DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De reis van Halifax naar Berlijn. Dinsdag 16 November 1937 139e Jaargang De algemeene toestand. Fransche pers eenigszins ongerust. Een merkwaardig artikel van de nationaal-socialistische Parteikorrespondenz. De negen mogendheden- conferentie. Resolutie aangenomen. Havas-correspondent uitgewezen. De processen De la Pocque begonnen. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE AD VERTE NTTEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Ho. 270 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur; C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Alkmaar, 16 November. Duitschland heeft weer een bekend journalist uitgewezen. Nadat het eerst den Engelschen Times-correspondert be leefd doch dringend verzocht had, het land te verlaten (omdat diens aanwezig heid volgens de Duitsche regeering de goede verstandhouding tusschen Duitsch land en Engeland belemmerde), is thans aan den Havas-correspondent te Berlijn aangezegd, dat hij Duitschland moet ver laten en de reden is precies dezelfde als die, om welke de Engelsche journalist zijn paspoort kreeg. De reden is dezelfde, maar de oorzaak is anders. De Franschman wordt nl. ervan beschuldigd, dat hij geschreven heeft over hetmond- en klauwzeer in Duitsch land! Het kan aan ons liggen, maar wij vin den dit motief ver-gezocht, we vinden het zelfs belachelijk. En als wij de verkla ring lezen, die deze uitwijzing nader toe licht (men zie elders in de rubriek Bui tenland), dan vragen we ons af: is dat werkelijk ernst of is dit kwajongens- werk? Dat Duitschland journalisten uitwijst, is zijn zaak. En er kunnen redenen voor zijn. Maar het wil er bij ons niet in, dat de Fransche journalist Ravoux om een „mond- en klauwzeer-affaire" het land heeft moeten verlaten. Er zijn andere re denen geweest en men heeft naar een stok gezocht en die gevonden In Frankrijk neemt men de mond- en klauwzeer-geschiedenis natuurlijk ook niet au sérieux. Zoo schrijft de particu liere correspondent van de Jour uit Ber lijn aan zijn blad: „Gezien den uiterst mageren aard van het incident, tw '^lt niemand der buitenlandsche pers te Ber lijn er aan, of de Duitsche regeering heeft van de geringste aanleiding gebruik wil len maken. De naam van Ravoux komt thans bij die van de talrijke andere jour nalisten hun aantal bereikt weldra de honderd die sinds vier jaar door den bliksem van Goebbels zijn getroffen. Ongetwijfeld moet er op dit oogenblik aan herinnerd worden, dat de te Parijs geaccrediteerde Berlijnsche journalisten van de vrijheid, die hun onze zeden en in stellingen laten, gebruik en misbruik ma ken om het Duitsche publiek het meest sombere en onjuiste beeld te geven van ons land, zulks wij zijn in staat dit met de grootste energie te beweren op uit drukkelijk bevel, dat hun uit Berlijn door den minister van propaganda is gezon den". Jean Kervegan telefoneert uit Berlijn aan den „Petit Journal": „Het voorwend sel, dat gekozen is voor deze strenge maatregel, vier maanden na de uitwijzing van den correspondent van de „Times" is nog al verrassend". Alle Fransche bladen stellen er overi gens prjjs op groote politieke beteekenis te hechten aan dit incident. De resolutie van de plenaire vergade ring der Brusselsche conferentie (men zie elders het betreffende bericht) heeft heftige reacties gewekt in de Japansche bladen, die zeer vertoornd zijn over het feit, dat de conferentie volkomen de Ja pansche stelling voorbij gaan, volgens welke de Chineesch-Japansche kwestie rechtstreeks geregeld moet worden tus schen de beide landen. Tevens zijn de bladen verontwaardigd over de verkapte bedreiging in de resolutie, dat een ge meenschappelijke actie tegen Japan zal worden ondernomen door de aan de con ferentie deelnemende mogendheden. De bladen leggen thans den nadruk op de politiek van „handen af van China", ter wijl zij tevens spreken over de opzegging van het negenmogendhedenverdrag, dat, zooals de „Kokoemin Sjimboen" schrijft, volkomen los staat van de werkelijkheid en derhalve een doode letter is. De „Kokoemin Sjimboen" verklaart verder, dat Japan een drastische herzie ning moet voorstellefi van het pact, of wel het moet opzeggen. De „Asahi Sjimboen" schrijft, dat China droomt van interventie van een derde partij, welke neiging thans benut wordt door de buitenlandsche mogend heden. Dit blad schrijft voorts, dat voor Japan geen andere koers meer open staat dan een energieke opmarsch naar Nanking. Het is van geen belang voor Japan of de Nankingregeering haar zetel naar het achterland verplaatst, waar zij een plaat selijk bestuur wordt, of dat zij een agent wordt van de Komintern. Japan is er op voorbereid, aldus het blad, het hoofd te bieden aan iederen toestand, welk feit goed moet worden begrepen door China en ook door „de oude sluwe macht", die China aanzet en op China aast. De „Hotsji Sjimboen" schrijft in den zelfden geest en verklaart, dat één van Zondagmiddag is Eden uit Brussel te Lon den teruggekeerd, waar hij zich naar Dow- ningstreet begaf voor een onderhoud met den premier en Lord Halifax over de reis van Lord Halifax naar Berlijn. Deze reis maakt ontzaglijk veel gerucht, zonder dat het zeker is, of daartoe veel grond bestaat. De nat.-soc. Parteikorrespondenz levert een heftige critiek op buitenlandsche bla den, welke het bezoek van Lord Halifax zouden misbruiken om het „in tenden tieuze combinaties tot voorwerp te maken van hun politieke sensatiebehoeften of concreter bedoelingen." Tegenover deze pogingen de onderhande lingen welke lord Halifax te Berlijn zal voeren, door tendentieuze stemmingmakerij te benadeelen, ziet de N.S.P.K. zich, naar zij verklaart, genoopt de bloote politieke gegevens terug te brengen tot hun politieke werkelijkheid. Bij de onderhandelingen, welke Lord Halifax in Duitschland zal hebben met toonaangevende Duitsche staats lieden, zal zeer zeker openlijk en vrijmoedig over veel worden gesproken. Wanneer iemand evenwel de hoop of zelfs maar de gedachte heeft, dat de poli tieke vriendschapper., die Duitschland met Italië en Japan verbinden, voorwerp van discussie zouden kunnen zijn, getuigt dat van een miskenning van den toestand. Aan de politieke werkelijkheid van de spil Ber lijnRome en van het anti-Komintern-ver- drag met Japan kan door niemand worden getornd. Daarover,mag hier niet de minste twijfel bestaan. Ook de veronderstellingen, aldus ver volgt de correspondentie, dat Duitschland zich bereid zou kunnen verklaren zijn poli tieke vrienden te bewerken over aange legenheden, die niet Duitschland, doch uit sluitend dien staten aangaat, moeten vol ledig bezijden en vreemd aan de werkelijk heid worden genoemd. In de koloniale kwestie heeft de Duitsche openbare meening kennis genomen van de opvattingen, die daaromtrent te Londen en Parijs bestaan. Zij zal den verderen loop van zaken weten af te wachten. Met name komt het blad op tegen het geen de Londensche Evening Standard Za terdagavond heeft geschreven. „Van de drieste beweringen van de Evening Standard is geen woord waar. Zij zijn van begin tot eind uit den duim gezogen, en derhalve opzettelijke leugens. Niets leidt er echter meer toe om den internationalen vrede ernstig in gevaar te brengen dan der gelijke onverantwoordelijke vervalschin- gen, zooals zij in den waarlijk verachtelij- ken zwendel van de Evening Standard hun uitdrukking vinden. Duitschland heeft zijn koloniale eischen door den mond van den Leider herhaaldelijk aan de wereld meege- ueeld en heeft daaraan niets meer toe te voegen. Zijn Midden-Europeesche betrek kingen heeft Duitschland daarentegen door verdragen geregeld. Voor hun interpretatie of aanvulling behoeft het geen vreemde hulp, vermaan of toestemming. De op in fame wijze veronderstelde bedoeling, door middel van gesjacher door het afzien van koloniën de vrije hand in Midden-Europa te verkrijgen, kan men slecht, beschouwen als een drieste journalistieke brutaliteit, die niet scherp genoeg gelaakt kan worden. Wanneer het bezoek van Lord Halifax in een dergelijke atmosfeer plaat vindt, doet zich de ernstige vraag voor of het niet in het belang der politieke ontspanning nut tiger zou zijn, die voor het oogenblik uit te stellen en misschien pas dan te doen ge schieden wanneer in het bijzonder in de Britsche pers die kalmeering is ingetreden, welke men in andere landen met de woor den fatsoen en waarachtigheid pleegt te om schrijven." Verwondering in Londen. De verontwaardiging van de Parteikor respondenz schijnt te Londen, naar Havas opmerkt, meer verwondering dan opwin ding te veroorzaken. Sommigen kunnen niet nalaten te herinneren aan de verkoud heid van Hitier, toen Sir John Simon en Eden in 1935 op bezoek zouden komen. De de belangrijkste manieren om het pro bleem tot een oplossing te brengen, er in bestaat van Engeland te eischen, dat het een politiek van afzijdigheid jegens China voert. Op zijn minst, aldus dit blad, moet Ja pan de betrokken mogendheden er van overtuigen, dat Japan nooit zijn actie in China zal opgeven, tenzij het leidende be ginsel van zijn politiek verwerkelijkt is. meesten echter zien in het artikel niet meer dan een aanval van slecht humeur en her inneren eraan, dat vaststaat, dat Halifax Woensdag naar Berlijn zal vertrekken. De Daily Telegraph schrijft, dat deze reactie veelzeggend is omdat zij van offi- ceuzen oorsprong is en op bevel wordt af gedrukt op de eerste bladzijde van alle Duitsche bladen. Al behoeft zij niet het pre ludium te zijn van de beoogde bijeenkomst, zij kan er tenminste toe dienen om hen, die altijd neiging hebben tot overdrijven, te overtuigen van de noodzakelijkheid van terughouding en voorzichtigheid op een terrein, waarop openbare uitroepen niets van nut kunnen zijn. Het blad is van oor deel, dat een particulier en vriendschappe lijk tête-a-tête in ieder geval geen kwaad kan. Als daarbij moet blijken, dat de weder- zijdsche doeleinden inderdaad onvereenig- baar zijn en blijven moeten, zal het in ieder geval misleidende illusies hebben weggeno men. Men kan niet vaak genoeg zeggen, dat Engeland in geen enkel opzicht de bedoe ling heeft te komen sjacheren. Daartoe wordt Lord Halifax niet uitgezonden. De Daily Express schrijft: „Als Hitier niet over zaken wil praten, laat Halifax dan thuis blijven. Tenslotte is het Hitier, die iets te vragen heeft en niet Groot-Britan- nië". Vernon Bartlett in de News Chronicle ziet een gunstig teeken in de Duitsche veront waardiging. „Hoewel deze uiting van woede den schijn heeft van een poging om de be sprekingen te torpedeeren, is zij niet min der bemoedigend, omdat geen enkele Brit sche regeering een dergelijk gesjacher zou kunnen aanvaarden. Op het oogenblik, dat de Britsche en Amerikaansche afgevaar digden eindelijk te Brussel de kans onder het oog zien van krachtige actie tot hulp van China en belemmering van Japan, zou het een summum van dwaasheid en het toppunt van onrecht zijn, als de Engelschen zouden trachten de Duitschers om te koo- pen op kosten van de kleinste mogend heden. Een dergelijk gesjacher zou ertoe leiden, dat Amerika zich van de gedachte tot samenwerking met de andere democra tieën ten bate van het behoud van den vrede zou afwenden". Fransche commentaren. De Fransche bladen leveren uitvoerige commentaren op de voorgenomen reis. Per- tinax schrijft in de Echo de Paris, dat de Engelsche staatslieden aan hun streven naar verzoening opzettelijk het preventieve effect opperen, dat een krachtiger en vast beradener politiek zou uitoefenen op de oorlogszuchtige staten. Voorts is hij ook van meening, dat de Midden-Europeesche kwes tie bij het bezoek van Halifax op het tapijt zal worden gebracht. „Hitier en zijn raads leden houden vol, dat alles, wat niet natio- naal-socialist is, niet Duitsch genoemd mag worden, en in hun enge logica vloeit daaruit voort, dat alleen de Leider bevoegd is van dag tot dag te bepalen, wat de gebiedende eischen zijn van de Duitsche wereld, het z.g. Deutschtum. Dat is de zaak, waarover de bespreking gaan zal. Ook Pertinax komt dan met de bewering, dat Duitschland zich op Oostenrijk richt, omdat'het zich den weg naar Tsjechoslowakije door het Fransch- Tsjechische verdrag versperd ziet. Als Hali fax er zich toe liet overhalen te Londen een volksstemming in Oostenrijk te bepleiten, zou alles zoo gemakkelijk zijn. Het verzet van Schuschnigg zou met één slag zijn overwonnen." Voorts blijkt uit de persstemmen een zekere ongerustheid, dat Engeland zich nog verder van de politiek van Frankrijk zal verwijderen, doordat men voortdurend ge waagt van zijn vertrouwen in de Britsche eerlijkheid en vriendschap. Bespreking van belangrijke punten. Intusschen gaat Halifax tóch naar Berlijn en naar vernomen wordt, zullen de bespre kingen met Hitier een uitgestrekt terrein bestrijken, o.a. het Anti-kominternverdrag. In sommige Duitsche kringen is men van meening, dat Hitier gaarne opheldering wil hebben over de Britsche houding ten aan zien van de Duitsche en Italiaansche in menging in Spanje en ten aanzien van de Duitsche politiek in Centraal Europa. Men maakt er geen geheim van, dat men gaarne een nationaal-socialistisch regiem in Oosten rijk zou zien, doch men herinnert eraan, dat het behoud van de onaantastbaarheid van Oostenrijk officieel een kwestie van belang voor Engeland is genoemd. Duitschland is verder niet tevreden over den toestand van de Sudetenduitschers in Tsjecho-Slowakije en het zou willen, dat deze een grooter zelf bestuur zouden hebben. Zonder twijfel zal ook de koloniale kwes tie ter sprake komen, hoewel men in Duit sche kringen deze zaak niet wil verbinden aan de vraagstukken in Midden-Europa. Men is van meening, dat Hitier elke kwestie afzonderlijk wil regelen, wanneer de ge legenheid zich voordoet. Noch te Londen, noch te Berlijn is men van meening, dat de besprekingen meer zullen zijn dan een gedachtenwisseling. In de voltallige besloten zitting van de negen mogendhedenconferentie, welke gis termiddag even voor vijf uur begonnen is, is de tekst van de reso'utie aangenomen. Italië stemde tegen en de Scandinavische landen onthielden zich van stemming. Te kwart over vijf werd de vergadering gesloten. Zweden, Noorwegen en Dene marken onthielden zich van stemming, om dat zij te weinig belang hebben bij het Verre Oosten. Italië stemde tegen de resolutie, omdat het van meening was, dat de toestand hier door meer verward wordt dan verbeterd. Maandag a.s. zal de conferentie weer bij eenkomen teneinde de laatste paragraaf van de resolutie te bespreken. Deze behelst, dat de mogendheden hun gemeenschappe lijk houding moeten bepalen ten aanzien van een nieuw geschapen toestand. De aangenomen verklaring. In de verklaring die de negen mogend hedenconferentie heeft aangenomen, wordt gezegd dat het duidelijk is, dat de japan sche opvatting van de belangen, die getrof fen worden door het onderhavige conflict, volkomen verschilt van die van het meeren- deel der volken en regeeringen ter wereld. De te Brussel bijeengekomen staten zijn van meening dat het conflict feitelijk alle lan den aangaat. Men kan niet ontkennen dat de tegenwoordige vijandelijkheden tusschen Japan en China niet slechts de rechten van alle naties benadeelen, doch de materieele belangen van vrijwel ieder land. De te Brussel bijeengekomen staten zijn van meening, dat er echter geen enkele reden bestaat voor het gebruik van wapengeweld door welk land ook, met het doel zich te mengen in het binnenlandsch regime van een ander land, en dat de algemeene erken ning van zulk een recht, een voortdurende oorzaak van conflicten zou zijn. Het is niet aan te nemen, dat tusschen Japan en China alleen een rechtvaardige en blijvende rege ling zou kunnen worden verkregen. Inte gendeel zou het wapenconflict met zijn ge volgen voor onbepaalden tijd voortduren. De te Brussel bijeenzijnde staten blijven de meening toegedaan dat, indien de partijen in het conflict accoord zouden willen gaan met een staking der vijandelijkheden, ten einde het mogelijk te maken, een proef te nemen met het voeren van besprekingen met een beperkt aantal mogendheden, op succes kan worden gerekend. De Chinee- sche delegatie heeft verklaard, dat zij be reid zou zijn, zich bij deze procedure aan te sluiten. Hoewel zij hopen, dat Japan niet in zijn weigering zal volharden, dienen de te Brussel vertegenwoordigde staten na te gaan, welke hun gemeenschappelijke hou ding dient te zjjn ten aanzien van den toe stand, dien Japan in het leven heeft geroe pen. De Duitsche rijksregeering heeft zich genoodzaakt gezien den Berljjnschen correspondent van 't Fransche nieuws bureau Havas uit Duitschland te wij zen. Ravoux moet het land binnen drie dagen verlaten. De Berlijnsche vertegenwoordiger van het Havasbureau Ravoux, die zich, zoo vervolgt de officieele verklaring, van oudsheer heeft onderscheiden door een bij zonder kwaadwillige berichtgeving over het nationaal-socialistische Duitschland en derhalve door zijn berichten-politiek her haaldelijk de grootste verwarring in de pu blicistische betrekkingen tusschen Duitsch land en Frankrijk stichtte, heeft 'n bericht uitgegeven over het in West-Duitschland heerschende mond- en klauwzeer. In dit bericht durfde hij de ziekte in verband te brengen met het vierjaren plan en de uitwerking die dit zou hebben. Hij schrok evenmin terug voor de bewering, dat de Duitsche pers om de aandacht af te leiden een campagne moest voeren, om te verklaren, dat de ziekte uit het buitenland was bin nengedrongen. Dit terwijl het vaststaat, aldus de ver klaring, dat het mond- en klauwzeer dat in Mei van dit jaar uit Afrika naar Frank rijk werd overgebracht, zich daar zoo snel verbreidde, en van den Elzas uit naar Ba den en den Palz is overgeslagen. Ook de bewering van den Berlijnschen Havas correspondent dat de ziekte in Duitschland bijzonder hevig woedt, is vol komen uit de lucht gegrepen, het is eerder waar, dat zij in Duitschland in tegen stelling met Frankrijk geen kwaadaardig karakter draagt, en dat de verliezen onder het vee dank zij direct genomen afweer- maatregelen binnen matige grenzen blijven. Ravoux kénde Duitschland. Paul Ravoux had in 1933 de leiding op zich genomen van het Berlijnsche bureau van het agentschap. Hij had een Universi taire studie in het Duitsch voltooid en woonde sedert 1919 in Duitschland. Van 1930 tot 1935 was hij secretaris van het Fransch-Duitsche comité. Hij heeft derhal ve de geheele ontwikkeling van Duitsch land na den oorlog van nabij waargenomen, zoodat hij doorging voor een der beste kenners van het tegenwoordigs Duitsch land. Uit Berlijn meldt Havas: De ochtendbla den publiceeren op de eerste pagina vet gedrukt het bericht omtrent de uitwijzing van den correspondent van Havas. Een ze ker aantal dagbladen voegt, zichtbaar ge- inspreerde, commentaren toe aan dit be richt. De algemeene strekking daarvan is, dat de Duitsche regeering goede betrekkingen wenscht met Frankrijk en dat de corres pondent van Havas een hinderpaal vormt voor die goede betrekkingen. Bijgevolg verwacht men van de Fransche openbare meening en de Fransche regee- rng niets minder dan goedkeuring van de tegen den Fransche journalist genomen maatregel. In dit verband kan er aan her innerd worden, dat soortgelijke overwe gingen de uitwijzing van den correspondent van de Times, Norman Ebbutt begeleid hebben. Binnen drie dagen vertrekken. Hedenmorgen om kwart voor zeven is den correspondent van Havas te zijnen hui zen schriftelijk het bevel tot verlaten van het land overhandigd. Het bevel houdt in, dat hij binnen drie dagen het land zal moeten verlaten, anders zullen maatrege len van geweld genomen worden en zal hij over de grens worden gezet. Bovendien is het den correspondent ver boden later weer in Duitschland te komen op straffe van opsluiting in de gevangenis voor een tijd, die tot een jaar kan oploopen. Tardieu heeft De la Rocque geld gegeven. Gisteren is voor de strafrechtbank te Parijs een aanvang gemaakt met de be handeling van de vijftien processen, die kolonel De la Rocque heeft aanhangig gemaakt tegen verschillende Parij ze naars, die hij beschuldigd had v. smaad schrift door het overnemen van een verklaring van Pozzo di Borgo in de „Choc", waarin deze De la Rocque ver weet, geheime fondsen in ontvangst te hebben genomen. Kolonel Guillaume werd verhoord en vertelde, dat hij 15 Juli 1937 een bezoek heeft gebracht aan Tardieu, die hem mede gedeeld had, dat hij De la Rocque geld had gegeven en hem daarna naar Laval ge stuurd had, die hem op zijn beurt had be taald. Tardieu gaf Guillaume daarop zijn woord van eer. Den volgenden dag had Laval Guillaume op zijn vraag verteld, dat de woorden van Tardieu juist waren, „maar had hij eraan toegevoegd spreek er niet over". Bij de behandeling van de kwestie der „Action Francaise" verklaarde Daudet de volle verantwoordelijkheid op zich te ne men voor zijn verklaring, dat De la Rocque onteerd was door het aannemen van ge heime fondsen. Bij confrontatie met den afgevaardigde Robbe verklaarde Tardieu, die als getuige gedagvaard was, dat hij den afgevaardigde had medegedeeld, dat De la Rocque ver scheidene malen bij zijn woning is geweest en in het geheel 200.000 tot 250.000 francs in ontvangst heeft genomen. Op de vraag, hoe hij als minister-presi dent met het beheer van de geheime fond sen belast is. „Toen ik hem het geld over handigde aldus vervolgde Tardieu had ik vertrouwen in De la Rocque, doch later kwam ik te weten wie hij was, en toen heb ik fatsoenlijke menschen van de zaak in kennis gesteld. Ongelukkig heb ik het zoo ook aan Pozzo di Borgo verteld, die zonder mij te waarschuwen een geïmproviseerd artikel schreef. Daarmede zou echter de zaak afgeloopen zijn, als De la Rocque niet beweerd had, dat ik loog." Op verzoek van Tardieu werden toen de brieven voorgelezen, die De la Rocque hem geschreven heeft. Tijdens het voorlezen van deze brieven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 1