8 8 8 QE QOUDEN ^Binnenland i feuilleton Onderhoud met Arnold Zweig. ic-eeseoe JbuUopCOQCOHWia ©oooo® VRAGEN VAN L. DE VISSER aan de ministers van Sociale Zaken, Buitenlandsche Zaken en Justitie. De heer de Visser (C.P.H.) heeft aan der» minister van sociale zaken de volgende schriftelijke vragen gesteld: Is het den minister bekend, dat sedert 10 Mei j.1. door werklooze arbeiders te Deven ter, die te werk waren gesteld in werkver schaffing aan het Twenthe-Rijnkanaal te Wierden bij Almelo, wordt gestaakt? Is de minister ook bekend met de motie ven die tot dit conflict aanleiding gaven en die o.a. hierin bestaan, dat de uitbetaal de loonen belangrijk lager zouden zijn dan aan de arbeiders was toegezegd, waardoor het voor de gemeente Deventer geldende basisloon voor werkverschaffing, ondanks hun goede wil, door de betrokkenen niet kan worden verdiend? Is het den minister eveneens bekend, dat op 13 Augustus door den dienst van maat schappelijk hulpbetoon te Deventer aan de uitgesloten en in staking zijnde arbeiders is bericht, dat het de uitdrukkelijke wil was van den minister van sociale zaken dat de tot nu toe verleend steun (in natura) zou worden ingetrokken en dat dan ook den volgenden dag (Zaterdag) niets meer werd verstrekt? Weet de minister dat sindsdien ongeveer tweehonderd gezinnen van werkloozen te Deventer van eiken overheidssteun zijn verstoken en dat in die gezinnen groote ellende wordt geleden? Is de minister niet van meening, dat, waar desondanks deze arbeiders in hun werkwei- gering blijven volharden en anderen niet bereid zijn de plaatsen van hun stakende makkers te bezetten, er zeer ernstige grie ven moeten zijn, die een nieuw serieus on derzoek ten zeerste wettigen? Is de minister bereid een dergelijk on derzoek te doen instellen en maatregelen te treffen dat de betrokken arbeiders het hun volgens de regeling in de werkverschaffing toekomende basisloon kunnen verdienen? Is de minister bereid om, hangende dit onderzoek, de betrokken arbeiders weer in de steunregeling op te nemen en te gelasten dat hun direct een noodsteun wordt uitge keerd? De heer de Visser stelde aan den minister van buitenlandsche zaken a.i., voorzitter van den raad van ministers de volgende vragen: Heeft de regeering kennis genomen van verschillende nieuwe feiten die zich in den laatsten tijd hebben voorgedaan in verband met den strijd in Spanje, zooals de openlijke erkenning door het hoofd der Italiaansche regeering betreffende de operaties van Ita liaansche militairen in Baskenland en de weigering der Duitsche en Italiaansche regeeringen om maatregelen te nemen tegen de zeerooverijen in de Middellandsche Zee? Is in verband hiermede en met het geheele verloop van de werkzaamheden der Lon- densche commissie, de regeering niet van meening dat de politiek van z.g. non-inter ventie heeft gefaald in zijn opzet en dat on der de huidige omstandigheden deze politiek in zijn practische toepassing en uitwerking neerkomt op een eenzijdige benadeeling van de wettige Spaansche regeering? Acht de regeering het niet noodzakelijk en billijk dat, met het oog op bovenstaande feiten, afgezien worde van diverse maat regelen die genomen zijn ten behoeve van deze non-interventie-politiek en is zij bereid om haar gedragslijn t.o.v. de regeering der Spaansche republiek, met wie zij normale en vriendschappelijke betrekkingen onder houdt, te herzien in den zin van volledige toepassing van de regelen van het inter nationale recht, waaronder begrepen is de handelsvrijheid inclusief de mogelijk tot aankoop van krygsmateriéal in ons land? Acht de regeering het niet in het belang van de collectieve veiligheid en het volke renrecht, waarmede ook de veiligheid van Nederland nauw verbonden is, dat door den Volkenbond opgetreden wordt teneinde de wettige Spaansche regeering te helpen de souvereiniteit der Spaansche republiek over haar geheele grondgebied te herstellen en deze te beschermen tegen militaire inter ventie van haar vijandige mogendheden? Is de regeering bereid in den Volkenbond haar gedragslijn in dezen zin te bepalen en eventueele voorstellen in die richting te doen of te ondersteunen? De heer de Visser heeft aan den minister van justitie de volgende vragen gesteld: Heeft de minister kennis genomen van verschillende nieuwe feiten die zich den laatsten tijd in verband met den strijd in Spanje hebben voorgedaan, zooals de open lijke erkenning door het hoofd der Italiaan sche regeering van de operaties van Ita liaansche nylitairen in Baskenland en het torpedeeren van handelsschepen in de Mid dellandsche Zee door duikbooten, waarvoor in een diplomatieke nota de regeering der U.S.S.R. de Italiaansche regeering verant woordelijk heeft gesteld? Is in verband hiermede de minister niet van meening dat de politiek van non-inter ventie heeft gefaald en deze onder de hui dige omstandigheden tot gevolg heeft een eenyzijdige benadeeling van de wettige Spaansche regeering? Acht de minister het niet noodzakelijk, dat, met het oog op genoemde feiten afge zien worde van diverse maatregelen, die getroffen zijn in verband met de non-inter ventie en zeer in het bijzonder van den maatregel van bestuur van 11 Juni J.I., waarbij het verboden wordt eenige hande ling te verrichten, welke hetzij op dienst neming bij een der strijdmachten in Span;e gericht is, hetzij ten doel heeft het in dienst treden bij een der strijdmachten te bevor deren? Is het den minister bekend dat in geen enkel ander met het onze overeenkomstig land maatregelen van zoover dragende strekking in deze werden getroffen? Is de minister niet van oordeel dat de gewone wetgeving voldoende bescherming biedt tegen het ronselen van militairen voor vreemden krijgsdienst tegen den wil van de betrokkenen of tegen eenigerlei oneerlijke praktijken dienaangaande? Acht de minister het billijk dat in ons land het vrijwillig dienstnemen in het leger der Spaansche republiek waarmede wij vriend schappelijke betrekkingen onderhouden, of het uit idealistische motieven bevorderen daarvan nog langer strafrechtelijk vervolg baar is? Is de minister bereid, met het oog op de veranderde omstandigheden te bevorderen, dat de genoemde maatregel van bestuur van 11 Juni j.L wordt ingetrokken? HERMAN ROBBERS TEN GRAVE GEDRAGEN. Tal van letterkundigen en bewon deraars bewezen de laatste eer. Zaterdagnamiddag is Herman Robbers begraven. Zijn stoffelijk overschot is ter ruste gelegd in den schoot van een hoogen duintop te Driehuis-Westerveld. Over zijn graf ruischen eenige knoestige dennen, heen en weer bewogen door den frisschen zee wind, die over de ruige hoogten van Wes- terveld scheert. Er was veel belangstelling. Tal van letter kundigen en bewonderaars van Herman Robbers hebben hem naar zijn laatste rust plaats geleid. Een lange stoet schreed achter de baar, toen deze de klimmende paden naar het graf werd opgedragen. Tevoren vond in de ontvangkamer een eenvoudige plechtigheid plaats, die op de tallooze aanwezigen een diepen indruk maakte. Mevrouw Top van RhjjnNaeff en de Vlaamsche letterkun dige Lode Zielens hebben in schoone woor den den overledene gehuldigd en hem dank gebracht voor hetgeen hij voor de Neder- landsche letterkunde heeft gedaan. Het was de Wensch van Herman Robbers, zeide mevr. van RhijnNaeff, dat zij een der weinigen, die zijn overgebleven van hen, die met hem jong zijn geweest en met hem oud zijn geworden een laatsten groet bracht. Spreekster herdacht Arie Prins en Jac. van Looij, die hem zijn voorgegaan en die veel aan hem verschuldigd waren Her man Robbers was een harde werker, die daarbij veel van gezelligheid hield. Hij was al daarom de geboren romanschrijver, om dat hij de werkelijkheid in den mensch ont dekte. Voorts bracht spreekster den over ledene hulde voor hetgeen hij gedaan heeft voor Elsevier's maandblad, dat buiten landers ons hebben benijd. Hij was een geboren letterkundige van het haast uitgestorven ras van boekenmin- naars. Zijn „Van stilte en stemming" moet in de nobele sfeer van zijn boekenkamer zijn ontstaan. Spreekster eindigde met een persoonlijk dankwoord. Na de treffende woorden van Lode Zie lens, die hierop volgden, dankte nog een broer van den overledene voor wat deze voor de familie heeft gedaan. Onder degenen, die de baar volgden, toen deze naar de groeve werd gedragen, merk ten wij o.a. op Jan Prins namens de Maat schappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Albertine Draaijerde Haas na mens „Oefening Kweekt Kennis", Frans Mynssen namens de Rijkscommissie van ad vies terzake subsidie aan letterkundigen, P. Drooglever Fortuyn, burgemeester van Rot terdam, dr. J. P. Bierens de Haan, voorzit ter, Fenna de Meyier, secretaresse en Her man Salomonson bestuurslid van de P.E.N. Club. Elseviers Uitgevers Mij. was vertegen woordigd door de directeuren de heeren J. C. Andriessen en dr. J. G. van Gelder en door ir. W. J. Burgersdijk, commissaris. De Vereeniging van Letterkundigen werd ver tegenwoordigd door Frans Bastiaanse. Ver der waren aanwezig tal van letterkundigen als mevr. Ina BoudierBakker, Emmy van Lokhorst, Marie van Zeggelen, Marie Schmitz, J F. Beijers, J. W. Schotman, H. A. Ladru, mevr» Moulijn, Victor van Vries land, Laurens van der Waals en de Vlamin gen Fr. Verschooren en Gerard Welschap. Verdfer waren aanwezig de heeren J. Stok king, secretaris van de Vereeniging van Boekbinderspatroons, D. Hudig, prof. dr. G. A, van den Bergh van Eysinga, prof. N van Wijk, voorzitter der Nederlandsche commissie voor intellectueele samenwer king, prof. dr. P. H. van Moerkerken, enz. Nadat de baar in het graf was neergelaten, sprak mevrouw Robbers eenige woorden van dank tot de aanwezigen voor hun be langstelling. DE RIJTOER VAN Dr KONINGIN. De route van morgen. De rijtoer, welke H. M. de koningin mor gen, na afloop van de opening der zitting van de Staten-Generaal, zal maken, gaat langs de volgende route: Vertrek Paleis Noordeinde om 16 uur: Noordeinde, Zeestraat, Bazarstraat, rechts af Trompstraat, linksaf Hugo de Groot straat, rechts af Prins Hendrikstraat, prins Hendrikpuein, prins He drikstraat, Ko ningsplein, Weimarstraat, Regentesseplein (linker rijweg), Regentesselaan (linker rijweg), Loosduinscheweg (linker rijweg), Lijnbaan (linker rijweg), Prinsegracht (midden rijweg tot Brouwersgracht, daar na rechter rijweg), Groote markt, Luther- sche Burgwal, Gedempte Burgwal, Ge dempte Gracht, rechtsaf Spui, linksaf Houtmarkt, Nieuwe Haven, Pletterijstraat, Scheldestraat, Maasstraat, Zuidoost Bui tensingel, Rijnstraat. Te ongeveer tien minuten voor vijf zal de stoet daar arriveeren aan het Staats spoorstation, vanwaar de koningin, zooals bekend, naar het Loo vertrekt. Indrukken van Nederland en Palestina, een tooneelstuk en een nieuwe roman. Wij vinden den Duitschen schrijver Arnold Zweig, die uit Palestina, waar hij sedert 1933 gevestigd is, een reis van enkele maan den naar Europa heeft ondernomen, in het kantoor van den Amsterdamschen uitgever Emanuel Querido. Hij voelt zich hier al thuis, vertelt hij. „Overal waar planken en boeken staan, voelt een schrijver zich spoe dig thuis", zegt hij en voegt daar lachend aan toe: „vooral als daar zijn eigen boeken bij staan". Het is de eerste maal, dat Arnold Zweig in Nederland vertoeft. Nooit eerder is hy tot een bezoek aan ons land gekomen, maar nu hij een bezoek heeft gebracht aan Wee- nen en Zwitserland, en nog gaat brengen aan Parijs en Londen, wilde hij Nederland, het land waar de Duitsche literatuur een toevlucht en tweede tehuis heeft gevonden, niet overslaan. Naast diepe dankbaarheid voor wat Nederland op dit gebied en ook in het algemeen voor de emigranten doet, waarin hij een herhaling ziet van onze oude traditie, die de eeuwen door allen, die poli tiek vervolgd werden of wiens geestelijke vrijheid in eigen land werd onderdrukt, hier Dinsdag 21 September. HILVERSUM, 1875 M. (AVRO- uitz.) 8.— Gr.pl. 10.— Morgenwij ding. 10.15 Gewijde muziek (gr.pl.) 10.30 Kovacs Lajos' orkest en solist. 11.Huish. wenken. 11.30 Verv. concert. 12.30 Rep. Binnenhof en uitz. van de Troonrede door H. M. de koningin. 1.30 Gr.pl. 1.45 Om roeporkest en solist. 3.Gr.pl. 3.15 De Palladians. 4.15 Gr.pl. 4.30 Kinderkoorzang. 5.05 Voor de kin deren. 5.30 Het Aeolian-orkest. 6.30 RVU.: Psychologische causerie. 7. Kinderkoor Zanglust. 7.30 Avro- dansorkest. 8.— ANP-ber., mede- deelingen. 8.10 Herh. Troonrede (opn.) Hierna gr.pl. 8.30 Taptoe. 9.10 Gr.pl. 9.30 Radiotooneel. 10.05 Gr.pl. 10.15 De millioenennota, causerie. 10.45 Actualiteitsflitsen. 11.ANP-ber. Hierna het Fanta- orkest. 11.3012.Het Avro-dans- orkest. HILVERSUM, 301 M. (KRO-uitz.) 8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.30 Gods dienstig halfuur. 12.Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30 Rep. Binnenhof en uit zending van de Troonrede door H. M. de Koningin. 2.Vrouwenuur. 3.Gr.pl. 3.10 KRO-Kamerorkest. (4.— HIRO: Gr.pl. 4.10 De geze gende, causerie. 4.35 Gr.pl. 4.45 Welk licht werpt het spiritisme over ons leven, causerie. 5.10 De KRO-melodisten en solist. 5.45 Felicitatiebezoek. 6.Gr.pl. 6.10 De KRO-melodisten. 7.Ber. 7.15 Heeft de Nederlandsche opera toe komst, interview. 7.35 Sporthalf- uur. 8.ANP-ber., mededeelingen. 8.10 Heruitz. Troonrede. 8.30 Tap toe. 9.Gr.pl. 9.15 Over de nieuwe millioenen-nota. 9.45 KRO-orkest. 10.30 ANP-ber. 10.40 De KRO-boys en solist. 11.1512.Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 11.0511.45 Gr.pl. 12.05 Bronkhurst-Trio. 12.35 Radiotooneel. 1.05 Orgelconcert. 1.352.20 Gr.pl. 4.20 Some farming families, causerie. 4.35 D. Hoghen's vocaal en instr. ensemble. 5.20 Het Elman-Sexztet en solist. 6.20 Ber. 6.45 Het Celebrity-Trio. 7.05 De BBC-Zangers. 7.40 Het Metropoli tan Police Central Orkest. 8.20 BBC-Symph.-orkest en soliste. 9.10 Deel. 9.30 Pianovoordr. 10.Ber. 10.20 I saw the start Speel, cause rie. 10.40 Het Orchestre Raymonde. 11.20 H. Roy's Band. 11.5012.20 Dansmuziek 'gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 7.10, 8.20 en 10.35 Gr.pl. 12.20 Derveaux- orkest en zang.: 3.05 Gr.pl. 4.05 en 5.05 Zang. 5.20 Locatelli-orkest. 7.20 Pianovoordracht. 7.50 Radio tooneel. 9.05 Zang. 9.20 Praagsch Omroeporkest, -koor en solisten. KEULEN, 456 M. 6.50 Militair con- eert. 8.50 H. Hagestedt's orkest. 12.20 Orkestconcert. 1.35 Omroep orkest. 2.35 Gev. concert. 4.20 Om roeporkest. 6.50 Gr.pl. 8.30 Gev. progr. 11.1012.20 Omroepklein- orkest en solisten. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Gr pl. 12.50 Salonorkest. 1.30 Omroeporkest. 1.502.20 Gr.pl. 5.20 Salonorkest. 6.59, 7.20 en 8.20 Gr.pl. 8.20 Omroeporkest. 8.50 Gr.pl. 9.05 Radiotooneel met muziek. 10.30— 11.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pL 12.50 Omroeporkest. 1.30 Salon orkest. 1.502.20 Gr.pl. 5.20 Zang en piano. 6.35 Gr.pl. 6.50 Orgel en zang. 8.20 Monsieur Beaucaire, operette. 10.3011.20 Gr.pl. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 8.30 Radiotooneel. 9.35 J. Mi- chalek's orkest en solisten. 10.20 Ber. 10.50 Pianovoordr. 11.05 Weer bericht. 11.2012.20 Opnamen van het Europeesche concert uit Zwit serland. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.11.20, Parijs R. 11.20—12.20, Brussel VI. 12.20— 14.20, Keulen 14.2014.50, Nor- mandië 14.5016.C5. Parijs R. 16.05 —16.20, Keulen 16.20—17.20, Brus sel VI. 17.20—18.50, Keulen 18.50— 20.20, Lond. Reg. 20.20—20.50, Praag 20.5022.20, Brussel VI. 22.20—22.40, Weenen 22.40—24 Lijn 4: Brussel VI. 8.9.20, Lu xemburg 9.2010.35, Lond. Reg. 10.35—13.35, Droitwich 13.35—14.20, Lond. Reg. 14.2016.50, Droitwich 13.5018.20, Luxemburg 18.20 18.40, Droitwch 18.4021.10, Lond. Reg. 21.10—21.30, Droitwich 21.30— 24.—. Lijn 5: Diversen. een toevlucht deed zoeken, welke met groote gastvrijheid geboden werd, is hij vervuld van groote bewondering voor alles, wat hij hier ziet, is hij niet spoedig uitgepraat. Het werk van Ber lage acht hij van baanbreken de beteekenis voor geheel Europa. Zelf heeft hij eens in Grünewald bij Berlijn een villa laten bouwen in zeer modernen stijl, met veel glas, vanwege de slechte conditie van zijn oogen. „Thans schijnt het huis Gestapo- bezit te zijn", voegt hij er glimlachend aan toe. Uitvoerig vertelt Arnold Zweig van Pa lestina, het land, waarin hij zich sedert zijn vertrek uit Duitschland gevestigd heeft. Het is een prachtig land, dat vooral in het vroe ge, onmiddellijk en plotseling op den winter volgdende voorjaar met zijn overdadigen bloei van veelkleurige bloemen en bloesems een sprookjesachtigen aanblik biedt. Hij vertelt van een tocht naar het dal van Gallilei, waarbij hij op den terugtocht een aandoening kreeg aan een der toch reeds zoo zwakke oogen, welke hem een gedeelte van het gezichtsvermogen ontnam en hem maanden op bed wierp, maar wat hij op dien tocht gezien had, was zoo onvergetelijk mooi geweest, dat hy nog altijd van mee ning was, dat hy er niet te duur voor be taald had. Dergelijke excursies zijn thans helaas door de troebelen vrijwel onmogelijk ge worden. Persoonlijk en in het dagelijksche verkeer merkt men er niet veel van, vooral niet in Haifa, waar Zweig woont, maar eco nomisch wordt het land er door lam gelegd. Sprekende over den toestand in Palestina blijkt, dat Arnold Zweig groote waardee ring heeft voor de pogingen der Engelschen, een oplossing der moeilijkheden te vinden. Het rapport van dè koninklijke commissie is naar zijn meening een der knapste docu menten, die ooit gepubliceerd zijn en de conclusies zijn dwingend en volkomen ge motiveerd. Des te tragischer acht hij het daarom, dat ze absoluut in de practijk On uitvoerbaar zijn Want het Arabische natio nalisme, dat droomt van een Arbischen sta tenbond, waarvan ook Palestina deel zal uit maken, kan men niet wegcijferen, evenmin als de Balfour-declaratie, en beide standpun ten zijn niet te vereenigen met het verdee- lingsplan. Geleidelijk overgaand van het eene op het andere onderwerp komen wij weer terug tot ons uitgangspunt, de literatuur. Arnold Zweig is ervan overtuigd, dat het feit, dat zoovelen thans door emigratie ont worteld zijn, een blijvend teeken op de Europeesche cultuurgeschiedenis van onzen tijd zal drukken. Toch beschouwt alles slechts als een tijdelijke voorbijgaande episode. „Het merkwaardige is" zegt hij glimlachend „dat de dictaturen zich altyd komen aandienen namens de eeuwigheid, terwijl de geschiedenis telkens opniauw weer aantoont, hoe kort hun bestaan is en hoe de vrijheid des geestes zich altijd op nieuw weer baan breekt. In Duitschland b.v. hebben alle scheppende kunstenaars het land verlaten, en voorzbover zij er gebleven waren en geheel los stonden van de politiek zijn ook dezen op den duur naar het buiten land getrokken, eenvoudig omdat zij in een dergelijke atmosfeer niet meer konden ade men. Hier in Amsterdam heeft Arnold Zweig reeds een bespreking gehad met Defresne, een der beide leiders van de Amsterdam- sche tooneelvereeniging, welke in het begin Naar bet Engelsch vaa PAUL TRENT door J. SCHOUTEN 40) „Dat is volkomen waar, lieve, maar je zult je herinneren, dat ik het plan uitge dacht heb en ik heb het je in alle opzichten gemakkelijk gemaakt het ten uitvoer te brengen. Je weet wel van vroeger, dat ik niet gierig ben. Het is een feit, dat ik vaat van plan was je vijftigduizend pond te ge ven dus ieder de helft. Ik was tot de conclusie gekomen, dat ik niet langer van je diensten gebruik zou maken; de kwestie is, dat ik ernstig aan je loyaliteit ben gaan twyfelen. Zelfs op dit oogenblik verdenk ik je er van, dat je maar al te zeer bereid bent naar den vijand over te loopen. Ik zou er wat om durven verwedden, dat je reeds toenadering tot hen gezocht hebt. Achteraf bekeken, begrijp ik dat je werkelijk ver liefd bent geworden op Desbrook. Eigenlijk ben ik er niet zeker van, of je niet nog van hem houdt. Je begaat een groote fout met je gevoel te laten meespreken in zaken als de onze, Nadine. Werkelijk. Je hebt een be lachelijk figuur geslagen. Je mag dan zelf al denken, dat je ontzettend slim bent, je zult Desbrook nooit om den tuin kunnen leiden. De man hield je van het begin af aan voor den gek en jij hebt er door je ijdelheid niets van gemerkt. Wel, je kunt hier blijven zitten, ik zal je hut en bezit tingen grondig laten doorzoeken". „Ellendeling schurk!" riep zij woedend. „Het heeft geen zin om je op te winden. Als je den raad van een ouden vriend wilt aannemen, geef je je op genade of onge nade over. Ik ben natuurlijk niet meer van plan om je de helft van het geld mee te geven, maar ik zal je edelmoedig behan delen". „Hoe edelmoedig?" vroeg zij bitter. „Oh! Misschien zou ik je wel twintig duizend pond geven en dat gevoegd bij wat je al opgespaard hebt, zou je tot een vermogende vrouw maken". „Ik doe het niet. Het is mijn geld". „Goed", antwoordde-hij en opende de deur. „Ik zal je een poosje alleen laten, dan kun je over- je zonden nadenken", zei hU en verliet de hut, terwijl hü aan den buitenkant den sleutel omdraaide. Taylor werd geroepen en samen gingen zij naar de hut van deprinses Deze werd grondig doorzocht en in haar juweelenkistje vonden zij een sleutel, dien van haar bank- safe, naar Grafton vermoedde. Hij las nauwkeurig haar papieren door, maar vond niets van eenig belang, want de prin ses was een van die vrouwen, die het beter oordeelen de brieven, die zij ontvangen, te vernietigen, in plaats van ze te bewaren. „Ik geloof, dat het het beste is, dat je met mij terug gaat, Taylor", zei Grafton en zy keerden naar zijn hut terug. De sleutel werd aan de prinses getoond, doch zy weigerde te ontkennen of toe te geven, dat het de sleutel van haar safe was. Verder herhaalde zij haar verklaring, dat zij niet van plan was om Grafton behulp zaam te zijn bij het verkrijgen van de obligaties. Hy luisterde kalm en geduldig naar wat zij te zeggen had en zuchtte toen diep. „Nadine, lieveling, ik heb er een ontzet- tenden hekel aan om onvriendelijk te moe ten zijn tegen een vrouw en ik ben erg boos op je, dat je me er toe dwingt zoo onaardig te zijn, Taylor, neem madame mee, Ik geloof dat zij de meeste geheimen van de Emerald wel kent, maar dit eene moet haar toch nog getoond worden". „U bedoelt het „zwarte hol", mijnheer?" vroeg Taylor op veelbeteekenenden toon. „Juist, jongeman. Jij hebt nog wel eens een helder oogenblik. Kom mee en neem madame ook mee". De prinses deed eenige schreden achter uit, terwijl haar oogen schitterden van woe de. „Wat ga je doen? De anderen zullen het je wel beletten. Dat zyn tenminste gentle men en die weten hoe een vrouw behan deld moet worden". „Neem haar mee", herhaalde Grafton op gewekt en niettegenstaande haar tegen stribbelen werd zij meegenomen naar een hut een paar deuren verder. Geboeid zag zij toe, hoe het luik geopend werd, dat naar de kamer leidde, waarin Desbrook op gesloten had gezeten, toen het jacht in de Thames lag. Bij het zien van het donkere gat ontsnapte haar een kreet van schrik. „Kom, zoo erg is het niet, lieve. Taylor. draai het licht aan". De man gehoorzaamde en zij zag een vertrekje, dat klein was, maar goed ge meubileerd. „Voor een goede ventilatie zal gezorgd worden en het eenige ongemak, dat je zult ondervinden, is de eenzaamheid, maar daar zul je wel gauw aan wennen, Taylor, help madame naar beneden". „Jij duivel", riep zij woedend en toen de vroegere onderofficier haar naderde en wilde dwingen naar beneden te gaan, ver zette zij zich uit alle macht. Haar verzet mocht echter niet baten en spoedig geluk te het hem haar armen stevig vast te grij pen en haar te dwingen het trapje naar „het hol" af te dalen. Toen werd de ladder weggehaald en stond zy, dol van woede, naar hen te kijken. „Ben je dwaas genoeg om te denken, dat je me op deze manier kunt dwingen mij over te geven? Je bent gek. Bovendien, wat zullen de anderen wel zeggen als zij merken dat ik verdwenen ben?" „Het interesseert me heelemaal niet, wat zij zullen zeggen. Nadine, vind je niet dat je beter verstandig kunt zijn? Ik vind dit haast net zoo vervelend, als jij het over een paar uur zult vinden. Zeg dat je de volmacht, die ik noodig heb. wilt teekenen en beloof me om me te helpen om het geld los te krijgen en ik zal je dadelijk vrij la ten. Bovendien zal ik je vijf-en-twintig duizend pond geven. Ik ben op het oogen blik in een edelmoedige stemming en wil je graag uit je vernederende positie ver lossen. Tenslotte zijn wjj langen tijd vrien den en bondgenooten geweest en ik wil liever niet met je twisten". Gedurende dit gesprek had het brein van e prinses koortsachtig gewerkt, Zij was erg gesteld op persoonlijk comfort en haat te het denkbeeld gevangen te moeten zit- ten. Bovendien kwam zy tot de conclusie, dat er weinig gevaar lag in het inwilligen van Grafton's eischen, want het zou wel eenigen tijd duren voor hij in staat zou zijn iemand aan land te zetten, die haar Bank zou kunnen bezoeken. „Philip", riep zij hem toe, „ik wil eerlijk met je deelen". „Geen kwestie van", antwoordde hij droogjes, en wendde zich toen tot Taylor. „Sluit het luik", zei hij en zonder te wach ten tot dit gedaan was. liep hij weg. „Als zij een paar uur opgesloten geweest is, zal zij wel verstandiger zijn", riep hij. Hij ging aan dek en wenkte Brockdorf bij hem te komen. In de verte, achter hen, zagen zij de kust van Engeland, want zii hadden koers gezet in Westelijke richting naar Frankrijk. Terwijl zij op en neer wandelden, be spraken zij den toestand en hoe zij vgnaf dit oogenblik zouden handelen. Brockdorf was er sterk voor dicht langs de Fransche kust te varen en zoodoende de kan*om Britsche schepen te ontmoeten, te doen verminderen. „Waarschijnlijk zal ik Antonio erf**1* aan land moeten zetten. Waar zou dat he' beste kunnen?" vroeg Grafton. „Het zou te gevaarlijk zijn ergens in de buurt van Engeland te landen". „Wat denkt u van een van de Kanaal eilanden? Wel een beetje uit onzen koers- maar we kunnen het oude trucje met o® Emerald uithalen. Eerlijk gezegd, lijkt he me het beste dit dadelijk te doen. Er 1S geen enkel schip in zicht en het zou goede gelegenheid zijn een beetje met kanonnen te oefenen. Dan kunnen we teg liikerthd de noodige veranderingen brengen." Wordt vervolge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6