BOS
De positie der Joden in Duitschland.
RASSENSCHANDE.
Overwegwachter beboet.
Vier weken gevangenisstraf
voor een uitnoodiging.
maar, die als lading een beschuldiging van
oplichting met zich voerde. Hij zou onder
valache voorwendselen, waarbij hu den
naam van de firma Joosten. vloerenfabriek
te Sittard (bij welke firma hij als onderaan
nemer in dienst was) ten onrechte ge
bruikte, de firma de Wild te Alkmaar een
electrische boenmachine t«r waarde van
f 145 hebben laten leveren. Het zaakje was
voor den buitenstaander hopeloos oninteres
sant en taai als taai-taai, temeer, omdat het
tot in de onderdeelen werd uitgesponnen.
Kort en goed kwam de zaak hierop neer,
dat v. d. E. die machine een tijdje zonder
betalen had gebruikt, waarna, toen het geld
maar niet binnen kwam en de valsche voor
wendselen duidelijk bleken, het geval bij
den rechtercommissaris terecht kwam, die
beide partijen vereenigde in deze overeen
komst, dat de gebruikte machine die aar
dig was afgetakeld naar de Wild terug
ging en dat verdachte 70 schadevergoeding
zou betalen en wel in termijnen. Verdachte
bekende, maar verschool zich achter de be
wering, dat hij door een ongeluk financieel
hopeloos in de war was, terwijl hij de boen
machine had besteld in het belang van het
werk, dat hij uit te voeren had. Hij zou er
geen persoonlijk voordeel van gehad heb
ben.
Na veel gedelibereer over die afbetalings
geschiedenis, over het ontslag van verdach
te, toen het feit bekend werd, eischte de
officier, die constateerde, dat verdachte on
waarachtig was geweest, drie maanden ge
vangenisstraf.
Mr. Wynne verdedigde den 53-jarigen ver
dachte, verwierp het oogmerk van weder
rechtelijke toeëigening, stelde in het licht,
dat op verdachte overigens nimmer iets te
zeggen was geweest en dat de man veel had
meegemaakt en vroeg den rechter om een
mild oordeel, omdat verdachte anders de
kans op een benoeming bij een semi-regee-
ringsinstelling zou misloopen.
De rechter achtte het ten laste gelegde
wel bewezen, maar was overigens mild en
veroordeelde hem tot 2 maanden voorwaar
delijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De voorwaardelijke gevangenisstraf drukt
dezen man zwaar. Hij is een plichtsgetrouw
ambtenaar en nu heeft hij kans, dat-hij zich
steeds zenuwachtig maakte over eventueel te
maken fouten.
Het requisitoir.
De procureur-generaal mr. dr. D. Reilingh
zeide in zijn requisitoir, dat verd. inderdaad
niet goed op de signalen heeft gelet, waar
door de vergissing is ontstaan. Een klein ver
zuim kan in dit beroep groote gevolgen
hebben.
Spr. meende echter, dat er termen zijn
om de voorwaardelijke gevangenisstraf
te doen vervallen en de boete wat hoo
ger te stellen. Spr. requireerde 50 boe
te subs. 25 dagen hechtenis.
De verdediger mr. Waslander sloot zich
bij het requisitoir aan, doch hij drong aan op
het opleggen van een lagere geldboete.
Arrest 21 September.
VLIEGEN ZONDER BREVET.
De 25-jarige reserve tweede-luitenant van
het 9e regiment infanterie te Assen H. J. D.
was in den zomer van dit jaar met een sport-
vliegtuig van Amsterdam naar Rotterdam
gevlogen, zonder dat hij voorzien was van
een geldig vliegbewijs en een bewijs van
zijn luchtvaardigheid van het vliegtuig.
De krijgsraad had hem tot twee boetes van
30 en 50 veroordeeld, subsidiair resp. 10
dagen en 15 dagen hechtenis.
In hooger beroep vorderde de advocaat
fiscaal bij het hoog militair gerechtshof be
vestiging van dit vonnis.
veroordeeld met aftrek van de preventieve
hechtenis.
De auditeur-militair, die een jaar had ge-
eischt, ging in hooger beroep en zoo stond de
W. voor het hoog militair gerechtshof te
recht. Hij gaf het eerste gedeelte van het
hem ten laste gelegde f>e. Wat er later ge
beurd was, daarvan wist hij zich niet veel
meer te herinneren.
„Was je dronken?" vroeg hem de president
mr. Jellinghaus.
Beklaagde antwoordde hierop ontkennend,
doch deelde mede, dat hij wel erg zenuw
achtig was geweest.
De advocaat-fiscaal mr. A. Rombach was
evenals de auditeur-militair van meening,
dat de straf door den krijgsraad opgelegd
te laag was. De sergeants hadden het volste
recht beklaagde bevelen te geven en zijn
verzet daartegen en bedreiging waren een
ergerlijke houding.
Spr. vorderde een gevangenisstraf van
vier maanden met aftrek van de preventieve
hechtenis.
(Van oman Berlijntchen correspondent).
I.
Een soortgelijk en even taai geval was
dat van den timmerman A. L. W. uit
Julianadorp, die als onderaannemer van een
verbouwing op naam van zijr. opdracht
gever bij de firma Simons te Den Helder
bouwmateraal had gekocht, zonder daartoe
gerechtigd te zijn. Verdachte ontkende dat,
en zei met zijn opdrachtgever te zijn over
eengekomen, dat die het materiaal zou be
talen. Overigens kreeg verdachte van den
ander nog geld ruim honderd gulden
hetgeen waar bleek te zijn. Het vreemde
was, dat de opdrachtgever, S. M. te Texel,
de leveranties van andere firma's, waar
verdachte ook op zijn naam bestelde, wèl
had betaald. Het zaakje was niet erg duide
lijk en het werd op 't laatst een strijd van ja
en nee tusschen verdachte en S. M., waarbij
laatstgenoemde, omdat hij onder eede stond,
in het voordeel was.
De verdediger, mr. Wynne, vestigde op
dit laatste dan ook de aandacht, waarbij hij
zei dit niet juist te vinden. Hij vond het een
civiele kwestie, waarbij de justitie als in<
casso-bureau werd gebruikt. In tegenstel
ling met den officier, die 50 boete of 25
dagen had gevraagd, vroeg spr. vrijspraak,
subsidiair een voorwaardelijke lichte geld
boete.
Het vonnis was tusschenbeide in, nJL 20
of 10 dagen.
GEVAARLIJKE MANOEUVRE BIJ
HET VLIEGEN.
Clemente straf.
De 23-jarige reserve-sergeant leerlingvlie
ger bij de luchtvaart-afdeeling te Soesterberg
A. van U., had op 24 Juni van dit jaar met
zijn vliegtuig boven Aalsmeer een vrij ge
vaarlijke manoeuvre gemaakt. Hij had een
voor hem vliegende machine gepasseerd door
daar onderdoor te duiken en alleen door snel
optrekken had de bestuurder van dat vlieg
tuig een botsing kunnen voorkomen.
De krijgsraad had den onvoorzichtigen
vlieger veroordeeld tot 50 boete subs. 10
dagen hechtenis, doch de auditeur-militair,
die nog voorwaardelijk de ontzegging van
het recht om vliegtuigen te besturen voor
den tijd van zes maanden had gevorderd,
teekende hooger beroep aan.
Voor het hoog militair gerechtshof te den
Haag verklaarde de vlieger, dat hij de ma
noeuvre uit enthousiasme had verricht, bij
wijze van spiegelgevecht.
Geenszins heeft hij de bedoeling gehad een
ander in gevaar te brengen.
De advocaat-fiscaal mr. A. Rombach meen
de, dat het intrekken van het vliegbewijs
niet als bijkomende straf behoefde te wor
den opgelegd. Beklaagde is een bekwaam
vlieger en het zou niet in het belang van de
Nederlandsche vliegerij zijn, hem zijn vlieg
bewijs te ontnemen. Spr. vorderde daarom
bevestiging van het vonnis van den krijgs
raad, waarbij alleen een geldboete was op
gelegd.
Hij verzuimde de boomen neer te
laten.
Het gerechtshof te Amsterdam behandelde
in hooger beroep de strafzaak tegen den 47-
jarigen rangeerder bij de Nederlandsche
spoorwegen, A. P. D. te Haarlem, die op 27
Juli verzuimd had de boomen te sluiten van
den overweg over den Bloemendaalschen-
weg te O verveen. Bijna was een vrachtauto
door een trein uit Haarlem aangereden.
De rechtbank te Haarlem had den man, die
op zijn verzoek is overgeplaatst en die thans
ander werk verricht, veroordeeld tot een
maand gevangenisstraf voorwaardelijk met
een proeftijd van drie jaar en tot 30 boete
subs. 10 dagen hechtenis.
De rangeerder was in beroep gekomen,
omdat hij zich bezwaard gevoelde door de
voorwaardelijke gevangenisstraf.
President: Ja, dat wordt wel meer aange
voerd. Men zou daardoor zijn zekerheid
kwijt raken en al te bang zijn weer een fout
te maken.
Een agent, die ooggetuige was geweest,
vertelde, dat de boomen open waren toen de
trein passeerde. Even tevoren was een zware
vrachtauto gepasseerd. De inzittenden wa
ren zoo geschrokken, dat zij den overweg
wachter te lijf wilden gaan.
President: Ze hadden dankbaar moeten
zijn, dat alles zoo goed is afgeloopen.
Getuige: Zenuwen.
Voorts vertelde hij nog, dat een achter de
vrachtauto rijdende wagen juist op het laat
ste nippertje kon stoppen.
De wagenvoerder van den trein had ge
merkt, dat de overweg niet gesloten was. Hij
had krachtig geremd, zoodat de trein op den
overweg tot stilstand kwam. Pas toen liet
verdachte de boomen neer.
De heer G. van Mers, inspecteur van het
vervoer bij de Nederlandsche Spoorwegen,
was van meening, dat verdachte niet vol
doende op de signalen heeft gelet, waardoor
hij de vergissing beging, die bijna noodlot
tige gevolgen had gehad. Vlak na elkaar
passeerden drie treinen, waaronder een ex
tra-trein. Hij dacht, dat deze laatste eerder
zou komen dan de trein uit Haarlem.
President mr. Jolles: Mag hij de boomen
niet dicht laten; de treinen komen zóó vlak
achter elkaar. In Bussum moet ik soms 12
minuten wachten.
Getuige: Ja, maar daar is dikwijls het
aantal auto's, dat jpasseeren wil, vèèl grooter.
Dan is het niet mogelijk even de boomen te
openen.
Op een vraag van den procureur-generaal
mr. dr. D. Reilingh, verklaarde getuige, dat
de overwegwachter door de spoorwegen dis
ciplinair is gestraf met inhouding van een
halven dag loon; dat is een middelmatig
zware straf. De spoorwegen, aldus getuige,
gaan van de menschelijke gedachte uit, dat
ieder wel eens een fout kan maken.
HET ONr-ELUK IN EEN ZWEMBAD
AMERSFOORT.
Verdachte vrijgesproken.
Voor het hoog militair gerechtshof stond
in hooger beroep terecht de 19-jarige ge
woon dienstplichtige soldaat bij de tirailleur
compagnie te Amersfoort H. P. G. M S., die
door den krijgsraad wegens het veroorzaken
van dood door schuld tot één maand voor
waardelijke gevangenisstraf is veroordeeld.
Op 26 Mei van dit jaar was hij in een zwem
bad te Amersfoort met eenige vrienden aan
het stoeien en op een ongelukkig oogenblik
duwde hij één van zijn kameraden, die bij
het diepe bassin stond, in het water. Deze
kon echter niet zwemmen en omdat het on
geval te laat werd opgemerkt, verdronk de
jongeman jammerlijk.
S. had in zijn vonnis berust, doch de audi
teur-militair had hooger beroep aangetee-
kend.
De advocaat-fiscaal was het evenmin met
het vonnis van den krijgsraad eens, doch niet
in dien zin, dat hij verzwaring van de straf
vorderde.
Spr. was van meening, dat beklaagde hier
geen grove schuld te wijten is geweest. Het
slachtoffer stond in badcostuum bij het diepe
gedeelte en deed mee aan een spel, dat allen
speelden.
Hierdoor nam hij een zeker risico, dat
door een noodlottigen samenloop van om
standigheden tot zijn dood leidde.
Spr. vroeg daarom vrijspraak.
De verdediger mr. J. H. Willems sloot zich
grootendeels bij het requisitoir aan.
BRUTAAL HEERSCHAP IN DIENST.
In gevechtshouding tegen meerdere.
De 20-jarige gewoon dienstplichtige sol
daat van de eerste comp. 6e reg. infanterie te
Breda F. J. C. G. de W. had zich aan ver
schillende feiten schuldig gemaakt, die teza
men gekwalificeerd werden als „opzettelijke
ongehoorzaamheid" en het „als militair op- j
zettelijk een meerdere in zijn tegenwoor
digheid mondeling met eenig kwaad bedrei
gen en beleedigen".
Op 23 Juli van dit jaar had de dienstdoen
de sergeant beklaagde gelast om als kwar
tier-zieke naar de ziekenzaal te gaan.
Beklaagde, die met een maat aan het
kaartspelen was, voelde daar weinig
voor en onder het uiten van eenige vloe
ken gaf hij te kennen, dat hij niet aan
dit bevel wenschte te voldoen. Boven
dien voegde hij den sergeant de dreigen
de woorden toe: „Ik zal je een schoen
in je gezicht gooien".
Er kwam nog een andere sergeant bij, doch
beklaagde liet zich daardoor niet intimidee-
ren. Hij pakte zijn bajonet en ging tegen
over zijn beide meerderen in gevechtshou
ding staan en voegde hen allerlei dreigemen
ten toe.
Met den sterken arm moest hij ten slotte
tot rede worden gebracht De krijgsraad te
's-Hertogenbosch had dezen brutalen jonge
man tot een gevangenisstraf van tien weken
Berlijn, 6 September.
Aan den vooravond van het jaarlijksche
congres der N.S.D.A.P. in Neurenberg
moge hier het een en ander over de positie
der Joden in Duitschland gezegd zijn Een
greep slechts. Een lijvig boekdeel ware
noodig, om tot een eenigszins volledig
overzicht te geraken. Boekdeelen over deze
kwestie, pro zoowel contra het Duitsche
standpunt, zijn ook reeds geschreven. In
1936 verscheen bij Franz Eher Nachf, in
München (dat wil dus zeggen bij de N. S.
D. A. P., want deze uitgeversfirma is met
de jaren onder leiding van Max Amann,
Hitler's vriend en compagnie-kameraad uit
den wereldoorlog, vrijwel almachtig ge
worden) het werk „Die Juden in Deutsch-
land", waarin een poging gedaan werd, de
houding der nationaal-socialistische bewe
ging ten opzichte van het Jodendom in het
algemeen en de Duitsche Joden in het
bijzonder te motiveeren aan de hand van
uitvoerig materiaal.
„Deze regeering is antisemitisch", ver
klaarde de rijksminister voor propaganda
en volksvoorlichting dr. Josef Göbbels in
den loop van den regeeringstijd van het
Hitler-kabinet in een van zijn vele groote
redevoeringen. Dat was geen nieuws. Maar
het was desniettemin een historische pro
clamatie. Men moet er altijd weer aan
terugdenken. Hoe anti-semitisch deze re
geering is, valt in de eerste plaats te lezen
in het „onveranderlijk programma der
party", maar het is pas drastisch duidelijk
geworden op het Neurenbergsche Party-
congres van 1935. Sindsdien leven de Joden
in Duitschland onder den druk van „de
wetten van Neurenberg".
Het kernstuk van deze wetten was zeker
de regeling van de bloedvermenging in en
buiten het huwelijk. Voor het laatste ge
val werd het beginsel der „Rassenschande'
op den voorgrond gesteld en de gemeen
schap met zware tuchthuisstraffen bedreigd
(die in de practijk sindsdien inderdaad
reeds in honderden gevallen opgelegd zijn)
De voorschriften betreffende toegelaten
echtverbintenissen waren op het eerste
oogenblik nogal verwarrend en hebben dan
ook in en buiten Duitschland moeilijkhe
den met zich gebracht. Toen de uitvoerings
bepalingen bekend en toegelicht waren,
kwam men tot het volgende resultaat:
1. Huwelyk tusschen Jood en Jood ver
oorloofd.
2. Jood en „halfjood"
veroorloofd (beiden
zijn dan Joden).
Jood en „kwartjood"
verboden.
4. i, Jood en Duitscher
(of„ Artverwand-
ter") verboden,
„halfjood" en „half
jood" veroorloofd.
6. _a__ „halfjood" en
„kwartjood" toe
stemming is aan te
vragen.
T. „halfjood" en Duit
scher toestemming is
aan te vragen.
8. „kwartjood" en
Duitscher niet ver
boden.
De strekking van deze „rassenwet" blijkt
uit dit overzicht zoo duidelijk, dat commen
taar feitelijk overbodig is. Men staat op het
standpunt, dat van 1935 af gestreefd moet
worden naar „bloedzuivering" en dat bij
huwelijken van niet-Joodsche Duitschers
er voor te zorgen is, dat het „percentage
Joodsch bloed" bij het nageslacht steeds
geringer wordt, Joden zooveel mogelijk met
100 (en desnoods 75 rasgenooten
moeten huwen en de „kwartjoden" op den
duur in het Duitsche volk moeten opgaan.
Waar wij schreven: „toestemming is aan te
vragen" moge ter verduidelijking er nog
aan toegevoegd worden, dat deze toestem
ming slechts uiterst zelden gegeven wordt,
-r^-
en het dus practisch ook op „verboden" uit-
loopen zal.
De „Wetten van Neurenberg" (op de
overige, ten deele zeer pijnlijk aandoende
bepalingen gaan wij hier niet verder in)
brachten voor het eerst een meer of minder
scherp geformuleerde scheiding. Practisch
was die scheiding natuurlijk reeds begon
nen op 30 Januari 1933. Sindsdien leven de
Duitsche Joden binnen de rijksgrenzen
zonder eenig voorbehoud in een „geestelijk
ghetto".
Bezien we nu eerst het Duitsche partij
standpunt.
In het bijvoegsel „Volk und Familie" van
de dagelijksche, partij-officieuse National-
Sozialistische Korrespondenz werd dezer
dagen een overzicht gewijd aan het onder
werp: de situatie na twee jaren werking
der Wetten van Neurenberg. Daarin wordt
al dadelijk geconstateerd, dat „allen, die het
ernstig meenen met een oplossing van het
Joodsche vraagstuk herademden, toen
de nationaal-socialistische staat deze wet
ten verkondigde". Men meent dat nu
„niemand meer van anti-semitische stroo
mingen in den boezem van de N.S.D.A.P.
spreken kon en den strijd der partij tegen
Joodsche ondermijning der natie om zoo te
zeggen als een particuliere zaak der Bewe
ging kon kwalificeeren". Sindsdien zijn
twee jaren voorby gegaan „en men kan
zeggen, dat men met de uitwerking der
Wetten van Neurenberg in het algemeen
tevreden mag zijn". Het correspondentie
blad betreurt dan echter, dat er „er in de
Duitsche volksgemeenschap nog een zeker
percentage minderwaardigen is", die het
met de Joden blijft houden. Maar vergele
ken met „het moeras van vóór de afkondi
ging der wetten" is de toestand toch veel
verbeterd. Het Duitsche volk ziet met den
dag meer het Joodsche gevaar en begrijpt
ook steeds beter, dat de religieuse beken
tenis der Joden met de dingen niets te
maken heeft en het alleen om het ras gaat.
Intusschen, aldus in korte woorden het
nationaal-socialistische betoog, is het met
deze wetgeving alleen niet gedaan. Het
volk in al zijn geledingen, elke bedrijfslei
ding, elke ambtelijke instantie, moet er da
gelijks weer op gewezen, worden, dat het
rassenvraagstuk „de sleutel is voor de toe
komst der natie". Te vele Duitschers den
ken heden nog, dat het al meer dan vol
doende is, de Wetten van Neurenberg
streng door te voeren, en helaas zijn er
zelfs onder ambtenaren en beambten nog
te velen, die practisch niet verder willen
gaan en bijv. er niets tegen hebben, dat
hun vrouwen bij Joden koopen, en dat hun
gezinnen vriendschappelijk met Joodsche
families verkeeren, omdatde Wet daar
over niets zegt. „Ja, so was gibt es noch",
zegt de correspondentie woordelijk, „un
nicht zfi knapp". (12 Augustus 1937).
Als voorbeeld, hoe het wèl moet, haalt
het blad dan een verordening van een ge
meente in den gouw Keulen-Aken aan, die
zegt, dat voortaan alle Duitschers, die met
Joden omgaan of zaken doen, „met Joden
gelijkgesteld zullen worden, en o.a. uitge
sloten zullen worden van het gebruik ma
ken van openbare plantsoenen enz. der
gemeente, en als ze dien omgang deson
danks niet staken, ook geen gemeenschap
pelijke bestellingen meer zullen krijgen".
Dit is, meent het correspondentieblad der
Partij „een maatregel, die verdient, als
voorbeeld te strekken".
Wij willen hier nog andere „navolgings-
waardige voorbeelden" van allerjongsten
datum opsommen.
De gouw Baden heeft op 2 Juli 1937 me-
dedeeling gedaan van het vonnis van het
„Badische Verwaltungsgerichtshof' in
Karlsruhe, waarbij een hurgemeester van
een landelijke gemeente ontslagen is om
dat hij als „representant der nationaal-so
cialistische wereldbeschouwing" met Joden
verkeerd had en met een Joodsche veehan
delaar zaken had gedaan „ofschoon hij niet
op dezen aangewezen was". Dit vonnis Zegt
de gouwleiding, „is voor alle ambtenaren
van principieele beteekenis".
De echtgenoote van een lid der N.S:D.
A.P. had in Remscheid in een Joodschen
winkel ingekocht en daar zij niet alle waar
betaald had, diende de Joodsche winkelier
beklak in en eischte van den echtgenoot 't
resteerend bedrag op. De rechter bleek op
het standpunt te staan, dat „de echtgenoot
niet opkomst voor schulden door zijn vrouw
bij Joden gemaakt". Het reeds meer ge.
noemde correspondentieblad der partij
voegt er aan toe dat „dit vonnis dus dui
delijk onderstreept, dat het koopen door
Duitschers in Joodsche zaken algemeen als
verwerpelijk te beschouwen is".
Naar aanleiding van twee vonnisen van
Duitsche rechtbanken besprak „Kammer-
gerichtsrat" Friedrich van het rijksmini-
sterie van Justitie in het blad „Deutsche
Justiz" dezer dagen principieel het koopen
in Joodsche zaken. Hy constateerde, dat
„als de wetten den Joden toestaan in
Duitschland handel te drijven, dit geschiedt
om een erfenis van vroeger tijden zooveel
mogelijk zonder storingen te liquideeren".
Op vele gebieden is den Joden alles verbo
den, op andere gedeeltelijk, op economisch
gebied is hun nog een zeer groote vrijheid
gelaten. Maar geen onbeperkte! „De Joden
moeten er zich maar in schikken, dat het
Duitsche volks zijn volksgenooten tegen de
Joden waarschuwt en dat de beweging, die
grondvest van den staat is, haar aanhangers
aanraking met Joden en het koopen in
Joodsche zaken verbiedt". Daarom is het
volkomen in orde, dat een Duitscher, die
een winkel binnengaat, eerst vraagt of de
zaak wel niet-Joodsch is. Doet. bijv. een
ambtenaar dat niet, dan maakt hij zich
strafbaar. Een compromis is hier uitgeslo
ten.
Aan propaganda voor deze „reine schei
ding" tusschen het Duitsche volk en zijn
kleine Joodsche minderheid heeft het dan
ook niet ontbroken. De „Sturmer"-actie
van Neurenberg uitgaande, (maar er ver
schijnen in Duitschland nog vele andere
meer of minder radicale anti-semitische
speciaal-organengeeft hierbij nog altijd
den toon aan. De zichtbare uitwerking is
algemeen bekend. „Stürmerkasten" (open
bare permanente uithangborden, waarop
alle bladzijden van dit weekblad openge
vouwen zy'n), borden in tallooze gemeen
ten, in badinrichtingen, buitentuinen, re
staurants enz. met het opschrift „Juden
unerwünscht" of zelfs „Juden 'raus'." (in
de onmiddellijke omgeving van Berlijn).
In het jongste nummer van het officieele
orgaan der S.S. „Das Schawrze Korps" werd
een geïllustreerd artikel gewijd aan het
drukke Joodsche bezoek aan een bekend
hotel-restaurant in Cladoy aan den Havel
bij Berlijn en in vollen ernst de eisch ge
steld, dat den Joodschen bezoekers voort
aan een afgescheiden deel wordt aangewe
zenen op voor hen bestemde tafels „Jood
sche vlaggetjes" (bedoeld in de „wettelijk
veroorloofde en beschermde blauw-witte
vlag der Zionisten") worden aangebracht.
Waar het hier nog slechts om een wenscH
gaat, zy gewezen op een doorgevoerden
maatregel van de gemeente Berlijn, die op
den Teutoburger Platz in het noordoosten
der stad dezer dagen door het „Garten-
bauamt des Verwaltungsbezirks Prenzlauer
Berg" op 2 van de 100 op dat plein staande
banken het opschrift „Voor Joden verbo
den" heeft laten aanbrengen. Het dagblad
„Der Angriff", dat daarvan melding maakt,
voegt er aan toe, dat „daarmee een toestand
geschapen is, die door alle volksgenooten
begroet wordt en voor andere stadswijken
kan worden aanbevolen".
Besluiten we deze kleine bloemlezing met
een herinnering aan de omstandigheid, dat
de Duitsche overheid aan Duitschers „met
een gering percentage Joodsch bloed" toe
staat hun Joodsche namen in Duitsche te
veranderen en met nog eenige der aïlerac»
tueelste besluiten en vonnissen.
Drie dagen geleden verkondigde de rijks
minister van justitie, dat voortaan voor het
lidmaatschap van wat wij in Nederland de
„orde der advocten" zouden noemen, de
eisch gesteld moet worden, dat de „Rechts-
wahrer" (gelijk de advocaat hier thans heet
zelfs niet „kwartjood" is, dus dat onder zijn
grootouders niet één volbloed Jood mag
voorkomen.
En nog geen veertien dagen oud is het
volgende, krasse geval: een 23-jarige
Joodsche jongeman in Maagdenburg had
onlangs een niet-Joodsche jong meisje uit-
genoodigd met hem een bioscoop te bezoe
ken. Zij zag daarin een beleediging en
diende een aanklacht in. Het Openbaar Mi-
nistrie stelde zich op het standpunt, dat de
beklaagde door deze uitnoodiging alleen
reeds de wetten van Neurenberg bewust
overtreden heeft. Zijn invitatie was niets
anders dan „de inleiding tot een erotische
verhouding" en ook „een bewijs van min
achting voor het meisje, omdat hij meen
de te mogen verwachten, dat het zich met
iemand van een vreemd ras zou inlaten".
De rechter veroordeelde op 19 Augustu*
j.1. dezen jongen man to vier weken ge
vangenis
STANIOL (zilverpapier)
bedrukken wij óók
ALKMAARSCHE COURANT, TEL. 3829
181. Plotseling zette zij het op een lopen. O, kijk eens wat
leuk! Daar stond ze bij een beekje, dat zich zoo maar midden
door het bo,sch sUpg^rde,
182. Eenzaam kwam er ook bij en vroeg of Anneke som»
dorst had. Dan kon ze er gerust van drinken, want het water
was zo helder en zuiver. Bij moeder thuis was het niet beter.