Gansch Zweden leert zwemmen
DE JOUDEN
Financieel Overzicht.
De Plakker of Stamuil.
Glimlachje
Een populair sportinsigne voor gewone menschen.
Het „zwemburgerschap".
Toen ik op een winterochtend naar den
trein liep, zag ik in de beukelaan bij Hil-
horst, vlak bij de halte Nieuwe Weg te
Soest, een bruin gevalletje zitten tegen één
der boomstammen. Een en ander was ste
vig bevestigd en om het geheel niet te
beschadigen, sneed ik het met een stuk
bast los.
Wat ik verzamelde en zorgvuldig in een
sigarettendoosje borg, was het legsel van
een vlinder: van Lymantria dispar, die ook
wel plakker of stamuil, Hebreeuwsche let
ter- en reschvlinder wórdt genoemd. Al
deze benamingen wijzen er reeds op, dat
deze vlinder bij entomologen en leeken
algemeene bekendheid geniet.
Inderdaad is de plakker in velerlei op
zicht een merkwaardig insect: ten eerste
lijken mannetje en wuifje heel weinig op
elkaar, terwijl de grondkleur van het eer
ste over het algemeen donkergrijs is, is die
van het laatste wit. Bovendien zijn de
mannetjes veel kleiner dan de wijfjes. Een
leek pleegt mannetje en wijfje van den
stamuil dan ook voor verschillende dieren
te houden. In verband met deze verschil
len tuaschen de beide geslachten spreekt
men bij Lymantria dispar daarom van
sexueèl dimorphisme.
Het kan aan den anderen kant ook bij
sommige vlindersoorten voorkomen, dat de
kleur en teekening der voorjaars- en zo-
mer-generatie treffende verschillen te aan
schouwen geven. Dit verschijnsel kan o.a.
worden vastgesteld Dij den ten onzent
uiterst zeldzamen vlinder Araschnia levana,
waarvan de grooter en donkerder zomer-
vorm met den naam prorsa wordt aange
duid. In dit geval spreekt men van sei-
zoensdimorphisme.
Om nu op onzen stamuil terug te kómen,
bij dezen vlinder heeft men nog een ander
curieus verschijnsel (parthenogenesis) vast
gesteld, d.w.z. er kwamen rupsjes te voor
schijn uit onbevruchte eieren.
De eieren, die de plakker legt en die over
winteren, worden aan het oog onttrokken,
doordat het wijfje ze bedekt met de haren
van haar achterlijf. De rupsen, die uit het
door mij verzamelde bruine gevalletje kwa
men, hebben mij heel wat moeite bezorgd,
want één wijfje heeft een groote nakome
lingschap: op zekeren dag bleek bij de tel
ling, dat er in het tuinterrarium enkele
honderden rupsen rondliepen, die begiftigd
waren met een geweldiger, appetijt. Dage
lijks moest ik armen vol voer gelukkig
zijn de rupsen nog al polyphaag aansjou
wen: lindebladeren lusten zij heel graag,
maar vooral lijsterbesblad consumeerden
zij met groote gretigheid. Er viel dan ook
een pak van mijn hart, toen ik in den loop
van den zomer de rupsen, mooie dieren met
roode en blauwe rugwratten, de eene na de
andere, gingen verpoppen in een uiterst ijl
spinsel.
Die poppen zijn buitengewoon gewegelijke
dieren: wanneer je ze maar even aanraakt,
slaan ze wild om zich heen. Het popstadium
duurt niet bijster lang: de eerste mannetjes
plakker kwam in mijn tuinterrarium op 29
Juli uit, het eerste wijfje een dag later.
Daarna verbraken de vlinders dagelijks bij
tientallen de pophuid. De copulaties vonden
meestal onmiddellijk na het uitkomen plaats
en nu is het houten deksel van het tuin
terrarium bedekt met tientallen eieren-
hoopjes. Wanneer de wijfjes alle zullen zijn
uitgekomen, zal het terrarium enkele dagen
later enkele tienduizenden eitjes van Ly
mantria dispar bevatten.
Af en toe treedt de plakker als een zeer
schadelijk insect in ons land op, doch in
Soest zie je hem maar weinig. Geheel an
der is de toestand soms in het Zuiden: ik
herinner mij nog goed, dat ik in Limburg
énkele jaren geleden de wijfjesplakkers bij
honderden tegen de boomstammen zag zit
ten: een massaal optreden met een werkelijk
opzienbarend karakter.
Oók in Engeland komt de plakker voor,
maar zooals men by South kan lezen (The
Moths of the British Isles, First Series), was
na allerlei ups and downs de situatie met
betrekking tot den vlinder omstreeks 1850
van dien aard geworden, dat de stamuil (de
Britten noemen den vlinder gipsy) nagenoeg
of geheel als echt wild dier uit het landschap
was verdwenen. Sindsdien is het insect
zoogenaamd „semi-domesticated": men heeft
o.a. eieren uit den vreemde betrokken, de
vlinderkweekers hebben zich het lot van het
insect aangetrokken en men heeft pogingen
gedaan om de soort weer haar plaats te ge
ven in de Engtlsche natuur. De resultaten
waren echter niet bijster bemoedigend.
Daar staat echter tegenover, dat enkele
plakkers, die toevallig naar Amerika wer
den overgebracht, zich daar op zoo buiten
sporige wyze hebben vermenigvuldigd, dat
de geïmporteerde vlindersoort hier en daar
tot een plaag is geworden, zoodat men aan
de bestrijding van het lastige insect reeds
duizenden dollars ten kost heeft gelegd.
RINKE TOLMAN.
Verbeterde stemming op de interna
tionale beurzen in verband met de
merkbare ontspanning op internatio
naal politiek terrein. Gunstige gang
van zaken in Ned. Indië. Over
wegende belangstelling voor scheep
vaartwaarden. Vaste stemming
voor obllgatiën.
Het valt niet te ontkennen, dat de inter
nationaal politieke hemel door de vriend
schappelijke briefwisseling, welke tusschen
den Engelschen eersten minister en Musso-
lini heeft plaats gevonden, aanmerkelijk is
verhelderd. Helaas moet men er echter aan
stonds aan toe voegen: zoolang als het
duurt! Het is maar een al te bekend feit
hoe snel de Italiaansche gemoederen zijn
te prikkelen en bij de ook nu nog steeds
kwetsbare internationale politieke situatie,
is de kans op het al dan niet doelbewust
toebrengen van kleine prikken, welke de
thans ten gunste van Engeland gewijzigde
stemming in Italië in één oogwenk kan doen
omslaan, uiteraard zeer groot. Hoe vaak
hebben we het al niet meegemaakt dat de
moeizaam opgebouwde toenadering tus
schen dit land en Engeland in één slag teniet
gedaan door de dikwijls voor Engeland zeer
kwetsende artikelen van de Italiaansche
pers waarby maar al te vaak bleek dat ze
van hooger hand waren geïnspireerd. Hoe
het zy, voor het oogenblik kan Europa weer
wat rustiger ademen en het is in verband
hiermede, dat ook de beurzen een wat
vriendelijker aanzien krijgen, hetgeen des
te meer spreekt, omdat in dezen tijd van het
jaar de stemming op de beurzen geken
merkt wordt door een groote lusteloosheid.
Daarbij komt cehter dat ook de toestand in
het bedrijfsleven zeer bevredigend blijft en
dat men met name in Amerika er ernstig
rekening mede houdt, dat in den herfst de
gang van zaken zich nog aanmerkelijk zal
verbeteren. Zooals we reeds in ons vorig
overzicht uiteenzetten, is speciaal de finan-
cieele toestand van de staalbedrijven zeer
aanmerkelijk verbeterd. Dit komt duidelijk
tot uitdrukking in het in sneltrein tempo in
halen van het achterstallige preferente di
vidend van de United States Steel, terwijl
deze week het groote onafhankelijke staal
concern der Bethlehem Steel de vervroeg
de aflossing aankondigt van 15.200.000 dol
lar. 5 refunding goudobligatie's tot den
koers van 105 Het betreft hier de beken
de leening waarover de Vereeniging voor
den Effectenhandel met deze maatschappij
is gaan procedeeren tot nakoming van de
valuta clausule ten behoeve van buitenland-
sche houders. Naar bekend heeft deze maat
schappij zich tot 1935 stipt aan deze ver
plichtingen jegens buitenlandsche houders
Uit een verslag:
„Bij de Eerste Steenlegging sprak
de burgemeester eenige goedgeko
zen en veelzeggende woorden uit".
gehouden, maar heeft zich daarna laten
verleiden hieraan te tomen door te bepalen
dat slechts die buitenlandsche houders voor
integrale betaling in aanmerking kwamen,
die konden bewijzen, dat zij vanaf 5 Juni
1933 onafgebroken in het bezit van deze
obligatiën waren geweest. Hierbij zat ken
nelijk voor op een einde te maken aan het
streven van Amerikaansche houders om hun
stukken naar Europa over te brengen ten
einde aldus de voordeelen van de valuta
clausule, welke alleen voor buitenlandsche
houders golden, deelachtig te worden. Het
gevolg hiervan was dat ook bona-fide Euro-
peesche houders van deze stukken hierdoor
werden getroffen. Deze toch hadden ook na
genoemden datum van 5 Juni 1933, in vol
vertrouwen, deze obligatiën aangekocht en
werden aldus wel zeer zwaar gestraft voor
hun goede vertrouwen in de Bethlehem
Steel.
Ten aanzien van de Fransche situatie kan
men opmerken, dat deze voor het oogenblik
althans niet slechter is geworden. De ach
tereenvolgende discontoverlagingen als
mede de aangekondigde conversie van een
gedeelte van de staatsschuld, moeten tot op
zekere hoogte toch wel worden gezien als
een bewijs dat de regeering wat meer grond
onder de voeten voelt. Wel gaat het hier
nog niet om massale bedragen, maar een
goede fr. 8 milliard zijn met genoemde
conversie-operaties toch wel gemoeid. Voor
de toekomstige ontwikkeling van het land
hangt van het welslagen van deze proef-
balon uiteraard zeer veel af. Men kan na
tuurlijk stellen, dat het bij de bestaande
inflationistische credietschepping door den
Staat, ietwat typisch aandoet dat thans tot
discontoverlaging, waardoor de mogelijk tot
vergroote credietverleening in de hand
wordt gewerkt, wordt overgegaan. Men ver
geet daarbij echter dat het bedrijfsleven
nog steeds onder den druk van de hooge
rentelasten gebukt gaat en dat ééndaags
geld nog steeds ruim 4)4 kost. Ook uit
hoofde van de wisselkoersen behoeft er voor
het oogenblik geen klemmend bezwaar
tegen discontoverlaging te bestaan; de con
tante koers van den franc is beduidend
vaster, terwijl ook een ontspanning is inge
treden in de noteeringen van de termijn-
deviezen. Uit dien hoofde is het uitleenen
van contante francs voor aankoop van ter
mijn-deviezen momenteel heel wat minder
winstgevend dan enkele weken geleden,
1 zoodat ook de geldmarkt uit dien hoofde een
verruiming kan tegemoet gaan.
Wat ons Indië betreft, hierover blyven de
berichten feitelijk onverdeeld gunstig lui
den. De deur dicht, in deze lawine van op
timisme, deed echter wel de publicatie van
de opbrengst van de landsmiddelen over
het eerste half jaar 1937. Voor de maand
Juni toch blijken de ontvangsten niet min
der dan 13 millioen hooger te liggen dan
in de overeenkomstige maand van het vori
ge jaar; terwijl in de geheele periode Jan.
tot en met Juni 1937, de ontvangsten zelfs
ruim 63.000.000 hóoger liggen dan in het
overeenkomstige tijdvak van 1936. Het is
dan ook niet te verwonderen, dat deze gun
stige gang van zaken zich zeer duidelijk
heeft weerspiegeld in het verloop van de
vlottende schuld aan het Moederland.
Van circa f 75 millioen in het begin van
dit jaar, is deze schuld thans verminderd tot
even 15 millioen zoodat eerlang de ge
heele schuld zal zijn gekweten. De eenige
pijnlijke noot vormde de indiening in den
Volksraad van een voorstel tot „insmelting
van de opcenten in de vennootschapsbelas
ting", waardoor aan deze opcenten het tot
nu toe hieraan klevende crisiskarakter
wordt ontnomen. Dat deze maatregel voor
de Indische ondernemingen met zeer ge
mengde gevoelens is ontvangen, behoeft wel
geen betoog. Tevens is hiermede met betrek
king tot regeeringsmaatregelen weer eens
aangetoond dat „rien n'est plus constant que
le provisoire".
Een zeer gunstigen indruk maakte 't ver
slag van de Aniem, welk concern zijn divi
dend van 8 tot 9 pCt. kon verhoogen, zulks
niettegenstaande de afschrijving ook dit jaar
weer zeer aanzienlijk kan worden genoemd.
Bij een balanswaarde harer vaste activa plus
deelnemingen ad circa 21 millioen, komen
de kapitaalsverhoudingen van dit concern
zeer gunstig uit; aandeelenkapitaal plus re
serves maken circa 13 pCt. van eerstge-
noemden uit. Obligatieschuld bezit de maat
schappij dus niet, hetgeen voor een public
utiluty concern zeker als een unicum kan
worden beschouwd.
Op onze locale markt was de stemming,
zcoals reeds eerder werd opgemerkt, gunstig
te noemen. Vooral aandeelen Philips moch
ten zich in een goede belangstelling verheu
gen, zoodat een moment zelfs een koers werd
bereikt van 366 pCt. Enkele minder couran
te fondsen als Algemeene Norit trokken
plotseling evenzeer een groote kooplust en
maakten op een enkelen dag 'n koerssprong
van 280 op 310 pCt. Ook nu bleven ech'.ar
Scheepvaartaandeelen de meeste belangstel
ling trekken; op de geruchten van een aan
staande emissie stegen aandeelen Java China
Japan Lijn in koers. Hoe snel het leed, ver
bonden aan dit by uitstek conjunctuurgevoe
lig bedrijf, is vergeten bleek uit het feit, dat
de Stoomvaart Mij. Oostzee, die nog in 1934
4.25 millioen op haar 5 millioen groot ka
pitaal had moeten afschrijven, een emissie
aankondigde van 750.000 tot den koers
van 150 pCt. By een beurskoers van 260 pCt.
kan men de claimwaarde, rekening houden
de met een dividend van 12 pCt. over 1937,
dus op circa 72 stellen. De beurs taxeerde
het toekomstige rendement blijkbaar hoo
ger, daar de claims een oogenblik voor 90
werden verhandeld. Met de opbrengst van
deze emissie hoopt men een nieuw schip te
kunnen bouwen, waardoor de achterstand
in den nieuwbouw eenigszins zal worden in
gehaald. Wel staan de schepen zeer laag te
boek, maar bij de sterk verouderde vloot is
dit ook een eerste vereischte.
De obligatiemarkt blijft vooralsnog bijzon
der vast gestemd en het moment komt steeds
meer nabij, dat de voor conversie in aanmer
king komende obligaties op disconto-basis
zullen worden verhandeld. Na de jongste
verlaging van de prolongatierente tot 3/4
pCt. is thans opnieuw een verlaging doorge
voerd tot 1/2 pCt., op welk niveau het voor
hen, die via de banken geld op prolongatie
uitzetten, nauwelijks meer lucratief is hier
mede door te gaan.
De feature van de markt was natuurlijk
de aangekondigde samensmelting van Lever
Bros met Unilever Ltd., terwijl deze laatste
haar bezittingen buiten het Britsche Rijk zal
overdragen aan de Unilever N.V., welke
daardoor nieuwe interessen verwerven in de
Ver. Staten, Frankrijk, België en Neder
land. Hiertegenover draagt de Unilever N.V.
haar Britsche belangen over aan de Unilever
Ltd. Aldus wordt aan de Engelsche maat
schappij het Britsche Rijk en aan de Hol-
landsche Mij. alle overige gebieden als ter
rein harer werkzaamheden gereserveerd. De
eerste indruk is, dat in de positie van aan
deelhouders van Unilever N.V. weinig ver
andering zal komen. Zoo noodig komen wij
hierop nog terug.
Tot slot laten wij onderstaand koersstaatje
volgen:
H.A.L. 138—144;
Jav.Ch.J. 111—119;
Rott. Lloyd 128134;—
St. v. Ned. 129—134;
Rep. Steel 2829;
U. Steel 85—88;
Anac. 4144;
Deli Bat. 242—255;
Deli Mij. 332—334;
Senembah 339346;
H.V.A. 528—552;
Amst. Bank 155—156;
Ned. Bank 167—172;
Philips 349—365;
Kon. Petr. 420—426;
Alg. Norit 300.
(Van onzen correspondent).
Een journalist kan zich met succes tot
landlooper, straatmuzikant of slaapwagen
conducteur vermommen, maar wanneer hij
het na de noodige bezoeken en telefoontjes
gedaan gekregen heeft om één dag als
schoolkind door de gemeente Stockholm
naar buiten gezonden te worden, dan be
perkt de vermomming zich noodzakelijker
wijs tot het zwempak onder het open
hangende polohemd en den emaille
kampkroes aan den sportriem en dan is hij
ondanks alles de .farbror", de „oome" van
al die zestig vier-tot veertienjarigen, waar-
meer hij in een autobus met vijf-en-twintig
zitplaatsen 's morgens om negen uur de
bosschen van het zonnige Sörmland tege
moet rijdt.
Het aardige onderwijzeresje, dat vandaag
de verantwoordelijkheid voor hem draagt,
heeft hem plichtsgetrouw mee opgesteld bij
haar andere schaapjes en hij weet, dat hij
om half twaalf net als de anderen bij de
batterij van melkbussen en de bergen
versche tarwebollen in de rij moet gaan
staan om door de gemeenschap gelaafd en
gespijzigd te worden, maar hy, is en hij
blijft „oome" van het rumoerige grut.
Hij moet vier peuters overreden toch
heusch te gaan zitten op de eene plaats, die
ze beleefd voor hem opengehouden heb
ben, hij moet vijfjarige Karin op de schoot
van zes-jarige Ingrid tillen en een jonk van
vier lentes op zijn arm nemen, opdat ook
hij naar buiten kijken kan. En daarom laat
de journalist zijn laatste sprankje hoop om
één keer nog een beetje kind onder kin
deren te zijn, en niet heelemaal als een
groot mensch behandeld te worden, maar
varen en begint hij, zonder zijn journalis
tieke nieuwsgierigheid nog langer te ver
bergen, de kinderen zoo'n beetje uit te
hooren.
Daar is Kalle, byna veertien, net van
school af, maar nog een paar weken te jong
voor loopjongen, al hoopt hij dat begin
September tegen een loon van twintig kro
nen in de week een tientje dus bijna
te worden. Hij is van den eersten dag af,
dat twee jaar geleden de dagelijksche va-
cantietochten voor de groote stadskinderen
begonnen, geen dag niet meegeweest, hij
mag dezen zomer voor het laatst nog mee
om de nieuwelingen manieren te leeren en
tarwebollen uit te deelen en hij draagt het
„uniform" van de mannelijke stamgasten;
een blauw-wit reclamecalotje van eên
melkinrichting, een dun bloesje, een heel
kort blauw-katoenen broekje met een mi
nuscuul zwembroekje eronder en verbleek
te gymnastiekschoenen. De vaste klanten
onder de meisjes laten evenveel bruin-ge
brande huid bloot, maar hebben iets meer
verscheidenheid in haar dunne katoenen
jurkje, ook al als ondergoed gebruikte,
zwempakjes.
Kalle is al te oud om veel over thuis los
te laten, al blijkt het dan, dat overdag nie
mand naar hem kijkt. Maar daar zijn de
drie gezusters: Anne-Marie zes, Astrid vijf
en Anika vier jaar, met versleten „mooie"
confectiemanteltjes van eendere snit en
kleur en té lange piekharen. Vader is ver
dwenen en moeder is werkster en als wo
ning dient een keuken met een alcoof aan
een binnenplaats. En de buurvrouw, die
anders naar de kinderen omkijkt tot moe
der thuis komt, woont met d'r man voor de
vacantie by d'r zoon en schoondochter in
hun volkstuintjes. En daar is de al een
beetje bakvisch-doenerige Kerstin, dochter
van een goed-gesalieerden ambtenaar bij
de posterijen, die een week of wat geleden
eens mee mocht, omdat moeder naar de
uitverkoopen wilde en geen raad met haar
wist en die sedertdien eiken eiken morgen
het eerst van alle kinderen bij de verza
melplaats aanwezig is uit angst te laat te
komen.
Daar is Bengt, die met groote blauwe
oogen, zijn neusje plat tegen de ruit, zon
der een woord te zeggen naar buiten staat
te kijken achter den rug van een buur
meisje van negen jaar, dat moederlijk-be
zorgd zijn handje geen oogenblik loslaat.
Hij is drie-en-en-half, vertelt het meisje,
zijn moeder is twee-en-twintig en staat in
een warenhuis achter de toonbank, zijn
vader is bankwerker en de crèche van de
diaconie in hun wijk is voor de maand
Juli gesloten.
Daar zijn meer kinderen, wier ouders
geen geld hebben om voor den zomer naar
buiten te gaan, geen mogelijkheid hadden
de spruiten de stad uit te sturen. En deze
kinderen en al die andere ploegen van
zestig, die nu met roode en groene auto
bussen langs slingerende asfaltwegen naar
het eenige tientallen kilometers bezuiden
Stockholm gelegen Flatenmeer rijden, zij
zouden allemaal gedoemd zijn den heelen
zomer in de groote stad te blijven, wan-
ieuilletoH
het tngelsch
»»n PAUL TRENT
door J.SCHOUTEN
3)
„Ja, meneer. U spreekt met Desbrook
tk ben alleenik ben aangenomen en be-
fiin mijn werk morgenochtend ik ben er
absoluut zeker van, dat G. mij houdt voor
wat ik voorgeef te zynik zal erg voor
zichtig zijn, meneerik begrijp het. Goe-
dennacht, meneer".
Ralph hing den hoorn op en bleef een
oogenblik in gedachten verzonken staan.
„Natuurlijk is er gevaar aan verbon
den dat is juist het aantrekkelijke van
het baantje. Maar ik vrees, dat het groot
ste gevaar in de oogen van de vrouw ligt",
dacht hij, toen hij zyn bezigheden her
vatte.
Ieder papier en document, dat hij bezat,
werd zorgvuldig nagekeken en verscheide
ne werden vernietigd. Hij opende een ma-
rokijn-leeren étui en bekeek een lange ry
medailles, waarvan sommige buitenland
sche decoraties voorstelden. Deze laatste
haalde hij er uit en liet slechts die, welke
van den koning had ontvangen, er in. Ver
der waren er nog brieven in het Russisch,
Fransch en in het Duitsch en deze werden
zorgvuldig in een enveloppe gedaan, welke
hij verzegelde. Na dit gedaan te hebben,
ontkleedde hij zich snel en na een paar
minuten was hij in een gezonden slaap ge
dompeld.
Den volgenden morgen tegen elven stond
hij buiten voor het clubgebouw „De Gou
den Rat". De ingang van de flats, die zich
boven de club bevonden, was om den hoek
en de portier verscheen om toezicht te hou
den op het bovenbrengen van zijn bagage.
Ralph's flat bevond zich op de bovenste
verdieping, terwijl Garfton die onder hem
bewoonde. Een jonge man, die er verstan
dig uitzag, wachtte hem op bij de lift.
„Ik ben Roberts, de bediende van mr.
Grafto. Mr. Grafto heeft mij opdracht ge
geven u behulpzaam te zij, meneer. Ik zal
wel voor uw bagage zorgen", zei hy eer
biedig.
Het was duidelijk, dat Grafton een uit
stekende bediende had, want de inhoud van
de koffers bevond zich spoedig op de
daarvoor bestemde plaats in de flat.
,U kunt van hieruit met de club telefo-
neeren, meneer. Uw maaltijden worden
vanuit'de club hier bezorgd. Is er nog iets,
dat ik voor u doen kan, meneer?" vroeg
Roberts beleefd.
„Neen. Bedankt voor je hulp. Dit is voor
jou", zei Ralph en stak hem een bankbiljet
van een pond toe.
Maar de bediende schudde zijn hoofd.
Het is erg vriendelijk van u, meneer,
maar ik zou myn betrekking verliezen, als
mr Grafton wist, dat ik een fooi had aan
genomen. Ik moet zeggen, dat hy my goed
betaalt. Maar ik dank u wel", zei Roberts
en na een lichte buiging verdween hy.
„Ralph, daar ben je aardig op je num
mer gezet. In elk geval weet mijn gewaar
deerde werkgever zijn menschen te kie
zen", zei hy lachend by zichzelf.
Nadat hij zijn papieren in zyn schrijf
tafel had weggeborgen, inspecteerde hij
zorgvuldig de zit-, slaap- en badkamer. Hy
deed slechts één ontdekking, die hem in
teresseerde en dat was een listig verborgen
microphone, die hy slechts door een geluk
kig toeval ontdekte, wat zij was verborgen
in het metalen voetstuk van een schemer
lampje, wat hy uit bewondering ter hand
genomen had. Plotselig bleef hij doodstil
staan, gespannen luisterend. Hy hoorde een
zwak geluid, dat hy niet goed thuis bren
gen kon en dat snel wegstierf. By het naar
beneden gaan, vermeed hij de lift, daar hij
liever de trap afliep. Zyn oogen namen al
les nauwkeurig op, maar hij vermeed het
langzamer dan gewoonlijk te loopen. Toen
hij buiten kwam, zag hij een groote auto
aankomen en daar hij de prinses herken
de, haastte hij zich naar den ingang van de
club. Hij kwam juist op tijd om haar te
helpen uitstappen en werd beloond door
een allervriendelijksten glimlach.
„Dus u heeft uw nieuwe woning al be
trokken. Ik hoop, dat u het er naar uw
zin zult hebben", zei Nadine, terwijl zy de
trap afdaalden naar de lounge.
„Ik schijn geluk gehad te hebben, Prin
ses'. Ik heb 'n moeilijken tijd doorgemaakt,
dus al deze weelde is een prettige veran
dering voor my. Ik heb geboft met Grafton
te ontmoeten".
„Misschien wel en misschien heeft hij
ook wel geboft. Ik hoop, dat dat het geval
zal blijken te zyn".
„Door Grafton heb ik u ontmoet", zei hy
ernstig.
„Beteekent dat iets?"
„Ik hoop, dat het heel veel zal gaan be-
teekenen".
„En toch beweert men dat de Engelschen
niet kunnen flirten".
„Ik niet tenminste. Ik maak nooit com
plimentjes".
„Dus u vindt mij sympathiek?" vroeg zij
luchtig, terwijl zij zich aan tafel zetten.
„Laten wij over iets anders praten. U
brengt mij het hoofd op hol en ik ben bang
dat ik te ver zal gaan dat ik iets zal
zeggen waardoor ik u beleedig".
„Stel mij maar op de proef, beste vriend.
Je zult merken, dat ik veel hebben kan.
Wij Russen zijn anders dan de overige
Europeanen. Wy houden niet van halve
maatregelen, niet in onze liefde en niet in
onze haat. Wat wilde je zeggen?" vroeg zij
en lachte hem aanmoedigend toe.
Maar hij schudde beslist het hoofd.
„Ik had niet gedacht dat je zoo weinig
moedig was. Ben je bang om mij te vertel
len dat ik dat je mij aantrekkelijk vindt?
De meeste mannen zijn niet zoo verlegen.
Is het misschien omdat wy elkaar pas een
paar uur kennen. Wat heeft de tijd er mee
te maken? Men voelt zich tot iemand aan
getrokken of afgestooten, en men weet
dit onmiddellijk. Vindt je het onkiesch, dat
ik zulke dingen tegen je zeg? Wel, ik ben
maar een barbaar, dus moet je het my ver
geven. Ik heb Kozakken-bloed in mijn
aderen. Wil je nu spreken?" vroeg zy spot
tend.
Desbrook zag tot zijn verlichting Graf
ton naderbij komen.
„Je moet vanavond met my dineeren. Ik
woon Curzonstreet 12a. Acht uur", fluister
de zij tegen Ralph en wendde zich toen
langzaam om, om Grafton te begroeten.
„Goed en wel verhuisd?" vroeg deze
vriendelijk aan Ralph, die nadrukkelijk
knikte.
„Mooi. Ik heb je verder vandaag niet
noodig. Ik ga vanmiddag de stad uit. Over
een paar dagen ben ik weer terug. Amuseer
je zoo lang ik weg ben. Als ik terug kom
zullen we het druk genoeg krijgen. Het
lijkt mij het beste, dat je je in verbinding
stelt met Fraser. Maar noem myn naam
niet. Breng hem naar „De Gouden Rat" en
zorg, dat hij zich goed vermaakt. Nu moet
ik met de prinses praten. Je kunt aan een
ander tafeltje gaan lunchen of een andere
gelegenheid gaan begunstigen. Tot ziens",
zei Grafton kortaf.
Desbrook stond onmiddellijk op en boog
voor de prinses, die hem een snelle» blik
van verstandhouding toewierp.
HOOFDSTUK II.
De zitkamer van prinses Nadine was in
gericht overeenkomstig haar persoonlijk
heid, met felle kleuren en zeer weelderig.
Ter eere van haar gast had zy zorgvuldig
toilet gemaakt en zelfs haar Fransche
kamenier voelde zich gedwongen haar be
wondering voor haar meesteres te uiten.
„Madame la princesse is verrukkelijk
mompelde zy.
„Celeste, ik geloof, dat ik eindelijk ver
liefd geworden ben", zei Nadine naden
kend, alsof zij tot zich zelf sprak.
„Maar madame, ik dacht dat monsieur
Philippe
(Wordt vervolgd).