VOORDAT BEROEMDE MANNEN
BEROEMD WAREN
POPPEN IN KLEDERDRACHT
DE KOEKOEKSKLOK
EEN TEKENOEFENING
ZWEEDS MEISJE
WIE KAN HET HARDSTE
BLAZEN
door MAJA VAN HEYMEN.
Het jongetje dat de boel liet ontploffen.
Op een morgen in het eind van de 18de
eeuw stond een jongetje op de markt van
de Duitse stad Darmstadt naar een gooche
laar te kijken, die allerlei kunstjes ver
toonde: Hij liet een paar druppels van twee
verschillende vloeistoffen op een zilveren
lepel vallen. Plotseling hoorden ze een knal,
bruine rookwolkjes stegen op van de lepel
en alle vloeistof was verdwenen. Hokus-
pokus, het was toverij
Maar de kleine Justus, die een zoontje
was van een verfwarenfabrikant, wist wel
iets af van (Ie stoffen waar zijn vader mee
werkte. Hij begreep dat die bruine damp
van het zilver kwam dat opgelost werd door
de druppels salpeterzuur. En die andere
vloeistof rook naar alcohol. Justus ging naar
huis en begon zelf ook met zulke tover
kunstjes. De ene ontploffing na de andere
volgde bij hem, zodat al gauw alle ruiten
van het huis barsten hadden. Op school liet
hij een explosie plaats hebben onder de
Latijnse les en toen werd hij meteen van
school gestuurd. Nu moest Justus maar bij
een apotheker in de leer en naar een andere
plaats. Maar daar deed hij al niet anders.
Op een goede keer liet hij door een van
zijn ontploffingen een stuk dak van zijn
zo: lerkamertje springen. Zo wordt onze
Justus weer teruggestuurd en komt weer bij
zijn vader in Darmstadt. Maar een oom van
hem is bibliothecaris in diezelfde stad en die
laat Justus naar hartelust lezen en studeren
in alle boeken van de hele bibliotheek. Dan
komt Justus tot de vervulling van zijn hoog
ste wens: hij gaat chemie studeren! Een van
de professoren ziet al gauw dat er veel
steekt in dien ondernemenden jongen, die
steeds maar explosies veroorzaakte. Hij
neemt hem bij zich in het laboratorium en
maakt een goed chemicus van hem. Later
werd Justus Liebig zelf professor en een van
de meest beroemde geleerden van Duits
land.
De boekbindersleerling, die steeds maar las.
Ruim honderd jaar geleden werd Michael
Faraday, die toen 12 jaar was, naar Londen
gestuurd om in de leer te gaan bij een boek
binder. Maar volgens zijn meester was hij
niet bepaald vlijtig te noemen. In plaats van
de boeken vlug in te binden ging hij ze eerst
lezen en vooral werken over electro-techniek
De Zweedse meisjes houden veel van
vrolijke frisse kleuren en van borduurwerk
en bloemen en figuren. De rok, die het
meisje aan heeft, is zwart met rode biezen
en van onderen bloemetjes in allerlei kleu
ren. Ze heeft een blauw schort, waarvan het
zakje ook weer geborduurd is met gekleurde
bloemetjes, een rode sjaal met witte en
blauwe figuren, op de borst heeft ze rode
lintjes, die gekruist dicht worden geregen.
De blouse is helemaal wit en de kousen ook.
Om het middel, boven het schort draagt ze
een ceintuur met rode en blauwe figuurtjes.
Het kapje dat er bij hoort is rood met aller
lei kleuren geborduurd.
Het andere costuum is nog kleuriger dan
het eerste: de rok hiervan is blauw met een
groene rand. Het schort heeft verschillende
gekleurde strepen, de brede effen strepen
zfjn rood, de geblokte rand blauw en de rand
met de fijne streepjes groen, tussen die
beide in is een smalle witte rand. Van boven
naar beneden dus telkens: blauw, wit, groen,
rood, blauw enz. De tas en de band waar
die aan hangt zijn rood met groen borduur
sel, de band om de blouse is groen met
rode veerbandjes en de bandjes over de
schouders zijn weer rood met groen, even
als het halsdoekje. De blouse is hier ook
weer wit. De eigenaardige muts die hier bij
hoort is van zwart fluweel met rode rand
en de linten en kwastjes er aan zijn ook
rood. Die muts wordt met een punt naar
voren gedragen en de linten hangen op de
rug. Hier valt nog eens heel wat aan te
kleuren, hè
hadden zijn aandacht en het duurde altijd
erg lang voor die klaar waren.
Ieder geldstuk spaarde hij om iets te
kopen voor de electrische apparaten, die hij
zelf bouwde. Toen hij een jaar boekbinders
leerling was, hoorde hij van proeven met
electriciteit die een natuurkundige, Sir
Humphery Davys, deed. Hij hoorde voor het
eerst van de z.g. Voltameter en zelf ging hij
dadelijk aan het werk om ook zo'n Volta-
meter te maken. Daarmee deed hij een be
langrijke ondekking, die Sir Davys niet eens
had gedaan, want hij merkte op, dat water
zelf geen electrische geleider is, maar dat
de zouten, die het water bevat, de stroom
geleiden. Na veel studie en proeven gelukte
het hem later nog meer belangrijke ontdek
kingen te doen, zodat deze Engelsman een
van de grootste natuurkundigen werd op
het gebied van de electriciteit.
De eerste iweefvliegtoestellen.
Het was omstreeks 1850 dat twee broer
tjes, Otto en Guustaaf, in de buurt van
Karlsburg op ie heide aan het spelen waren.
Hun blikken volgden de vogels, die over hen
heen vlogen en zo zouden zy ook willen
vliegen, hoog in de lucht. Een paar jaar
later maakten zij zelf voor het eerst een
klein vliegtuigje, dat werkelijk de lucht in
ging.
Het waren Otto en Guustaaf Lilienthal,
die met hun moeder in een klein Duits
stadje woonden. Hun vader was overleden
en hun moeder trachtte door muzieklessen
en naaiwerk zoveel te verdienen dat zij de
beide jongens op het gymnasium kon laten
gaan. Daarna konden zij zelfs gaan studeren
aan de universiteit. In 1891 had Otto een
vliegtuig gemaakt waarmee hij voor het
eerst 20 M. door de lucht kon zweven: het
eerste zweefvliegtuig. Vijf jaar later ver
ongelukte hij met zijn vliegtuig, dat toen
al weer vorderingen had gemaakt. Zijn
broer Gustaaf zette zijn werk voort en droeg
ook het zijne bij tot de ontwikkeling van
de zweefvliegsport.
Een geluk bij een ongeluk.
Voor een klein huis te München was een
oploopje: er was een werkplaats van een
glasslijper ingestort en een leerling was
onder de puinhopen begraven. Snel gingen
alle handen aan het werk en het duurde
niet lang of Josef Fraunhofer was uitge
graven. Wel was hij bewusteloos, maar het
bleek dat hij haast niet was gewond. Op dat
moment kwam juist de keurvorst van
Beieren voorbij in zijn rijtuig, vergezeld
van een professor in de natuurkunde. Dat
was het geluksmoment voor Jozef. De vorst
liet het rijtuig stil houden, vroeg wat er
was gebeurd en liet den jongen naast zich
op de bank leggen. Al gauw kwam Jozef
weer bij en de beide heren begonnen een
gesprek met den leerjongen. „Wat zou je
doen, als je opeens heel rijk werd?" vroeg
de vorst hem. „Ik zou willen leren graveren
op metaal en dan zou ik my een eigen
machine kopen om glas te slijpen",
woordde Jozef Fraunhofer. Verbaasd keek
de vorst den jongen aan. „Wat wil j
dan met een slijpmachine als je gravel
wilt worden?" Ik wil die machine verbete
ren". Dat was op het eind van de acht"
tiende eeuw.
Natuurlijk kreeg de jongen toen geld om
te leren graveren. Hij werkte hard, overda»
in de werkplaats en de nacht gebruikte hii
om dikke wiskundeboeken door te werken.
Toen hy het vak voldoende kende, begon
hy de machine te verbeteren, en toen de
professor Josef eens kwam opzoeken en zyn
werk zag, bood hij hem een beurs aan om
gratis te studeren in de wis- en natuurkunde
Nu had hij de grote kans om zijn gaven
te ontwikkelen en zijn denkbeelden ten uit.
voer te brengen. Hij kon gebruik mak«
van lenzen, microsopen en verrekijkers a
enige jaren later leverde hy zijn eerste
werk, een volkomen vernieuwde machine
om glas te slijpen. Zijn loopbaan als groot
natuurkundige was begonnen. In de natuur
kunde kent men nog lijnen in de leer van
het licht, die men „Fraunhoferse lijnen"
noemt.
i
Een sprookje
door MAJA VAN HEYMEN.
Heel lang geleden woonde er ergens dicht
bij een dorp 'êen klokkenmaker. Hij maakte
mooie klokken en hy versierde ze prachtig
met houtsnijwerk, want daarin was hij een
meester. De ene muur van zijn werkplaats
hing vol klokken en als die begonnen te
slaan dan hoorde men van de andere muur
een luid en vrolijk gesjilp, een zingen en
jubelen dat het een lust was. Dat waren de
vriendjes van den klokkenmaker, allemaal
vogeltjes die in hun kooitjes aan de muur
hingen. Het waren ook de enige vrienden
die hij had, want vrouw en kinderen had
de klokkenmaker niet en hij woonde zo een
zaam, dat er haast nooit iemand kwam. Ook
om te kopen kwamen er maar weinig men
sen en hij verdiende dan ook zo'n klein
beetje, dat hij er zelfs nauwelijks van kon
leven.
Op een dag zette de klokkenmaker alle
kooien open en zei tegen zijn vogels: „Gaan
jullie allemaal maar weg, ik kan jullie geen
voer meer geven. Jullie kunt beter voor
jezelf zorgen". Toen vlogen alle vogels door
het open raam naar buiten en de arme klok
kenmaker voelde zich eenzamer dan ooit.
Maar een lijstervrouwtje was er, dat
eigenlijk niet zo bly was met de vrijheid.
Ze zat in een boom dicht bij het huisje en
keek naar de man die het nu zo stil had
gekregen en die zo arm was. En ze ging
eens overleggen met haar man wat ze zouden
kunnen doen. Die wilde ook wel graag den
klokkenmaker helpen, maar hij kon ook
niets verzinnen. Toen gingen ze samen naar
de koekoek, Want die had de naam erg wijs
en verstandig te zijn. „Daar moet ik eens
goed over denken", zei de koekoek, „ik zal
eens naar den man toe gaan, misschien
krijg ik dan wei een goede gedachte. Maar
ik heb vandaag geen tijd, want ik wilde een
ei leggen en dat kan ik niet alleen laten".
„O, dat hindert niet", zei het lijster
vrouwtje, „wij bouwen toch een nest, dan
kun je het ei wel bij ons leggen en ik zal
het wel uitbroeden en voor je kind zorgen".
Zo gebeurde het ook en toen vloog de
koekoek naar het huisje van den klokken
maker. Het raam stond open en juist
was er een rijke meneer uit het dorp bin
nengekomen. „Ik zou een heel bijzondere
klok willen hebben", zei hij, „een klok, zo
als niemand nog ooit heeft gezien". De
klokkenmaker het alle klokken zien, maar
weer wat nieuws te verzinnen. Toen hij op
keek, zag hij een koekoek op de venster
bank zitten en hij was heel verbaasd, want
de koekoek is zo'n schuwe vogel, dat ze
haast nooit bij een mens in de buurt komt
„Kun je mij niet helpen?" zuchtte de
klokkenmaker. Op dat ogenblik begonnen
juist de klokken te slaan en de koekoek
vloog naar binnen en wipte in een leeg
klokkenhuis, waar nog geen uurwerk in
was. Toen stak zij haar kop naar buiten en
riep: „Koekoeknet zoveel malen als de
klokken sloegen. Daarna vloog zij weer het
raam uit en keek den klokkenmaker aan
alsof zij wou zeggen: „Doe het nu zelf maar
verder". De arme klokkenmaker ging vlug
aan het werk, hij werkte de hele nacht door
en de volgende morgen had hij een mooie
klok klaar, met een houten koekoek er in,
die telkens zijn kop naar buiten stak ah
er een uur om was en het aantal uren aan
gaf door zijn naam te roepen. Toen de rijke
heer kwam, kon hij zijn ogen niet geloven,
zo iets had hij nog nooit gezien. De klok
kenmaker kreeg een heleboel geld en werd
beroemd door zijn koekoeksklokken.
Maar de koekoek was zo trots, dat zij met
als andere vogels haar eieren zelf wilde uit
broeden. Ze legt steeds haar ei in het nest
van een andere vogel, zoals eens b(j het
lijstervrouwje en laat de zorg voor to»r
jongen over aan anderen.
de meneer vond ze nog veel te gewoon.
„Als u iets heel bijzonders kimt maken, zal
ik er ook een hele boel geld voor betalen",
zei de rijke heer. En de klokkenmaker ant
woordde: „Laat mij er over denken alstu
blieft, als u morgen terug komt, zal ik u
vertellen of ik iets heel bijzonders heb kun
nen verzinnen".
Toen de meneer was weggegaan, zat de
klokkenmaker diep na te denken, maar hy
had al zoveel verschillende klokken ge
maakt, dat het heel moeilijk was om nu
Nu is de vijf aan de beurt.
Dat wordt ook al weer wat
moeilijker, maar het ziet er
toch erger uit dan het is! Een
appel kun je er van maken en
een meisje met een dikke
appeltoet. De andere vijf, waar
de vlag zo los aan zit, wordt
een takje met bladeren en een
Arabisch koopman met een
geweldige neus en een tulband
op, die nog veel groter is dan
zijn hele hoofd.
We bedoelen nu niet blazen op een horen
of een klaroen om muziek te maken, maar
wie met de meeste kracht kan blazen. Wie
kan bijvoorbeeld twee recht op staande
boeken omver blazen? Neem daarvoor
grote lege zak van dqn papier. De dichte
kant leg je op de tafel en daar boven op
W WIF"
zet je een boek. Het andere leg je er pi»1
boven op. Nu breng je Je mond voor de
opening van de zak en begint bard te
blazen. Je zult zien dat de boeken dan om*
vallen. Zoals je op het plaatje ziet, moeten
de boeken dicht bij de rand van de tafel
staan, zodat de zak buiten de tafel uitsteekt.
WETENSWAARDIGHEDEN.
HOE WARM IS DE AARDE?
Nieuwe onderzoekingen en bestudering
van het binnenste der aarde hebben aange
toond dat de temperauur daar nooit hoger
komt dan 2000 graden Celsius, wat trouwens
ai een aardige hitte is.