Gansch Zweden leert zwemmen DE JOUDEN Financieel Overzicht. De Plakker of Stamuil. Glimlachje Een populair sportinsigne voor gewone menschen. Het „zwemburgerschap". Toen ik op een winterochtend naar den trein liep, zag ik in de beukelaan bij Hil- horst, vlak bij de halte Nieuwe Weg te Soest, een bruin gevalletje zitten tegen één der boomstammen. Een en ander was ste vig bevestigd en om het geheel niet te beschadigen, sneed ik het met een stuk bast los. Wat ik verzamelde en zorgvuldig in een sigarettendoosje borg, was het legsel van een vlinder: van Lymantria dispar, die ook wel plakker of stamuil, Hebreeuwsche let ter- en reschvlinder wórdt genoemd. Al deze benamingen wijzen er reeds op, dat deze vlinder bij entomologen en leeken algemeene bekendheid geniet. Inderdaad is de plakker in velerlei op zicht een merkwaardig insect: ten eerste lijken mannetje en wuifje heel weinig op elkaar, terwijl de grondkleur van het eer ste over het algemeen donkergrijs is, is die van het laatste wit. Bovendien zijn de mannetjes veel kleiner dan de wijfjes. Een leek pleegt mannetje en wijfje van den stamuil dan ook voor verschillende dieren te houden. In verband met deze verschil len tuaschen de beide geslachten spreekt men bij Lymantria dispar daarom van sexueèl dimorphisme. Het kan aan den anderen kant ook bij sommige vlindersoorten voorkomen, dat de kleur en teekening der voorjaars- en zo- mer-generatie treffende verschillen te aan schouwen geven. Dit verschijnsel kan o.a. worden vastgesteld Dij den ten onzent uiterst zeldzamen vlinder Araschnia levana, waarvan de grooter en donkerder zomer- vorm met den naam prorsa wordt aange duid. In dit geval spreekt men van sei- zoensdimorphisme. Om nu op onzen stamuil terug te kómen, bij dezen vlinder heeft men nog een ander curieus verschijnsel (parthenogenesis) vast gesteld, d.w.z. er kwamen rupsjes te voor schijn uit onbevruchte eieren. De eieren, die de plakker legt en die over winteren, worden aan het oog onttrokken, doordat het wijfje ze bedekt met de haren van haar achterlijf. De rupsen, die uit het door mij verzamelde bruine gevalletje kwa men, hebben mij heel wat moeite bezorgd, want één wijfje heeft een groote nakome lingschap: op zekeren dag bleek bij de tel ling, dat er in het tuinterrarium enkele honderden rupsen rondliepen, die begiftigd waren met een geweldiger, appetijt. Dage lijks moest ik armen vol voer gelukkig zijn de rupsen nog al polyphaag aansjou wen: lindebladeren lusten zij heel graag, maar vooral lijsterbesblad consumeerden zij met groote gretigheid. Er viel dan ook een pak van mijn hart, toen ik in den loop van den zomer de rupsen, mooie dieren met roode en blauwe rugwratten, de eene na de andere, gingen verpoppen in een uiterst ijl spinsel. Die poppen zijn buitengewoon gewegelijke dieren: wanneer je ze maar even aanraakt, slaan ze wild om zich heen. Het popstadium duurt niet bijster lang: de eerste mannetjes plakker kwam in mijn tuinterrarium op 29 Juli uit, het eerste wijfje een dag later. Daarna verbraken de vlinders dagelijks bij tientallen de pophuid. De copulaties vonden meestal onmiddellijk na het uitkomen plaats en nu is het houten deksel van het tuin terrarium bedekt met tientallen eieren- hoopjes. Wanneer de wijfjes alle zullen zijn uitgekomen, zal het terrarium enkele dagen later enkele tienduizenden eitjes van Ly mantria dispar bevatten. Af en toe treedt de plakker als een zeer schadelijk insect in ons land op, doch in Soest zie je hem maar weinig. Geheel an der is de toestand soms in het Zuiden: ik herinner mij nog goed, dat ik in Limburg énkele jaren geleden de wijfjesplakkers bij honderden tegen de boomstammen zag zit ten: een massaal optreden met een werkelijk opzienbarend karakter. Oók in Engeland komt de plakker voor, maar zooals men by South kan lezen (The Moths of the British Isles, First Series), was na allerlei ups and downs de situatie met betrekking tot den vlinder omstreeks 1850 van dien aard geworden, dat de stamuil (de Britten noemen den vlinder gipsy) nagenoeg of geheel als echt wild dier uit het landschap was verdwenen. Sindsdien is het insect zoogenaamd „semi-domesticated": men heeft o.a. eieren uit den vreemde betrokken, de vlinderkweekers hebben zich het lot van het insect aangetrokken en men heeft pogingen gedaan om de soort weer haar plaats te ge ven in de Engtlsche natuur. De resultaten waren echter niet bijster bemoedigend. Daar staat echter tegenover, dat enkele plakkers, die toevallig naar Amerika wer den overgebracht, zich daar op zoo buiten sporige wyze hebben vermenigvuldigd, dat de geïmporteerde vlindersoort hier en daar tot een plaag is geworden, zoodat men aan de bestrijding van het lastige insect reeds duizenden dollars ten kost heeft gelegd. RINKE TOLMAN. Verbeterde stemming op de interna tionale beurzen in verband met de merkbare ontspanning op internatio naal politiek terrein. Gunstige gang van zaken in Ned. Indië. Over wegende belangstelling voor scheep vaartwaarden. Vaste stemming voor obllgatiën. Het valt niet te ontkennen, dat de inter nationaal politieke hemel door de vriend schappelijke briefwisseling, welke tusschen den Engelschen eersten minister en Musso- lini heeft plaats gevonden, aanmerkelijk is verhelderd. Helaas moet men er echter aan stonds aan toe voegen: zoolang als het duurt! Het is maar een al te bekend feit hoe snel de Italiaansche gemoederen zijn te prikkelen en bij de ook nu nog steeds kwetsbare internationale politieke situatie, is de kans op het al dan niet doelbewust toebrengen van kleine prikken, welke de thans ten gunste van Engeland gewijzigde stemming in Italië in één oogwenk kan doen omslaan, uiteraard zeer groot. Hoe vaak hebben we het al niet meegemaakt dat de moeizaam opgebouwde toenadering tus schen dit land en Engeland in één slag teniet gedaan door de dikwijls voor Engeland zeer kwetsende artikelen van de Italiaansche pers waarby maar al te vaak bleek dat ze van hooger hand waren geïnspireerd. Hoe het zy, voor het oogenblik kan Europa weer wat rustiger ademen en het is in verband hiermede, dat ook de beurzen een wat vriendelijker aanzien krijgen, hetgeen des te meer spreekt, omdat in dezen tijd van het jaar de stemming op de beurzen geken merkt wordt door een groote lusteloosheid. Daarbij komt cehter dat ook de toestand in het bedrijfsleven zeer bevredigend blijft en dat men met name in Amerika er ernstig rekening mede houdt, dat in den herfst de gang van zaken zich nog aanmerkelijk zal verbeteren. Zooals we reeds in ons vorig overzicht uiteenzetten, is speciaal de finan- cieele toestand van de staalbedrijven zeer aanmerkelijk verbeterd. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in het in sneltrein tempo in halen van het achterstallige preferente di vidend van de United States Steel, terwijl deze week het groote onafhankelijke staal concern der Bethlehem Steel de vervroeg de aflossing aankondigt van 15.200.000 dol lar. 5 refunding goudobligatie's tot den koers van 105 Het betreft hier de beken de leening waarover de Vereeniging voor den Effectenhandel met deze maatschappij is gaan procedeeren tot nakoming van de valuta clausule ten behoeve van buitenland- sche houders. Naar bekend heeft deze maat schappij zich tot 1935 stipt aan deze ver plichtingen jegens buitenlandsche houders Uit een verslag: „Bij de Eerste Steenlegging sprak de burgemeester eenige goedgeko zen en veelzeggende woorden uit". gehouden, maar heeft zich daarna laten verleiden hieraan te tomen door te bepalen dat slechts die buitenlandsche houders voor integrale betaling in aanmerking kwamen, die konden bewijzen, dat zij vanaf 5 Juni 1933 onafgebroken in het bezit van deze obligatiën waren geweest. Hierbij zat ken nelijk voor op een einde te maken aan het streven van Amerikaansche houders om hun stukken naar Europa over te brengen ten einde aldus de voordeelen van de valuta clausule, welke alleen voor buitenlandsche houders golden, deelachtig te worden. Het gevolg hiervan was dat ook bona-fide Euro- peesche houders van deze stukken hierdoor werden getroffen. Deze toch hadden ook na genoemden datum van 5 Juni 1933, in vol vertrouwen, deze obligatiën aangekocht en werden aldus wel zeer zwaar gestraft voor hun goede vertrouwen in de Bethlehem Steel. Ten aanzien van de Fransche situatie kan men opmerken, dat deze voor het oogenblik althans niet slechter is geworden. De ach tereenvolgende discontoverlagingen als mede de aangekondigde conversie van een gedeelte van de staatsschuld, moeten tot op zekere hoogte toch wel worden gezien als een bewijs dat de regeering wat meer grond onder de voeten voelt. Wel gaat het hier nog niet om massale bedragen, maar een goede fr. 8 milliard zijn met genoemde conversie-operaties toch wel gemoeid. Voor de toekomstige ontwikkeling van het land hangt van het welslagen van deze proef- balon uiteraard zeer veel af. Men kan na tuurlijk stellen, dat het bij de bestaande inflationistische credietschepping door den Staat, ietwat typisch aandoet dat thans tot discontoverlaging, waardoor de mogelijk tot vergroote credietverleening in de hand wordt gewerkt, wordt overgegaan. Men ver geet daarbij echter dat het bedrijfsleven nog steeds onder den druk van de hooge rentelasten gebukt gaat en dat ééndaags geld nog steeds ruim 4)4 kost. Ook uit hoofde van de wisselkoersen behoeft er voor het oogenblik geen klemmend bezwaar tegen discontoverlaging te bestaan; de con tante koers van den franc is beduidend vaster, terwijl ook een ontspanning is inge treden in de noteeringen van de termijn- deviezen. Uit dien hoofde is het uitleenen van contante francs voor aankoop van ter mijn-deviezen momenteel heel wat minder winstgevend dan enkele weken geleden, 1 zoodat ook de geldmarkt uit dien hoofde een verruiming kan tegemoet gaan. Wat ons Indië betreft, hierover blyven de berichten feitelijk onverdeeld gunstig lui den. De deur dicht, in deze lawine van op timisme, deed echter wel de publicatie van de opbrengst van de landsmiddelen over het eerste half jaar 1937. Voor de maand Juni toch blijken de ontvangsten niet min der dan 13 millioen hooger te liggen dan in de overeenkomstige maand van het vori ge jaar; terwijl in de geheele periode Jan. tot en met Juni 1937, de ontvangsten zelfs ruim 63.000.000 hóoger liggen dan in het overeenkomstige tijdvak van 1936. Het is dan ook niet te verwonderen, dat deze gun stige gang van zaken zich zeer duidelijk heeft weerspiegeld in het verloop van de vlottende schuld aan het Moederland. Van circa f 75 millioen in het begin van dit jaar, is deze schuld thans verminderd tot even 15 millioen zoodat eerlang de ge heele schuld zal zijn gekweten. De eenige pijnlijke noot vormde de indiening in den Volksraad van een voorstel tot „insmelting van de opcenten in de vennootschapsbelas ting", waardoor aan deze opcenten het tot nu toe hieraan klevende crisiskarakter wordt ontnomen. Dat deze maatregel voor de Indische ondernemingen met zeer ge mengde gevoelens is ontvangen, behoeft wel geen betoog. Tevens is hiermede met betrek king tot regeeringsmaatregelen weer eens aangetoond dat „rien n'est plus constant que le provisoire". Een zeer gunstigen indruk maakte 't ver slag van de Aniem, welk concern zijn divi dend van 8 tot 9 pCt. kon verhoogen, zulks niettegenstaande de afschrijving ook dit jaar weer zeer aanzienlijk kan worden genoemd. Bij een balanswaarde harer vaste activa plus deelnemingen ad circa 21 millioen, komen de kapitaalsverhoudingen van dit concern zeer gunstig uit; aandeelenkapitaal plus re serves maken circa 13 pCt. van eerstge- noemden uit. Obligatieschuld bezit de maat schappij dus niet, hetgeen voor een public utiluty concern zeker als een unicum kan worden beschouwd. Op onze locale markt was de stemming, zcoals reeds eerder werd opgemerkt, gunstig te noemen. Vooral aandeelen Philips moch ten zich in een goede belangstelling verheu gen, zoodat een moment zelfs een koers werd bereikt van 366 pCt. Enkele minder couran te fondsen als Algemeene Norit trokken plotseling evenzeer een groote kooplust en maakten op een enkelen dag 'n koerssprong van 280 op 310 pCt. Ook nu bleven ech'.ar Scheepvaartaandeelen de meeste belangstel ling trekken; op de geruchten van een aan staande emissie stegen aandeelen Java China Japan Lijn in koers. Hoe snel het leed, ver bonden aan dit by uitstek conjunctuurgevoe lig bedrijf, is vergeten bleek uit het feit, dat de Stoomvaart Mij. Oostzee, die nog in 1934 4.25 millioen op haar 5 millioen groot ka pitaal had moeten afschrijven, een emissie aankondigde van 750.000 tot den koers van 150 pCt. By een beurskoers van 260 pCt. kan men de claimwaarde, rekening houden de met een dividend van 12 pCt. over 1937, dus op circa 72 stellen. De beurs taxeerde het toekomstige rendement blijkbaar hoo ger, daar de claims een oogenblik voor 90 werden verhandeld. Met de opbrengst van deze emissie hoopt men een nieuw schip te kunnen bouwen, waardoor de achterstand in den nieuwbouw eenigszins zal worden in gehaald. Wel staan de schepen zeer laag te boek, maar bij de sterk verouderde vloot is dit ook een eerste vereischte. De obligatiemarkt blijft vooralsnog bijzon der vast gestemd en het moment komt steeds meer nabij, dat de voor conversie in aanmer king komende obligaties op disconto-basis zullen worden verhandeld. Na de jongste verlaging van de prolongatierente tot 3/4 pCt. is thans opnieuw een verlaging doorge voerd tot 1/2 pCt., op welk niveau het voor hen, die via de banken geld op prolongatie uitzetten, nauwelijks meer lucratief is hier mede door te gaan. De feature van de markt was natuurlijk de aangekondigde samensmelting van Lever Bros met Unilever Ltd., terwijl deze laatste haar bezittingen buiten het Britsche Rijk zal overdragen aan de Unilever N.V., welke daardoor nieuwe interessen verwerven in de Ver. Staten, Frankrijk, België en Neder land. Hiertegenover draagt de Unilever N.V. haar Britsche belangen over aan de Unilever Ltd. Aldus wordt aan de Engelsche maat schappij het Britsche Rijk en aan de Hol- landsche Mij. alle overige gebieden als ter rein harer werkzaamheden gereserveerd. De eerste indruk is, dat in de positie van aan deelhouders van Unilever N.V. weinig ver andering zal komen. Zoo noodig komen wij hierop nog terug. Tot slot laten wij onderstaand koersstaatje volgen: H.A.L. 138—144; Jav.Ch.J. 111—119; Rott. Lloyd 128134;— St. v. Ned. 129—134; Rep. Steel 2829; U. Steel 85—88; Anac. 4144; Deli Bat. 242—255; Deli Mij. 332—334; Senembah 339346; H.V.A. 528—552; Amst. Bank 155—156; Ned. Bank 167—172; Philips 349—365; Kon. Petr. 420—426; Alg. Norit 300. (Van onzen correspondent). Een journalist kan zich met succes tot landlooper, straatmuzikant of slaapwagen conducteur vermommen, maar wanneer hij het na de noodige bezoeken en telefoontjes gedaan gekregen heeft om één dag als schoolkind door de gemeente Stockholm naar buiten gezonden te worden, dan be perkt de vermomming zich noodzakelijker wijs tot het zwempak onder het open hangende polohemd en den emaille kampkroes aan den sportriem en dan is hij ondanks alles de .farbror", de „oome" van al die zestig vier-tot veertienjarigen, waar- meer hij in een autobus met vijf-en-twintig zitplaatsen 's morgens om negen uur de bosschen van het zonnige Sörmland tege moet rijdt. Het aardige onderwijzeresje, dat vandaag de verantwoordelijkheid voor hem draagt, heeft hem plichtsgetrouw mee opgesteld bij haar andere schaapjes en hij weet, dat hij om half twaalf net als de anderen bij de batterij van melkbussen en de bergen versche tarwebollen in de rij moet gaan staan om door de gemeenschap gelaafd en gespijzigd te worden, maar hy, is en hij blijft „oome" van het rumoerige grut. Hij moet vier peuters overreden toch heusch te gaan zitten op de eene plaats, die ze beleefd voor hem opengehouden heb ben, hij moet vijfjarige Karin op de schoot van zes-jarige Ingrid tillen en een jonk van vier lentes op zijn arm nemen, opdat ook hij naar buiten kijken kan. En daarom laat de journalist zijn laatste sprankje hoop om één keer nog een beetje kind onder kin deren te zijn, en niet heelemaal als een groot mensch behandeld te worden, maar varen en begint hij, zonder zijn journalis tieke nieuwsgierigheid nog langer te ver bergen, de kinderen zoo'n beetje uit te hooren. Daar is Kalle, byna veertien, net van school af, maar nog een paar weken te jong voor loopjongen, al hoopt hij dat begin September tegen een loon van twintig kro nen in de week een tientje dus bijna te worden. Hij is van den eersten dag af, dat twee jaar geleden de dagelijksche va- cantietochten voor de groote stadskinderen begonnen, geen dag niet meegeweest, hij mag dezen zomer voor het laatst nog mee om de nieuwelingen manieren te leeren en tarwebollen uit te deelen en hij draagt het „uniform" van de mannelijke stamgasten; een blauw-wit reclamecalotje van eên melkinrichting, een dun bloesje, een heel kort blauw-katoenen broekje met een mi nuscuul zwembroekje eronder en verbleek te gymnastiekschoenen. De vaste klanten onder de meisjes laten evenveel bruin-ge brande huid bloot, maar hebben iets meer verscheidenheid in haar dunne katoenen jurkje, ook al als ondergoed gebruikte, zwempakjes. Kalle is al te oud om veel over thuis los te laten, al blijkt het dan, dat overdag nie mand naar hem kijkt. Maar daar zijn de drie gezusters: Anne-Marie zes, Astrid vijf en Anika vier jaar, met versleten „mooie" confectiemanteltjes van eendere snit en kleur en té lange piekharen. Vader is ver dwenen en moeder is werkster en als wo ning dient een keuken met een alcoof aan een binnenplaats. En de buurvrouw, die anders naar de kinderen omkijkt tot moe der thuis komt, woont met d'r man voor de vacantie by d'r zoon en schoondochter in hun volkstuintjes. En daar is de al een beetje bakvisch-doenerige Kerstin, dochter van een goed-gesalieerden ambtenaar bij de posterijen, die een week of wat geleden eens mee mocht, omdat moeder naar de uitverkoopen wilde en geen raad met haar wist en die sedertdien eiken eiken morgen het eerst van alle kinderen bij de verza melplaats aanwezig is uit angst te laat te komen. Daar is Bengt, die met groote blauwe oogen, zijn neusje plat tegen de ruit, zon der een woord te zeggen naar buiten staat te kijken achter den rug van een buur meisje van negen jaar, dat moederlijk-be zorgd zijn handje geen oogenblik loslaat. Hij is drie-en-en-half, vertelt het meisje, zijn moeder is twee-en-twintig en staat in een warenhuis achter de toonbank, zijn vader is bankwerker en de crèche van de diaconie in hun wijk is voor de maand Juli gesloten. Daar zijn meer kinderen, wier ouders geen geld hebben om voor den zomer naar buiten te gaan, geen mogelijkheid hadden de spruiten de stad uit te sturen. En deze kinderen en al die andere ploegen van zestig, die nu met roode en groene auto bussen langs slingerende asfaltwegen naar het eenige tientallen kilometers bezuiden Stockholm gelegen Flatenmeer rijden, zij zouden allemaal gedoemd zijn den heelen zomer in de groote stad te blijven, wan- ieuilletoH het tngelsch »»n PAUL TRENT door J.SCHOUTEN 3) „Ja, meneer. U spreekt met Desbrook tk ben alleenik ben aangenomen en be- fiin mijn werk morgenochtend ik ben er absoluut zeker van, dat G. mij houdt voor wat ik voorgeef te zynik zal erg voor zichtig zijn, meneerik begrijp het. Goe- dennacht, meneer". Ralph hing den hoorn op en bleef een oogenblik in gedachten verzonken staan. „Natuurlijk is er gevaar aan verbon den dat is juist het aantrekkelijke van het baantje. Maar ik vrees, dat het groot ste gevaar in de oogen van de vrouw ligt", dacht hij, toen hij zyn bezigheden her vatte. Ieder papier en document, dat hij bezat, werd zorgvuldig nagekeken en verscheide ne werden vernietigd. Hij opende een ma- rokijn-leeren étui en bekeek een lange ry medailles, waarvan sommige buitenland sche decoraties voorstelden. Deze laatste haalde hij er uit en liet slechts die, welke van den koning had ontvangen, er in. Ver der waren er nog brieven in het Russisch, Fransch en in het Duitsch en deze werden zorgvuldig in een enveloppe gedaan, welke hij verzegelde. Na dit gedaan te hebben, ontkleedde hij zich snel en na een paar minuten was hij in een gezonden slaap ge dompeld. Den volgenden morgen tegen elven stond hij buiten voor het clubgebouw „De Gou den Rat". De ingang van de flats, die zich boven de club bevonden, was om den hoek en de portier verscheen om toezicht te hou den op het bovenbrengen van zijn bagage. Ralph's flat bevond zich op de bovenste verdieping, terwijl Garfton die onder hem bewoonde. Een jonge man, die er verstan dig uitzag, wachtte hem op bij de lift. „Ik ben Roberts, de bediende van mr. Grafto. Mr. Grafto heeft mij opdracht ge geven u behulpzaam te zij, meneer. Ik zal wel voor uw bagage zorgen", zei hy eer biedig. Het was duidelijk, dat Grafton een uit stekende bediende had, want de inhoud van de koffers bevond zich spoedig op de daarvoor bestemde plaats in de flat. ,U kunt van hieruit met de club telefo- neeren, meneer. Uw maaltijden worden vanuit'de club hier bezorgd. Is er nog iets, dat ik voor u doen kan, meneer?" vroeg Roberts beleefd. „Neen. Bedankt voor je hulp. Dit is voor jou", zei Ralph en stak hem een bankbiljet van een pond toe. Maar de bediende schudde zijn hoofd. Het is erg vriendelijk van u, meneer, maar ik zou myn betrekking verliezen, als mr Grafton wist, dat ik een fooi had aan genomen. Ik moet zeggen, dat hy my goed betaalt. Maar ik dank u wel", zei Roberts en na een lichte buiging verdween hy. „Ralph, daar ben je aardig op je num mer gezet. In elk geval weet mijn gewaar deerde werkgever zijn menschen te kie zen", zei hy lachend by zichzelf. Nadat hij zijn papieren in zyn schrijf tafel had weggeborgen, inspecteerde hij zorgvuldig de zit-, slaap- en badkamer. Hy deed slechts één ontdekking, die hem in teresseerde en dat was een listig verborgen microphone, die hy slechts door een geluk kig toeval ontdekte, wat zij was verborgen in het metalen voetstuk van een schemer lampje, wat hy uit bewondering ter hand genomen had. Plotselig bleef hij doodstil staan, gespannen luisterend. Hy hoorde een zwak geluid, dat hy niet goed thuis bren gen kon en dat snel wegstierf. By het naar beneden gaan, vermeed hij de lift, daar hij liever de trap afliep. Zyn oogen namen al les nauwkeurig op, maar hij vermeed het langzamer dan gewoonlijk te loopen. Toen hij buiten kwam, zag hij een groote auto aankomen en daar hij de prinses herken de, haastte hij zich naar den ingang van de club. Hij kwam juist op tijd om haar te helpen uitstappen en werd beloond door een allervriendelijksten glimlach. „Dus u heeft uw nieuwe woning al be trokken. Ik hoop, dat u het er naar uw zin zult hebben", zei Nadine, terwijl zy de trap afdaalden naar de lounge. „Ik schijn geluk gehad te hebben, Prin ses'. Ik heb 'n moeilijken tijd doorgemaakt, dus al deze weelde is een prettige veran dering voor my. Ik heb geboft met Grafton te ontmoeten". „Misschien wel en misschien heeft hij ook wel geboft. Ik hoop, dat dat het geval zal blijken te zyn". „Door Grafton heb ik u ontmoet", zei hy ernstig. „Beteekent dat iets?" „Ik hoop, dat het heel veel zal gaan be- teekenen". „En toch beweert men dat de Engelschen niet kunnen flirten". „Ik niet tenminste. Ik maak nooit com plimentjes". „Dus u vindt mij sympathiek?" vroeg zij luchtig, terwijl zij zich aan tafel zetten. „Laten wij over iets anders praten. U brengt mij het hoofd op hol en ik ben bang dat ik te ver zal gaan dat ik iets zal zeggen waardoor ik u beleedig". „Stel mij maar op de proef, beste vriend. Je zult merken, dat ik veel hebben kan. Wij Russen zijn anders dan de overige Europeanen. Wy houden niet van halve maatregelen, niet in onze liefde en niet in onze haat. Wat wilde je zeggen?" vroeg zij en lachte hem aanmoedigend toe. Maar hij schudde beslist het hoofd. „Ik had niet gedacht dat je zoo weinig moedig was. Ben je bang om mij te vertel len dat ik dat je mij aantrekkelijk vindt? De meeste mannen zijn niet zoo verlegen. Is het misschien omdat wy elkaar pas een paar uur kennen. Wat heeft de tijd er mee te maken? Men voelt zich tot iemand aan getrokken of afgestooten, en men weet dit onmiddellijk. Vindt je het onkiesch, dat ik zulke dingen tegen je zeg? Wel, ik ben maar een barbaar, dus moet je het my ver geven. Ik heb Kozakken-bloed in mijn aderen. Wil je nu spreken?" vroeg zy spot tend. Desbrook zag tot zijn verlichting Graf ton naderbij komen. „Je moet vanavond met my dineeren. Ik woon Curzonstreet 12a. Acht uur", fluister de zij tegen Ralph en wendde zich toen langzaam om, om Grafton te begroeten. „Goed en wel verhuisd?" vroeg deze vriendelijk aan Ralph, die nadrukkelijk knikte. „Mooi. Ik heb je verder vandaag niet noodig. Ik ga vanmiddag de stad uit. Over een paar dagen ben ik weer terug. Amuseer je zoo lang ik weg ben. Als ik terug kom zullen we het druk genoeg krijgen. Het lijkt mij het beste, dat je je in verbinding stelt met Fraser. Maar noem myn naam niet. Breng hem naar „De Gouden Rat" en zorg, dat hij zich goed vermaakt. Nu moet ik met de prinses praten. Je kunt aan een ander tafeltje gaan lunchen of een andere gelegenheid gaan begunstigen. Tot ziens", zei Grafton kortaf. Desbrook stond onmiddellijk op en boog voor de prinses, die hem een snelle» blik van verstandhouding toewierp. HOOFDSTUK II. De zitkamer van prinses Nadine was in gericht overeenkomstig haar persoonlijk heid, met felle kleuren en zeer weelderig. Ter eere van haar gast had zy zorgvuldig toilet gemaakt en zelfs haar Fransche kamenier voelde zich gedwongen haar be wondering voor haar meesteres te uiten. „Madame la princesse is verrukkelijk mompelde zy. „Celeste, ik geloof, dat ik eindelijk ver liefd geworden ben", zei Nadine naden kend, alsof zij tot zich zelf sprak. „Maar madame, ik dacht dat monsieur Philippe (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 7