DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De reis van Halifax naar Berlijn.
Dinsdag 16 November 1937
139e Jaargang
De algemeene toestand.
Fransche pers eenigszins ongerust.
Een merkwaardig artikel van de
nationaal-socialistische
Parteikorrespondenz.
De negen mogendheden-
conferentie.
Resolutie aangenomen.
Havas-correspondent
uitgewezen.
De processen De la Pocque
begonnen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE AD VERTE NTTEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Ho. 270 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur; C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Alkmaar, 16 November.
Duitschland heeft weer een bekend
journalist uitgewezen. Nadat het eerst
den Engelschen Times-correspondert be
leefd doch dringend verzocht had, het
land te verlaten (omdat diens aanwezig
heid volgens de Duitsche regeering de
goede verstandhouding tusschen Duitsch
land en Engeland belemmerde), is thans
aan den Havas-correspondent te Berlijn
aangezegd, dat hij Duitschland moet ver
laten en de reden is precies dezelfde als
die, om welke de Engelsche journalist zijn
paspoort kreeg.
De reden is dezelfde, maar de oorzaak
is anders. De Franschman wordt nl. ervan
beschuldigd, dat hij geschreven heeft over
hetmond- en klauwzeer in Duitsch
land!
Het kan aan ons liggen, maar wij vin
den dit motief ver-gezocht, we vinden
het zelfs belachelijk. En als wij de verkla
ring lezen, die deze uitwijzing nader toe
licht (men zie elders in de rubriek Bui
tenland), dan vragen we ons af: is dat
werkelijk ernst of is dit kwajongens-
werk?
Dat Duitschland journalisten uitwijst,
is zijn zaak. En er kunnen redenen voor
zijn. Maar het wil er bij ons niet in, dat
de Fransche journalist Ravoux om een
„mond- en klauwzeer-affaire" het land
heeft moeten verlaten. Er zijn andere re
denen geweest en men heeft naar een
stok gezocht en die gevonden
In Frankrijk neemt men de mond- en
klauwzeer-geschiedenis natuurlijk ook
niet au sérieux. Zoo schrijft de particu
liere correspondent van de Jour uit Ber
lijn aan zijn blad: „Gezien den uiterst
mageren aard van het incident, tw '^lt
niemand der buitenlandsche pers te Ber
lijn er aan, of de Duitsche regeering heeft
van de geringste aanleiding gebruik wil
len maken. De naam van Ravoux komt
thans bij die van de talrijke andere jour
nalisten hun aantal bereikt weldra de
honderd die sinds vier jaar door den
bliksem van Goebbels zijn getroffen.
Ongetwijfeld moet er op dit oogenblik
aan herinnerd worden, dat de te Parijs
geaccrediteerde Berlijnsche journalisten
van de vrijheid, die hun onze zeden en in
stellingen laten, gebruik en misbruik ma
ken om het Duitsche publiek het meest
sombere en onjuiste beeld te geven van
ons land, zulks wij zijn in staat dit met
de grootste energie te beweren op uit
drukkelijk bevel, dat hun uit Berlijn door
den minister van propaganda is gezon
den".
Jean Kervegan telefoneert uit Berlijn
aan den „Petit Journal": „Het voorwend
sel, dat gekozen is voor deze strenge
maatregel, vier maanden na de uitwijzing
van den correspondent van de „Times" is
nog al verrassend".
Alle Fransche bladen stellen er overi
gens prjjs op groote politieke beteekenis
te hechten aan dit incident.
De resolutie van de plenaire vergade
ring der Brusselsche conferentie (men
zie elders het betreffende bericht) heeft
heftige reacties gewekt in de Japansche
bladen, die zeer vertoornd zijn over het
feit, dat de conferentie volkomen de Ja
pansche stelling voorbij gaan, volgens
welke de Chineesch-Japansche kwestie
rechtstreeks geregeld moet worden tus
schen de beide landen. Tevens zijn de
bladen verontwaardigd over de verkapte
bedreiging in de resolutie, dat een ge
meenschappelijke actie tegen Japan zal
worden ondernomen door de aan de con
ferentie deelnemende mogendheden. De
bladen leggen thans den nadruk op de
politiek van „handen af van China", ter
wijl zij tevens spreken over de opzegging
van het negenmogendhedenverdrag, dat,
zooals de „Kokoemin Sjimboen" schrijft,
volkomen los staat van de werkelijkheid
en derhalve een doode letter is.
De „Kokoemin Sjimboen" verklaart
verder, dat Japan een drastische herzie
ning moet voorstellefi van het pact, of wel
het moet opzeggen.
De „Asahi Sjimboen" schrijft, dat
China droomt van interventie van een
derde partij, welke neiging thans benut
wordt door de buitenlandsche mogend
heden.
Dit blad schrijft voorts, dat voor Japan
geen andere koers meer open staat dan
een energieke opmarsch naar Nanking.
Het is van geen belang voor Japan of de
Nankingregeering haar zetel naar het
achterland verplaatst, waar zij een plaat
selijk bestuur wordt, of dat zij een agent
wordt van de Komintern. Japan is er op
voorbereid, aldus het blad, het hoofd te
bieden aan iederen toestand, welk feit
goed moet worden begrepen door China
en ook door „de oude sluwe macht", die
China aanzet en op China aast.
De „Hotsji Sjimboen" schrijft in den
zelfden geest en verklaart, dat één van
Zondagmiddag is Eden uit Brussel te Lon
den teruggekeerd, waar hij zich naar Dow-
ningstreet begaf voor een onderhoud met
den premier en Lord Halifax over de reis
van Lord Halifax naar Berlijn. Deze reis
maakt ontzaglijk veel gerucht, zonder dat
het zeker is, of daartoe veel grond bestaat.
De nat.-soc. Parteikorrespondenz levert
een heftige critiek op buitenlandsche bla
den, welke het bezoek van Lord Halifax
zouden misbruiken om het „in tenden
tieuze combinaties tot voorwerp te maken
van hun politieke sensatiebehoeften of
concreter bedoelingen."
Tegenover deze pogingen de onderhande
lingen welke lord Halifax te Berlijn zal
voeren, door tendentieuze stemmingmakerij
te benadeelen, ziet de N.S.P.K. zich, naar
zij verklaart, genoopt de bloote politieke
gegevens terug te brengen tot hun politieke
werkelijkheid. Bij de onderhandelingen,
welke Lord Halifax in Duitschland zal
hebben met toonaangevende Duitsche staats
lieden, zal zeer zeker openlijk en vrijmoedig
over veel worden gesproken.
Wanneer iemand evenwel de hoop of
zelfs maar de gedachte heeft, dat de poli
tieke vriendschapper., die Duitschland met
Italië en Japan verbinden, voorwerp van
discussie zouden kunnen zijn, getuigt dat
van een miskenning van den toestand. Aan
de politieke werkelijkheid van de spil Ber
lijnRome en van het anti-Komintern-ver-
drag met Japan kan door niemand worden
getornd. Daarover,mag hier niet de minste
twijfel bestaan.
Ook de veronderstellingen, aldus ver
volgt de correspondentie, dat Duitschland
zich bereid zou kunnen verklaren zijn poli
tieke vrienden te bewerken over aange
legenheden, die niet Duitschland, doch uit
sluitend dien staten aangaat, moeten vol
ledig bezijden en vreemd aan de werkelijk
heid worden genoemd.
In de koloniale kwestie heeft de Duitsche
openbare meening kennis genomen van de
opvattingen, die daaromtrent te Londen en
Parijs bestaan. Zij zal den verderen loop
van zaken weten af te wachten.
Met name komt het blad op tegen het
geen de Londensche Evening Standard Za
terdagavond heeft geschreven. „Van de
drieste beweringen van de Evening
Standard is geen woord waar. Zij zijn van
begin tot eind uit den duim gezogen, en
derhalve opzettelijke leugens. Niets leidt er
echter meer toe om den internationalen
vrede ernstig in gevaar te brengen dan der
gelijke onverantwoordelijke vervalschin-
gen, zooals zij in den waarlijk verachtelij-
ken zwendel van de Evening Standard hun
uitdrukking vinden. Duitschland heeft zijn
koloniale eischen door den mond van den
Leider herhaaldelijk aan de wereld meege-
ueeld en heeft daaraan niets meer toe te
voegen. Zijn Midden-Europeesche betrek
kingen heeft Duitschland daarentegen door
verdragen geregeld. Voor hun interpretatie
of aanvulling behoeft het geen vreemde
hulp, vermaan of toestemming. De op in
fame wijze veronderstelde bedoeling, door
middel van gesjacher door het afzien van
koloniën de vrije hand in Midden-Europa
te verkrijgen, kan men slecht, beschouwen
als een drieste journalistieke brutaliteit, die
niet scherp genoeg gelaakt kan worden.
Wanneer het bezoek van Lord Halifax in
een dergelijke atmosfeer plaat vindt, doet
zich de ernstige vraag voor of het niet in
het belang der politieke ontspanning nut
tiger zou zijn, die voor het oogenblik uit te
stellen en misschien pas dan te doen ge
schieden wanneer in het bijzonder in de
Britsche pers die kalmeering is ingetreden,
welke men in andere landen met de woor
den fatsoen en waarachtigheid pleegt te om
schrijven."
Verwondering in Londen.
De verontwaardiging van de Parteikor
respondenz schijnt te Londen, naar Havas
opmerkt, meer verwondering dan opwin
ding te veroorzaken. Sommigen kunnen
niet nalaten te herinneren aan de verkoud
heid van Hitier, toen Sir John Simon en
Eden in 1935 op bezoek zouden komen. De
de belangrijkste manieren om het pro
bleem tot een oplossing te brengen, er in
bestaat van Engeland te eischen, dat het
een politiek van afzijdigheid jegens China
voert.
Op zijn minst, aldus dit blad, moet Ja
pan de betrokken mogendheden er van
overtuigen, dat Japan nooit zijn actie in
China zal opgeven, tenzij het leidende be
ginsel van zijn politiek verwerkelijkt is.
meesten echter zien in het artikel niet meer
dan een aanval van slecht humeur en her
inneren eraan, dat vaststaat, dat Halifax
Woensdag naar Berlijn zal vertrekken.
De Daily Telegraph schrijft, dat deze
reactie veelzeggend is omdat zij van offi-
ceuzen oorsprong is en op bevel wordt af
gedrukt op de eerste bladzijde van alle
Duitsche bladen. Al behoeft zij niet het pre
ludium te zijn van de beoogde bijeenkomst,
zij kan er tenminste toe dienen om hen, die
altijd neiging hebben tot overdrijven, te
overtuigen van de noodzakelijkheid van
terughouding en voorzichtigheid op een
terrein, waarop openbare uitroepen niets
van nut kunnen zijn. Het blad is van oor
deel, dat een particulier en vriendschappe
lijk tête-a-tête in ieder geval geen kwaad
kan. Als daarbij moet blijken, dat de weder-
zijdsche doeleinden inderdaad onvereenig-
baar zijn en blijven moeten, zal het in ieder
geval misleidende illusies hebben weggeno
men. Men kan niet vaak genoeg zeggen, dat
Engeland in geen enkel opzicht de bedoe
ling heeft te komen sjacheren. Daartoe
wordt Lord Halifax niet uitgezonden.
De Daily Express schrijft: „Als Hitier niet
over zaken wil praten, laat Halifax dan
thuis blijven. Tenslotte is het Hitier, die
iets te vragen heeft en niet Groot-Britan-
nië".
Vernon Bartlett in de News Chronicle ziet
een gunstig teeken in de Duitsche veront
waardiging. „Hoewel deze uiting van woede
den schijn heeft van een poging om de be
sprekingen te torpedeeren, is zij niet min
der bemoedigend, omdat geen enkele Brit
sche regeering een dergelijk gesjacher zou
kunnen aanvaarden. Op het oogenblik, dat
de Britsche en Amerikaansche afgevaar
digden eindelijk te Brussel de kans onder
het oog zien van krachtige actie tot hulp
van China en belemmering van Japan, zou
het een summum van dwaasheid en het
toppunt van onrecht zijn, als de Engelschen
zouden trachten de Duitschers om te koo-
pen op kosten van de kleinste mogend
heden. Een dergelijk gesjacher zou ertoe
leiden, dat Amerika zich van de gedachte
tot samenwerking met de andere democra
tieën ten bate van het behoud van den vrede
zou afwenden".
Fransche commentaren.
De Fransche bladen leveren uitvoerige
commentaren op de voorgenomen reis. Per-
tinax schrijft in de Echo de Paris, dat de
Engelsche staatslieden aan hun streven
naar verzoening opzettelijk het preventieve
effect opperen, dat een krachtiger en vast
beradener politiek zou uitoefenen op de
oorlogszuchtige staten. Voorts is hij ook van
meening, dat de Midden-Europeesche kwes
tie bij het bezoek van Halifax op het tapijt
zal worden gebracht. „Hitier en zijn raads
leden houden vol, dat alles, wat niet natio-
naal-socialist is, niet Duitsch genoemd mag
worden, en in hun enge logica vloeit daaruit
voort, dat alleen de Leider bevoegd is van
dag tot dag te bepalen, wat de gebiedende
eischen zijn van de Duitsche wereld, het
z.g. Deutschtum. Dat is de zaak, waarover
de bespreking gaan zal. Ook Pertinax komt
dan met de bewering, dat Duitschland zich
op Oostenrijk richt, omdat'het zich den weg
naar Tsjechoslowakije door het Fransch-
Tsjechische verdrag versperd ziet. Als Hali
fax er zich toe liet overhalen te Londen een
volksstemming in Oostenrijk te bepleiten,
zou alles zoo gemakkelijk zijn. Het verzet
van Schuschnigg zou met één slag zijn
overwonnen."
Voorts blijkt uit de persstemmen een
zekere ongerustheid, dat Engeland zich nog
verder van de politiek van Frankrijk zal
verwijderen, doordat men voortdurend ge
waagt van zijn vertrouwen in de Britsche
eerlijkheid en vriendschap.
Bespreking van belangrijke punten.
Intusschen gaat Halifax tóch naar Berlijn
en naar vernomen wordt, zullen de bespre
kingen met Hitier een uitgestrekt terrein
bestrijken, o.a. het Anti-kominternverdrag.
In sommige Duitsche kringen is men van
meening, dat Hitier gaarne opheldering wil
hebben over de Britsche houding ten aan
zien van de Duitsche en Italiaansche in
menging in Spanje en ten aanzien van de
Duitsche politiek in Centraal Europa. Men
maakt er geen geheim van, dat men gaarne
een nationaal-socialistisch regiem in Oosten
rijk zou zien, doch men herinnert eraan, dat
het behoud van de onaantastbaarheid van
Oostenrijk officieel een kwestie van belang
voor Engeland is genoemd. Duitschland is
verder niet tevreden over den toestand van
de Sudetenduitschers in Tsjecho-Slowakije
en het zou willen, dat deze een grooter zelf
bestuur zouden hebben.
Zonder twijfel zal ook de koloniale kwes
tie ter sprake komen, hoewel men in Duit
sche kringen deze zaak niet wil verbinden
aan de vraagstukken in Midden-Europa.
Men is van meening, dat Hitier elke kwestie
afzonderlijk wil regelen, wanneer de ge
legenheid zich voordoet.
Noch te Londen, noch te Berlijn is men
van meening, dat de besprekingen meer
zullen zijn dan een gedachtenwisseling.
In de voltallige besloten zitting van de
negen mogendhedenconferentie, welke gis
termiddag even voor vijf uur begonnen is,
is de tekst van de reso'utie aangenomen.
Italië stemde tegen en de Scandinavische
landen onthielden zich van stemming.
Te kwart over vijf werd de vergadering
gesloten. Zweden, Noorwegen en Dene
marken onthielden zich van stemming, om
dat zij te weinig belang hebben bij het
Verre Oosten.
Italië stemde tegen de resolutie, omdat
het van meening was, dat de toestand hier
door meer verward wordt dan verbeterd.
Maandag a.s. zal de conferentie weer bij
eenkomen teneinde de laatste paragraaf
van de resolutie te bespreken. Deze behelst,
dat de mogendheden hun gemeenschappe
lijk houding moeten bepalen ten aanzien
van een nieuw geschapen toestand.
De aangenomen verklaring.
In de verklaring die de negen mogend
hedenconferentie heeft aangenomen, wordt
gezegd dat het duidelijk is, dat de japan
sche opvatting van de belangen, die getrof
fen worden door het onderhavige conflict,
volkomen verschilt van die van het meeren-
deel der volken en regeeringen ter wereld.
De te Brussel bijeengekomen staten zijn van
meening dat het conflict feitelijk alle lan
den aangaat. Men kan niet ontkennen dat de
tegenwoordige vijandelijkheden tusschen
Japan en China niet slechts de rechten van
alle naties benadeelen, doch de materieele
belangen van vrijwel ieder land. De te
Brussel bijeengekomen staten zijn van
meening, dat er echter geen enkele reden
bestaat voor het gebruik van wapengeweld
door welk land ook, met het doel zich te
mengen in het binnenlandsch regime van
een ander land, en dat de algemeene erken
ning van zulk een recht, een voortdurende
oorzaak van conflicten zou zijn. Het is niet
aan te nemen, dat tusschen Japan en China
alleen een rechtvaardige en blijvende rege
ling zou kunnen worden verkregen. Inte
gendeel zou het wapenconflict met zijn ge
volgen voor onbepaalden tijd voortduren.
De te Brussel bijeenzijnde staten blijven de
meening toegedaan dat, indien de partijen
in het conflict accoord zouden willen gaan
met een staking der vijandelijkheden, ten
einde het mogelijk te maken, een proef te
nemen met het voeren van besprekingen
met een beperkt aantal mogendheden, op
succes kan worden gerekend. De Chinee-
sche delegatie heeft verklaard, dat zij be
reid zou zijn, zich bij deze procedure aan
te sluiten. Hoewel zij hopen, dat Japan niet
in zijn weigering zal volharden, dienen de
te Brussel vertegenwoordigde staten na te
gaan, welke hun gemeenschappelijke hou
ding dient te zjjn ten aanzien van den toe
stand, dien Japan in het leven heeft geroe
pen.
De Duitsche rijksregeering heeft zich
genoodzaakt gezien den Berljjnschen
correspondent van 't Fransche nieuws
bureau Havas uit Duitschland te wij
zen. Ravoux moet het land binnen drie
dagen verlaten.
De Berlijnsche vertegenwoordiger van
het Havasbureau Ravoux, die zich, zoo
vervolgt de officieele verklaring, van
oudsheer heeft onderscheiden door een bij
zonder kwaadwillige berichtgeving over
het nationaal-socialistische Duitschland en
derhalve door zijn berichten-politiek her
haaldelijk de grootste verwarring in de pu
blicistische betrekkingen tusschen Duitsch
land en Frankrijk stichtte, heeft 'n bericht
uitgegeven over het in West-Duitschland
heerschende mond- en klauwzeer.
In dit bericht durfde hij de ziekte in
verband te brengen met het vierjaren
plan en de uitwerking die dit zou
hebben. Hij schrok evenmin terug voor
de bewering, dat de Duitsche pers om
de aandacht af te leiden een campagne
moest voeren, om te verklaren, dat
de ziekte uit het buitenland was bin
nengedrongen.
Dit terwijl het vaststaat, aldus de ver
klaring, dat het mond- en klauwzeer dat
in Mei van dit jaar uit Afrika naar Frank
rijk werd overgebracht, zich daar zoo snel
verbreidde, en van den Elzas uit naar Ba
den en den Palz is overgeslagen.
Ook de bewering van den Berlijnschen
Havas correspondent dat de ziekte in
Duitschland bijzonder hevig woedt, is vol
komen uit de lucht gegrepen, het is eerder
waar, dat zij in Duitschland in tegen
stelling met Frankrijk geen kwaadaardig
karakter draagt, en dat de verliezen onder
het vee dank zij direct genomen afweer-
maatregelen binnen matige grenzen blijven.
Ravoux kénde Duitschland.
Paul Ravoux had in 1933 de leiding op
zich genomen van het Berlijnsche bureau
van het agentschap. Hij had een Universi
taire studie in het Duitsch voltooid en
woonde sedert 1919 in Duitschland. Van
1930 tot 1935 was hij secretaris van het
Fransch-Duitsche comité. Hij heeft derhal
ve de geheele ontwikkeling van Duitsch
land na den oorlog van nabij waargenomen,
zoodat hij doorging voor een der beste
kenners van het tegenwoordigs Duitsch
land.
Uit Berlijn meldt Havas: De ochtendbla
den publiceeren op de eerste pagina vet
gedrukt het bericht omtrent de uitwijzing
van den correspondent van Havas. Een ze
ker aantal dagbladen voegt, zichtbaar ge-
inspreerde, commentaren toe aan dit be
richt.
De algemeene strekking daarvan is, dat
de Duitsche regeering goede betrekkingen
wenscht met Frankrijk en dat de corres
pondent van Havas een hinderpaal vormt
voor die goede betrekkingen.
Bijgevolg verwacht men van de Fransche
openbare meening en de Fransche regee-
rng niets minder dan goedkeuring van de
tegen den Fransche journalist genomen
maatregel. In dit verband kan er aan her
innerd worden, dat soortgelijke overwe
gingen de uitwijzing van den correspondent
van de Times, Norman Ebbutt begeleid
hebben.
Binnen drie dagen vertrekken.
Hedenmorgen om kwart voor zeven is
den correspondent van Havas te zijnen hui
zen schriftelijk het bevel tot verlaten van
het land overhandigd. Het bevel houdt in,
dat hij binnen drie dagen het land zal
moeten verlaten, anders zullen maatrege
len van geweld genomen worden en zal hij
over de grens worden gezet.
Bovendien is het den correspondent ver
boden later weer in Duitschland te komen
op straffe van opsluiting in de gevangenis
voor een tijd, die tot een jaar kan oploopen.
Tardieu heeft De la Rocque geld
gegeven.
Gisteren is voor de strafrechtbank te
Parijs een aanvang gemaakt met de be
handeling van de vijftien processen, die
kolonel De la Rocque heeft aanhangig
gemaakt tegen verschillende Parij ze
naars, die hij beschuldigd had v. smaad
schrift door het overnemen van een
verklaring van Pozzo di Borgo in de
„Choc", waarin deze De la Rocque ver
weet, geheime fondsen in ontvangst te
hebben genomen.
Kolonel Guillaume werd verhoord en
vertelde, dat hij 15 Juli 1937 een bezoek
heeft gebracht aan Tardieu, die hem mede
gedeeld had, dat hij De la Rocque geld had
gegeven en hem daarna naar Laval ge
stuurd had, die hem op zijn beurt had be
taald. Tardieu gaf Guillaume daarop zijn
woord van eer. Den volgenden dag had
Laval Guillaume op zijn vraag verteld, dat
de woorden van Tardieu juist waren, „maar
had hij eraan toegevoegd spreek er
niet over".
Bij de behandeling van de kwestie der
„Action Francaise" verklaarde Daudet de
volle verantwoordelijkheid op zich te ne
men voor zijn verklaring, dat De la Rocque
onteerd was door het aannemen van ge
heime fondsen.
Bij confrontatie met den afgevaardigde
Robbe verklaarde Tardieu, die als getuige
gedagvaard was, dat hij den afgevaardigde
had medegedeeld, dat De la Rocque ver
scheidene malen bij zijn woning is geweest
en in het geheel 200.000 tot 250.000 francs
in ontvangst heeft genomen.
Op de vraag, hoe hij als minister-presi
dent met het beheer van de geheime fond
sen belast is. „Toen ik hem het geld over
handigde aldus vervolgde Tardieu had
ik vertrouwen in De la Rocque, doch later
kwam ik te weten wie hij was, en toen heb
ik fatsoenlijke menschen van de zaak in
kennis gesteld. Ongelukkig heb ik het zoo
ook aan Pozzo di Borgo verteld, die zonder
mij te waarschuwen een geïmproviseerd
artikel schreef. Daarmede zou echter de
zaak afgeloopen zijn, als De la Rocque niet
beweerd had, dat ik loog."
Op verzoek van Tardieu werden toen de
brieven voorgelezen, die De la Rocque hem
geschreven heeft.
Tijdens het voorlezen van deze brieven