DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Eden antwoordt Italië inzake de koloniale kwestie. No. 258 üit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Dinsdag 2 November 1937 139e Jaargang De algemeene toestand. De non-interventie en de twee Spaansche partijen. EDEN SPREEKT ROND-UIT. Belgische waarschuwing tegen extremisme. Rede van oud-minister Hoste. Duitsche aanvallen op de Fransche pers. ALKMAARSGHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door bet geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Alkmaar, 2 November. „Een conferentie over vraagstukken, betrekking hebbende op den Stillen Oceaan zonder Japan is als een uitvoering van de opera Butterfly zonder Butterfly." Aldus liet een Japansch diplomaat te Brussel zich gisteren uit tegenover den N. R. C.-correspondent aldaar. En hij voegde er aan toe, dat in beide gevallen de vertoonin.g voor de toeschouwers niet interessant zal zijn. Wanneer men in plaats van naar Genève te gaan, getracht had een kleine conferentie van zes landen bijeen te roepen met name China en Japan en voorts Engeland en de Vereenigde Skaten vanwege hun groote belangen in China en Frankrijk en Nederland in ver band met hun koloniale bezittingen, dan zou Japan waarschijnlijk geen bezwaren gehad hebben om aan deze conferentie deel te nemen. Maar daarvoor is het nu te laat. China heeft een beroep op Genève gedaan en daar is een resolutie aange nomen, die alle schuld op Japan werpt, en de Japanners aan de wereld als barbaren schildert. Onder die omstandigheden kun nen wij niet deelnemen aan een conferen tie te Brussel, die zooals in Engeland nog eens ten overvloede is gezegd, een gevolg is van de besprekingen te Genève. Het is waar, dat Engeland en de Ver. Staten veel moeite hebben gedaan om ons er toe te bewegen aan de conferentie van Brussel deel te nemen. Zij hebben zooveel mogelijk getracht den indruk van een rechtbank, waarvoor de beklaagde moet verschijnen weg te nemen en hun standpunt is de laat ste dagen sterk veranderd, maar dat geeft ons toch maar weinig vertrouwen over den geest der besprekingen, die Woensdag zullen beginnen. Want als Engeland en de Ver. Staten zich al matigen, de Russen doen dat zeker niet en zij hebben dat nog eens duidelijk laten uitkomen in de be woordingen, waarmede zij de Belgische uitnoodiging hebben aanvaard. Wat doen dan al die landen er bij, die eigenlijk met de zaak niets te maken hebben. Welke belangen hebben bijv. Bolivia en Noor wegen, welke het noodzakelijk zouden maken hen in deze kwestie te betrekken? Nochtans zou Japan wel bereid zijn, vertegenwoordigers naai Brussel te zenden, mits de conftrentie zou verklaren, dat men zich te Genève vergist heeft toen men de schuld op Japan wierp en zij de betreffende Volkenbondsresolutie zou herroepen. Ook is Japan bereid met be langhebbenden in overleg te treden over onderwerpen van beperkten omvang, zooals de instelling van een neutrale zone bij Sjanghai. Overleg over kwesties als zulke is voorshands echter uitgesloten. De Europeesche mogendheden begrijpen Japan niet. Wat wij in China zoeken zijn geen territoriale of politieke voordeelen, het gaat in de eerste plaats om economi sche kwesties. Wij hebben behoefte aan afzetgebied en hopen T t in China te vinden. Weliswaar is China nu nog niet ons voornaamste afzetgebied, maar het heeft een groote potentieele markt. Zeou- heeft een groote potentieele markt. Zou- zou dit ook een voordeel voor Europa zijn. Immers, zij zouden daar een zoo groot afzet gebied vinden, dat het niet noodig was onze producten naar Europa en de koloniën van de Westersche mogendheden te zenden. China belet ons echter de ont wikkeling van ons afzetgebied toe te laten. De regeering van Nanking heeft de in voerrechten verhoogd, niet veel weliswaar, en voor de andere landen ook, maar in de moeilijke positie, waarin wij verkeeren is ieder klein beetje reeds te veef. In die richting gaat dan ook ons streven voor het oogenblik. Als wij Sjanghai bezet hebben zullen wij Nanking bezetten, om aldaar een nieuwe Chineesche regeering te vesti gen. Van haar verlangen wij verlaging der invoorrechten in geheel China. Het is niet juist, dat wij er in eerste instantie naar zouden streven Noord-China bijv. auto noom te maken.. Het gaat om geheel China en alleen in het geval, dat de Chineesche regeering aan ons verlangen wat de invoerrechten, enz. betreft, niet zou tege moet komen, zullen wij ons gedwongen zien op andere wijze te handelen. Overi gens kijkt Japan in Brussel met volkomen gerustheid toe. Het acht het totaal onaan nemelijk, dat men daar tot economische boycot-maatregelen zou besluiten. Enge land en de Ver. Staten zouden zich zelf daarmee maar schaden, want Duitschland en Italië, om van andere landen maar niet te spreken, zijn direct bereid ons te helpen en onze producten tegen die van hun land te ruilen. Niemand zal zoo dom zyn hun dit onverwachte voordeel te bezorgen! Ook voor gewapende interventie is Japan niet bang. Rusland heeft wel troepen ver plaatst en Japan is op eventualiteiten voorbereid, maar het is door binnen- en buitenlandsche moeilijkheden zoo zeer geoccupeerd, dat het niet tot daden zal overgaan. De kans om van een verzwakt Naar aanleiding van het amendement der arbeiderspartij op het adres van antwoord op de troonrede heeft Eden in het Lagerhuis verklaard dat niemand kan beweren, d*at de Britsche regeering ooit in gebreke is gebleven bij de nako ming van internationale verplichtingen, waartoe zij zich verbonden had. Als er critiek moet zijn, moet die niet op de Britsche politiek alleen geoefend wor den, maar op het feit, dat wij met an deren de rol van politieagent moeten spelen. Er schijnt critiek op geoefend te worden, dat de regeering niet in staat is geweest ieder ander tot de nakoming zijner ver plichtingen te dwingen. Er bestaan vooi den minister van buitenlandsche zaken ze kere beperkingen bij het beantwoorden van critiek, doch er zijn omstandigheden, waar in die beperkingen tot op zekere hoogte op geheven kunnen worden: vandaag wil ik, voor zoover dat mogelijk is, „verschrikke lijk openhartig" zijn. (Eden citeert hier Baldwin). Het koloniale vraagstuk. Eden hield zich vervolgens met het kolo niale vraagstuk bezig en herinnerde het La gerhuis eraan, dat een land, dat aan het ein de van den wereldoorlog een zeer aanzien lijke gebiedsvergrooting in Europa had ver kregen en bovendien zekere territoriale con cessies in Afrika van zijn bondgenooten had verworven, thans op de bres staat voor de Duitsche aanspraak op koloniën in Afrika. Ik wensch, aldus Eden, op dit oogen blik niet naders over deze aanspraak te zeggen, doch wel moet ik duidelijk ver klaren, dat wij geen regeering het recht toekennen bijdragen van ons te verlan gen, indien het in het geheel niet blijkt, dat die regeering van haar kant tot eenige concessie bereid is. (Luide toe juichingen). Overgaande tot het vraagstuk van Spanje en den Volkenbond, zeide de minister, dat de Volkenbond zich nooit verlangend heeft getoond de Spaansche kwestie te behande len, omdat hij weet, hoezeer de meeningen daarover verdeeld zijn. Er is nooit in de verste verte kans op geweest, dat de Vol kenbond in de Spaansche kwestie tot sanc- Japan te profiteeren is dus niet groot. In dat geval zou bovendien Duitschland, Rusland onmiddellijk op den nek springen. tV at voor de internationale positie van Rusland geldt, kan ten naastebij ook van Engeland worden gezegd. Van de Euro peesche mogendheden voert Frankrijk, aldus onze zegsman, op het oogenblik een verstandige realistische politiek, maar over Engeland was hij in het geheel niet te spreken. Wat verbeeldt Engeland zich eigenlijk wel om als zedemeester op te treden? Welk recht heeft het over menschelijkheid en barbaren te spreken, terwijl het zelf zooveel op zijn geweten heeft? Ons als barbaren ta kenschetsen, gelijk ook in de Troonrede nog is gebeurd, is een groote beleediging voor het Japan- sche volk, dat daarmede ook in zijn heiligste gevoelens jegens de keizerlijke familie wordt gekwetst. Wanneer Enge land openlijk zeide, dat het zich in zijn belangen benadeeld acht, dan zouden wij daarover kunnen praten. Wij geven toe, dat wij aan de Engelsche financieele belangen in Shanghai veel schade be rokkend hebben. Wij zouden bereid zijn garanties te geven, dat wij de Engelsche belangen niet zullen benadeelen. Daarom is het Engeland toch alleen te doen. Voorloopig, aldus onze zegsman, verwacht ik van de Brusselsche conferentie niet veel interessants, maar wellicht kan de bijeenkomst later zeer belangwekkend worden. Met welk oordeel hij ongeveer te kennen gaf, dat Japan, hoewel officieel niet vertegenwoordigd, toch te Brussel een belangrijke, zoo niet de belangrijkste rol zal spelen en tevens, dat Tokio het voor mogelijk houdt, dat de besprekingen buiten de conferentiezaal zich zoodanig zullen ontwikkelen, dat Engeland en de Vereenigde Staten hun houding wijzigen. In dit verband hebben zij ook groote be langstelling voor de openingsrede en zij achten het dus niet uitgesloten, dat Brus sel vrijwel de herroeping van het besluit van Genève zou kunnen brengen. EDEN. ties zou overgaan: de wereld ziet dit vraag stuk niet op precies dezelfde wijze als de arbeiders-oppositie. Wanneer wij niet onder het oog willen zien, aldus Eden, dat dè openbare werëldmeening hier zeer verdeeld is, zijn de besprekingen over het vraagstuk volkomen nutteloos. De minister maakte daarna een toespe ling op de bewering, dat van Zeeland tot een werktuig der Britsche regeering zou zijn gemaakt. Het is niet altijd gemakkelijk, zoo zeide hij, den sluier van het diploma tieke geheim op te lichten, maar het is hier een kwestie van weinig belang en daarom verklaar ik, dat het initiatief voor het .hou den van een conferentie te Brussel van Van Zeeland noch van de Britsche regeering, maar van de regeering der Ver. Staten is uitgegaan. „Naar niemands pijpen dansen". Eden verklaarde het eens te zijn met al les, wat over den onbevredigenden wereld toestand gezegd wordt. Men ziet maar al te duidelijk, dat het gevolg een groeiende min achting voor de verdragen is. Er bestaat een neiging bedreigingen te uiten en bevelen van de daken der huizen te roepen, die eigenlijk ultimata zijn, en dat vrede te noe men (bijval); dergelijke methodes zullen hier geen weerklank vinden, aan dergelyxe bevelen zal het Britsche volk nooit gehoor zamen. Wij zijn genoegzaam bereid, aldus ver volgde Eden, tot den wereldvrede bij te dra gen en besprekingen te voeren, doch wij zijn niet van plan naar iemands pijpen te dansen (bijval). Eden zeide ten slotte, dat Engeland zich niet zal inlaten met eenige actie, die in strijd met den geest of de letter van handvest of Kelloggverdrag is, en zich niet bij een anti-fascistisch of anti-communistisch blok zal aansluiten. Engeland biedt allen anderen staten zijn samenwerking aan, doch wil van geen hunner bevelen aanvaarden. Eden verklaarde te begrijpen dat de od- positie ten aanzien van het Verre Oosten samenwerking met de Ver. Staten wenscht. Hy aanvaardt een politiek, waarbij Enge land in overeenstemming met de Ver. Sta ten even ver als dat land gaat, niet voor aan stormt, maar ook niet achter Dlijft. In deze overtuiging zeide Eden naar Bussel te vertrekken. De non-interventie. De aanklacht van Lloyd George is geen aanklacht tegen de niet-inmtnging als zoo danig, maar een klacht, gegrond op de be schuldiging, dat de niet-inmenging onbillijk ten aanzien van de Spaansche regeering werkt. Lloyd George, aldus Eden, heeft niet alles gezegd, en hij vergist zich als hij ver klaart, dat Spanje slechts één grens, de Fransche, heeft, want ook de zee is een zeer belangrijke grens. Eden citeerde een bericht in de Daily Telegraph and Morning Post van Vrijdag, waarin officieele Russische cij fers worden vermeld, die aantoonen, dat Spanje thans tot de beste klanten van Rus land behoort. Aan de zijde der regeering spelen Russische tanks en vliegtuigen een zeer belangrijke rol. De moeilijkheden der Spaansche regeering aan het Noordelijk front waren niet het gevolg van een gebrek aan materiaal, maar van het feit, dat men dit materiaal niet kon gebruiken, waar men het hebben wilde. Hieruit blijkt, hoe be langrijk de beheersching der zee is. De niet-inmenging wilde een nieuwen vorm van neutraliteit scheppen en het ge volg daarvan is geweest, dat er geen oor logsrechten zijn toegekend, hetgeen er weer de oorzaak van geweest is, dat de partij, die ter zee het sterkst was, van die meerderheid geen gebruik kon maken. De opstandelin gen betalen aldus ter zee een zeer hoogen prijs voor den steun, dien zij te land wel licht ondervinden van vreemdelingen. Me nig opmerker met een helderen blik begrijpt niet, waarom de opstandelingen eenigen tijd geleden de vreemdelingen niet lieten vertrekken ten einde gebruik te kunnen maken van de groote macht, die zij zelfs door een beperkte uitoefening der oorlogs rechten zouden hebben verkregen. Het antwoord op de klachten der opstan delingen, dat hun geen oorlogsrechten zijn toegekend en dat Britsche schepen hebben geholpen bij de evacuatie van vluchtelingen uit Bilbao, luidt als volgt: „Omdat gij het voordeel van buitenlandsche inmenging hebt genoten, kunt gij geen aanspraak maken op de privileges, die u anders zouden zijn toegekend". Het is niet het hoofddoel van de niet-inmengingspolitiek een der partijen te helpen, doch het conflict te neutralisee ren en te localiseeren en te voorkomen, dat het zich tot geheel Europa uitbreidt. Eden weigerde te gelooven, dat J>ij een overwin ning der opstandelingen de buitenlandsche politiek van Spanje tegen Engeland gericht zou zijn. Het debat op het adres van antwoord. De rede van Eden was het antwoord op de laatste aanvallen der oppositie op net re- geeringsbeleid. In tweeden aanleg had Dal ton de regeering verweten dat zij door klas- se-vooroordeelen volkomen verblind was en vrijwillig afstand had gedaan van de respectabele positie die Engeland op het ge bied der buitenlandsche politiek bij het af treden van de eerste arbeidersregeering in 1S31 had bezeten. De draal- en weifelpoli- tiek tegen Italië hadden Engeland nu zoover gebracht dat het een oorlog in het vooruit zicht had met twee en mogelijkerwijze met drie van de best bewapende tegenstanders ter wereld. De liberaal Wilfred Roberts zeide dat al wat hij van de reis van Eden naar Brussel verwachtte was, dat dezelfde minister over een paar weken weer voor het Huis zou verschijnen om een nieuwe mislukking van een Engelsch initiatief „weg" te verklaren. Een voorzichtige vredespolitiek was onge twijfeld raadzaam maar er was nog een an dere voorzichtigheid mogelijk dan alleen maar steeds retireeren. Waar was Enge- lands prestige als groote mogendheid onder deze regeering gebleven? Voor het binnen land vroeg spr. ten slotte werkverruiming en een betere distributie van melk en in het algemeen meer zorg voor het opgroeiend ge slacht. Nadat nog enkele andere sprekers een of ander speciaal punt hadden herhaald, begon Eden met zijn antwoordrede die een goed uur in beslag heeft genomen. Op de algemeene vergadering van het Willemsfonds te Gent heeft oud minister van België Hoste, een rede ge houden over de taak van deze vereeni- ging in verband met de voorlichting van de openbare meening. Deze voorlichintg zoo verklaarde Hoste, is thans meer dan ooit noodig want rumoerige minderheden leggen het er op aan in ons land een atmosfeer te Scheppen, waarin de avonturen kun nen gedijen, die andere naties hebben gebracht naar de wurging van de vrij heid en de instelling van de dictatuur. Het Willemsfonds groepeert thans over de vier duizend medestanders in gansch het Vlaamsche land. Gelegen op het kruispunt van de groote West-Europeesche stroomingen hebben wij in het verleden onder den druk van vreem de regimes weinig staatslieden van eigen bloed en eigen inzicht gehad. In de zestiende eeuw verrees, te midden van de troebele tijden, de edelste figuur, die deze eeuw naast Willem den Zwijger heeft gekend. Wij bedoelen Marnix van St. Alde- gonde, die door zijn verdraagzaamheid en zijn vaderlandsliefde onze gewesten wou vrijwaren tegen het Spaansche geweld. Toen hij genoopt werd Antwerpen over te geven, werd hij belasterd en verdacht ge maakt. De vreemde regimes, waaronder wij voornamelijk sedert de zestiende eeuw hebben geleefd, hebben slechts den zin voor de critiek, voor het neerhalen, bij onze voorouders ontwikkeld. Wij waren niet deelachtig aan de uitoefe ning van het gezag, het waren steeds vreemden, die hier in feite de wet kwamen stellen. Zelfs in deze dagen kunnen we nog niet beseffen, dat wij een werkelijk vrij volk zijn, dat zijn eigen zaken bereddert, met het gevolg, dat men maar al te licht ge hoor verleent aan diegenen die onze meest verdienstelijke mannen willen neerhalen. De veldtocht tegen den heer van Zeeland. De veldtocht, die met zulke schandelijke middelen is gevoerd tegen den heer van Zeeland staat in het teeken van dezelfde laagheid waartegen onze bevolking in op stand moet komen indien zij zich werkelijk gedragen wil als een natie, die haar vrij heden wil vrijwaren. De aanvallen, tegen den heer van Zeeland gericht, golden veel minder hemzelf dan de gedachten, die hij als hoofd van de regee ring verpersoonlijkte en sommigen, die daaraan hebben meegedaan, zouden wei eens hun gekonkel zwaar kunnen betreuren. De taalkwestie. Dezelfde drogredenen, die ons politiek leven trachten onveilig te maken komen soms naar voren in verband met de taal kwestie. Het extremisme heeft slechts tot gevolg gehad, dat jonge Vlaamsche krachten zich niet evenwichtig konden ontwikkelen en dat het zelfs nu, terwijl de vervlaamsching van het onderwijs zich sedert verschillende jaren laat gelden, heel moeilijk is de krach ten te vinden, die niet alleen behoorlijk hun taal machtig zijn maar die ook in die taal iets leveren kunnen in het vak waartoe ze geroepen worden. Op internationaal gebied. Naties die zichzelf niet eerbiedigen wor den door de anderen niet geëerbiedigd. Onder de leiding van den heer van Zee land heeft België zich een volkomen onaf hankelijk statuut weten te verzekeren. Overal weet men thans, dat ons land geen opmarschgebied is en tot in Genève, waar aan ons land een zetel in den Volkenbonds raad wer aangeboden, werd de hooge moreele r^. erkend, die België door zijn op- bouwenden zin voor den vrede onder de naties vervult. De opgang van het Vlaamsche volk wordt niet gediend door een dweepzuchtig en zie kelijk separatisme. Wij brengen niets naar voren dat schoon en edel is wanneer wij geen broederlijke verstandhouding met onze Waalsche landgenooten nastreven, die met ons de sombere tijden van een ondank bare geschiedenis hebben meegemaakt. Europa heeft in de eerste plaats vrede en verstandhouding noodig. Maar hoe zullen wij daartoe bijdragen, terwijl wij in een zoo gevaarlijk oord van Europa leven, indien wij zelf onderling verdeeld blijken? Sommige Duitsche bladen richten felle aanvallen op de Fransche pers naar aan leiding van het vertrek van den Italiaan- schen ambassadeur Cerruti, waarbij zij het' artikel van gisteren in de „Giornale d' Italia" nog overtreffen. Onder het opschrift: „Persterreur" zegt het Zwölf Uhr Blatt het artikel van de Giornale d' Italia goed te keuren en schrijft: „De apostels van den haat kunnen Italië niet dwingen het wagentje van de Wester sche democratieën uit den modder te halen. Zij zullen evenmin Duitschland daartoe dwingen". Het blad is van meening, dat de persterroristen het werk der Europeesche pacificatie tegenhouden en dat hij, die het vredeswerk tegenhoudt, speelt met bommen en wapens en een misdadiger is". De B. Z. am Mittag schrijft: „Te Parijs moet men eindelijk begrijpen, dat een groote mogendheid als Italië heden zelf een be slissing neemt over den aard en het ka rakter van haar politieke daden. Berlijn en Rome hebben het oude Europa bij het oudroest geworpen en zijn bezig het te vervangen door een nieuw Europa. Hun, die verwijten uitspreken, zeggen wij, dat verouderde opvattingen waard zijn op den Europeeschen zolder te worden opge borgen". Leven aan de Noordpool. - Een der deelnemers aan de Russische poolexpeditie, welke vertoeft in het drijvende station in het Noordpoolgebied, Papanin, heeft mede gedeeld, dat het denkbeeld, dat zich sedert de expeditie van Nansen met de Frahm heeft gevesigd, n.1. dat er zeer weinig leven zou zijn in de Poolzee, onjuist is. Toen in den zomer het ijs smolt, drong het zonlicht diep genoeg door om het mogelijk te ma ken, dat plancton zich ontwikkelde. Hier door kan ook dierlijk leven zich ontwikke len. Acht maal is op 86 graden noorder breedte waargenomen, dat meeuwen langs de spleten in de ijsvelden vlogen, op zoek naar voedsel. Op 88 graden noorderbreedte is een ijsbeer met twee jongen gezien, even als een zeehaas en twee zeekalven. Door hun werk kunnen de geleerden van het Poolstation niet op jacht gaan. Overstroomingen in Italië. - De rivie ren Bermida en Tanaro zijn buiten hun oevers getreden, waardoor de omringende landerijen onder water zijn komen te staan in de streek van Acqui £n Alessandria. Te Spigno zijn verscheidene huizen geïsoleerd. De bewoners verkeeren in gevaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 1