8
8
8
QE QOUDEN
^Binnenland
i
feuilleton
Onderhoud met Arnold Zweig.
ic-eeseoe JbuUopCOQCOHWia ©oooo®
VRAGEN VAN L. DE VISSER
aan de ministers van Sociale Zaken,
Buitenlandsche Zaken en Justitie.
De heer de Visser (C.P.H.) heeft aan der»
minister van sociale zaken de volgende
schriftelijke vragen gesteld:
Is het den minister bekend, dat sedert 10
Mei j.1. door werklooze arbeiders te Deven
ter, die te werk waren gesteld in werkver
schaffing aan het Twenthe-Rijnkanaal te
Wierden bij Almelo, wordt gestaakt?
Is de minister ook bekend met de motie
ven die tot dit conflict aanleiding gaven
en die o.a. hierin bestaan, dat de uitbetaal
de loonen belangrijk lager zouden zijn dan
aan de arbeiders was toegezegd, waardoor
het voor de gemeente Deventer geldende
basisloon voor werkverschaffing, ondanks
hun goede wil, door de betrokkenen niet
kan worden verdiend?
Is het den minister eveneens bekend, dat
op 13 Augustus door den dienst van maat
schappelijk hulpbetoon te Deventer aan de
uitgesloten en in staking zijnde arbeiders is
bericht, dat het de uitdrukkelijke wil was
van den minister van sociale zaken dat de
tot nu toe verleend steun (in natura) zou
worden ingetrokken en dat dan ook den
volgenden dag (Zaterdag) niets meer werd
verstrekt?
Weet de minister dat sindsdien ongeveer
tweehonderd gezinnen van werkloozen te
Deventer van eiken overheidssteun zijn
verstoken en dat in die gezinnen groote
ellende wordt geleden?
Is de minister niet van meening, dat, waar
desondanks deze arbeiders in hun werkwei-
gering blijven volharden en anderen niet
bereid zijn de plaatsen van hun stakende
makkers te bezetten, er zeer ernstige grie
ven moeten zijn, die een nieuw serieus on
derzoek ten zeerste wettigen?
Is de minister bereid een dergelijk on
derzoek te doen instellen en maatregelen te
treffen dat de betrokken arbeiders het hun
volgens de regeling in de werkverschaffing
toekomende basisloon kunnen verdienen?
Is de minister bereid om, hangende dit
onderzoek, de betrokken arbeiders weer in
de steunregeling op te nemen en te gelasten
dat hun direct een noodsteun wordt uitge
keerd?
De heer de Visser stelde aan den minister
van buitenlandsche zaken a.i., voorzitter
van den raad van ministers de volgende
vragen:
Heeft de regeering kennis genomen van
verschillende nieuwe feiten die zich in den
laatsten tijd hebben voorgedaan in verband
met den strijd in Spanje, zooals de openlijke
erkenning door het hoofd der Italiaansche
regeering betreffende de operaties van Ita
liaansche militairen in Baskenland en de
weigering der Duitsche en Italiaansche
regeeringen om maatregelen te nemen tegen
de zeerooverijen in de Middellandsche Zee?
Is in verband hiermede en met het geheele
verloop van de werkzaamheden der Lon-
densche commissie, de regeering niet van
meening dat de politiek van z.g. non-inter
ventie heeft gefaald in zijn opzet en dat on
der de huidige omstandigheden deze politiek
in zijn practische toepassing en uitwerking
neerkomt op een eenzijdige benadeeling van
de wettige Spaansche regeering?
Acht de regeering het niet noodzakelijk en
billijk dat, met het oog op bovenstaande
feiten, afgezien worde van diverse maat
regelen die genomen zijn ten behoeve van
deze non-interventie-politiek en is zij bereid
om haar gedragslijn t.o.v. de regeering der
Spaansche republiek, met wie zij normale
en vriendschappelijke betrekkingen onder
houdt, te herzien in den zin van volledige
toepassing van de regelen van het inter
nationale recht, waaronder begrepen is de
handelsvrijheid inclusief de mogelijk tot
aankoop van krygsmateriéal in ons land?
Acht de regeering het niet in het belang
van de collectieve veiligheid en het volke
renrecht, waarmede ook de veiligheid van
Nederland nauw verbonden is, dat door den
Volkenbond opgetreden wordt teneinde de
wettige Spaansche regeering te helpen de
souvereiniteit der Spaansche republiek over
haar geheele grondgebied te herstellen en
deze te beschermen tegen militaire inter
ventie van haar vijandige mogendheden?
Is de regeering bereid in den Volkenbond
haar gedragslijn in dezen zin te bepalen en
eventueele voorstellen in die richting te
doen of te ondersteunen?
De heer de Visser heeft aan den minister
van justitie de volgende vragen gesteld:
Heeft de minister kennis genomen van
verschillende nieuwe feiten die zich den
laatsten tijd in verband met den strijd in
Spanje hebben voorgedaan, zooals de open
lijke erkenning door het hoofd der Italiaan
sche regeering van de operaties van Ita
liaansche nylitairen in Baskenland en het
torpedeeren van handelsschepen in de Mid
dellandsche Zee door duikbooten, waarvoor
in een diplomatieke nota de regeering der
U.S.S.R. de Italiaansche regeering verant
woordelijk heeft gesteld?
Is in verband hiermede de minister niet
van meening dat de politiek van non-inter
ventie heeft gefaald en deze onder de hui
dige omstandigheden tot gevolg heeft een
eenyzijdige benadeeling van de wettige
Spaansche regeering?
Acht de minister het niet noodzakelijk,
dat, met het oog op genoemde feiten afge
zien worde van diverse maatregelen, die
getroffen zijn in verband met de non-inter
ventie en zeer in het bijzonder van den
maatregel van bestuur van 11 Juni J.I.,
waarbij het verboden wordt eenige hande
ling te verrichten, welke hetzij op dienst
neming bij een der strijdmachten in Span;e
gericht is, hetzij ten doel heeft het in dienst
treden bij een der strijdmachten te bevor
deren?
Is het den minister bekend dat in geen
enkel ander met het onze overeenkomstig
land maatregelen van zoover dragende
strekking in deze werden getroffen?
Is de minister niet van oordeel dat de
gewone wetgeving voldoende bescherming
biedt tegen het ronselen van militairen voor
vreemden krijgsdienst tegen den wil van de
betrokkenen of tegen eenigerlei oneerlijke
praktijken dienaangaande?
Acht de minister het billijk dat in ons land
het vrijwillig dienstnemen in het leger der
Spaansche republiek waarmede wij vriend
schappelijke betrekkingen onderhouden, of
het uit idealistische motieven bevorderen
daarvan nog langer strafrechtelijk vervolg
baar is?
Is de minister bereid, met het oog op de
veranderde omstandigheden te bevorderen,
dat de genoemde maatregel van bestuur
van 11 Juni j.L wordt ingetrokken?
HERMAN ROBBERS TEN GRAVE
GEDRAGEN.
Tal van letterkundigen en bewon
deraars bewezen de laatste eer.
Zaterdagnamiddag is Herman Robbers
begraven. Zijn stoffelijk overschot is ter
ruste gelegd in den schoot van een hoogen
duintop te Driehuis-Westerveld. Over zijn
graf ruischen eenige knoestige dennen, heen
en weer bewogen door den frisschen zee
wind, die over de ruige hoogten van Wes-
terveld scheert.
Er was veel belangstelling. Tal van letter
kundigen en bewonderaars van Herman
Robbers hebben hem naar zijn laatste rust
plaats geleid.
Een lange stoet schreed achter de baar,
toen deze de klimmende paden naar het
graf werd opgedragen. Tevoren vond in de
ontvangkamer een eenvoudige plechtigheid
plaats, die op de tallooze aanwezigen een
diepen indruk maakte. Mevrouw Top van
RhjjnNaeff en de Vlaamsche letterkun
dige Lode Zielens hebben in schoone woor
den den overledene gehuldigd en hem dank
gebracht voor hetgeen hij voor de Neder-
landsche letterkunde heeft gedaan. Het was
de Wensch van Herman Robbers, zeide
mevr. van RhijnNaeff, dat zij een der
weinigen, die zijn overgebleven van hen,
die met hem jong zijn geweest en met hem
oud zijn geworden een laatsten groet
bracht. Spreekster herdacht Arie Prins en
Jac. van Looij, die hem zijn voorgegaan en
die veel aan hem verschuldigd waren Her
man Robbers was een harde werker, die
daarbij veel van gezelligheid hield. Hij was
al daarom de geboren romanschrijver, om
dat hij de werkelijkheid in den mensch ont
dekte. Voorts bracht spreekster den over
ledene hulde voor hetgeen hij gedaan
heeft voor Elsevier's maandblad, dat buiten
landers ons hebben benijd.
Hij was een geboren letterkundige van
het haast uitgestorven ras van boekenmin-
naars. Zijn „Van stilte en stemming" moet
in de nobele sfeer van zijn boekenkamer
zijn ontstaan. Spreekster eindigde met een
persoonlijk dankwoord.
Na de treffende woorden van Lode Zie
lens, die hierop volgden, dankte nog een
broer van den overledene voor wat deze
voor de familie heeft gedaan.
Onder degenen, die de baar volgden, toen
deze naar de groeve werd gedragen, merk
ten wij o.a. op Jan Prins namens de Maat
schappij der Nederlandsche Letterkunde te
Leiden, Albertine Draaijerde Haas na
mens „Oefening Kweekt Kennis", Frans
Mynssen namens de Rijkscommissie van ad
vies terzake subsidie aan letterkundigen, P.
Drooglever Fortuyn, burgemeester van Rot
terdam, dr. J. P. Bierens de Haan, voorzit
ter, Fenna de Meyier, secretaresse en Her
man Salomonson bestuurslid van de P.E.N.
Club. Elseviers Uitgevers Mij. was vertegen
woordigd door de directeuren de heeren J.
C. Andriessen en dr. J. G. van Gelder en
door ir. W. J. Burgersdijk, commissaris. De
Vereeniging van Letterkundigen werd ver
tegenwoordigd door Frans Bastiaanse. Ver
der waren aanwezig tal van letterkundigen
als mevr. Ina BoudierBakker, Emmy van
Lokhorst, Marie van Zeggelen, Marie
Schmitz, J F. Beijers, J. W. Schotman, H.
A. Ladru, mevr» Moulijn, Victor van Vries
land, Laurens van der Waals en de Vlamin
gen Fr. Verschooren en Gerard Welschap.
Verdfer waren aanwezig de heeren J. Stok
king, secretaris van de Vereeniging van
Boekbinderspatroons, D. Hudig, prof. dr.
G. A, van den Bergh van Eysinga, prof. N
van Wijk, voorzitter der Nederlandsche
commissie voor intellectueele samenwer
king, prof. dr. P. H. van Moerkerken, enz.
Nadat de baar in het graf was neergelaten,
sprak mevrouw Robbers eenige woorden
van dank tot de aanwezigen voor hun be
langstelling.
DE RIJTOER VAN Dr KONINGIN.
De route van morgen.
De rijtoer, welke H. M. de koningin mor
gen, na afloop van de opening der zitting
van de Staten-Generaal, zal maken, gaat
langs de volgende route:
Vertrek Paleis Noordeinde om 16 uur:
Noordeinde, Zeestraat, Bazarstraat, rechts
af Trompstraat, linksaf Hugo de Groot
straat, rechts af Prins Hendrikstraat, prins
Hendrikpuein, prins He drikstraat, Ko
ningsplein, Weimarstraat, Regentesseplein
(linker rijweg), Regentesselaan (linker
rijweg), Loosduinscheweg (linker rijweg),
Lijnbaan (linker rijweg), Prinsegracht
(midden rijweg tot Brouwersgracht, daar
na rechter rijweg), Groote markt, Luther-
sche Burgwal, Gedempte Burgwal, Ge
dempte Gracht, rechtsaf Spui, linksaf
Houtmarkt, Nieuwe Haven, Pletterijstraat,
Scheldestraat, Maasstraat, Zuidoost Bui
tensingel, Rijnstraat.
Te ongeveer tien minuten voor vijf zal
de stoet daar arriveeren aan het Staats
spoorstation, vanwaar de koningin, zooals
bekend, naar het Loo vertrekt.
Indrukken van Nederland en
Palestina, een tooneelstuk en
een nieuwe roman.
Wij vinden den Duitschen schrijver Arnold
Zweig, die uit Palestina, waar hij sedert
1933 gevestigd is, een reis van enkele maan
den naar Europa heeft ondernomen, in het
kantoor van den Amsterdamschen uitgever
Emanuel Querido. Hij voelt zich hier al
thuis, vertelt hij. „Overal waar planken en
boeken staan, voelt een schrijver zich spoe
dig thuis", zegt hij en voegt daar lachend
aan toe: „vooral als daar zijn eigen boeken
bij staan".
Het is de eerste maal, dat Arnold Zweig
in Nederland vertoeft. Nooit eerder is hy
tot een bezoek aan ons land gekomen, maar
nu hij een bezoek heeft gebracht aan Wee-
nen en Zwitserland, en nog gaat brengen
aan Parijs en Londen, wilde hij Nederland,
het land waar de Duitsche literatuur een
toevlucht en tweede tehuis heeft gevonden,
niet overslaan. Naast diepe dankbaarheid
voor wat Nederland op dit gebied en ook in
het algemeen voor de emigranten doet,
waarin hij een herhaling ziet van onze oude
traditie, die de eeuwen door allen, die poli
tiek vervolgd werden of wiens geestelijke
vrijheid in eigen land werd onderdrukt, hier
Dinsdag 21 September.
HILVERSUM, 1875 M. (AVRO-
uitz.) 8.— Gr.pl. 10.— Morgenwij
ding. 10.15 Gewijde muziek (gr.pl.)
10.30 Kovacs Lajos' orkest en solist.
11.Huish. wenken. 11.30 Verv.
concert. 12.30 Rep. Binnenhof en
uitz. van de Troonrede door H. M.
de koningin. 1.30 Gr.pl. 1.45 Om
roeporkest en solist. 3.Gr.pl. 3.15
De Palladians. 4.15 Gr.pl. 4.30
Kinderkoorzang. 5.05 Voor de kin
deren. 5.30 Het Aeolian-orkest. 6.30
RVU.: Psychologische causerie. 7.
Kinderkoor Zanglust. 7.30 Avro-
dansorkest. 8.— ANP-ber., mede-
deelingen. 8.10 Herh. Troonrede
(opn.) Hierna gr.pl. 8.30 Taptoe.
9.10 Gr.pl. 9.30 Radiotooneel. 10.05
Gr.pl. 10.15 De millioenennota,
causerie. 10.45 Actualiteitsflitsen.
11.ANP-ber. Hierna het Fanta-
orkest. 11.3012.Het Avro-dans-
orkest.
HILVERSUM, 301 M. (KRO-uitz.)
8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.30 Gods
dienstig halfuur. 12.Ber. 12.15
Gr.pl. 12.30 Rep. Binnenhof en uit
zending van de Troonrede door H.
M. de Koningin. 2.Vrouwenuur.
3.Gr.pl. 3.10 KRO-Kamerorkest.
(4.— HIRO: Gr.pl. 4.10 De geze
gende, causerie. 4.35 Gr.pl. 4.45
Welk licht werpt het spiritisme
over ons leven, causerie. 5.10 De
KRO-melodisten en solist. 5.45
Felicitatiebezoek. 6.Gr.pl. 6.10
De KRO-melodisten. 7.Ber. 7.15
Heeft de Nederlandsche opera toe
komst, interview. 7.35 Sporthalf-
uur. 8.ANP-ber., mededeelingen.
8.10 Heruitz. Troonrede. 8.30 Tap
toe. 9.Gr.pl. 9.15 Over de nieuwe
millioenen-nota. 9.45 KRO-orkest.
10.30 ANP-ber. 10.40 De KRO-boys
en solist. 11.1512.Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.0511.45
Gr.pl. 12.05 Bronkhurst-Trio. 12.35
Radiotooneel. 1.05 Orgelconcert.
1.352.20 Gr.pl. 4.20 Some farming
families, causerie. 4.35 D. Hoghen's
vocaal en instr. ensemble. 5.20 Het
Elman-Sexztet en solist. 6.20 Ber.
6.45 Het Celebrity-Trio. 7.05 De
BBC-Zangers. 7.40 Het Metropoli
tan Police Central Orkest. 8.20
BBC-Symph.-orkest en soliste. 9.10
Deel. 9.30 Pianovoordr. 10.Ber.
10.20 I saw the start Speel, cause
rie. 10.40 Het Orchestre Raymonde.
11.20 H. Roy's Band. 11.5012.20
Dansmuziek 'gr.pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 7.10, 8.20
en 10.35 Gr.pl. 12.20 Derveaux-
orkest en zang.: 3.05 Gr.pl. 4.05 en
5.05 Zang. 5.20 Locatelli-orkest.
7.20 Pianovoordracht. 7.50 Radio
tooneel. 9.05 Zang. 9.20 Praagsch
Omroeporkest, -koor en solisten.
KEULEN, 456 M. 6.50 Militair con-
eert. 8.50 H. Hagestedt's orkest.
12.20 Orkestconcert. 1.35 Omroep
orkest. 2.35 Gev. concert. 4.20 Om
roeporkest. 6.50 Gr.pl. 8.30 Gev.
progr. 11.1012.20 Omroepklein-
orkest en solisten.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr pl. 12.50 Salonorkest. 1.30
Omroeporkest. 1.502.20 Gr.pl. 5.20
Salonorkest. 6.59, 7.20 en 8.20 Gr.pl.
8.20 Omroeporkest. 8.50 Gr.pl. 9.05
Radiotooneel met muziek. 10.30—
11.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pL
12.50 Omroeporkest. 1.30 Salon
orkest. 1.502.20 Gr.pl. 5.20 Zang
en piano. 6.35 Gr.pl. 6.50 Orgel en
zang. 8.20 Monsieur Beaucaire,
operette. 10.3011.20 Gr.pl.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
8.30 Radiotooneel. 9.35 J. Mi-
chalek's orkest en solisten. 10.20
Ber. 10.50 Pianovoordr. 11.05 Weer
bericht. 11.2012.20 Opnamen van
het Europeesche concert uit Zwit
serland.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.11.20, Parijs
R. 11.20—12.20, Brussel VI. 12.20—
14.20, Keulen 14.2014.50, Nor-
mandië 14.5016.C5. Parijs R. 16.05
—16.20, Keulen 16.20—17.20, Brus
sel VI. 17.20—18.50, Keulen 18.50—
20.20, Lond. Reg. 20.20—20.50,
Praag 20.5022.20, Brussel VI.
22.20—22.40, Weenen 22.40—24
Lijn 4: Brussel VI. 8.9.20, Lu
xemburg 9.2010.35, Lond. Reg.
10.35—13.35, Droitwich 13.35—14.20,
Lond. Reg. 14.2016.50, Droitwich
13.5018.20, Luxemburg 18.20
18.40, Droitwch 18.4021.10, Lond.
Reg. 21.10—21.30, Droitwich 21.30—
24.—.
Lijn 5: Diversen.
een toevlucht deed zoeken, welke met groote
gastvrijheid geboden werd, is hij vervuld
van groote bewondering voor alles, wat hij
hier ziet, is hij niet spoedig uitgepraat. Het
werk van Ber lage acht hij van baanbreken
de beteekenis voor geheel Europa. Zelf heeft
hij eens in Grünewald bij Berlijn een villa
laten bouwen in zeer modernen stijl, met
veel glas, vanwege de slechte conditie van
zijn oogen. „Thans schijnt het huis Gestapo-
bezit te zijn", voegt hij er glimlachend aan
toe.
Uitvoerig vertelt Arnold Zweig van Pa
lestina, het land, waarin hij zich sedert zijn
vertrek uit Duitschland gevestigd heeft. Het
is een prachtig land, dat vooral in het vroe
ge, onmiddellijk en plotseling op den winter
volgdende voorjaar met zijn overdadigen
bloei van veelkleurige bloemen en bloesems
een sprookjesachtigen aanblik biedt.
Hij vertelt van een tocht naar het dal van
Gallilei, waarbij hij op den terugtocht een
aandoening kreeg aan een der toch reeds
zoo zwakke oogen, welke hem een gedeelte
van het gezichtsvermogen ontnam en hem
maanden op bed wierp, maar wat hij op
dien tocht gezien had, was zoo onvergetelijk
mooi geweest, dat hy nog altijd van mee
ning was, dat hy er niet te duur voor be
taald had.
Dergelijke excursies zijn thans helaas
door de troebelen vrijwel onmogelijk ge
worden. Persoonlijk en in het dagelijksche
verkeer merkt men er niet veel van, vooral
niet in Haifa, waar Zweig woont, maar eco
nomisch wordt het land er door lam gelegd.
Sprekende over den toestand in Palestina
blijkt, dat Arnold Zweig groote waardee
ring heeft voor de pogingen der Engelschen,
een oplossing der moeilijkheden te vinden.
Het rapport van dè koninklijke commissie
is naar zijn meening een der knapste docu
menten, die ooit gepubliceerd zijn en de
conclusies zijn dwingend en volkomen ge
motiveerd. Des te tragischer acht hij het
daarom, dat ze absoluut in de practijk On
uitvoerbaar zijn Want het Arabische natio
nalisme, dat droomt van een Arbischen sta
tenbond, waarvan ook Palestina deel zal uit
maken, kan men niet wegcijferen, evenmin
als de Balfour-declaratie, en beide standpun
ten zijn niet te vereenigen met het verdee-
lingsplan.
Geleidelijk overgaand van het eene op
het andere onderwerp komen wij weer
terug tot ons uitgangspunt, de literatuur.
Arnold Zweig is ervan overtuigd, dat het
feit, dat zoovelen thans door emigratie ont
worteld zijn, een blijvend teeken op de
Europeesche cultuurgeschiedenis van onzen
tijd zal drukken. Toch beschouwt alles
slechts als een tijdelijke voorbijgaande
episode. „Het merkwaardige is" zegt hij
glimlachend „dat de dictaturen zich altyd
komen aandienen namens de eeuwigheid,
terwijl de geschiedenis telkens opniauw
weer aantoont, hoe kort hun bestaan is en
hoe de vrijheid des geestes zich altijd op
nieuw weer baan breekt. In Duitschland
b.v. hebben alle scheppende kunstenaars het
land verlaten, en voorzbover zij er gebleven
waren en geheel los stonden van de politiek
zijn ook dezen op den duur naar het buiten
land getrokken, eenvoudig omdat zij in een
dergelijke atmosfeer niet meer konden ade
men.
Hier in Amsterdam heeft Arnold Zweig
reeds een bespreking gehad met Defresne,
een der beide leiders van de Amsterdam-
sche tooneelvereeniging, welke in het begin
Naar bet Engelsch
vaa PAUL TRENT
door J. SCHOUTEN
40)
„Dat is volkomen waar, lieve, maar je
zult je herinneren, dat ik het plan uitge
dacht heb en ik heb het je in alle opzichten
gemakkelijk gemaakt het ten uitvoer te
brengen. Je weet wel van vroeger, dat ik
niet gierig ben. Het is een feit, dat ik vaat
van plan was je vijftigduizend pond te ge
ven dus ieder de helft. Ik was tot de
conclusie gekomen, dat ik niet langer van
je diensten gebruik zou maken; de kwestie
is, dat ik ernstig aan je loyaliteit ben gaan
twyfelen. Zelfs op dit oogenblik verdenk
ik je er van, dat je maar al te zeer bereid
bent naar den vijand over te loopen. Ik zou
er wat om durven verwedden, dat je reeds
toenadering tot hen gezocht hebt. Achteraf
bekeken, begrijp ik dat je werkelijk ver
liefd bent geworden op Desbrook. Eigenlijk
ben ik er niet zeker van, of je niet nog van
hem houdt. Je begaat een groote fout met
je gevoel te laten meespreken in zaken als
de onze, Nadine. Werkelijk. Je hebt een be
lachelijk figuur geslagen. Je mag dan zelf
al denken, dat je ontzettend slim bent, je
zult Desbrook nooit om den tuin kunnen
leiden. De man hield je van het begin af
aan voor den gek en jij hebt er door je
ijdelheid niets van gemerkt. Wel, je kunt
hier blijven zitten, ik zal je hut en bezit
tingen grondig laten doorzoeken".
„Ellendeling schurk!" riep zij woedend.
„Het heeft geen zin om je op te winden.
Als je den raad van een ouden vriend wilt
aannemen, geef je je op genade of onge
nade over. Ik ben natuurlijk niet meer van
plan om je de helft van het geld mee te
geven, maar ik zal je edelmoedig behan
delen".
„Hoe edelmoedig?" vroeg zij bitter.
„Oh! Misschien zou ik je wel twintig
duizend pond geven en dat gevoegd bij
wat je al opgespaard hebt, zou je tot een
vermogende vrouw maken".
„Ik doe het niet. Het is mijn geld".
„Goed", antwoordde-hij en opende de
deur. „Ik zal je een poosje alleen laten,
dan kun je over- je zonden nadenken", zei
hU en verliet de hut, terwijl hü aan den
buitenkant den sleutel omdraaide.
Taylor werd geroepen en samen gingen
zij naar de hut van deprinses Deze werd
grondig doorzocht en in haar juweelenkistje
vonden zij een sleutel, dien van haar bank-
safe, naar Grafton vermoedde. Hij las
nauwkeurig haar papieren door, maar
vond niets van eenig belang, want de prin
ses was een van die vrouwen, die het beter
oordeelen de brieven, die zij ontvangen,
te vernietigen, in plaats van ze te bewaren.
„Ik geloof, dat het het beste is, dat je
met mij terug gaat, Taylor", zei Grafton en
zy keerden naar zijn hut terug.
De sleutel werd aan de prinses getoond,
doch zy weigerde te ontkennen of toe te
geven, dat het de sleutel van haar safe was.
Verder herhaalde zij haar verklaring, dat
zij niet van plan was om Grafton behulp
zaam te zijn bij het verkrijgen van de
obligaties. Hy luisterde kalm en geduldig
naar wat zij te zeggen had en zuchtte toen
diep.
„Nadine, lieveling, ik heb er een ontzet-
tenden hekel aan om onvriendelijk te moe
ten zijn tegen een vrouw en ik ben erg
boos op je, dat je me er toe dwingt zoo
onaardig te zijn, Taylor, neem madame
mee, Ik geloof dat zij de meeste geheimen
van de Emerald wel kent, maar dit eene
moet haar toch nog getoond worden".
„U bedoelt het „zwarte hol", mijnheer?"
vroeg Taylor op veelbeteekenenden toon.
„Juist, jongeman. Jij hebt nog wel eens
een helder oogenblik. Kom mee en neem
madame ook mee".
De prinses deed eenige schreden achter
uit, terwijl haar oogen schitterden van woe
de.
„Wat ga je doen? De anderen zullen het
je wel beletten. Dat zyn tenminste gentle
men en die weten hoe een vrouw behan
deld moet worden".
„Neem haar mee", herhaalde Grafton op
gewekt en niettegenstaande haar tegen
stribbelen werd zij meegenomen naar een
hut een paar deuren verder. Geboeid zag
zij toe, hoe het luik geopend werd, dat
naar de kamer leidde, waarin Desbrook op
gesloten had gezeten, toen het jacht in de
Thames lag. Bij het zien van het donkere
gat ontsnapte haar een kreet van schrik.
„Kom, zoo erg is het niet, lieve. Taylor.
draai het licht aan".
De man gehoorzaamde en zij zag een
vertrekje, dat klein was, maar goed ge
meubileerd.
„Voor een goede ventilatie zal gezorgd
worden en het eenige ongemak, dat je zult
ondervinden, is de eenzaamheid, maar
daar zul je wel gauw aan wennen, Taylor,
help madame naar beneden".
„Jij duivel", riep zij woedend en toen de
vroegere onderofficier haar naderde en
wilde dwingen naar beneden te gaan, ver
zette zij zich uit alle macht. Haar verzet
mocht echter niet baten en spoedig geluk
te het hem haar armen stevig vast te grij
pen en haar te dwingen het trapje naar
„het hol" af te dalen. Toen werd de ladder
weggehaald en stond zy, dol van woede,
naar hen te kijken.
„Ben je dwaas genoeg om te denken, dat
je me op deze manier kunt dwingen mij
over te geven? Je bent gek. Bovendien,
wat zullen de anderen wel zeggen als zij
merken dat ik verdwenen ben?"
„Het interesseert me heelemaal niet, wat
zij zullen zeggen. Nadine, vind je niet dat
je beter verstandig kunt zijn? Ik vind dit
haast net zoo vervelend, als jij het over
een paar uur zult vinden. Zeg dat je de
volmacht, die ik noodig heb. wilt teekenen
en beloof me om me te helpen om het geld
los te krijgen en ik zal je dadelijk vrij la
ten. Bovendien zal ik je vijf-en-twintig
duizend pond geven. Ik ben op het oogen
blik in een edelmoedige stemming en wil
je graag uit je vernederende positie ver
lossen. Tenslotte zijn wjj langen tijd vrien
den en bondgenooten geweest en ik wil
liever niet met je twisten".
Gedurende dit gesprek had het brein van
e prinses koortsachtig gewerkt, Zij was
erg gesteld op persoonlijk comfort en haat
te het denkbeeld gevangen te moeten zit-
ten.
Bovendien kwam zy tot de conclusie, dat
er weinig gevaar lag in het inwilligen
van Grafton's eischen, want het zou wel
eenigen tijd duren voor hij in staat zou zijn
iemand aan land te zetten, die haar Bank
zou kunnen bezoeken.
„Philip", riep zij hem toe, „ik wil eerlijk
met je deelen".
„Geen kwestie van", antwoordde hij
droogjes, en wendde zich toen tot Taylor.
„Sluit het luik", zei hij en zonder te wach
ten tot dit gedaan was. liep hij weg. „Als
zij een paar uur opgesloten geweest is, zal
zij wel verstandiger zijn", riep hij.
Hij ging aan dek en wenkte Brockdorf bij
hem te komen. In de verte, achter hen,
zagen zij de kust van Engeland, want zii
hadden koers gezet in Westelijke richting
naar Frankrijk.
Terwijl zij op en neer wandelden, be
spraken zij den toestand en hoe zij vgnaf
dit oogenblik zouden handelen. Brockdorf
was er sterk voor dicht langs de Fransche
kust te varen en zoodoende de kan*om
Britsche schepen te ontmoeten, te doen
verminderen.
„Waarschijnlijk zal ik Antonio erf**1*
aan land moeten zetten. Waar zou dat he'
beste kunnen?" vroeg Grafton. „Het zou te
gevaarlijk zijn ergens in de buurt van
Engeland te landen".
„Wat denkt u van een van de Kanaal
eilanden? Wel een beetje uit onzen koers-
maar we kunnen het oude trucje met o®
Emerald uithalen. Eerlijk gezegd, lijkt he
me het beste dit dadelijk te doen. Er 1S
geen enkel schip in zicht en het zou
goede gelegenheid zijn een beetje met
kanonnen te oefenen. Dan kunnen we teg
liikerthd de noodige veranderingen
brengen." Wordt vervolge-