OVERTROEFD! POPPEN IN KLEDERDRACHT RIETJE'S HULPVAARDIGHEID lil HET EERSTE STOOMSCHIP -iafltiiaÉËÉMiBÉ EEN TEKENOEFENING EEN SOORT SLAGBAL EEN JONGEN UIT ZWEDEN Bij het Dalecarlische pak hoort de zwarte hoed, de muts ls vuurrood en hoort bij de dracht van HUisingland. door MAJA VAN HEYMEN. Sommige mensen zijn dol op wedden schappen, altijd staan ze klaar om te wed den, dat ze gelijk hebben of dat dit of dat zal gebeuren. In het Russische leger was eens een luite nant, die het ook niet kon laten wedden schappen aan te gaan. De dwaaste dingen verzon hij. Iedereen kende de verhalen over luitenant Sjimanoff, die ook haast altijd zyn weddenschappen won. Toen luitenant Sjimanoff overgeplaatst werd van het ene regiment naar het andere, ging zijn roem hem al vooruit. De garni zoenscommandant van de plaats waar hij geweest was, schreef een brief aan dien van de plaats waar hij heen ging, om hem op de hoogte te brengen van luitenant Sjima- noff's liefhebberij en hij voegde er bij dat hij blij zou zijn, als die man eens een flink verlies leed en daardoor het wedden af leerde. De eerste keer dat er een bijeenkomst was van officieren, verschenen ze allemaal in de hoop dat die nieuwe luitenant weer zo'n dwaze weddenschap zou beginnen. Maar die zat rustig aan de tafel en praatte heel ge woon en beleefd met den overste, alsof hij nooit aan dwaasheden en weddenschappen had gedacht. Maar de commandant zelf wilde wel eens een staaltje meemaken van die zucht tot wedden, waardoor Sjimanoff zo beroemd was geworden en hij hoopte ook dat hij aan zijn vriend, den commandant van het andere garnizoen, zou kunnen schrijven, dat luitenant Sjimanoff eindelijk een wedden schap had verloren. „Vertelt u toch eens, luitenant Sjimanoff', begon hij, „hoe speelt u het klaar dat u altijd uw weddenschappen wint? Heeft u daar een bepaald geheim voor?" „O, nee, helemaal niet, overste", lachte Sjimanoff vriendelijk, „dat komt alleen maar op wat mensenkennis en een beetje opmerkingsgave aan. Ik wed alleen, wanneer ik volkomen zeker van mijn zaax ben". „Zo, zo, en heeft u hier al iets gemerkt, met uw opmerkingsgave?" vroeg de overste spottend. „Och, nee, niet veel bijzonders", ant woordde Sjimanoff, „alleen dat u, overste, op dit ogenblik erge pijn hebt in die oude wond aan uw rechterbeen. Ik geloof dat u moeite doet om die pijn niet te laten merken, door steeds te lachen". De commandant lachte hard op. „Nu vergist u zich toch, waarde luitenant. Ik heb nooit een wond gehad aan mijn rechterbeen en evenmin aan het linker". „O, Ja, overste, lk ben er heel zeker van „Wilt u daarom wedden, luitenant Sjimanoff „Zullen we wedden, overste?" „Waarom 1" „Om duizend roebel! Neemt U het aan „Uitstekend!" De commandant liet de an dere officieren er bij komen en vertelde waar het om ging. De laarzen werden vlug uit getrokken, de sokken ook, de overste stroop te zijn rijbroek op en allen bogen nieuws gierig om naar de benen van den comman dant te kijken. Nergens was een litteeken te zien. Sjimanoff knikte met een teleurgesteld gezicht, haalde de duizend roebel te voor schijn en bromde: „Dat gebeurt me niet vaak! Zoudt u, overste, en de andere heren zo vriendelijk willen zijn om niet t4 praten over deze domme weddenschap, die ik heb ver loren Ik verlies niet graag dadelijk mijn roem". Daarna ging hij weg. Maar de commandant was er veel te trots op, om het voor zich te houden. Onmiddellijk schreef hij aan zijn vriend, den vroegeren commandant van Sjimanoff, dat hij een weddenschap van hem had gewonnen en het hele verhaal werd uitvoerig verteld. Twee dagen later had hij al antwoord. „We zijn er allebei Ingelopen, kameraad. Sjimanoff heeft de avond voordat hij weg ging hier gewed, om 5000 roebel, dat hij kans zou zien jou je laarzen en sokken te laten uittrekken ln het bijzijn van al je officieren, de eerste de beste avond dat hij een bijeenkomst zou bijwonen. En Je zou het me «elf schrijven! Dat heeft hy nu dus met glans gewonnen!" Het gezicht van den overste vertoonde geen vreugde en trots meer, toen hy de brief Uit had! Kennen jullie allemaal slagbal? Dit spel letje is net zo iets, maar het wegslaan van de bal is anders. Op een paal die rechtop in de grond staat, wordt een houten plank ge legd, zo, dat hij aan beide kanten een flink stuk uitsteekt. Met een touw wordt de plank in het midden zodanig aan de paal vastge bonden, dat hij nog op en neer bewgoen kan worden, zoals een wip. Op één van de einden wordt nu een bal gelegd. Je neemt een stuk hout in de hand en geeft een harde slag op het andere eind van het plankje, zodat de bal in de hoogte vliegt. Wanneer je er handig in bent, kun je de bal meters hoog laten komen. Zodra je geslagen hebt, gooi je het slaghout neer en loopt snel bui ten de paaltjes om, die in een wijde kring om de slagpaal heen ?ijn gezet. Ieder paaltje moet je even met de hand aanraken. Intus sen zoeken de ^ndere kinderen de bal weer op en wie hem heeft gevonden mag proberen er jou mee te treffen. Als dat gelukt ben je „af", word je niet geraakt, dan mag je doorlopen, de hele kring van paaltjes langs en als je ze allemaal hebt aangéraakt zonder geraakt te zijn, krijg je een punt. Na jou komt een ander aan de beurt, zodat er soms een stuk of wat tegelijk om de paaltjes heen draven. Hoe vlugger dit spel gaat, hoe aardiger! .Nu gaan we nog een eindje verder van huis en wel naar het Noorden. Dit jongetje draagt de klederdracht van Zweden. In de venchiliende delen van dat land hebben ze ook verschillende klederdrachten, net als Dy ons. Het costuum dat hy aan heeft en cW met de donkere Jas hoort thuis in Dale- carue, m het midden van Zweden. Hij draagt een zwart vest en een witte kiel, zyn broek is geel met van onderen gekleurde randjes en het strikje voor zyn hals ls rood. De kousen kun Je wit laten of lichtgrijs kleuren. De jas die hierby hoort, is donkerblauw met Bbrduursel langs de mouwen in allerlei kleu ren en ook een hel gekleurde das. Het andere costuum wordt gedragen in Halsingland, dat ligt meer aan de Oostkuat van Zweden. De jas hiervan is grijsblauw en de broek ook. Ze zijn met rode biezen afgezet en met kleurig borduursel langs de pypen. Ook de knopen zyn vrolijk gekleurd. Het vest la groen, de kousen zyn donker grijs. i i Rietje: Pappie, weet u dat die cactus, Die u voor het raam hebt staan, Nu zo prachtig is gaan bloeien, Met een rode bloem eraan? Pappie: Zoo, is nu die knop al open?. Nee, dat wist ik werk'lijk niet. 'kWil er dadeiyk naar kijken, Ik ga met je mee, hoor Riet. Rietje: Pappie biyft u heus maar zitten! Weet u wat lk heb bedacht? Dat u niet hoeft te gaan kyken 'kHeb de bloem al meegebracht! door R. I. Over de uitvinding van de stoomboten is al heel wat geschreven, maar dikwyis werd daarbij de man vergeten, die toch eigenUjk de uitvinder van het allereerste stoomschip is geweest. Hij heette Dionysius Papin en was professor in de wiskunde aan de uni versiteit van het Duitse stadje Kassei. In zijn vrije tijd bouwde hy een schip, dat van zelf zou kunnen varen, zonder zeilen, door stoom. In 1707 deed hy er voor het eerst proeven mee op het water en, hoewel heel vaak de eerste proeven van een uit vinder mislukken, deed het stoomscheepje van Papin het onmiddeliyk goed. Maar collega's, die jaloers waren op zyn uscces, gunden hem niet dat hy pleizier of voordeel had van zijn uitvinding en maakten hem het leven zuur. Daarom besloot Papin om met zijn boot naar Engeland te gaan en zyn uitvinding aan de Engelse koningin aan te bieden. Om naar Engeland te komen echter, moest Papin eerst de rivier de Weser af varen en daarvoor moest hij verlof vragen aan den burgemeester van Hannover. Hij wendde zich daarom tot een vriend, die ln Hannover woonde en verzocht hem om zyn verzoek aan den burgemeester over te brengen. De vriend, Leibnitz, schreef de volgende brief Aan de gemeenteraad van Hannover Dionysius Papin, dokter van den landgraaf van Hessen te Kassei, ook professor in de mathematiek te Maagdenburg, heeft het voornemen om een schip, dat een wonder- iijke uitvinding is, langs de Weser naar zee te brengen. Daar hy echter heeft vernomen, dat de schepen niet zonder verlof de Weser mogen bevaren en anders de lading moeten afstaan, waardoor moeilijkheden zouden ontstaan, aangezien hy met dit schip een speciale bedoeling heeft en geen bepaalde lading vervoert, zou hy zeer onderdanig om permissie willen verzoeken, om ditmaal de Weser te mogen bevaren; waarbij ook lk myn verlangen als zodanig te kennen geef, G. W. Leibnitz. Ondanks het feit dat aan dit verzoek in Hannover niet werd voldaan, waarschijnlijk omdat er kwaad was gesproken over Papin door zqn afgunstige tegenstanders, gaf Papin zqn plan om naar Engeland te varen, niet op. Hy probeerde het toch, maar zonder toestemming van de gemeenteraad. Op 24 September 1707 ging hy de Weser af, maar bij het plaatsje Münden werd het hem al belet om verder te varen. De schippers, die met hun zeilschepen de rivier bevoeren, zagen zich bedreigd in hun rechten door het „van zelf varende" schip en vreesden misschien ook al voor mogelijke concurren tie. Ze hielden Papin met zyn schip tegen en in hun woede vielen ze op de stoomboot aan en vernielden hem zoveel ze konden. Het schip zonk en Papin kon nauwelijks by- tyds zich zelf redden. Hy verliet Duitsland en begon in Londen met de constructie van een nieuwe machine, die een schip kon voortbewegen. Maar door verdriet en zorg had hy zoveel geleden, dat hjj in 1714, nog voordat het nieuwe schip was voltooid, stierf. Na hem is in 1783 de markies de Jouffroy voor de tweede maal erin geslaagd om een schip „van zelf" te laten varen, ditmaal op de Doubs. In het museum te Kassei bewaart me nog de cylinder van de stoomboot van Paj Hier ls weer een tekenoefe ning om na te tekenen van cy- fers. Het wordt ai een beetje moeilijker, maar de tekeningen zyn ook nog aardiger dan de vorige keren. Boven zie je een vier met een scheve „vlag" daar kun je een heel zeilschip van maken en een mooie vlin der. De figuren en de kleuren op de vleugels kun je zelf ver zinnen en het plantje waar de vlinder op zit ook weL De onderste vier met de rechte „vlag" wordt een muur lantaren, zo'n ouderwetse, weet je weL En een vlag kun je er ook van maken, maar die moet je eerst omkeren als je hem hebt getekend, anders staat hy op z'n kop.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 11