DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
Donderdag 7 October 1937
139e Jaargang
Barbertje Bonsema moet hangen.
De Appel is ver van den stam gevallen.
Het Electriciteitsbedrijf
te Bergen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
m
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voor dam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
No. 235 D" nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
i.
Zij is voorbij, de groote jaarlijksche volks
voorstelling waarin de woordvoerders van
diverse politieke partijen aan elkaar, aan
de vertegenwoordigers van de Pers en aan
een paar tribunes vol belangstellende toe
schouwers plegen te verkondigen wat er
aan het beleid van anderen dan henzelf
heeft ontbroken.
Zij is voorbij, de ongezochte gelegenheid
voor politieke propaganda, waarin men kan
demonstreeren hoeveel beter de bevolking
er aan toe zou zijn als de kiezers zoo ver
standig waren geweest wat meer mannen
van de eene kleur en wat minder van een
andere in den Raad te brengen.
Maandag en Dinsdag heeft in middag- en
avondvergaderingen de Raad van Alkmaar
de gemeentebegrooting voor 1938 behandeld
en hebben de raadsleden bijna zestien uur
lang gelegenheid gehad het beleid van Bur
gemeester en Wethouders in hun algemeene
beschouwingen te becritiseeren.
Het is voorbij en dat is maar gelukkig,
want men kan ook van het goede te veel
krijgen.
En men kan zich de vraag stellen: hoe
zou het toch komen, dat leden van de eene
fractie over het een of andere punt zoo heel
anders denken dan die van een andere. Zit
dat in de toevalligheid, dat dezelfde poli
tieke kleurlingen het stadsbelang stuk voor
stuk op precies dezelfde wijze bekijken, of
zit dat in de omstandigheid, dat zij één en
hetzelfde voorschrift van een partijleiding
hebben, zoodat dus niet de normaal denken
de mensch spreekt, maar de man, die zich
door de aansluiting bij een bepaalde groep
aan een vastomlijnd programma heeft ge
bonden.
Wij zijn en wij laten het traditioneele
woordje „helaas" daarbij welbewust achter
wege geen bewonderaars van de politiek,
die ons volk in hokjes van een bepaalde
kleur ingedeeld heeft, maar wij moeten nu
eenmaal aanvaarden, dat wij nog altijd in
een tijd leven, waarin de politiek in open
bare lichamen de allesoverheerschende fac
tor is. Wij hebben nu eenmaal ook in onze
raadszaal allerlei leden van een bepaalde
kleur, van de eene partij wat meer en van
de andere wat minder. Hun namen zijn door
diverse kiesvereenigingen op lijsten gezet,
men heeft propaganda voor hen en voor hun
beginselen gemaakt, de kiezers hebben een j
keuze gedaan uit namen van allerlei poli
tieke kleurlingen en het resultaat is maar
al te vaak geweest, dat, dank zij ons kies
stelsel, mannen in den Raad kwamen, die
men daar niet verwacht en zelfs niet ge-
wenscht had.
Zij zijn leden van den Raad en hebben
voor alles het algemeen belang te beharti
gen, maar zij zijn ook leden van de roode,
de groene of de blauwe partij en in de be
hartiging van het algemeen belang komt
telkens weer naar voren hoezeer, groep voor
groep, het inzicht verschilt over de vraag
in welken koers het stadsscheepje door B.
en W. gestuurd zal moeten worden.
En wie twee dagen lang begrootingsbe-
schouwingen heeft aangehoord, moties
heeft zien geboren worden en onderlinge
conferenties aanschouwd heeft, mag zich
wel de vraag stellen of het stadsbelang zoo
nu en dan niet aan het groepsbelang ten
offer gebracht wordt.
Er zit in het college van B. en W. een
man, die geen partij achter zich heeft.
Hij heeft „interne kwesties" gehad en aan
de hand van zijn exposé van gebeurtenissen
dat niet is tegengesproken heeft men
hem op unfaire wijze uit zijn partij ge
smeten.
Mag zoo'n man nog wethouder zijn?
De nuchter denkende mensch zal aller
eerst vragen: is hij een goed wethouder,
kent hij zijn werk, weet hij zijn voorstellen
te verdedigen? Als dat zoo is, wat kern het
ons dan eigenlijk schelen of hij ruzie met
zijn partij- of zijn fractievoorzitter gehad
heeft en of hij al of niet is aangesloten bij
een groep, van welker stemmental slechts
een klein deel afkomstig was van aange
sloten leden. Door hun partijleden hebben
de soc.-dem. geen vijf vertegenwoordigers
in den Raad gekregen, maar door de stem
men van hen, die min of meer met hun
streven sympathiseerden en waaronder er
wellicht velen zullen zijn, die het royement-
Bonsema afkeuren en hem dadelijk hun
stem zouden geven als zij hem op dit oogen-
blik konden herkiezen.
Voor den nuchter denkenden mensch is
inderdaad de groote vraag: is deze man een
goed wethouder?
En dan kan niet anders dan bevestigend
worden geantwoord. Men mag hem hier en
daar niet vertrouwen, maar het bewijs van
eenige fraude ontbreekt. Men mag hem een
te royale levenswijze verwijten, maar ten
slotte moet ieder vrijheid hebben naar
eigen inzicht zijn tijd en zijn geld te be
steden.
Hij is onze wethouder en eerst hier is
critiek gerechtvaardigd en mag men de
vraag stellen of het algemeen belang met
het optreden van dezen man gediend is.
En als men het zoo stelt, dan kunnen wij
niet anders zeggen, dan dat de heer Bon
sema zich van ganscher harte aan zijn taak
geeft, dat hij zijn bedrijven en zijn ambte
naren door en door kent, dat hij in den Raad
beslagen ten ijs komt, dat zijn voorstellen in
het algemeen belang zijn en dat hij ze bui
tengewoon goed weet te verdedigen.
Dit alles zou voldoende zijn om hem zijn
plaats te laten behouden als de Raad uit
vrije burgers bestond, maar niet nu wij nog
onder het stelsel der politieke vertegen
woordiging leven.
De heer Van de Vall, fractie-voorzitter
der S.D.A.P., heeft er en niet voor den
eersten keer den Raad opmerkzaam op ge
maakt, dat wethouder Bonsema door zijn
partij de woestijn in gejaagd is en dus ook
uit het college zal moeten verdwijnen.
Dat heeft de wethouder verleden jaar
niet gedaan, hij is na eenige politieke som
maties nog altjjd niet opgestapt om zijn
zetel voor een ander te ruimen en hem
wordt daarom openlijk in den Raad de zoo
genaamde zetelplakkerij verweten.
Zetelplakkers zijn laakbare menschen
heeft de heer Van de Vall verkondigd en
wie hem zoo hoort spreken moet wel de ge
dachte krijgen, dat er in den geheelen Raad
niemand is, die niet graag zijn edelacht
baarheid aan den kapstok zou willen hangen
als er een ander te vinden was, die zijn
plaats zou willen innemen.
Daar zit de heer Grondsma, die niet direct
gekozen werd, maar in den Raad zit, omdat
de wèlgekozene als brandweercommandant
geen zitting mag nemen waarmede wij
natuurlijk geenszins willen zeggen, dat de
heer Grondsma iets laakbaars zou hebben
gedaan.
Daar zitten drie leden van den Vrijheids
bond, die er, volgens de laatste uitspraak
van de Alkmaarsche kiezers, eigenlijk niet
meer zitten moesten, omdat er bij de Kamer
verkiezingen op hun partij hier ter stede
zoo weinig stemmen zijn uitgebracht, dat zij
wanneer het een raadsverkiezing was ge
weest geen enkelen zetel meer hadden
gekregen.
Daar zit de heer Sietsma van de V.D., die
nog graag zijn 12 -jarig jubileum als raads
lid wilde vieren, maar dan eens zou denken
om zijn in de verdrukking gekomen partij-
genooten. Wij weten niet hoelang het ge
leden is, dat het jubileum gevierd werd,
maar de heer Sietsma is nog altijd lid van
den Raad gebleven.
Daar zit de heer Bulens, die precies het
zelfde deed als zijn vroegere partijgenoot
Bakker en het alleen aan een toevallige
omstandigheid heeft te danken, dat hij wél
en de heer Bakker geen soc.-dem. is. Hij had
kunnen zeggen „samen uit, samen thuis" en
met den heer Bakker kunnen verdwijnen,
maar hij zit er nog.
Daar zit de heer Dekker breeduit op de
plaats van den heer Bakker, die niet uit den
Raad had behoeven te verdwijnen als de
heer Bulens er wèl zit.
Daar zit de heer Van de Vall, die openlijk
verkondigd heeft, dat hij als raadslid zou
bedanken als de heer Bulens er weer in
kwam. De heer Bulens zit er weer in en de
heer Van de Vall zit er ook nog.
Daar zit, last not least, de vertegenwoor
diger van de R.S.A.P. de heer Appel, die
„ijskoud" zou men in Alkmaar zeggen
een verklaring voorleest, dat hij geen lid
van zijn partij meer is, maar „evengoed"
zijn zetel zal blijven bezetten.
En al die mannen spreken in den Raad
met afschuw over zetelplakkerij en wijzen
gezamenlijk op den heer Bonsema, die ruzie
met zijn partij gehad heeft en daarom uit
moreel politieke overwegingen zal moeten
verdwijnen.
Het vorige jaar was de toestand niet an
ders. Ook toen zat bij de algemeene beschou
wingen de heer Bonsema daar als partijloos
man en ook toen heeft de heer Van de Vall
een poging gedaan hem te laten verdwijnen,
maar niet voldoende raadsleden kunnen vin
den, die bereid bleken een dergelijke actie
te ondersteunen.
Nu kan men natuurlijk zeggen: goed, wij
leven nu eenmaal in den tijd, dat de politie
ke groepen onderling de raadszetels verdee-
len en het is dan usance, dat een uitgestoo-
tene vrijwillig in ballingschap zal moeten
gaan.
Maar en wethouder Bonsema heeft
daarop nadrukkelijk het licht laten vallen
verleden jaar achtte de meerderheid van
deze zelfde raadsleden zijn heengaan niet
noodzakelijk.
Is er dan in dit jaar iets gebeurd, dat daar
in verandering gebracht heeft? Heeft hij als
wethouder zijn taak minder goed behartigd,
is het contact tusschen B. en W. en den Raad
minder goed geworden, heeft de wethouder
blijk van een andere politieke mentaliteit
gegeven?
Niets van dit alles.
Want men moge nu een stok zoeken om
den hond te slaan, men moge de gasverwar-
ming van het politiebureau naar voren
brengen, den wethouder willen treffen in wat
bedrijfsdirecteuren terecht of ten onrechte
hebben gedaan, ten slotte heeft de heer Bon
sema de politiek van het geheele college en
niet van zichzelf verdedigd en wethouder
van Slingerland was zoo fair daarop in de
laatste raadszitting nog eens nadrukkelijk de
aandacht te vestigen.
Hoe was het dan mogelijk, dat dit jaar de
stemming zoo was veranderd, dat men er van
soc.-dem. zijde en van de zijde van den V.B.
in geslaagd was met succes een motie in
stemming te brengen waarin de heer Bon
sema verzocht werd zijn zetel voor een ander
of voor anderen ter beschikking te
stellen?
Men had heeft de heer Van de Vall ge
zegd het vorig jaar geen anderen candi-
daat en nu is er dus blijkbaar wel een.
Het is de vraag of men het vorig jaar geen
andere candidaat had en het is zelfs de vraag
of men er nu niet meer dan één heeft.
Want het gerucht gaat, dat niet alleen de
heer De Groot een wethouderszetel zou am-
bieeren en hij zal waarschijnlijk niet tot
na de volgende raadsverkiezingen kunnen
wachten maar oo"k, dat de heer Van de
Vall op wachtgeld zou gaan en dan tijd en
gelegenheid zou hebben het wethoudersbaan
tje van wijlen zijn partijgenoot over te ne
men. En omdat deze beiden niet samen het
gestoelte der eere kunnen bezetten, zouden
er zoo gaat althans het gerucht plannen
zijn het college te vergrooten en het wethou
dertal van drie op vier te brengen, die dan
gezamenlijk het voor allen beschikbare sa
laris moeten deelen.
Dat alles zouden nog toekomstplannen
zijn, -maar dat maakt het noodig den zetel
van den heer Bonsema om te keeren en hem
zonder salaris te laten verdwijnen.
De heer Bonsema is thans met algemeene
stemmen zelfs met die van den heer Ap
pel uitgenoodigd op te stappen en zijn
zetel voor een Einder ter beschikking te stel
len en de nuchter denkende Alkmaarder,
die met allerlei politieke inzichten niets te
maken heeft en alleen den eisch stelt, dat
hij the right man in the right place wil heb
ben, zal zich de vraag mogen stellen of hier
het algemeen belang niet voor het partijbe
lang heeft moeten wijken.
Hier zal een bekwaam en alleszins onder
legd wethouder vervangen worden door een
nieuweling, die zijn geschiktheid voor dit
veelomvattende ambt nog zal moeten bewij
zen. Hier zal wellicht ons electriciteitsbedrijf,
dat de heer Bonsema met hand en tand te
gen elke poging tot naasting door anderen
zou verdedigen, gelegd worden in handen
van een Statenlid, die daar met andere kop
stukken zijner partij reeds heeft uitgemaakt,
dat het zoo spoedig mogelijk aan de Provin
cie moet worden overgedragen.
Zal de heer Bonsema thans heengaan?
Het is de groote vraag, want als er één is,
die dit politieke spelletje doorziet, als er
één is, die weet hoe de heilige politieke
idealen misbruikt kunnen worden om den
een naar boven te halen en den ander naar
beneden te trappen, dan is hij het.
Hij zal zich over zijn heengaan beraden,
maar hij is nog niet weg en als hij niet vrij
willig gaat, zal niemand hem kunnen dwin
gen.
Tot zoover de kwestie Bonsema, welke de
meest interessante was, die bij deze begroo-
tingsbeschouwingen naar voren is gekomen.
Dan is er de kwestie Appel en ook die is
waard ze eens buiten de politieke sfeer te
bekijken.
De heer Appel is een naïf man. Hij be
grijpt, dat hij vóór de algemeene beschou
wingen beginnen, een verklaring moet afleg
gen en hij leest van een papiertje voor, dat
hij als secretaris en lid van zijn partij be
dankt heeft. Niet dat hij in zijn hart niet meer
ten volle de beginselen dezer partij toegedaan
is en alleen om zoogenaamde „interne" aan
gelegenheden bedankt heeft, neen, zijn par
tij is zegt hij een dergenen waaruit
men bij bosjes wegloopt. Zij beteekent steeds
minder en is nog slechts een centrum van
revolutionnaire propagandaclubs. Hij kan er
zich niet meer mee vereenigen en is er dus
uit.
Gezien zijn houding tegenover den heer
Bonsema zou men verwachten, dat de heer
Appel zou zeggen: nu ben ik partijlocs gewor
den, nu zit ik niet meer krachtens den wil
van mijn kiezers in den Raad, dus nu bedank
ik als raadslid.
Neen, de heer Appel zegt: ik heb geen
partij meer, ik heb zelfs geen greintje respect
voor mijn partij meer, maar ik blijf „even
goed" lid van den Raad.
Daar zit de tweede onafhankelijke, de
tweede wilde, niet als man van breed inzicht
door een groep burgers buiten het partijver
band gekozen, maar eenvoudig als oud par
tijman die er uit geloopen is.
Daar zit niet meer een vertegenwoordiger
van de R.S.A.P., maar daar zit de heer Bruno
Appel, die zelfs niets met de partij te ma
ken wil hebben.
En wanneer hij spreekt kan men niet zeg
gen: dat is de meening van een bepaalde
politieke volksgroep, maar slechts: zoo denkt
de stadsburger Bruno Appel over dit of dat
vraagstuk.
De heer Appel lijkt inderdaad zoo naïf,
dat hij dit verschil niét opmerkt en hij zou
ten hoogste verbaasd en verontwaardigd
zijn geweest als de Raad het bewijs had ge
geven, dat men zich bij de kwestie-Bonsema
uitsluitend door politiek inzicht had laten
leiden en de consequentie zou hebben door
gedreven door een tweede motie waarin ook
den heer Appel verzocht werd om heen te
gaan.
De heer Appel vindt het gezellig in den
Raad en hij doet, zooals men dat hier noemt
„of zijn neus bloedt". Hij doet alsof hij een
fractie van ongekende grootte achter zich
heeft en neemt het woord onmiddellijk na
dat de vertegenwoordiger van de grootste
fractie in onzen Raad heeft gesproken. Hij
zet zijn gedachten in den breede uiteen,
stoort zich in het minst niet aan de waar
schuwingen dat de hem toegemeten tijd al
lang verstreken is, behandelt de internatio
nale politiek, neemt onze ministers stuk voor
stuk onder handen, springt van Berlijn naar
Moskou en komt ten slotte met ware wel
lust op den nog altijd gehaten kapitalist te
recht, waar hij niet meer vandaan komt voor
zijn tijd definitief óm is.
f
De Raad laat dat gaan en lacht er om,
want deze man is ongevaarlijk. Hij heeft
geen zetel waarop een der anderen kan gaan
zitten en als men hem de politieke woestijn
injaagt, komt er een van zijn voormalige
partü genooten en wie zal zeggen welk paard
van Troje men dan naar binnen zou halen.
Want de heer Appel mag revolutionnair
zijn, hij is in zijn genre een salon-revolution-
nair. Hij mag jacht maken op kapitalisten
en ze levend opeten, maar hij eet ze netjes
met mes en vork en wie zal voorspellen hoe
zijn opvolger ze in den Raad zal verslinden.
Daarom zal de heer Appel mogen blijven,
daarom lacht men zelfs welwillend als hij
een overmatig gebruik van den voor allen
bestemden spreektijd maakt. Men mag hem
wel, men zou het met de revolutionnairen
heel wat beroerder kunnen treffen, men slaat
hem eens vriendschappelijk op den schouder
en wie weet welk een schoone toekomst de
heer Appel nog tegemoet gaat als alle stede
lijke politieke kopstukken hem zóó welge
zind blijven.
Alkmaar, Donderdag.
De overdracht aan het P.E.N.?
Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf blijft
er naar streven om in 1938 de verschil
lende Gemeentelijke Electriciteitsbedrij-
ven waarvan in dat jaar de contracten af-
loopen, over te nemen en verklaart zich
niet voor verlenging van de contracten te
vinden. Met Januari eindigt ook het con
tract met de gemeente Bergen, maar nu is
gebleken, dat anderhalf jaar daarna het
bedrijf 25 jaar bestaat, waarom Ged. Sta
ten hebben goedgevonden het contract met
1% iaar te verlengen, mits Bergen bereid
is een kolenclausule in het contract op te
nemen.
In de oorlogsjaren behoorde de gemeen
te Bergen tot die gemeenten, die, op
grond van het gesloten contract, weigerden
deze clausule in het contract op te nemen,
terwijl het eveneens weigerde mede de
lasten te dragen voor de aansluiting van
andere gemeenten, in de oorlogsjaren, die
moesten geschieden met aanvaarding van
de duurdere koperprijzen. Bergen behoort
nu tot die gemeenten die deswege op de
zwarte lijst werden geplaatst en zal nu wel
daarom een veer moeten laten. Met het
Prov. Bedrijf worden daarover nog onder
handelingen gevoerd.
In de andere gemeenten w.o. ook Hil
versum en Bussum, zijn ambtenaren van
het Prov. Bedrijf reeds bezig om uit de
boeken van de gemeentelijke bedrijven de
kosten van overname te berekenen.
Naar wij vernemen bereikte ook Alk
maar een verzoek deze ambtenaren daar
toe in de gelegenheid te stellen, doch B.
en W. dier gemeente hebben bericht, dat
zij daartoe geen behoefte gevoelen en zich
rechtstreeks over deze aangelegenheid tot
den minister van waterstaat hebben ge
weid.
Alkmaar is blijkbaar van plan het ver
zet op den spits te drijven.
Van overname van dat bedrijf met in
gang van 1 Jan. zal echter zeker wel niets
kunnen komen.
SNELLE UITBREIDING VAN MOND
EN KLAUWZEER.
Het mond- en klauwzeer breidt zich in
Wieringen snel uit, voornamelijk in het
oostelijk gedeelte waar het eerste geval
werd geconstateerd.
Sedert dien hebben zich in enkele dagen
tijds 4 nieuwe gevallen voorgedaan, n.L
onder het vee van de heeren M. B., C. K.,
N. H. en van mevr. wed. W. S. Jzn.,
allen te Oosterland.
Het mond- en klauwzeer is thans over
de geheele gemeente Heerhugowaard ver
spreid. Reeds ongeveer 40 gevallen werden
opgegeven, terwijl van een veehouder be
richt van genezing inkwam.
In 1933 deden 178 veehouders aangifte.
Ook in Noordscharwoude is mond- en
klauwzeer geconstateerd en wel onder het
vee van den heer K. Z.
DE 8 OCTOBER-VIERING.
Met het oog op de te houden kaasmarkt
zal de opstelling van de lichtstoet heden
avond om 6.45 uur op het Doelenveld ge
beuren, inplaats van op het Waagplein.
Men verzoekt ons verder te melden, dat de
Groenelaan door kinderen versierd en ver
licht zal worden.
POSTERIJEN.
De Directeur van het Post- Telegraaf
kantoor te Alkmaar maakt bekend, dat op
Vrijdag 8 October a.s. alle loketten voor
den postdienst te 14 uur worden gesloten.
Dit geldt tevens voor het postagentschap
Houttil.
De 3e bestelling zal dien dag niet worden
uitgevoerd; de 2e bestelling zal een half
uur worden vervroegd.
De gelegenheid voor busrechthouders tot
afhalen van correspondentie blijft bestaan
als op werkdagen.
ERNSTIG ONGELUK
TE HEERHUGOWAARD.
Vrijdag zou de heer P. J. M., horloger te
Heerhugowaard, eenige houtjes hakken.
Hierbij had hij het ongeluk, met den bijl,
die juist den vorigen dag geslepen was, den
wijs- en middenvinger van de linkerhand af
te kappen. In het ziekenhuis te Alkmaar
bleek, dat van beide vingers amputatie der
twee onderste leden noodzakelijk was.
POLDERBENOEMINGEN.
Bij K. B. zijn benoemd in de provincie
Noordholland:
a. met ingang van 1 October 1937, tot dijk
graaf van den polder Eierland op Texel,
A. J. Keijser Rz. te Den Burg (Texel),
b. met ingang van den eersten Donderdag
in October 1937, tot heemraad van het water
schap de Beemster, D. Hogetoorn Kz. te
Beemster.