WPIGLEY Groote rede van Df. Colijn in de Tweede Kamer. feuilleton nr oog PARLEMENT De kabinetsformatie besproken. „De fascisten willen een zoo slecht mogelijk parlement." Rede minister De Wilde. Avondzitting. VAN I NA HET ROOKENi 1 TWEEDE BLAD (Van onzen parlementairen medewerker.) Onder buitengewoon groote belangstel ling van leden en publiek, dat al lang te voren in de rij voor den ingang van de pu blieke tribune stond te wachten, heeft minister Colijn gistermiddag zijn groote rede ter beantwoording van de algemeene beschouwingen der Tweede Kamer uitge sproken. De minister-president volgde voor den opzet van zijn betoog weer het beproefde recept: eerst allerlei afzonderlijke punten behandelen om daarna tot de groote lijnen van het debat te komen. Van die punten kon hij er dadelijk een aantal voor een latere discussie bij afzonderlijke begroo- tings-hoofdstukken reserveeren. Hij stipte slechts aan dat zoodra blijkt dat een nor male toepassing van de Zondagswet op moeilijkheden stuit, daaraan aandacht zal worden geschonken. Den overgang van het fondsstelsel naar het omslagstelsel voor de Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering wees hij af, omdat in het laatste geval de belanghebbenden te zeer afhankelijk zou den worden van den toestand der schatkist. Het verwijt van N. S. B.-zijde dat de „demo-liberale" regeeringen der laatste ja ren verantwoordelijk zijn voor de hoogop- geloopen staatsschulden, verwierp hij verre, omdat de oorlogsjaren en in het algemeen de periode van 19141922 daarvan de schuld dragen. De tegenwoordige schulden last is niet veel zwaarder dan in 1922, al hoewel zeer aanzienlijk. De heer Kersten had geëischt dat de re geering de „ware kerk" steunen moet, „maar, zoo vroeg de bewindsman, „welke kerk is dat?" De leden van de fractie des heeren Kersten behooren tot twee ver schillende kerken, toen de fractie nog 3 man telde, zelfs tot drie! De financiën. Vervolgens kwam dr. Colijn tot de groote lijnen van het debat. Allereerst tot de fi nanciën. In de eerste plaats moet de regee ring er naar streven den werkelijken toe stand te doen kennen; zij mag niets ver doezelen De financieele toestand nu is zor gelijk. In de beoordeeling daarvan door de heeren Schouten, Oud en de Geer was weinig verschil geweest, zij zagen den toe stand evenals de regeering pessimistisch in, de heer Teulings daarentegen had er een wat optimistischen kijk op. Daartegen meende de heer Colijn te moe ten waarschuwen. Wij zullen alle krachten moeten inspannen om tot een gezond finan cieel evenwicht te -komen. Factoren, die dit streven ernstig belemmeren, zijn de hooge schuldenlast en de ontzaglijke uitgaven voor de werkloosheid. Een roekelooze fi nancieele politiek is van deze regeering niet te verwachten. Ziet deze zich voor de noodzakelijkheid geplaatst onmiddellijke dekking voor de aanvankelijke stijging der militaire uitga ven met 20 millioen te vinden, de heer Albarda vraagt voorzieningen, waarvoor hij geen dekking aangeeft. Ook de regeering betreurt het zeer, dat er voor andere wenschelijke en nuttige zaken, voor de vervulling van sociale ver langens in het algemeen, geen geld over blijft, doch de internationale toestand dwingt er toe, eerst aan de versterking van de weermacht te denken. Een zwakke plek in West-Europa beteekent een groot gevaar voor den wereldvrede! Van het Plan van den Arbeid verwacht de regeering nog steeds geen heil. De op leving in Zweden waarmede men voor al van socialistische zijde aankomt is niet alleen te danken aan de verwerking van 109 millioen gulden in den crisistijd om het bedrijfsleven te stimuleeren. linister Colijn Er is geklaagd over de vaagheid der aan kondigingen betreffende maatregelen op sociaal-economisch terrein, maar alle plan nen staan nog niet precies vast, verklaarde de minister. Met klem verzekerde hij de Kamer, dat de regeering met wijziging van de Crisisin- voerwet, van de Crisismachtigingswet en de wet op de vestiging van industrieën allerminst doeleinden wil bereiken die buiten het door haar afgebakende terrein liggen. Het is niet zoo dat met volle zeilen op het protectionisme wordt afgestevend. Het gaat alleen hierom: dat Nederland bij onderhandelingen met het buitenland over voldoende wapenen beschikt om zijn be langen te beschermen. Want, volgens dr. Colijn, dreigen de handelsbelemmeringen nog grooter te worden. De verkiezingen en de kabinets vorming. Na er voor te hebben gewaarschuwd dat fascisme en communisme, ook al zijn die twee bij de verkiezingen teruggedrongen, een gevaar blijven, ten aanzien waar van men waakzaam moet blijven, herinner de dr. Colijn aan het onderhoud dat hij 10 jaar geleden met Mussolini had. De Ita- liaansche dictator vertelde bij die gelegen heid dat het slecht werkende parlementaire stelsel 't Italiaansche volk van'het parle ment afkeerig had gemaakt. De fascisten hier willen een zoo slecht mogelijk parle ment, omdat zij daarbij zijde kunnen spin nen. Met deze waarschuwing had dr. Colijn met deze partijen in de Kamer „gedaan". Wat den utslag der verkiezingen betreft, wees hij op de belangrijke rol, welke de kleurlooze, onberekenbare middenstof daar bij weer heeft gespeeld. De verhouding der georganiseerde kiezers tot de ongeorgani seerde liep van 17 tot 110! Aan de stem van die vlottende massa mag men geen hoogere waarde dan aan die der andere kiezers toekennen. Maar de onna speurlijke motieven van kiezers hebben geen invloed op de kabinets-formatie ge had. Waarom de breede basis voorop stond. Drie redenen waren er voor dr. Colijn om aan te sturen op een kabinet op breede basis: le. het feit, dat de rechtsche partijen, die een voorkeur voor een Christelijke po litiek hebben, versterkt uit den strijd zijn gekomen; 2e, dat er, zonder „neuzentel- ling", een strooming voor een kabinet op breede basis was; 3e. de eisch van een zoo groot mogelijke eenheid in deze zeer moei lijke tijden; 4e. zou een scherpe partijstrijd koren op den molen van de tegenstanders van het parlement zijn. Voor den formateur stond vast, dat „posi tief Christelijke beginselen" aan dit kabinet ten grondslag moeten liggen. Dr. Colijn meende dat- hij met zijn formuleering voor personen van vrijzinnige richting niet te ver was gegaan. Uit gesprekken wist hij ook wel, dat men aan die zijde erkende dat alleen het Christendom stand houdt tegen allerlei ontbindende stroomingen. De rede van mr. Oud te Leeuwarden. Maar toen kwam het geschrijf in linksche bladen over de definitie van „positief" en daarop de scherpe uitlatingen van mr. Oud in een rede, tijdens de kabinets-formatie te Leeuwarden. Deze rede aldus dr. Colijn heeft de formatie méér gestoord dan de heer Oud zelf heeft vermoed. Deze rede deed bij den formateur 'n twij fel ontstaan of samenwerking op de ge- wenschte basis wel goed van stapel zou loopen, waarbij nog het vermoeden kwam dat ook op zakelijke punten moeilijkheden zouden rijzen. Op 't principieele punt ech ter was men al uitèèn gegaan. Dr. Colijn zeide het zeer te betreuren dat op deze wijze een eindwe was gekomen aan de „voortreffelijke" samenwerking gedu rende 4 jaren met mr. Oud. Het was voor hem onmogelijk een ander kabinet te formeeren dan van een karakter als waarmede hij voor den dag is gekomen. Had hij ontheffing van de opdracht ge vraagd, dan kon een ander kabnet op bree de basis ook niet slagen, aldus de minister. Er bleef dus geen andere keus over. Aan niemand wenscht dr. Colijn voor de mis lukking van zijn eersten opzet de schudt te geven. En wat nu den naam van het kabi net betreft, het liefst zag hij dit genoemd een „parlementair kabinet op beslist Chris- telijken grondslag", parlementair, omdat 't den steun van een Kamermeerderheid heeft. Tegenstellingen zullen er zijn. De regee ring gaat ze niet uit den weg; zij hoopt slechts dat niet naar tegenstellingen zal worden gezocht, die buiten de voornemens der regeering liggen. Meermalen had dr. Colijn het over: „His Ik ZOU ER NIET NEER BUITEN KUNNEN.7 ZONDER DE WAS TE KOKEN, DOE/& \IK HET ÉÉN PAKJE RINSO IN I -1 ANDERHALF UUR p> P L\DE HELE -WAS/ I i ,vV Uw was krijgt met overvette Rinso een ongekende helderheid, terwijl het sop veel sneller werkt dan van gewone zeeppoeders. Boven dien kan dit bijzonder werkzame sop meer malen worden gebruikt Prijs per pak 12| ct. met geschenkenbon. R.I7-03O9H Majesby's loyal opposition", de loyale oppo sitie van Hare Majesteit, naar Engelsch voorbeeld. Hij hoopte, kort gezegd, op een faire behandeling! Twee uur lang had dr. Colijn gesproken. Onmiddellijk daarop kwam de minster van financiën, mr. de Wilde aan het woord. Die opeenvolging is er al jaren lang en dat is fout. Er treedt een verslapping van de aandacht in, waaraan geen Kamerlid ont komt. Beter ware 't tusschen beide rede voeringen een korte pauze van bijv. 10 mi nuten of een kwartier te leggen. Enfin, hoe 't zij: minister de Wilde ging uitvoerig op de financieele beschouwingen in en be toogde dat, evenals de heeren de Geer, Schouten en Oud hadden geoordeeld, de begrootng niet te pessimistisch is opgezet en dat de financieele toestand niet te som ber is voorgesteld. Hoofdzakelijk ging het betoog tegen de heeren Teulings en Albarda. De financiën van Rijk en gemeenten kunnen niet van elkaar worden gescheiden. De gemeente lijke schuldenlas bedraagt in totaal 2V, milliard; met de Rijks schulden erbij, is de last dus buitengewoon zwaar. In verband met de reeds door minister Colijn geschetste gevaren op internationaal gebied, is versterking van de weermacht een allereerste eisch; andere belangen moe ten daarvoor thans wijken. Handhaving van onze onafhankelijkheid is de allereerste plicht. Inwilliging van de diverse verlangens zou niet minder, dan 56 K millioen, globaal geschat, kosten. (Verhooging van werk- loozensteun en verlaging van kosten van het eerste levensonderhoud 30 millioen; verlaging van de leerlingenschaal 5% mil lioen; salarisverhooging met 5 pCt. 15 millioen, enz.) Gaat men l,.v. salarissen en de klasse bezetting op de lagere school verbeteren, dan moet daarop toch binnenkort weer wor den teruggekomen, omdat het niet te betalenis. Alleen wat strikt noodzakelijk is, zal ge schieden. Minister de Wilde besloot met de vermaning: Laten we ons spiegelen aan de dwaze maagden, die de olie vóór het begin van het feest al hadden opgebruikt! Daarna begonnen de replieken. Alleen de heer Kersten (s.g.p.) sprak nog. Hij bleek niet overtuigd en schuwde de „coali tie" nog even hard. Binnenlandsche zaken. In de avondvergadering, die onder leiding van den heer C. Smeenk stond, werd de begrooting van Binnenlandsche zaken, de eerste van minister van Boeijen, behandeld. Er bleken om 8 uur 15 sprekers te zijn ingeschreven. Het spreekt van zelf, dat wij niet meer dan enkele punten van debat kunnen aantippen. De ingeperkte autonomie der gemeenten was er een van, dat o.a. door de heeren Drees (s.d.), Steinmetz (r.k.), Sweers (r.k.), v. d. Tempel die een Staatscommissie wilde (s.d.), dr. Vos (lib.), werd behan deld. De klachten daarover waren vele, evenals over den onjuist geachten grondslag van de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten, welke verhouding, naar verscheidene leden betoogden, een herzie ning dringend behoeft. Ook de bijdragen voor de werkloozen- en armenzorg moeten worden verhoogd. De heer Drees had 't voorts over de Zon dagswet en poogde te weten te komen hoe dp minister deze integraal dacht te handha ven bij het bestaande meeningsverschil ook bij de groepen der rechterzijde en de ont wikkeling van de maatschappelijke verhou dingen en toestanden. Verder bepleitte hij benoeming van méér soc.-dem. burgemees ters, waarvan er thans 3 zijn. Dr. Vos (lib.) achtte verder ruimere bij dragen voor burgerwachten en bijz. vrij- willigen landstorm noodig, in verband met het feit dat de extremistische stroomingen zich niet meer tot de landsgrenzen beper ken. De heer Krol (c.h.) oordeelde het ook al niet mogelijk dat deze minister met vrucht de Zondagswet kan laten toepassen en daarom drong hij aan op een nieuwe wet. Door ALAN DARE 7) Haar opgewondenheid was nu vreeselijk om aan te zien. Zij liep naar de deur, alsof zij van plan was, naar buiten te gaan, maar Kennedy bleef trouw aan haar zijde, en eindelijk zonk zy met gevouwen handen op een stoel neer. „Beheersch u", smeekte hij. „Dit is niets dan een samenzwering, om u schrik aan te jagen. Of u toestemt of niet, ik neem u mee naar Hampstead, totdat Plotseling ging zij rechtop zitten, daar de trap kraakte. Toen sperde zij haar oogen wijd open en klemde zich aan Kennedy's arm vast. Het gekraak kwam al nader en nader. „Hij is het!" hijgde zy. Kennedy luisterde gespannen. Hij hoorde vreemd zachte voetstappen op het portaal en daarop werd de deurknop omgedraaid en wandelde het vreemdste wezen, dat hij ooit gezien had, de kamer binnen, HOOFDSTUK IV. Op het spoor. De indringer bleef staan en keek Maxine eenige oogenblikken strak aan. Hij was heel lang, maar zoo dun als een lat, en had een duidelijk zichtbare bult. Een kale pandjespas van een groene tint viel hem tot op de knieën en omsloot hem tot aan het middel nauw. Zijn broek hing in plooien en viel als een ineengedrukte har monica op een paar laarzen met gespen opzij. Een zwarte das prijkte om zijn hals en hij had een hoogen zijden hoed van ouderwetsch maaksel op. Maar het was zijn gezicht, dat Kennedv boeide. Het leek op een duivelsch carica- tuur in zwart en wit. Boven de oogen wa ren lange, pikzwarte wenkbrauwen, die in een punt eindigden, en de gebogen, som bere mond scheen in het geheel geen lip pen te hebben. De wangen waren ingeval len en de jukbeenderen staken vooruit. De neus was buitengewoon lang en dun. Het was onmogelijk te zeggen, hoe oud hij was. Het eene oogenblik leek hij een afgeleefde, oude man, en het volgende betrekkelijk jong. De gedachte aan zijn leeftijd werd verdrongen door den overvloed van le venskracht, die uit zijn afkeerwekkend lichaam scheen te stralen. Hij had een dikken, zwarten stok in de rechterhand, waarop hij leunde, terwijl hjj het doodelijk verschrikte meisje boos aan keek. Met een majestueus gebaar zwaaide hy met den stok en wees naar de deur. Maxine omklemde Kennedy's arm en mom pelde iets onverstaanbaars. „Vlug wat!" Het bevel werd met schorre stem uitgestooten. „Een oogenblik!" zei Kennedy grimmig. „Wie zijt gij voor den duivel? En wat be teekent het, dat ge in de kamer van deze jonge dame binnendringt?" Phenuit schonk niet de minste aandacht aan die vraag. Hij deed net, alsof Kennedy er niet was en keek langs hem heen naar de bevende Maxine. „Ik wacht!" Hij deed nog een stap vooruit, zonder acht te slaan op den boozen Kennedy en hield zijn onheilspellende oogen strak op zijn slachtoffer gericht. Het was, alsyf hij haar hypnotiseerde. Langzaam, zwaaiend, stond zij van haar stoel op. Dit was te veel voor Kennedy. Hij trad vooruit en bleef op een meter afstand van den indringer staan. „Maak, dat je wegkomt!" Een ondeelbaar oogenblik rustten de dui- velsche oogen van Phenuit op het veront waardigde gelaat van den man, die tus- schenbeide trad, daarop vestigde hij ze weer op Maxine. „Kom en dadelijk!" „Ik geef je één minuut tijd, om weg te komen", zei Kennedy. „Anders gooi ik je er uit!" Een angstaanjagend, kakelend lachje klonk van Phenuits lippen. Hij hief zijn stok op en tegelijk klonk een kreQt van Maxine. Kennedy, die half en half een aanval verwachtte, hief de hand op. Het volgend oogenblik was de stok in horizon talen stand. Een heldere lichtstraal flik kerde en Kennedy strompelde achteruit, tot hij tegen het verborgen bed stootte. Ademloos en pijnlijk getroffen zakte hij op den grond in elkaar en kreunde. Een volle minuut weigerden zijn hersens, te werken. Hij was zich vaag bewust, dat een of andere vreeselijke kracht hem in de maagstreek had geraakt en alle kracht uit hem had geslagen. In een toestand van halve bewusteloosheid hoorde hy een deer niswekkende kreet en trachtte tevergeefs, overeind te krabbelen. Daarop sloeg de deur dicht. Eindelijk stond hij op en voelde zich ziek en pynlyk. De kamer was leeg! Hy strom pelde naar de deur en rukte die open. Het zwakke geluid van dalende voetstappen drong in zijn ooren door. Hij bleef een oogenblik staan en voelde tot zijn blijd schap zijn krachten terugkeeren, en daarna holde hij met halsbrekende snelheid de trappen af. Toen hy op straat kwam, zag hij het achterlicht van een wegrijdende auto. Hij rende ze achterna, zoo hard als hy kon, maar ze ontkwam gemakkelijk. Het laatste, wat zijn oog trof, was het nummer, dat door de achterlamp verlicht werd, terwijl de auto om den hoek verdween. Hij had de tegenwoordigheid van geest, het nummer in zijn zakboekje te noteeren, en daarna rende hij naar den hoek, in de hoop, dat een of andere hindernis het voertuig had opgehouden. Maar toen hij den hoek be reikte, was er geen auto meer te zien. Maxine was dus weg! Phenuit had zijn be dreiging ten uitvoer gebracht, zooais zij had gevreesd. Het was tergend vernede rend! Over welke vreemde macht beschikte dat individu? Hij was getroffen door iets, dat op het trappen van een wild paard leek terzijde geslingerd als een kind door een schijnbaar afgeleefden man, die eigenlijk in een museum thuis hoorde. Zyn geest kwam in opstand. En wat gebeurde er met Maxine? Wat voor verschrikkelijks had die geïncarneerde duivel op het oog? Waarom had zij hem niet méér verteld? Zijn hart deed hem pijn, toen hij zich zijn betrekkelijke on macht bewust werd. Het eenige, wat hem by zijn onderzoek zou kunnen helpen, was het nummer van de auto. Dat zou hem misschien niet heel ver brengen, maar hij mocht het niet over het hoofd zien. Hy dacht aan Scotland Yard. maar ver wierp die gedachte dadelijk. Op een of PER PAKJE 5 CT. DE VOLMAAKTE KAUWCOM Wat krom gegroeid is, krygt menmT opeens recht. ei Zoo Deze afgevaardigde hield eveneen pleidooi voor een hoogere salariëerin de commissarissen der koningin; de t g Van is thans zoo, dat alleen rijke menschel ambt kunnen aanvaarden en dat i. n schelyk. on»en. Een nieuw geluid ten aanzien van a Zondagswet liet de heer Posthuma (f j e hooren. Deze wenschte te zien aanee t op den „Engelschen Zaterdag", speciaal het oog op de sportbeoefening en de 1"" schouwers daarbij, waarvoor op Zond bij internationale wedstrijden vooral a8tn* menschen dienst moeten doen. V"® De heer van Sleen (s.d.) deed een woord voor het waterschapspersoneeL h ongelijk, wat rechtspositie en loonreeM!»' betreft, wordt behandeld. Betingi De heer IJzerman (s.d.) laakte de culaire van den minister inzake de weri'* van Surinaamsche negers in het am mentsbedrijf. Op die manier, zeide "ha* schiet er voor die menschen alleen n maar de functie over van „waschechtf zwarte knecht van Sinterklaas"! De heer J. ter Laan (s.d.) toonde zU evenals zijn partijgenoot Drees, een v<» stander van de samenvoeging van klein" gemeenten, teneinde een beter beheer en bezuiniging te verkrijgen. Voorts bepleittV hij een betere behandeling van salariskwes ties in het georganiseerd overleg. Van oud-minister Terpstra (a.r.) kwame een ernstig protest los tegen het toesta» van de vertooning van de film „Gras weiden", welke hij had gezien. Veie men schen zijn daardoor in hun heiligste genJ lens gekrenkt en daarom bepleitte hij een wijziging van de Bioscoopwet, waanlooreen door de centrale commissie voor de film. keuring toegelaten film, zoo noodi^^/^ regeering kan worden verboden. Nadat de heer de Marchant et d'Ansem- bourg (n.s.b.) betoogd had dat de n.s.b.-ets als anti-marxisten wel in de burgerwachten thuis behooren, die in 1918 immers tegen de dreiging van de „marxisten" zijn opgericht, en den steun van zijn fractie aan de be grooting van deze regeering had geweigerd, kwam de heer Zijlstra (a.r.) zijn instem ming met de voornemens der regeering inzake de handhaving van de Zondagswet betuigen. De heer Wendelaar (lib.) waarschuwde den minister echter de adviezen van den heer Zijlstra niet op te volgen, doch liever te luisteren naar het bezadigde woord van den heer de Geer in de vorige week; óók wat de Begrafeniswet betreft zag deze afge vaardigde liever christelyk-historische dan anti-revolutionnaire adviezen gevolgd en hij ried den minister beslist af, de Bioscoopwet in den door mr. Terpstra gevraagden zin te wijzigen. Het was over half twaalf toen de heer de Visser (c.p.) zijn protest tegen de integrale handhaving van de Zondagswet begon; van „afdwingen" mag z.i. geen sprake zijn. De heer Tilanus (c.h.) tenslotte besprak eenige pensioensaangelegenheden. Hy be pleitte aanvulling van een leemte. Vaas kan een niet-eervol ontslagen ambtenaar op zyn 65ste jaar uitgesteld pensioen krijgen, een eervol ontslagen ambtenaar niet. Om 12.05 scheurde een bode het kalender blaadje van den 16en November af, ambte lijk precies was 't de 17e! Maar daarna hield de heer Duymaer van Twist (a.r.) nog een pleidooi voor verlaging van de hooge scheepvaartgelden, die zwaar op de binnenschippers drukken. De n.s.b.-ers behooren niet in de burger wachten thuis, als zijnde revolutionnair. Dat was 't slot. Om 12.20 uur ging do Kamer naar huis. Een krant, die werk 'lijk wordt gelexe», Moet voor uw zaak afdoende teezee' zou die andere manier voelde hy, dat Maxine tusschenkomst van de politie niet go*® vinden. Als zy van meening was, da' haar kon helpen, dan zou zij eerder tot haar gewend hebben. Hl) innerde zich plotseling, dat er op de 'n boek was, waarin de districten 8eI| tJ werden, die door de verschillende op de auto's werden aangeduid. wist, waar de auto vandaan kwant, misschien weer een stap verder. W sloot, het te probeeren. Een onderzoek van eenige weinige nuten stelde hem in het bezit van wenschte inlichting. De letter had king op Poplar. Uitstel was nu °nv ,gen- delijk. Hij kon niets doen voor den er in den morgen. In groote vrees voor »a dien tusschentijd gebeuren kon, 8' naar huis, maar hij bleef het g''°0 te van den nacht op, om een °pl° .g In zoeken van dit verwarrende wys _^tool zijn koffer had hy een automatisc en wat kogels. Hij stak ze in den za naar Dadelijk na het ontbijt rw Ge' Poplar, naar het registratiekan <a lukkig was er slechts een jonge 0p. belast, en enkele bezwaren, die .onnei>* perde, werden gemakkelijk <jeel- De jonge man zocht in zijn boe*e y, eed de hem mede, dat de bedoelde ragehoudef huurauto was, en aan een 6a f in de stad toebehoorde. toonb*n< Hij stak den jongeman over nagr de een halven kroon toe en begaf zl(_ zag hl) garage. Tot zyn groote vold06" eenige de auto staan. Hij stelde vluc de° vragen over den huurprijs ®n klerk toen ronduit onderhandelver- „Wanneer is deze auto het huurd?" (Wordt vervo' ilgd)'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8