OTTO GAAT MEE
POPPEN IN KLEDERDRACHT
De schoenen wan Czaar Peter de Grote,
HET SCHOTSCHE MEISJE
Een ge..echten mandje.
Hoe kan een vingerhoed aan
een bord blijven hangen.
door MAJA VAN HEYMEN.
„Jongens, ik kan niet mee gaan kamperen
van 't zomer", zei Wim Terborg een paar
dagen voor de vacantie. „Hè, wat, waarom
niet?" vroegen zijn vrienden verbaasd en
verschrikt. „Ja", zuchtte Wim, „er komt een
neef van me uit Duitsland, net zo oud
als ik zowat en daar moet ik me natuurlijk
mee bemoeien". „Heb jij familie in Duits
land?" vroeg Theo. „Ja, 'k heb hem zelf ook
nog nooit gezien", bromde Wim. ,,'k Hoop
maar, dat het een beetje leuk joch is, dan
heb ik nog wat aan m'n vacantie".
„Hoe heet-ie? Spreekt hij Duits? Kent-ie
ook Hollands?" vroegen de jongens nieuws
gierig. „Hij heet Otto en ik geloof wel dat
hij Hollands spreekt, want zijn moeder is
een zuster van mijn moeder en die zal hem
wel Hollands hebben geleerd. Maar ik zit
er maar mee, 'kga veel liever met jullie
mee".
De andere jongens waren een ogenblik
Stil, ze vonden het erg jammer dat Wim
niet mee zou gaan, hij was een gezellige
kameraad. „Wanneer komt die Otto?" vroeg
Paul. „Half Juli geloof ik, net om de tijd
dat wij weg zouden gaan", Wim keek mis
troostig voor zich uit. „Jö, Wim, neem hem
mee!" riep opeens Joop, die Wim's beste
vriend was en die tot nog toe niets had ge
zegd. Wim keek de anderen aan. „Ja, daar
had ik zelf ook wel aan gedacht", bekende
hij, „maar het is niet leuk, hè, zo'n vreemde
erbij?" „Och, nou", zei Joop ongeduldig,
„die blijft toch niet vreemd. Als je een
naoht samen in een tent hebt geslapen ken
je elkaar toch", „Wel, ja", vonden ook de
andere jongens, „laat-ie meegaan. In elk
geval beter dan dat jij de hele vacantie thuis
moet zitten". En Theo voegde er hoopvol
bij: „Wie weet wat een aardige vent het is.
We kunnen er misschien nog wel pret mee
hebben"*
Wim kwam opgewonden thuis met het
plan. „Mag dat, Moeder, mag ik mee gaan
kamperen, als we Otto meenemen?" „Nou,
ik schrijf morgen toch aan tante Jo, dan zal
ik het er eens over hebben", zei Moeder.
Die zelfde week kwam er een brief van
tante Jo terug. Ja, Otto zou het erg leuk
vinden om mee te gaan. Wim moest maar
schrijven hoe ze gingen. Misschien was het
't beste als ze elkaar in Arnhem ontmoetten,
dan hoefde Otto niet tweemaal dezelfde reis
te maken, als de jongens toch in de Achter
hoek gingen kamperen. Wim maakte een
sprong van blijdschap, toen hij de brief las.
Fijn, toch mee met de jongens, toch kam
peren
Op hun fietsen, beladen met tenten,
dekens en andere bagage, de rugzakken en
veldflessen op de rug, kwamen de jongens
op een warme middag in Arnhem aan. Voor
Otto was al een fiets verstuurd, dan konden
ze samen naar het kampeer-terrein fietsen.
Het duurde nog een uur voor de trein van
Otto aankwam. „Laten we de rugzakken
maar zolang afdoen", stelde Theo voor, „dan
gaan we hier wat rondkijken". De fiets voor
Otto werd vast gehaald, ze liepen een beetje
rond in de buurt van het station en gauw
genoeg was het uur om. Nou de rugzakken
maar weer op
Vol spanning stonden de jongens bij de
uitgang te wachten. Een lange jongen moest
het zijn, met donker haar en meer wisten
ze ook niet van hem. Maar als ze iemand
in kampkleding zagen komen, zouden ze het
wel vragen. En hij zou hen misschien wel
herkennen, zo'n heel stel bij elkaar.
Maar er was nog niemand gekomen, die
er naar uitzag Otto te kunnen zijn en de
trein was al haast leeg. Opeens voelde Joop
een tik op zijn schouder en in goed Hollands
met een klein beetje vreemd accent werd
hem gevraagd: „Is hier Wim Terborg
onder?" „Ja!" zei Joop, „die daar!" en hij
draaide zich om. Ook Wim deed een stap
naar voren. Toen was het een ogenblik
doodstil. De jongens stonden met onver
holen verbazing naar een keurig gekleed
heertje te kijken in een lichtgrijze lange
broek, met een witte pet op en een wit
boordje om. „Ik ben Wim, ben jij Otto?"
bracht Wim eindelijk uit. „Ja", knikte Otto
en hij nam zijn lichtbruine koffertje in zijn
linkerhand om Wim de rechter te reiken.
Op dat ogenblik barstte Dickie, de jongste,
in lachen uit en het duurde geen seconde
of ook de andere jongens «schoten hardop in
de lach. Wim kreeg een kleur. „Het is
zie je...." hakkelde hij, „moet je je nog
verkleden?" „Nee", zei Otto kortaf. „Nou
jongens", zei Joop, die zag dat Wim er ver
legen mee was, „laten we eerst eens kennis
Het meisje uit Schotland heeft net zo'n
rokje aan als het Schotse jongetje. Het
blousje met de mooie kanten kraag en
strook blijft wit. Het jasje wordt donker
rood of donkerblauw met gele knopen. Het
rokje moet geruit worden in verschillende
kleuren. Het andere jurkje is lichter ge
kleurd, b.v. zachtblauw met een donker
blauw vestje er overheen. De doek, die ze
er bij omslaat is weer met zwarte, witte en
rode ruiten. De tas is grijzig met een zil
veren beugel. De kousen van het meisje blij
ven wit, de schoentjes worden bruin of zwart.
De muts is in dezelfde kleur als het jasje.
maken. Ik ben Joop Roeling". Ook de
andere jongens gaven Otto een hand en
noemden hun naam. „Die fiets is voor jou",
zei Wim, „bind dat koffertje maar achter
op".
De fietstocht verliep zonder moeilijkheden.
Er werd weinig gezegd onderweg. Wim keek
bedrukt. Wat moest je nou met zo'n jongen
in een kamp beginnen? Met zo'n neef was
hij liever thuis gebleven. Daar kwam Paul
naast hem rijden. „Die zullen we wel eens
even leren wat kamperen is", zei hij, „daar
schijnt hij nog niet veel idee van te hebben.
Maar we zulen het hem wel bijbrengen,
hoor, daar ben ik niets bang voor." Wim
moest lachen, maar van harte ging het niet.
Een tent opzetten had Otto nog nooit ge
daan, hij stond maar toe te kijken toen de
anderen het deden en ging eindelijk van
verveling op de grond zitten. „Hier, jö, de
primus is klaar, ga jij maar vast eieren bak
ken, we hebben honger!" riep Theo hem
toe. „Kun je een primus aanmaken? Nee?
Nou kijk dan goed, ik zal het voordoen".
Otto kwam overeind. „Weet je dat je broek
vuil is?" riep Dickie met een beetje leed
vermaak. Werkelijk, over de lichtgrijze
broek liepen groene en grijze strepen, van
het gras en zand. Otto kreeg een kleur,
veegde langs zijn broek, maar maakte het
nog erger. Zwijgend stond hij bij Theo te
kijken. „Nou, zo maak je een primus aan
en zo bak je een ei.'Gezien? Jij die andere
eieren", commandeerde Theo.
Met een voorzichtig gebaar pakte Otto de
vork aan en probeerde het ei kapot te slaan.
„Hoe is 'tmet die eieren?" vroeg Joop na
een kwartier, toen de tenten stonden. Otto
wees op een bord met geel-witte klodders
en keek zijn neef aan, die ook kwam aan
lopen. Maar nu kon Wim ook zijn lachen
niet laten. De witte boord, de zijden das en
Otto's gezicht en haren zaten vol met spat
ten van eierdooiers en vet. Op zijn pet, die
naast hem lag op de grond, was de spiritus-
fles omgevallen en de knieën van zijn broek
waren nu helemaal ontoonbaar. „Wil je een
korte broek van mij aan?" bood Wim aan,
„ik heb er twee bij me en dat jasje zou ik
maar uitlaten", liet hij er op volgen. „Ik
denk er niet over", zei Otto minachtend.
„Ik ben niet gewend om zo te lopen". Maar
hij verdween toch in een van de tenten en
kwam even later te voorschijn zonder boord
en das en met een wit schillerhemd aan.
In de loop van de volgende dagen deden
de jongens werkelijk hun best om Otto wat
„bij te brengen". Die lessen bestonden wel
hoofdzakelijk uit allerlei plagerijen en spot
tende woorden, maar dat had hij nodig von
den ze. Het bleek dat Otto werkelijk geen
notie had van kamperen, evenmin als van
sport. Zwemmen kon hij niet eens. En nog
steeds liep hij rond met zijn lange broek en
zijn jasje, hoewel die er niet bepaald mooier
op werden. Hij was nogal stil en als hij ge
plaagd werd, deed hij minachtend en uit de
hoogte. Maar hij deed volstrekt niet zijn
best om net zo te worden als de andere jon
gens en alles te leren, wat zij konden, zoals
ze eigenlijk hadden verwacht. „Een dooie
diender, een vervelende snuiter", zeiden ze
onder elkaar en ze besloten om zich zo min
mogelijk aan hem te storen. Maar aan het
eind van de eerste week gebeurde het. Theo,
die het handigst was en altijd het koken op
zich nam, had een grote pan melk op de
primus gezet. Hij zat er naast en keek van
tijd tot tijd of de melk niet over ging koken.
Een eindje verder lagen Wim en Dickie en
waren bezig hun vetleren laarzen in te vet
ten. Naast hen lag Otto en staarde naar de
lucht. Joop en Paul waren naar het dorp
om inkopen te doen. ,,'k Heb zo'n zin om
jou eens op te knappen", zei
Dickie opeens en aaide met de
vette doek over Wim's gezicht.
,,'k Zal 'tje wel betaald zet
ten!" riep Wim en hij wilde
Dick een veeg geven. Maar die
liet zich omrollen, zodat hij
buiten het bereik van Wim
kwam. Een wilde stoeiparty
volgde, de beide jongens rolden
door het gras, duwden de doe
ken in eikaars gezicht, zodat
ze er uitzagen als Turken,
trachtten elkaar af te weren
en weer aan te vallen
„Ga een eindje weg! Pas alsjeblieft op!"
riep Theo opeens, want ze lagen nu vlak bij
de primus te vechten. „Ja!" gilde Dick
lachend, maar hij wou Wim toch nog even 'n
duw geven. Zijn voet raakte de primus, de
pan met melk kieperde omTheo vloog
overeind en sprong opzij, anders had hij de
hete melk over zich heen gekregen. Maar
ook de primus viel om door de schok. Ogen-
blikkeiyk vatte het gras vlam; het schermpje
dat om de primus heen stond, vloog in
brand, de deur van de tent, die open lag, be
gon te branden.... Verstijfd van schrik
stonden Wim en Dickie te kijken. Toen,
plotseling, vloog er iets langs hen heen, een
deken plofte op de vlammen, daarna volgde
een grote straal water..., Otto had de
brand geblust door onmiddellijk de water
zak te nemen en een deken, en die op de
vlammen te werpen. Trillend van schrik en
met witte gezichten stonden de vier jongens
elkaar aan te kijken. Toen ging Wim naar
Otto toe en gaf hem een hand.
„Dank je, dat was kranig van je. De hele
boel had er aan kunnen gaan". Otto haalde
de schouders op. Ze waren nog onder de
indruk, toen Paul en Joop terug kwamen,
en vertelden dadelijk alles.
Sinds die morgen scheen er iets veran
derd. De houding van de jongens tegenover
Otto was anders en van af dat ogenblik ver
anderde Otto zelf totaal. Aan het eind van
de vacantie waren ze met hun zessen de
beste kampkameraden, die men denken kan.
WETENSWAARDIGHEDEN.
SLANGEN ALS HONGERSTAKERS.
In een Engelse slangenfarm heeft men
waargenomen, dat de dieren, die daar wor
den vastgehouden tot winning van het
slangengif, dikwijls meer dan een jaar zon
der voedingsmiddelen kunnen blijven.
EEN REUS UIT VROEGER TIJDEN.
Aan het Aral-meer in Azië bij de Kzyl-
Koem-woestijn heeft men een kerkhof van
voorhistorische dieren ontdekt. Onder die
skeletten vond men ook de beenderen van
een reuzen-dinosaurus, die een hoogte moet
hebben gehad van meer dan 12 meter.
Peter de Grote van Rusland was een man
die graag lichaamsarbeid deed. Eens moest
hij naar een badplaats dicht bij Moskou
voor zyn gezondheid. Maar omdat hy zijn
dagen niet graag doorbracht met niets-doen,
ging hy naar een sme
derij in het dorp en
vroeg aan den smid of
hy hem mocht helpen.
De smidse behoorde aan
een rijk man uit Peters-
burg, die hem aan den
smid had verhuurd.
Peter de Grote werkte
hard mee met de knech
ten en zelfs liet hy zyn
kamerdienaars ook mee
doen, voor wie het lang
niet meeviel, want zy
waren dat werk aller
minst gewend. Toen
Peter de Grote terug
ging, verzekerde de smid
hem, dat hy nog nooit
zo'n beste hulp had ge
had als de Czaar was geweest en dat was
geen vleiery.
Een tijd later in Petersburg ontmoette de
Czaar op een party den eigenaar van de
smidse. Onder het gesprek vroeg Peter zo
terloops wat hy een arbeider betaalde voor
de bewerking van een pond ijzer.
„Ongeveer drie kopeken", was het ant
woord.
Onmiddeilyk ging Peter zitten rekenen.
„Dan verzoek ik u
my myn loon uit te be
talen", zei hy toen en
hij noemde het bedrag.
Lachend haalde de ryke
man zyn beurs te voor-
schyn en overhandigde
die geheel aan den
Czaar. Maar Peter de
Grote bleef ernstig. „Ik
wil geen geschenk", zei
hij, „ik wil alleen het
loon dat my toekomt. Ik
heb namelyk een paar
schoenen nodig, want in
uw smidse heb ik 'n paar
volkomen versleten".
Toen kreeg de Czaar
de verdiende som pre
cies uitbetaald.
Hij kocht er ook werkelyk schoenen voor
en later verklaarde hy, dat hy nog nooit een
paar schoenen met zoveel genoegen had ge
dragen als dit zelfverdiende paar.
Hier zie je een aardig mandje, dat je zelf
kunt maken ais je een beetje handig bent.
Als je met de figuurzaag overweg kunt,
zaag je eerst van hout de bodem, zoals dat
ernaast staat aangegeven. Dan de bovenste
rand, die om de bodem heenpast, zoals je
ziet.Wanneer je geen zaag hebt en geen
hout wilt gebruiken, kun je het ook van
karton maken, maar dan moet het wel goed
stevig karton wezen. Nu maak je in hei
ronde plankje, dat de bodem is, een bepaald
aantal gaatjes, in een kring langs de rand
en evenveel gaatjes in de bovenrand. Die
laatste Komen natuurlijk wat wyder uit el
kaar te üggen, omdat de omtrek van de
rand groter is dan die van de bodem. Daar
na neem je rechte gladde houtjes, evenveel
als het aantal gaatjes bedraagt, en steekt
die in de gaatjes, eerst door die van de be
neden- en daarna door die van de boven
rand. Nu is het geraamte van het mandje
klaar.
Ga nu gekleurde lintjes, raffia of smalle
stroken papier tussen de spyltjes door vlech
ten, één op, één neer, totdat het helemaal
tot boven aan toe dicht is. Met een mooie
grote strik kun je het nu nog versieren. Het
is een vrolijk dingetje, vooral als je de
lintjes in een aardige kleur kiest. Je kunt
het gebruiken als een klein prullemandje
op een bureau of voor snippermandje, als
moeder aan het naaien is.
Doe in een vingerhoed eens een paai
druppeltjes benzine. Leg dan op de opening
van de vingerhoed een stukje vloeipapier
en zet dan de vingerhoed met het vloei
papier vlug omgekeerd op een glad bord.
Druk hem er goed stevig op en wacht dan
even. Intussen zal het vloeipapier de ben
zine opzuigen. Als nu alle benzine verdampt
is, kun je het bord schuin houden en zelfs
op zijn kop zetten, zonder dat de vinger
hoed er af valt. Het hjkt net of hij door een
magneet er tegen aangetrokken wordt. De
verklaring hiervan is, dat binnen in de
vingerhoed de ruimte luchtledig is gewor
den, daar de benzine is verdampt en er geen
nieuwe lucht in kon komen. De buitenlucht
drukt nu zo hard tegen de buitenkant van
de vingerhoed, dat deze tegen het bord aan
gedrukt wordt.
WETENSWAARDTGHEDEN.
Er wordt beweerd dat in Tibet in Midden-
Azië behalve de buiging ook nog een andere
manier van groeten gewoon zou zyn. Wan
neer goede bekenden elkaar ontmoeten,
steken ze de tong tegen elkaar uit, zegt men.
Soms komt ook alleen maar het puntje van
de tong tevoorschijn. Het lykt ons een
eigenaardige groet, vinden jullie niet?
DE FILMSTER PARTICULIER.
De er dikwyls zoo gevaarlyk en ruw uit
ziende filmacteur Wallace Beery, is de meest
goedmoedige man van geheel Hollywood.
Vandaar, dat hy onlangs van de Hollywood-
sche politie toestemming kreeg een wapen
by zich te dragen, wyl hy in de laatste
maanden talryke dreigbrieven ontving»
waarin hem de aanstaande ontvoering v&n
zyn aangenomen kind, Carol Ann, werd
aangekondigd.
RATTEN IN EEN ELECTRISCHE
LICHTLEIDING.
In Wyndham in Engeland werd onlangs
het gehele verkeer door een wespen-
overval gestremd. En in een dicht by de
stad gelegen myn was een rat de oorzaak
van een stagnatie van twee uren in het
werk. De rat had nl. de lichtleiding doorge
vreten en hierdoor kortsluiting veroorzaakt.
EEN OLIFANT PLEEGT AMOK.
In Nieuw Zuid-Wales mogen in de toe
komst olifanten, die aan een reizend circus
behoren, niet meer vry langs de straten
worden gevoerd, wyl onlangs een circus
olifant wild werd, zyn bewaker doodde en
de stad drie uren lang in angst en beven
hield. Tenslotte kon het wildgeworden dier
worden doodgeschoten-