HET BETOVERDE BOS.
DE WERELDJAMBOREE TEN EINDE
Het Prinselijk Echtpaar op de Jambpree.
Binnenland
het laatste défilé op Vogelenzang.
Ontroerende afscheidsrede
van den Chief-ScouL
Nu de Jamboree
ten einde is
Na het laatste kampvuur.
Grootsch einde van het wereld-padvinderskamp.
Het l»*tste kampvuur, om nooit
te vergeten.
de zware lasten op het
motorwegverkeer.
De k.n.a.C. wendt zich andermaal
tot den ministerraad.
loonen van mannen en
vrouwen in de tricotage-
industrie.
Wederom wapperden gistermiddag
langs de ruime arena de vlaggen, weder
om schetterden de trompetten en rom
melden de trommels hun rhythmische
blijheid over het zonnige grasveld, ter
wijl een koele wind de warme zon tot
een genot maakt. De Schotsche bagpipes
joedelen, muziekkorpsen trekken voor
bij, stoet na stoet rukt op en stelt zich
in verband op het groote opmarschter-
rein achter de arena het laatste défilé
van deze wereldjamboree zal zoo dade
lijk aanvangen.
In het kamp zijn de jongens gistermorgen
al begonnen met afscheid te nemen. Zin
gende trokken vroolijke groepjes rond om
nog een laatste bezoek te brengen aan de
vele vrienden, die zij in den loop van de
week hebben leeren kennen en waardeeren.
Hier en daar wordt reeds een tent onder
gejuich, maar tegelijkertijd*met een zekeren
weemoed, opgebroken. Het is zoo goed als
voorbij. Nog zijn ze bij elkaar, de jeugdige
dragers der heldere idealen. Nog een dag
en de jamboree is teneinde. Laat ons hopen,
dat de boys veel goeds en schoons van ons
kleine vaderland, dat zijn best gedaan heeft
hen zoo hartelijk mogelijk te ontvangen, zul
len kunnen vertellen.
De chief scout', Baden Powell, heeft reeds
een afscheidsbezoek gebracht aan het voor
trekkerskamp, waar hij de jongens dank
bracht voor het werk dat zij aan de voorbe
reiding en tijdens de jamboree verricht heb
ben.
Hij zeide te hebben gehoord, dat velen
van hen niets van de jamboree gezien had
den, maar wees op de groote vormende
waarde van het zich opofferen voor ande
ren. De voortrekkers moeten niet vergeten,
dat zij aan de verkenners het voorbeeld
moeten geven en daarin zijn zij volgens den
chief scout ook heel goed geslaagd. Het
succes van deze bijeenkomst is grootendeels
aan de voortrekkers te danken. Na deze toe
spraak heeft Baden Powell het kamp der
voortrekkers bezichtigd.
Tegen half drie begonnen de arena-tribu
nes vol te loopen. Op de eeretribune hadden
de chief scout, Baden Powell, en generaal
Behrens benevens eenige andere autoritei
ten plaats genomen.
Van den grooten mast wapperde boven de
vlaggen der andere naties uit, de Nederland-
sche driekleur. Dan begint de muziek en
trekken de contingenten de arena binnen.
Voorop de kampleider en de sub-kampleider.
Dan in omgekeerde alphabetische volgorde
de padvinderscontingenten: de blauwe Zwe
den, de IJslanders, de Venezolanen enz.
Staande aanschouwde de chief scout zijn
na li deze vermoeiende dagen nog steeds
voorbijtrekkende jongens, voor iedere natio
nale vlag het padvinderssaluui brengende.
Onafgebroken rukten de duizenden scouts
op, marcheerden de arena rond, tot zij aan
den ingang de volgende groepen ontmoetten,
en sloten dan aan de binnenzijde aan, zoodat
steeds breeder rijen onder een steeds kleu
riger beweeg van vlaggen, zich langs de tri
bunes bewogen een machtig schouwspel.
In het middenman het terrein stond de
„raadsrots" opgesteld, omringd door een
cordon voortrekkers.
Steeds meer en meer vulde zich de groote
arena, en het werd een golvende massa.
Toen de Nederlandsche groep met haar acht
duizend man voorbijgetrokken was, leek het
of er niets meer bij kon en toch moesten er
nog zoovelen komen. Steeds compacter werd
de menigte op het middenterrein, maar
steeds opnieuw werd er plaats gevonden
voor de duizenden die nog voorbij marcheer
den. Gister waren het de Franschen, die de
aardige gedachte hadden wuivend met aller
lei kleurige doeken den chief luide toe te jui
chen, terwijl de Poolsche vliegers in de for
matie van een vliegtuig voorbijtrokken. Bij
het Amerikaansche contingent hadden de In
dianen thans ook weer veel bewondering.
Het Engelsche contingent, dat door luide kre
ten zijn aanhankelijkheid aan den chief uit
te, trok gearm voorbij de eeretribune, als
een symbool van de verbroedering. In de
achterste gelederen marcheerde de lord
bisschop van Jarrow mede. Inmiddels hadden
de padvinders op het middenterrein zich
met het front naar de eeretribune opge
steld en waarachter de laatst defileerenden
zich aansloten. Toen was het groote moment
aangebroken, waarop de chief scout zijn
jongens zou toespreken. Een pad naar de
raadsrots was opengehouden, en tot aan de
eeretribune was een eerehaag van scouts op
gesteld. De chief liet toen de duizenden pad
vinders op den grond plaats nemen, en
schreed onder luide toejuichingen naar de
raadsrots, gevolgd door een staf van offi
cials.
Op de raadsrots aangekomen, plaatste lord
Baden Powell zich voor de microfoon, maar
kon geruimen tijd niet aan het woord ko
men, doordat vliegtuigen, waarmede de zoo
genaamde handicaped scouts een rondvlucht
maakten, laag over de arena vlogen. En het
geronk der motoren alles overstemde. Toen
de stilte eindelij ke ingetreden was, begon
Baden Powell zijn rede.
Hij zeide: „Padvinders, gij zijt hier na
lange marschen bijeengekomen. Gij moet ver
moeid zijn, na al deze dagen van rondtrekken
door het kamp. Ik zal kort zijn, en daarom
alleen zeggen, dat wij thans gekomen zijn
aan het einde van de jamboree, die slechts
gisteren schijnt te zijn begonnen. Geduren
de de korte dagen van deze wereldjamboree
hebben tot mijn vreugde alle padvinders het
grootste deel van hun tijd besteed aan het
sluiten van vriendschappen. Dat is ook het
doel der padvinders: zooveel mogelijk
vriendschap met andere landen te sluiten.
De dagbladen hebben geschreven over een
kinderkruistocht. Dit is een zeer juiste be
schrijving, omdat jullie werkzaam zijt voor
een groote zaak, den kruistocht voor den
vrede. Vroeger trokken de kruisridders op
om de Saracenen te bestrijden en de heilige
stad Jerusalem te veroveren. Zij slaagden
daarin niet De kinderen waren daarover
zoo ontdaan en ontevreden, dat zij zeiden:
wij willen zelf uittrekken voor een groote
zaak en 't Heilige Land veroveren. Ook hun
kruistocht is mislukt, want hij was slecht ge
organiseerd en de kinderen hadden geen
middelen van vervoer en geen voedsel voor
den tocht. De kruistocht dien jullie hebt on
dernomen, heeft in sommige opzichten geleid.
Ook jullie komen uit alle deelen van de we
reld bijeen, om vriendschap te sluiten, een
taak even groot als van iederen anderen
kruistocht. Probeer daarom zooveel mogelijk
vrienden te maken in andere landen. Over
enkele jaren zijn jullie volwassen mannen
in jullie land. Dan zullen de moeilijkheden
komen, dan zullen zich conflicten voordoen,
dan zal wellicht weer gesproken worden
over oorlog en vrede. Maar als je veel vrien
den hebt in andere landen, wil je geen oor
log met hun maken. Dan weet je, dat er een
betere weg is tot oplossing van de conflic
ten: onderling overleg en vriendschappelijke
regeling.
Toen de groote kruisvaarders uittrokken,
hadden zij op hun schepen bij zich een Ja-
cobsstaf, die thans de totem is van deze
jamboree. Het is een instrument om den
weg te kunnen vinden. Laat deze totem voor
ons een gids zijn om ons de richting te bepa
len naar den vrede. Onze totem is veelom
vattend. Zij draagt een kruis en kan dus een
gids zijn voor alle christenen, maar zij
draagt nog veel meer en kan dgn ook alle
landen en klassen omvatten. Daarom is het
een goede totem voor de padvinders. Ook de
tien punten van de padvinderswet zijn daar
in opgenomen. Laat ons thans onze campag
ne voor den vrede voortzetten. Ik zal nu aan
den leider van ieder contingent een kleine
copie uitreiken van den Jacobsstaf om mee
te nemen als een symbool dat herinneren kan
aan ons doel: goede wil en vriendschap als
voornaamste middelen om vrede te bevorde
ren en in stand te houden".
Na deze rede, die in aandachtige stilte
door de padvinders werd aangehoord, reikte
de chief scout de Jacobsstaven uit en richtte
toen voor de tweede maal, zeer ontroerd het
woord tot de jongens:
„De tijd is nu voor mij gekomen om vaar
wel te zeggen! Ik hoop, dat jullie een geluk
kig leven zullen leiden. Jullie weet, dat ik
in mijn een-en-tachtigste jaar ben en het
einde van mijn leven nader. De meesten van
jullie staan aan het begin en ik wensch, dat
jullie leven gelukkig en vol succes zal zijn.
Je kunt dit bereiken door je best te doen
de padvinderswet uit te dragen, je leven
lang, wat ook je functie moge zijn en waar
je ook bent. Ik wensch, dat jullie allen den
Jacobsstaf van de jamboree op je uniform
zult houden. Ik hoop, dat je zult trachten er
aan te blijven denken, wat de beteekenis is
van dezen staf. Door deze beteekenis in acht
te blijven nemen, zul je geholpen worden
bij je streven God's rijk van den vrede en
den goeden wil te vestigen.
Deze totem zal je altijd de padvinderswet
in herinnering houden en den prachtigen
tijd, dien wij in Nederland hebben gehad. -Hij
zal je helpen uitgerust te zijn voor de pad
vinderswet gedurende heel je leven en steeds
meer onze padvindersidealen van goeden
wil en de helpende band der kameraadschap
verbreiden onder al degenen, die wij ontmoe
ten. Mijn boodschap aan jullie is vriend
schap te verspreiden en broederschap over
de geheele wereld.
Vaarwel en God zegene jullie allen".
Drie geestdriftige cheers volgden na een
ontroerende stilte op deze indrukwekkende
woorden, nog drie cheers voor den Neder-
landschen hoofdverkenner en het laatste de-
file was ten einde. Diep onder den indruk
verlieten de padvinders langzaam het ter
rein.
Het vertrek van den chief.
De chief scout Baden Powell, zal Zon
dagavond naar Londen terugkeeren.
Men schrijft ons:
Vogelenzang, 10 Aungustus.
De scheerlijnen worden ontspannen,
de haringen uit den grond getrokken,
de tenten opgerold. De linnen stad ver
dwijnt. Ruim een week hebben bijna
dertigduizend jongens door Nederland
een geest van onbezorgde blijheid doen
waaien, hebben zij de wereld laten
zien, wat er onder de jeugd van dezen
tijd leeft.
Elders in de wereld mogen de menschen
op hartelooze wijze hun onderlinge twisten
trachten te beslechten, hier in Vogelenzang
is een week lang getoond, hoe de jeugd wil,
dat de volken onder elkaar zullen leven.
En geheel Nederland heeft een stroom van
warme vreugde door zich heen voelen gaan,
geheel ons land heeft meegeleefd met de
rijke weelde van zooveel jeugdige geest
drift, van zooveel onverwoestbaar toe-
komstvertrouwen. En nu dan al deze jon
gens weer naar hun verschillende Janden
terugkeeren en wederom uitzwermen over
de wereld roepen wij hun uit het volst van
ons, door hen zoozeer rijker geworden, hart
een vaarwel toe, wetende, dat men hen
een krachtig leger uittrekt om de wereld
te veroveren, een leger van voorttrekkers
der toekomst.
„M aakt vriende n", heeft de
chief-scout tot zijn jongens gezegd, en zij
hebben zijn edel en hoog bevel uitgevoerd
en fundamenten gelegd, waarop de toe
komst voort kan bouwen. Zooals een Hon
gaar dezer dagen tegen ons zeide: „De
menschen weten en beseffen niet, van hoe
veel belang in het leven, niet alleen van de
enkelingen, maar van heele volkeren, ja van
heel de wereld, persoonlijke vriendschap
pen zijn. Er is niets belangrijkers. Zou het
oude Polen zijn jonge onafhankelijkheid
zóó hebben kunnen terugkrijgen als thans
het geval is, indien Paderewski en Wilson
niet zulke vrienden waren geweest, zou
Tsjecho-Slowakije als staat zich zoo ge
makkelijk hebben kunnen ontwikkelen
zonder de persoonlijke vriendschappen van
president Masaryk?" Daar is veel waars in!
En dan te bedenken, dat de padvinders
idealen nog boven deze zuiver nationale
oogmerken uitgaan, dat het hun niet in de
allereerste plaats is te doen om bevoordee
ling van het eigen ik, maar integendeel,
dat hun streven een nieuwe kinderkruis
tocht zeide lord Baden Powell daar ver
boven uitgaat, naar betere wereld, waar de
menschen van alle landen en klassen tegen
over elkander zullen komen te staan, hulp
vaardig en eenvoudig, als menschen en
niet meer.
„Change" was een geliefde bezigheid op
deze Jamboree. Maar niet alleen mutsen en
petjes, blouses en geborduurde linten,
klompen en bergschoenen, messen en kom
passen zijn geruild. Er zijn indrukken uit
gewisseld, vooroordeelen weggenomen. Er
is in duizenden hoofden en harten weder-
zijdsche achting en kennis gevestigd, waar
onwetendheid en onkunde heerschte.
Vriendschappen zijn gesloten tusschen IJs
landers en Siameezen, tusschen Japaneezen
en Venezolanen, tusschen Britten en Zuid-
Amerikanen, overal hebben we met eigen
oogen kunnen aanschouwen, hoezeer het
tegendeel van het oude Nederlandsche
spreekwoord waar is: bekend maakt be
mind.
Opofferingsgezindheid is een tweede
eisch van de padvinders.
Wij, die als jounalisten een geheele week
op de Jamboree gewerkt hebben, kunnen
er van getuigen, hoe ernstig de padvinders
ook naar dit ideaal streven. De jongens, die
op zich genomen hadden den persdienst te
verzorgen, hebben bijna niets van het kamp
gezien, zij zijn van des morgens vroeg tot
des avonds laat in de weer geweest, onver
moeid altijd bereid en geheel levend n. den
ouden en schoenen stelregel: „ick dien". De
voortrekkers, die het kamp hebben opge
bouwd en aan het goede verloop van den
dagelij kschen gang van zaken al hun krach
ten hebben gewijd, hebben alleen van de
Jamboree deze herinnering: „Het was hard
werken". Maar daarnaast hebben zij de
wetenschap, dat zij hun duizenden kame
raden uit alle deelen der wereld, beschei
den en onopvallend, maar daardoor des te
verdienstelijker, gediend hebben op onover
trefbare wijze. En zoo zouden we nog veel
voorbeelden kunnen opnoemen.
I)e Jamboree is ten einde!!
Honderdduizenden Nederlanders heb
ben het kamp een bezoek gebracht, er zijn
dagen geweest, dat tientallen extratreinen
nauwelijks voldoende waren om den
stroom van belangstellenden naar de Jam-
Tot groote vreugde van de duizenden
padvinders, die gisteravond om acht uur
rondom het groote kampvuur zaten ge
schaard, verschenen plotseling en zon
der dat iemand hun komst had kunnen
bevroeden, prinses Juliana en prins
Bernhard met een klein gevolg, ten ein
de volkomen in den geest van dit ka
meraadschappelijke padvindersfeest
eenvoudig onder de menigte knapen dit
laatste en intieme kampvuur mede te
maken.
Er was tot dit laatste kampvuur geen pu
bliek toegelaten. De padvinders wilden dit
afscheidsfeest liever geheel onder elkander
blijven. Het was heerlijk weer en vele pad
vinders, die met dekens en wollen jakken
gewapend naar het kampvuur opgetrokken
waren, zullen er weinig gebruik van hebben
behoeven te maken.
Op de rij uit boomstammen door padvin
ders zelf getimmerde eerezetels namen ach
tereenvolgens plaats de chief scout, lord Ba
den Powell, gehuld in een pittoresken man
tel, waarop alle teekens der tot dusverre ge
houden wereldjamboree's geborduurd waren,
prins Gustaaf Adolf en tal van kampautori
teiten, benevens de bisschop van Jarrow,
die gisteren voor de Britten de godsdienst
oefening had geleid. Pom van Voorthuizen
had de leiding van deze vlammenfinale.
Zooals gebruikelijk werd het vuur ontsto
ken door middel van Indiaansche vuurbo
gen, waarmede een rond stukje hout zeer
snel in een soort tonder wordt rondgedraaid,
tot dit begint te smeulen. Met den gloeien-
den tonder wordt dan een viertal fakkels en
daarmede het kampvuur ontstoken. Tijdens
het vuurmaken werd een soort Indiaansche
bezweringsformule uitgesproken: roods
gloed, roode gloed, behoedt ons tegen de
koude, laat de wereld zich aan onze idealen
verwarmen, zooals wij ons warmen aan je
vlammen.
Vervolgens werd de Baden Powell-yell
uitgebracht en zouden de jongens be
ginnen met het zingen van het Jambo
ree-lied in het Engelsch, Fransch en Ne-
derlandsch, toen plotseling in een uit
hoek van de duinpan, langs welker
hellingen de tienduizenden scouts gele
gerd waren, groote beroering ontstond,
die zich alle aanmaningen van Pom ten
spijt, al spoedig over de aanwezigen ver
spreidde.
Hoeden en mutsen werden in de lucht
geworpen, heele groepen stonden te
dansen van opgetogenheid en plotseling
begonnen ongeveer vijf-en-twintigdui
zend frissche jongensstemmen spontaan
het Wilhelmus te zingen, dat ontzaglijk
en indrukwekkend over het stille duin
landschap, waar de avond al begon te
schemeren, weerklonk.
Een oogenblik om nooit te vergeten.
En toen wisten alle jongens het zonder
dat iemand het hun gezegd had: prinses
Juliana en prins Bernhard waren komen
binnenvallen in het groote padvinders
gezin om gezamenlijk met de jongens in
ongedwongen vreugde dit laatste feest
van de jamboree mede te vieren.
Prinses Juliana zocht lachend en verheugd
over de hartelijke ontvangst, een plaatsje in
het zand. Zij wilde er niet van weten plaats
te nemen op de eerezetels, vanavond was zij
evenals al die tallooze jongens een jong en
gelukkig menschenkind onder gelukkige jon
gens. Prins Bernhard zette zich eveneens in
het zand neer, aan de voeten van Baden Po
well en prins Gustaaf Adolf van Zweden,
de kleinzoon van den Zweedschen koning,
kwam naast hem zitten.
Onmiddellijk daarna werd het programma
voortgezet, nadat eerst nog uiting aan de
blijheid was gegeven door het uiten van den
hallo yell, luidende: we are glad to meet
you, we are glad te great you, hallo, hallo,
hallo. (Wij zijn blij je te zien, wij zijn blij
je te verwelkomen, hallo, hallo, hallo). Het
Tsjechoslowaaksche padvindersorkest zette
toen een aantal Hollandsche liedjes in, die
door allen, ook door de koninklijke gasten,
lachend en verheugd werden meegezongen.
„Dat we toffe jongens zijn, dat willen we
weten, en zoolang de lepel in den breipot
staat, treuren we nog niet, hallo hallo,
bij ons gaat alles zoo en nog eenige andere
andere roemruchte liedjes, zooals: laat de
klok maar luiden, laat de klok maar slaan,
niet te vergeten.
Deze „recital" werd beëindigd met een
enthousiast, maar helaas volkomen onwaar:
we gaan nog niet naar huis, nog lang niet.
Er volgde toen een uitgebreid programma
van opvoeringen, de een al aardiger dan de
ander. Er werd een Hollandsche yell uitge
bracht, waarin de prinses met vreugde in
stemde: rood, wit, blauw, oranje, Nederland,
Nederland, je maintiendrai, leve de N.P.V.;
een charmant klein Oostenrijkertje jodelde,
dat het een lust was, de Tirolers schuhplat-
terden; het bekende varialied werd gezon
gen, waarbij het geheele kamp aan het
schuitjevaren sloeg, de rij van prinses Ju
liana, prins Bernhard en Gustaaf, Adolf al
even vroolijk meedeinende als ieder ander,
uiteraard tot enorme en uitbundige voldoe
ning van de padvinders, wier hart prinses
Juliana met dezen avond voor goed gestolen
heeft. En zoo ging het den geheelen avond
door. Geen lied werd door de padvinders ge
zongen, of prinses Juliana stemde van harte
in, geen yell werd uitgebracht of onze jonge
prinses deed mee, ernstig en volkomen op
gaande in haar streven het zoo goed moge
lijk te doen. Het was voor de jongens om
nooit te vergeten.
Achter elkaar volgden de Franschen, de
Polen, verschillende yells, o.a. een Hongaar-
sche, waarbij de naam Vogelenzang niet
werd uitgesproken, maar door vogelgefluit
werd aangegeven, een clown, het Piet Hein-
lied, John Brown, het Poolsche orkest, te
veel om allemaal op te noemen en eigenlijk
te aardig om niet stuk voor stuk te bespre
ken en nog eens op te halen. Een alleraar
digst moment was, toen de verpleegsters,
die in het kamphospitaal de enkele zieken
behandeld hebben, op het podium versche
nen en op de wijs van: In een blauw gerui-
ten kiel, een nieuw vervaardigd gedicht zon
gen, dat stormen van gelach ontketende.
De Syriërs zongen en dansten, een Hon
gaar gaf een solo op een oud-nationaal in
strument, de Belgen gaven een aardig, op
muziek gedanst kwajongensgevecht te zien,
Canons werden gezongen, Indianen lieten
een adelaarsdans zien en zoo verliep deze
laatste avond van de wereldjamboree in een
feeststemming, die door de aanwezigheid
van prinses Juliana, tot zoo'n hoogtepunt ge
stegen was, dat er wel niemand onder de
padvinders zal zijn, die er niet mee zal in
stemmen, wanneer wij schrijven, dat het slot
tevens het hoogtepunt geworden is van dit
op zoo grootsche wijze geslaagde padvinders-
feest.
boree te vervoeren. Geen wanklank is ge
hoord. Wanneer wij de leiders der verschil
lende kampen vroegen, wat hun beste in
drukken waren van deze Jamboree, was
onveranderd het eerste antwoord, dat gege
ven werd: „wij zullen nooit vergeten op
welke wijze Nederland ons ontvangen heeft.
Deze hartelijkheid, deze vriendschap, deze
ons bewezen rijke genegenheid, heeft 6ns
diep getroffen. Zij zullen een van diepste
herinneringen blijven, die wij van de Jam
boree zullen meenemen.
Daarvoor is Nederland dankbaar. Dank
baar ook voor wat het op zijn beurt van de
buitenlanders geleerd en ervaren heeft. En
daarom, nu over en'-.ele dagen allen ons
land verlaten zullen, niet alleen een vaar
wel, maar ook een hartelijk: tot weer
ziens.
STANIOL (zilverpapier)
bedrukken wij óók
ALKMAARSCHE COURANT. TEL. 3320
131. Opeensbons!! daar viel Flipje. Hij was over
zijn lange hansop gestruikeld, én al de kabouters rolden
over hem heen. O o, wat was me dat een kabaal. Als de
koning het maar niet hoorde.
132. Flipje wilde tusschen de over elkander rollende
kabouters wegkruipen, doch Weetgraag had hem bij zijn
baard te pakken en het hem niet los. Daar kwamen de
anderen ook al weer. Arme Flip!
De K.N.A.C. heeft zich andermaal in een
adres tot den raad van ministers gewénd
met het verzoek op zeer korten termijn ver
laging te willen bewerkstelligen van de
overdreven hooge financiëele lasten, die op
het motorwegverkeer drukken. Zij wijst in
dit adres op de onbillijkheid, dat een kleine
categorie inwoners des rijks, grootendeels
gevormd door personen, die motorrijtuigen
voor hun beroep of bedrijf moeten benut
ten, blijkbaar omdat ten onrechte de auto
nog als luxe object wordt beschouwd, een
zijdig tot voorbij de uiterste grens wordt
belast, hoofdzakelijk ten gunste van de alge-
meene middelen en overigens via de alge-
meene middelen ten behoeve van de overige
verkeersmiddelen.
Tengevolge van de diverse lasten welke
onafhankelijk van invoerrechten enz. op ge
middeld minstens 450 er automobiel per
jaar komen, wordt de gezonde ontwikkeling
van het motorwegverkeer ten nadeele van
ae ajgemeene volkshuishouding en de ge
en gelegenheid tegengehouden, terwijl
mede dientengevolge een voortdurende ver-
ou eung van het Nederlandsche wagen
park laats vindt met alle schadelijke gevol-
van dien voor de verkeersveiligheid.
bii^f' Jentraal bureau voor de statistiek pu
_f, 81111 de onlangs verschenen zevende
'i(-ht6ring Van 'let maandschrift een over
ig v, ,v!n i°°nen in de tricotagefabrieken
het tweede halfjaar van 1936.
n eze fabrieken verdienden meerderja-
de8® mannen Per uur gemiddeld 43 ets., en
Mouwen en meisjes (weefsters, breisters,
(nif1Si 0rS' enz-^ tezamen gemiddeld 19 ets.
fluitend meerderjarige vrouwen 24 ets.)
6e8evens zijn in de statistiek verder
1 e'scheiden naar de voornaamste beroe-
en r arbeiders en naar de gemeenten,
aar de fabrieken gevestigd zijn.