- ONGEHOORZAAM WIESJE HENLEY BIEDT ZIJN BOEK AAN. Ingewikkelde knopen. Rokkies wou sy dra. Wetenswaardigheden. Een stoomboot tekenen Een aardige proef. Een rekenvraagstuk met dominostenen. wJr^tSii v9rauwe «rwten. Tante; daar VOOR ONZE KINDERl door Marjolein tja Maud. Het was op een mooie Zaterdagmid dag, dat Wiesje met haar ouders naar de dierentuin sou gaan. Zij had er sich al so lang op verheugd en eindelijk waB het dan so ver. Zij mocht haar nieuwe manteltje aan met het bijpassende mutsje, maar moeder zei, dat zij op moest passen, dat zij zich in de dieren tuin niet vuil maakte. Zo gingen ze dan met hun drietjes naar de dierentuin toe. Wiesje tussen vader en moeder in, vro lijk babbelend. Onderweg kochten zij wat kaakjes en apenootjes en Wiesje begon dadelijk met er zeil even van te snoepen. Toen zij eenmaal in de dieren tuin waren, keek Wiesje haar ogen uit. Zij wist niet, bij welke dieren zij het het prettigst vond, de apen met hun slimme snuitjes, de prachtige leeuwen en tijgers, de giraffen met hun lange halzen, de schreeuwende papegaaien of de oli fanten. Op de laatste mochten de kinderen een ritje maken en Wiesje wilde dat ook graag, maar doordat zij vooral bij de apenkooi lang hadden vertoefd, was het eigenlijk te laat geworden om nog een ritje op de rug van de grote olifant te maken. Vader en moeder vonden, dat sij dat pretje maar weer eens voor de volgende keer moesten bewaren en dat het nu tijd werd om naar huis te gaan. Dat was helemaal niet naar de zin van Wiesje en zodra zij de kans schoon zag en bij een van de hokken van andere dieren stond, liep zij weg en verdween in het apenhuis. Vader en moeder, die natuurlijk zelf ook stonden te kijken, misten haar niet dadelijk, maar toen zij verder wilden gaan en Wiesje riepen, bemerkten zij plotseling, dat hun dochtertje verdwenen was. Zij riepen haar en liepen de weg terug, die zij genomen hadden, doch hoe zij ook zochten, Wiesje was en bleef verdwenen. Wat had zij gedaan Zij was het apenhuis doorgelopen en toen naar de Oppasser van de olifant gegaan en had gevraagd of zij een klein eindje mee mocht rijden. De oppasser, die veel van kinderen hield, vond het natuurlijk goed, Het is erg gemakkelijk, wanneer je kunt knopen. Want je kunt het bij aller hande dingen nodig hebben. Je kimt netten gaan knopen of gordijnen maken voor het poppenhuis. Ik noem maar twee voorbeelden, maar je zult er zelf wel een heleboel meer weten. Hoe dat knopen nu gaat, kun je zien op de plaatjes. vV Dan begrijp je beter, hoe iedere han deling is, dan wanneer ik het je uit zou leggen Ie moet niet te dik touw nemen, en het mag ook niet al te stevig ge draaid zijn. Laat het eerst een half uurtje in water weken, dan wordt het touw soepeler om te bewerken I omdat hij dacht dat haar ouders het wis ten. Wiesje troonde hoog boven op de olifant en genoot zo, dat zij haar vader en moeder helemaal vergat. Maar tenslotte werd zij er weer afge- tild en nu ging zij haar ouders opzoeken. Maar hoe zij ook keek en zocht, ner gens zag zij een glimpje van haar vader of moeder, die eveneens erg bedroefd waren, omdat zij niet wisten, waar hun dochtertje toch kon zijn. Tenslotte zei haar vader: „Laten wij naar de uitgang gaan en daar op haar wachten. De portier wist met zekerheid te vertellen, dat Wiesje niet door het hek naar buiten was gegaan, dus bleven zij maar in de tuin wachten. Wiesje, die helemaal de weg niet in de dierentuin wist, begon op het laatst, toen zij niets anders dan maar vreemde mensen zag, te huilen en riep om haar ouders. Eindelijk kwam er een dame naar haar toe, die haar vroeg, waarom zij zo huilde. Wiesje vertelde nu, dat zij haar ouders en de weg kwijt was ge raakt en de dame bracht haar bij den portier, waar ook vader en moeder waren. De blijdschap van het weerzien was groot, dat begrijpen jullie, maar vader was toch boos op zijn dochtertje, die zo ondeugend was geweest, om haar ouders zo in angst te laten zitten en toch op de olifant te willen rijden, terwijl haar vader had gezegd, dat zij dat een andere keer mocht doen. Neen, vond vader, zijn dochtertje was hem heel erg tegengevallen. Andere kinderen hadden zelfs nooit een dieren tuin gezien en zij was nu nog niet te vreden geweest. Eindelijk kwam moeder tussenbeide en zei tegen vader, dat zij zeker wist, dat Wiesje er erge spijt van had en dat zo iets wel nooit meer zou gebeuren. Dat was ook zo. Wiesje vond het zelf vrese lijk, dat zij zo ondeugend was geweest en zij sloeg haar armen om vaders hals en beloofde hem met een stevige zoen, dat zij voortaan een lief dochtertje zou zijn. Zo gingen zij weèr blij met hun drietjes naar huis toe. Zuid-Afrikaans liedje. i Daar was een klein noontjie, Haar bynaam was blou boontjie, Sy wou so graag een rokkie dra, En blou is die kleur wat sy vir vra. Refreini Rokkies wou sy dra. En niemand kijk daarna, En alm al staan verslae. Om sy die rokkies dra. Oom Jannie sê Mama Gógable, Gógable, Gógable, Oom Jannie sè Mama Gógable, Mooi is sy maar lelik nie. Blou boontjie was so in haar skik, Omdat sy dink sy is nou reg, En aan haar rokkies was 'n sirik, En pla niemand maar loop haar weg. (Refrein). Sy hoop daar kom een vryer nou, Om sy die rokkies dra, Maar niemand komt nog in haar pad. En niemand het haar nog gevra. (Refrein). De mensheid verpakt in een kist Als we ons eens voorstellen, dat we de hele bevolking van de aarde, dus rond anderhalf milliard mensen, op één plaats bij elkaar zouden willen bren gen, hoeveel ruimte denken jullie dan dat daarvoor nodig zou zijn? Ik denk, dat jullie zegtmisschien heel Amerika of heel Afrika, maar met veel minder ruimte zullen we wel niet toekomen. Mis hoor I Er is lèng en lang niet zoveel plaats voor nodig om alle mensen van de aarde te bergen. Als we ze netjes mannetje aan man netje op een rij zetten, zó dicht tegen elkaar, dat ze zich haast niet bewegen kunnen, dan gaan er 12.000 op een mijl, dus op een stuk grond van een vierkante mijl 144 millioen (12.000 X 12.000). De hele bevolking van de aarde zouden we dus kunnen bergen op een stuk grond ter grootte van anderhalf milliard gedeeld door 144 millioen, dat is 11 vierkante mijl, dat wil zeggen op een eiland ongeveer zo groot als Bom- holm (een van de Deense eilanden in de Oostzee). En als we de hele mensheid in een kist zouden willen pakken, dan zou die maar 1 kilometer lang, breed en hoog behoeven te zijnDat hadden jullie niet gedacht, wel? In één lijn. Dat moeten jullie ook eens proberen, deze stoomboot is uit één lijn getekend zonder dat de pen van het papier werd genomen. Probeer le eens op te richten zonder hulp van de stoel. Ga een halve meter van de muur af staan en stut je lichaam zoals je dat op het plaatje ziet door ten eerste met het hoofd tegen de muur te leunen en ten tweede met de handen te steunen op een stoel. Nu moet je de stoel langzaam optillen totdat de poten niet meer op de grond rusten. En dan komt de eigenlijke proef. Je moet namelijk proberen je, zonder de stoel weer op de grond te brengen, op te richten. Gemakkelijk lijkt dat hè Maar je moet het eens proberen. Als je werkelijk precies doet, wat hierboven werd opge geven, zal het je zonder behulp van de stoel niet gelukken, dat verzeker ik je. Je gelooft het nog niet Probeer het dan en je zult me gelijk moeten geven 1 Jullie hebt allemaal natuurlijk wel een dominospel in huis. Nu kun je daar niet alleen gezellig mee spelen, maar ook een rekenvraagstuk oplossen, dat niet zo heel gemakkelijk is. Op het bijgaan de plaatje zie je 28 dominostenen in een bepaalde volgorde neergelegd. De witte punten zijn echter onzichtbaar. Nu moet je de stenen zodanig leggen, je houden de aan het figuur, dat alle rijen, zowel horizontaal als verticaal, steeds 21 pun ten tellen. Om je een eindje op streek te helpen, zullen wij aangeven, welke de vier hoekstenen zijn. Deze zijn in volgordezes om één; blank om vijf; zes om blank; blank om vier. Maar ge loof nu niet, dat je het vraagstuk in een paar minuten kunt oplossen, je zult er veel langer voor noodig hebben. Wij geven van dit vraagstukje geen oplos sing, omdat het anders weer veel te ge makkelijk wordt. Denk dus goed na, en probeer de oplossing te vinden. Een grappig, eeht ge beurd verhaal van een romanschrijver. Hoe een uitgever en boek naar zijn hoofd geslingerd kreeg. door Carly Vos. Daar was eens een.... schrijver, Henley genaamd. Aan de naam merk je mis schien wel, dat hij een En gelsman was. Henley had een roman geschreven, die „In het Zie kenhuis" heette en waar voor hij nu al een hele tijd een uitgever aan het zoeken was. De brievenbesteller van de wijk, waar Henley woonde, verwenste die ro man verschrikkelijk, daar deze van elke reis, die hij naar de verschillende uitgevers maakte, per omgaande terugkeerde en dan moest de arme brievenbesteller de stelle trap, die leidde naar Henley's dak kamer, opklimmen. Ten slotte was er geen uitgever meer, waarnaar Henley het boek zou kunnen sturen. De jonge man begon langzamer hand wanhopig te worden, want hij leed honger. En toen het boek terugkwam van de uitgever, op wie zijn laatste hoop gevestigd was, besloot hij korte metten te maken. Hij wilde zijn werk vernietigen. Het was in het hartje van de zomer, dus kon hij de roman niét in de kachel stoppen. Bovendien leek hem de vuur dood te afgezaagd. Hij wilde zijn werk op een heel bijzondere wijze vernietigen. Nadat hij het geschrift opgerold had, bond hij er een touwtje om heen, ging naar de Londen-Bridge, om het van daar in de Theems te gooien. En opdat hij het toch maar goed ver zou kunnen gooien, bond hij het aan een lange draad en maakte toen met zijn arm, aan welks uiteinde het pakje met het touw, een paar kringvormige bewegingen, die als aanloop bedoeld waren. Maar terwijl hij die be- wegingen maakte, schoot het touw uit zijn vingers en kwam het pakje niet in de Theems terecht, maar tegen het hoofd van een heer, die net over de brug liep. Gelukkig werd de vaart van k®4 pahje door de „hoge zijden" van den heer ge broken, zodat het niet al te hard aankwam. Maar de hoed was er geweest. Als een harmonica was deze platgedrukt. Het is te begrijpen, dat de heer in een woedegehuil losbarstte van schrik. En onmiddellijk kwamen er agenten toelopen om te zien, wat er aan het handje was. Henley werd aangehou den en naar het dichtstbijzijnde politie bureau gebracht. En ook de heer ging mee, om te getuigen. Beschaamd ver telde Henley wat er precies gebeurd was. Ondertussen had de heer zich weer hersteld, nadat hij merkte dat hij niets gebroken had. En omdat het een vro lijke, goedhartige man was, lachte hij al gauw om het hele geval en trok zijn aanklacht in. Voor de politie was de zaak in orde. De volgende dag kreeg Henley een brief, die blijkbaar kwam van een der grootste uitgeverijen van de stad. „U hebt mij gisteren op zo treffende wijze Uw boek aangeboden, dat ik hel daarom graag wil lezen", schreef de uitgever zelf. „In het Ziekenhuis" werd nu (misschien wel voor de eerste maal)» door de uitgever werkelijk gelezen en goed bevonden. Het boek verscheen en had een ge weldig succes ZIJN LIEVELINGSETEN. Frits?"65 "^crt is J°uw Uevelingseten, cenH üid zo zi®k VQn, dat ik de vol gende dcter niet r i_„„ i»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 10