorden tot de aanwezigen gericht.
Vóór onze maaltijd aanvangt noodig ik U
uit een dronk te wijden aan onze Ko
ninklijke familie, aan Hare Majesteit de
koningin, aan Hare Koninklijke Hoogheid
Prinses Juliana, aan zijne Koninklijke Hoog
heid Prins Bernhard. De heilwensch uit ons
aller hart gaat thans voorzeker geheel uit
naar de jonge vrouw, wier ontroerende innig
blijde mededeeling Dinsdagavond door de
radio wij allen met aandoening hebben ver
nomen. Het geluk van ons vorstelijk gezin
en van het Nederlandsche volk ligt thans in
prinses Juliana en hare blijde verwachting.
Op de gezondheid, het welzijn, den levens
bloei van onze prinses zij onze Vaderland-
sche heilwensch, van heeler harte en jui
chende gewijd".
Een strijkje zette het Wilhelmus in, dat
door alle aanwezigen staande werd meege
zongen en gevolgd werd door een driewerf
hoera voor prinses Juliana.
Het uitgebreide noenmaal, dat volgde,
had een zeer geanimeerd verloop. De hooge
gasten onderhielden zich levendig met hun
tafelburen en de muziek van het strijkje
verhoogde de genoegelijke stemming.
Nadat het dessert gereserveerd was, kreeg
Jhr. van Karnebeek het woord tot het hou
den van de aangekondigde causerie.
Rede jhr. van Karnebeek.
Hierna was het woord aan Z. Exc. den
minister van Staat, jhr. mr. dr. H. A. van
Karnebeek, commissaris der koningin in de
provincie Zuid-Holland en leider van de
Nederlandsche handelsmissie naar Zuid-
Amerika.
In de uitnoodging van den N. J. K. heeft
spr. meer gezien dan louter nieuwsgierig
heid, doch vooral het medeleven van de
pers in de belangen van het land, die «door
de missie vertegenwoordigd werden.
Het werk, dat de missie gedaan heeft, is
nog slechts een begin en spr. hoopt, dat bij
de voortzetting van dit werk eveneens op
den steun van de Nederlandsche pers gere
kend kan worden. Spr. heeft het vooral zoo
gewaardeerd, dat behalve hijzelf ook alle
andere missionarissen voor deze lunch zijn
uitgenoodigd (vroolijkheid). Want naar
buiten was de missie een enkele, ondeel
bare eenheid.
Sommigen hebben zich wellicht de vraag
gesteld, al is deze niet uitgesproken, welke
orders de missie nu eigenlijk geboekt heeft.
Een goed koopman zou echter deze vraag
niet stellen, omdat hij weet, dat vooral in
Jhr. van Karnebeek
een land, dat nog commercieel nauwelijks
bewerkt is, er meer daft veertien dagen
noodig zijn om orders Van beteekenis te
boeken. Het doel van dt missie lag hooger
dan het boeken van orders en beoogde een
politiek-economische verkenning op indus
trieel, commercieel, landbouwkundig, finan
cieel en monetair gebied, waarmee men het
voorbeeld volgde van andere landen, die
hét belang van dergelijke economische ver
kenningen reeds eer hadden gezien.
Wij hebben zeide spr. niet geheel
Zuid-Amerika bezocht, maar wel het groot
ste en belangrijkste gedeelte, n.1. Brazilië,
Argentinië, Chili en Uruguay. Men houde
rekening met den omvang van deze lan
den.
Brazilië is bijna 4 y, maal zoo groot als
Nederlandsch-Indië, Argentinië 1 maal
zoo groot, Chili nog altijd 20 maal zoo groot
als Nederland.
Men denke zich een dergelijken omvang
in. De beteekenis ervan wordt nog duidelij
ker als men zich voorstelt welke bodem
schatten deze landen bevatten en vooral als
men zich een denkbeeld vormt van de rel,
die de productie van Zuid-Amerika op de
wereldmarkt inneemt.
Spr. trad daarna in een uiteenzetting van
de beteekenis van die productie op het ge
bied van delfstoffen en mineralen, bodem
producten, enz.
Nu doet zich de vraag voor: wat zal on
der de gegeven omstandigheden de gang
zijn der economische ontwikkeling in die
landen?
Zal het blijven bij export van de primaire
goederen, die zij voortbrengen, of kan men
een industrieele ontwikkeling tegemoet zien.
Men bedenke dat deze landen vrijwel geen
steenkool produceeren, 0.15 procent van de
wereldproductie.
En dat er een tekort is aan werkkrachten
en menschen komt om de natuurlijke rijk
dommen tot gelding te brengen. Het beeld
wordt dan: onmetelijk gebied, weinig steen
kolen en een tekort aan nuttige menschen
en men vraagt zich dan af of onder zulke
omstandigheden er voorloopig wel 'n andere
ontwikkeling mogelijk is dan die welke tot
aan den oorlog deze landen heeft geken
merkt.
Toch zien wij dat na den oorlóg een in
dustrialisatie is opgekomen, die in beteeke
nis voortdurend toeneemt.
Spr. behandelde daarvan de oorzaken,
die samenhangen met de zelfvoorziening
waartoe in de oorlogsjaren deze landen
werden geroepen met een groeiend natio
naal zelfbewustzijn en niet een streven
naar een zoodanig actieve handelsbalans,
dat daarmee de verplichtingen konden wor
den voldaan, die het gevolg waren o.a. van
de voor interne ontwikkeling in het buiten
land op te nemen kapitalen.
Spr. gaf daarna de verschillen aan, die er
in het industrialisatieproces in de verschil
lende landen zijn waar te nemen en de
goederen waarop dit proces betrekking
heeft.
Na gewezen te hebben op de concurrentie,
die zich op de markten doet gevoelen, be
handelde hij de vraag, in hoever er nog
plaats is voor Nederland, waarvan de in
dustrie vooral op verbruiksgoederen is ge
richt en die de steunpunten mist, die andere
landen vinden in ondernemingen, die zij
zelf in Zuid-Amerika hebben gesticht.
Spr. wees er daarna op, dat naar de een
stemmige meening der missie voor Neer
land, al komen wij wat laat nog de noodig
gelegenheid tot afzet openstaat, er voor s
op wijzend, dat dit alleen zal gelukken,
wanneer de markten intensief en op e
meest geschikte wijze bewerkt worden.
Men zal daarbij echter vooroordeelen moe
ten laten varen, zich ervan moeten ont
houden gevallen, waarin vroeger minder
goede ervaringen werd opgedaan, te genera
liseeren, bereid zijn, zich naar het voorbeeld
van andere landen aan te passen aan de
ginds geldende handelsusanties. Daaiby
moge worden bedacht, dat Nederland het
voordeel heeft in Zuid-Amerika goed aan
geschreven te staan, dat men daar op Ne
derlanders als immigranten gesteld is.
Spr. behandelde daarna de ontworpen
emigranten-overeenkomst en de voordee-
len, die uit emigratie en bedachtzaam ka-
pitaalsinvesteering indirect voor Nederland
zouden worden verkregen.
Spr. wees er daarna op, dat uit een oog
punt van internationaal-politieke veiligheid
en interne rust gindsche staten met voor
deel de vergelijking met menig ander we
relddeel kunnen doorstaan.
Thans moet op de gelegde grondslagen
worden voortgebouwd, van de gekweekte
stemming geprofiteerd. Van de uitzending
der missie die in Zuid-Amerika met zulk
een buitengewone hartelijkheid en hoffe
lijkheid was ontvangen, een nuttige episode
worden gemaakt in de ontwikkeling der
handelsbetrekkingen, niet van Nederlahd,
maar ook van Nederlandsch-Indië.
Luid applaus volgde op de op prettige
wijze uitgesproken, vlotte en van geest
tintelende rede van jhr. van Karnebeek.
Terwijl in een der zijzalen de koffie ge
serveerd werd, onderhield prins Bernhard
zich met verscheidene aanwezigen. Het on
gedwongen samenzijn duurde tot ongeveer
half 5 Toen vertrokken de prins, en de
heeren jhr. Röell en jhr. Dedel uitgeleide
gedaan door de leden van het bestuur der
N J K., terwijl ook de leden van de han.
delsmissie zich terugtrokken in een nuss.e-
vergadering onder leiding van jhr. van
Karnebeek.
Prins Bernhard heeft autopech.
Toen prins Bernhard gistermiddag per
auto, vergezeld door zijn adjudant en een
tweetal bedienden, Hillegom doorreed, wei
gerde de wagen plotseling dienst. Alle po
gingen, om de auto weer op gang te kry-
gen mislukten. De prins en zijn adjudant
gingen in een winkel beraadslagen, op
welke wijze zy de reis zouden kunnen
voortzetten. Tijdens dit gesprek kwam een
andere automobilist binnen, die aanbood,
de beide heeren naar de plaats van hun
bestemming te brengen.
Het aanbod werd gretig aanvaard en met
achterlating van ''e stakende hofauto reden
de prins en zyn adjudant weg..»
De „Stand." schrijft:
„Bijna drie weken is het geleden, dat dr.
Colijn met de opdracht een nieuw Kabinet
samen te stellen, werd belast.
Die opdracht was in overeenstemming
met den uitslag der verkiezingen en over
eenkomstig de verwachting der groote meer
derheid van ons volk. Veel is er tijdens de
ze periode en terecht waarin dr. Co-
lijn de opdracht in beraad had, niet naar
buiten bekend geworden van wat er in de
Conferentie-kamer plaats vond. Toch kon 't
voor een ieder duidelijk zyn in welke rich
ting de formateur de samenstelling van een
nieuw Kabinet zou zoeken.
Toen dr. Colijn in 1933 met de vorming
van een Kabinet belast werd, zocht hij, ge
zien de internationale verwarring en let
tend op den kritieken toestand in eigen
vaderland de samenwerking van hen, die
hoezeer in het verleden eikaars politieke te
genstanders ook, zich wilden opmaken om
de moeilijkheden het hoofd te bieden. En
hoewel het onder zijn leiding staande crisis-
Kabinet de principieele verschillen tusschen
de onderscheidene richtingen eerbiedigde,
sprak de minister-president om, bii de be-
handelng van de Rijksbegrooting 137, in het
bijzijn en blijkbaar onder instemming van
de vrijzinnige ministers onbewimpeld uit,
dat Nederland een Christelijke natie is en
de grondbeginselen van het Christendom
hun erkenning behooren te vinden in het
Staatsbestuur.
Wel werden zij,.die krachtens traditie aan
de openbaring van de levenswaarden van
het Christendom vasthouden, niet uitgeslo
ten, toch werd het Christelijk beginsel door
den leider van het Kabinet onbewimpeld
gehandhaafd.
Bij de poging tot vorming van een nieuw
Kabinet stond het dus vast, dat de forma
teur opnieuw van de positief Christelijke
grondslagen onzer samenleven zou uitgaan,
al bleef ook in de toekomst de medewerking
van vrijzinnige ministers wenschelijk.
Een zuiver coalitie-Kabinet viel van hem
niet te verwachten. Ook bij de vorming van
het nieuwe Kabinet bleef dr. Colijn zich
zelf gelijk en streefde hij, op de basis in de
Tweede en Eerste Kamer aangegeven, naar
een oplossing. Het program van den forma
teur ging, naar wij mogen aannemen, hier
van uit.
Bij de verschijnselen van verwarring ook
in ons volksleven nog merkbaar, wenschte
bij het beleid van het door hem te vormen
Kabinet in de eerste plaats gericht te zien
op beveiliging van die positief Christelijke
grondslagen met dien verstande, dat dit be
leid rust op de Staatkundige toepassing van
de groote grondwaarheden van het Chris
tendom.
Wij meenen al weer niet ver mis te tasten
als eenige daarbij nader geformuleerde pun
ten betrekking hadden op de krachtige
handhaving van het gezag, de eerbiediging
van de vrijheid in Godsdienst en geweten,
de bewaring van den rechtmatigen volksin
vloed op het landsbestuur en zorg voor de
gezonde ontplooiing van het huwelijks- en
gezinsleven, de handhaving van de publieke
eerbaarheid, de onthouding van Overheids
wege van alles wat tot ontheiliging van den
wekelijkschen rustdag aanleiding geeft en
handhaving dezer beginselen ook in het so-
ciaal-ecoomisch leven.
Od deze grondslag is de medewerking van
de Vrijzinnig-Democraten en Liberalen, wil
men: van de thans zittende ministers Oud
en van Lidht de Jeude, niet gekregen.
Men zou zich kunnen voorstellen, dat met
name de Vrijzinnig-democraten moeilykhe-
den te overwinnen hadden op het stuk van
de defensie, doch dat men zich niet kan
conformeeren, met een omschrijving van den
grondslag die zeker niet scherper ge
formuleerd was dan die welke by de
Rijksbegrooting was aangegeven, valt te
verwonderen te betreuren.
Wij laten in het midden, welke overwe
gingen hen geleid hebben tot dit afwijzend
standpunt. Doch de weigering van de heeren
Oud en Van Lidth de Jeude en ook van den
heer De Graeff, die destijds als Christ. His
torisch man in het kabinet werd opgenomen
is zeker niet te wijten aan de houding van
den formateur, wiens positie helder en
klaar is.
In de felle critiek, die in sommige organen
nu reeds aan het woord kwam, waarbij
liberale schrijvers een toon aansloegen alsof
zy over 51 zetels in de Tweede Kamer be
schikken, is o.m. ook bezwaar gemaakt
tegen de methode, die dr. Colyn gevolgd
heeft.
Hy zou toch met de leiders der drie recht-
sche fracties overleg hebben gepleegd en
eerst later met anderen. Afgezien van h«t
feit, dat den formateur toch moeilijk t recht
ontzegd kan worden te spreken met die-
gnen met wie hy overleg gewenscht acht,
is het toch ook denkbaar, dat andere rede
nen tot dit contact leidden.
Het is bekend, dat de adviezen aan de
Kroon uitgebracht, schriftelijk worden vast
gelegd en ter kennis gebracht van den for
mateur.
Is het nu onlogisch te verondersellen, dat
enkele van die adviezen, doch niet alle, aan
leiding gaven tot nader overleg?
De toekomst zal het verloop van de ka
binetsformatie wel nader ophelderen. Dui
delijk zal daarbij wel blijken, wie aan
genomen dat dr. Colijn niet slaagt, wat
thans nog niet vast staat de schuld dragen
voor de teleurstelling, die ons volk wordt
bereid.
Dr. Colijn is trouw gebleven aan zijn ver
leden en aan zijn in het parlement en tijdens
zyn verkiezingslournee gedane verklaringen
wi zy, die reeds nu by hun critiek alle maat
en verhoudingen uit het oog verliezen, zul
len dan zeker minder hoog van den toren
blazen al schijnt erfelijke belasting het voor
diegenen moeilijk te maken de feiten in het
juiste licht te zien en te waardeeren".
Conferenties duren voort.
Naar wij vernemen, heeft dr. Colijn gis
termiddag een bespreking gevoerd met mr.
J. A. N. Patijn, den Nederlandschen gezant
te Brussel.
Twee nieuwe bedankjes.
Naar de N. R. Crt. verneemt heeft de ka
binetsformateur dr. Colijn gisteren zijn
poging om, voor de portefeuilles van Wt»
terstaat en Buitenlandsche zaken in een
nieuw kabinet, twee gegadigden van vrij
zinnigen huize te vinden, die de principiëele
bezwaren van de tegenwoordige vrijzinnige
ministers niet zouden deelen en dus als
„vakministers" zouden kunnen worden
geëngageerd, voortgezet, naar reeds is ver
ondersteld.
De heer Colijn heeft zich daartoe gewend
tot de heeren mr. J. A. N. Patijn, H.M.'s ge
zant te Brussel, die in den Haag vertoefde,
en ir. J. Blackstonee, oud-directeur B.O.W.
in Ned.-Indië en voorzitter van het be
stuur der dezer dagen opgerichte stichting
Nationaal Luchtvaart-laboratorium.
Beide heeren hebben echter aan de uit
noodiging van den formateur om hen ter
benoeming aan Hare Majesteit te mogen
voordragen, geen gevolg gegeven.
De indruk in politieke kringen is, dat de
poging van dr. Colyn steeds minder kans
van slagen biedt en daarmede ook de kans,
dat hij zijn in beraad gehouden opdracht
tot vorming van een kabinet niet zal aan
vaarden, steeds grooter wordt.
Ook de heer Patijn zou nog door H.M. de
koningin in gehoor worden ontvangen.
MET ONGEDEKTE CHEQUES BETAALD.
Een restaurateur uit de Reguliersbree-
straat, een filiaalhouder van het Roelof
Hartplein en een filiaalhouder van het
Stadionplein te Amsterdam, hebben by de
politie aangifte gedaan, dat een bewoner
van de Roelof Hartstraat hen respectievelijk
10, 165 en 10 in girobiljetten had be
taald, waarvoor naar later bleek
geen dekking aanwezig was.
De politie onderzoekt op het oogenblik in
hoeverre hier van strafbare handelingen
sprake is.
VERGIFTIGE BESSEN GEGETEN?
Tragische snoeperij.
Gistermiddag kwam het zesjarige
zoontje van de familie V., wonende in
de Palmstraat te Hilversum, ziek.
thuis. Het kind ging later braken. Men
waarschuwde een dokter, doch toen
deze kwam bleek het knaapje reeds
overleden te zijn. Het lijkje is op last
van den officier van justitie, in beslag
genomen. Men vermoedt, dat de jon
gen vergiftige bessen, van een struik,
welke in het plantsoen staat, gegeten
HG'CIt.