Minister Goseling verdedigt zijn beleid.
AM
PUROL^:
^Binnenland
De positie der vreemdelingen.
PARLEMENT
Werktijd P.T.T.-personeel.
HeuUletm
'T OOG
VAN
00000000 JladiopcaycoMMa
®0OÖOO000000e000030^i0€)0000
Ruwe huid
Ruwe handen
verzacht en geneest
TWEEDE BLAD
(Van onzen parlementairen medewerker.)
De Tweede Kamer is gistermiddag flink
met haar begrootingsarbeid opgeschoten.
Zij leeft weer onder het tempo van mr. van
Schaik, die er niet tegen opziet, om nog aan
wat nieuws te beginnen, als de leden (en
nog andere lieden in de vergaderzaal) in ge
dachten bijna den eersten aardappel in den
mond steken. Dus begonnen we nog om half
zes, nadat de Justitiebegrooting was afge
handeld en aangenomen, nog aan de begroo
ting van Sociale Zaken.
Maar, om nu met het voornaamste te be
ginnen: minister Goseling heeft een interes
sante rede ter verdediging van zijn beleid
en ter inlichting van de leden gehouden.
Natuurlijk kon hij op alle opmerkingen niet
uitvoerig ingaan. Hij kent evenwel het
recept, om aan het verwijt van onachtzaam
heid te ontkomen en toch niets te zeggen
over bepaalde wenschen; hij is niet voor
niets zelf jaren lang een van de vragers bij
Justitie geweest! En zoo plaatst hij met een
allervriendelijkst gezicht de zegswijze,
welke hem zoo bekend was: „Ik zal de Han
delingen nog eens rustig nalezen en over
wegen tot welke conclusies uw betoog mij
nader zal brengen".
Overigens kan men ook niet verwachten,
dat een minister op alles met een gereed
ontwoord reageert.
We zullen eerst eenige concrete mededee-
lingen van den bewindsman de revue laten
passeeren.
Het doorzetten van een regeling betref
fende de inning van kleine vorderingen
stuit vooralsnog af op het kostenbezwaar.
De verplichte verzekering tegen gelde
lijke gevolgen der wettelijke aansprakelijk
heid, voortvloeiende uit het gebruik van
motorrijtuigen, wordt ter onderzoek aan een
commissie voorgelegd, waarin naast een
paar departementsambtenaren deskundigen
op het gebied van het verkeer en het ver
zekeringswezen zitting hebben;
Codificatie van het arbeidsrecht wijst de
minister in dit tijdsgewricht nog af. Aan de
bepalingen betreffende het concurrentie
beding en aan het ontslagrecht valt wellicht
nog wat te verbeteren.
Plannen voor een tweede jeugdgevange
nis zijn gereed. De minister is bereid te
overwegen of het verzamelen van gegevens
betreffende den duur en de toepassing van
de preventieve hechtenis kan worden opge
dragen bij wijze van intellectüeele werk
verschaffing aan het Criminologisch Insti
tuut te Utrecht.
Positie van vreemdelingen.
Met voorbijgaan van enkele minder be
langrijke punten, komen we nu tot 's mi
nisters uiteenzetting van de positie der
vreemdelingen in ons land en het weren
van politieke propaganda.
Met een zekere voorkeur haast knoopte
hij vast aan het, ook door hem geprezen, be
toog van mr. van der Goes van Naters. Bij
beide kwesties moet het belang van onze
eigen Staatsgemeenschap op den voorgrond
staan. Nederland moet hierin zich zelf zijn.
Maar de gevaren dreigen niet alleen van
nationaal-socialistische zijde. De heer van
der Goes van Naters had gemeend de com
munistische propaganda als weinig bedui
dend en niet aanwijsbaar gevaarlijk te kun
nen beschouwen, doch de bewindsman was
't daar in het geheel niet mee eens.
Men vergeet te veel, dat de Communis
tische Partij Nederland een sectie is van de
Communistische Internationale, en dat uit
de instructies daarvan volgen moet: inmen
ging met de binnenlandsche politiek. En het
is slechts een kwestie van opportuniteit of
en hoe dit gebeurt. Daarom zou eenzijdige
waakzaamheid onverantwoordelijk zijn.
Door zyn wisselwerking met andere stroo
mingen is het communisme een infectiege
vaar voor ons land. En dat is ook het ge
val met het nationaal-socialisme. De publi
caties van den te Hamburg gevestigden
Fichte-Bund, welke op geheimzinnige wijze
in ons land worden verspreid, hebben de
volle aandacht van de regeering en zy is op
een strafrechtelijke vervolging bedacht.
Maar eer het daartoe kan komen, dient men
eerst met een daad te maken te hebben. De
Justitie tracht den invoer van die geschrif
ten tegen te gaan. In de diplomatieke taal
van „Buitenlandsche Zaken" zou een bila
terale overeenkomst met het land waar die
geschriften vandaan komen, wellicht beter
zijn dan ingrijpen; pogingen, om een oplos
sing in die richting te verkrijgen, worden
niet verwaarloosd. Mocht evenwel blijken,
dat ons arsenaal van strafrechtelijke bepa
lingen in deze tekort schiet, dan zal de mi
nister niet aarzelen, om het aan te vullen.
De emigranten.
Er verblijven thans honderdduizenden
vreemdelingen in ons land. Van het over-
groote deel ondervindt men geen last. Er
zijn maatregelen tegen de vestiging in be
roepen en bedrijven genomen. De moeilijk
heden beginnen echter eerst met de poli
tieke vluchtelingen. De emigranten mogen
zich hier alleen vereenigen teneinde steun
bij elkaar te zoeken, maar politieke doel
einden mogen zij niet nastreven.
Zij verbeelden zich wel en dat doen de
vreemdelingen in het algemeen dat zij
een subjectief recht op asyl hier hebben,
maar dat is niet zoo. Elke staat regelt op
eigen wijze het verblijf van vreemdelingen.
Nu wordt, ook door een deel der Kamer,
de huidige regeling van het vreemdelingen
recht niet voldoende geacht, maar de mi
nister denkt er niet aan, om dit in dezen
tijd te verbeteren of aan te vullen.
„In een storm gaat men niet zijn schip
opkalefateren". En in een storm in geeste
lijken zin verkeeren wij. Dat zal niemand
kunnen ontkennen.
Bij de vreemdelingen, in het bijzonder bij
de politieke vluchtelingen, gaat het in de
eerste plaats om het vaststellen van hun
omstandigheden. Daarbij werken zij zelf
niet altijd voldoende mee. Dat zij tijdens
het langdurige onderzoek, dat vaak in hech
tenis wordt doorgebracht (die over het al
gemeen niet te lang duurt, volgens mr. Go
seling) in pijnigende onzekerheid verkeeren,
valt te begrijpen, döch daaraan is niet te
ontkomen. Aan rechtskundigen bijstand
ontbreekt het hun niet. Integendeel, zij ont
vangen van verschillende zijden goeden
raad.
De minister was het er volkomen mee
eens, dat voor den vreemdeling, „die om
des gewetens wil hier is", een oplossing
moet worden gevonden.
Voor een land als -het onze, dat een door-
laat-land jf, is die vreemdelingenkwestie
vooral heel moeilijk. Maar we moeten ons
eigen belang hier zwaar laten wegen; daar
in gedragen we ons heusch niet eng-nationa-
listisch. We kunnen niet anders! We zullen
gaarne medewerken aan pogingen om een
internationale regeling te treffen.
De minister had niet den indruk, dat het
den vreemdelingen onbekend is, dat zij,
staande voor een uitwijzing, bij hem in hoo-
ger beroep kunnen komen. De politie-auto-,
riteiten zijn in deze voldoende geïnstrueerd.
Ter wille van de vreemdelingen zelf, die
erger lot verwachten in eigen land, zal in-
terneering op daartoe geschikte plekken in
ons land in sommige gevallen overwogen
kunnen worden.
Van een herziening van het vreemdelin
genrecht wil de minister dus absoluut niets
weten; hij acht het niet verantwoord.
Het echtscheidingsvraagstuk.
De minister heeft in zijn memorie van
antwoord zijn principieele opvatting van het
huwelijk uiteengezet, om ten aanzien van
zyn houding met betrekking tot het echt
scheidingsvraagstuk en de tegenwoordige
rechtsprocedure niet te worden misver
staan. Hij betreurde het echter, dat degenen,
die op verruiming van de echtscheidings
gronden aandrongen aan dit principieele
standpunt geen voldoende recht hadden
doen wedervaren door zelf hun beginselen
ten aanzien van het huwelijk te verzwijgen,
's Ministers opvatting is, geciteerd uit zijn
memorie van antwoord:
„Het huwelijk ziet hij als de eerste en
voornaamste natuurlijke gemeenschap, die
het Staatsverband omsloten houdt, en die
gericht is op de voortplanting van het men-
schelyk geslacht. De wezenstrekken zijn:
eenheid en onverbreekbaarheid. Dit alles
niet naar eenige menschelijke ordening, die
naar goeddunken kan worden gewijzigd,
maar krachtens Goddelijk bestel. Individu
en Staat hebben ook in dit opzicht Gods
wet te eerbiedigen; ook de Staat, die geen
regelingen mag treffen, die het huwelijk in
zijn wezenlijke elementen raken".
Ziedaar des minister principieele opvat
ting, welke die der rechterzijde is. Hij
achtte het intusschen al voldoende duide
lijk geworden, waar de scheidingslijn ligt.
Het gaat slechts om de vraag: „Gaat men
zelf uit vrije hand regelen of aanvaardt men
hoogere normen". Het standpunt van het
kabinet is echter: geen verruiming van echt
scheidingsgronden; ook niet in het geval van
ongeneeslijke krankzinnigheid.
Hoe nu ten aanzien van de huidige, ver
keerde, processueele practijk zal worden
gehandeld, moet de mnister nog overwegen.
Zoo blijven kan het niet. De minister hoopte,
dat de gehouden beschouwingen ons dich
ter bij de oplossing van het vraagstuk zou
den brengen, een oplossing waarvoor het
nageslacht ons dankbaar zal kunnen zijn.
Replieken.
Er werd nog gerepliceerd. Van hetgeen
nog te berde werd gebracht, releveeren we
alleen, dat mr. Rost van Tonningen ver
klaarde, dat zijn strijd zich richt tegen het
brengen van de kerk in de politieke strijd-
arena. „Wie tegen de heeren Deckers en
Kortenhorst vecht, strijdt daarom nog niet
tegen den Paus", was zijn uitspraak.
Wat het „weggeraakte" dossier in de zaak
van 't Sant betreft, bleven de verklaringen
van den woordvoerder der n.s.b. staan tegen
over die van den minister, die zich weder
om op het onmiddellijk opgemaakte proces
verbaal, beriep.
Nadat nog eenige beschouwingen bij di
verse onderafdeelingen waren gehouden
werd de Justitiebegrooting zonder hoofde
lijke stemming aangenomen; -de n.s.b. vroeg
geen stemming of vergat het.
Sociale Zaken.
Bij de begrooting van Sociale Zaken kre
gen we een korte schermutseling tusschen
den n.s.b.-er Woudenberg (die voor het eerst
sprak) en minister Romme. Deze afgevaar
digde achtte een vruchtbare discussie met
een minister die rekent op een residu van
200.000 werkloozen, niet mogelijk. Waar er
echter iets zakelijks op te merken zou val
len, zou zijn fractie zich laten hooren.
De minister herinnerde aan de passage in
het voorloopig verslag, waarvan de rede van
den heer Woudenberg de weerslag was en
waarin o.a. werd beweerd, dat er op het ge
bied van de werkloozenzorg en bestrijding
van de werkloosheid hier -.niets gebeurt.
Met wie dat beweren, is eeni vruchtbare dis
cussie inderdaad onmogelijk. De zaak was
echter te belangrijk om het daarbij te la
ten en daarom gaf de minister een opsom
ming van allerlei maatregelen, welke van
regeeringswege ten behoeve van een en an
der waren genomen. Daarbij onthulde de
minister, dat het bedrag waarmede het
Werkfonds zou worden aangevuld (welk
voornemen bekend was) groot zal zijn 13
millioen gulden.
De algemeene beschouwingen waren hier
mede afgeloopen. Bij de afdeeling Arbeid,
een der voornaamste af deelingen dezer be
grooting, drong de heer Kupers (s.d.) op
krachtige bestrijding van de werkloosheid
aan. Alle maatregelen van de regeering zou
den niets uithalen, als de werktijd niet werd
verkort. Hij betreurde het zeer, dat de mi
nister wettelijke regeling van de vacantie
voor arbeiders heeft afgewezen en daarom
diende hij een motie in, waarin werd ge
vraagd een zoodanig wetsontwerp aanhangig
te maken.
Postbegrooting.
We moeten nog even iets mededeelen over
de Postbegrooting waarmede Dinsdagnacht
nog een half uur werd doorgegaan. De heer
van Braambeek (s.d.) klaagde over de te
lage winstramingen.
Voor 1937 was een winst geraamd van
1yt millioen en het blijken er 10K te zijn.
Van de bedrijfspolitiek, indirect ook van die
hooge winsten, wordt het personeel de dupe.
Door ALAN DARE,
14)
Uren verstreken en zy besloot te trach
ten, te gaan slapen. Zij deed geen poging,
zich te ontkleeden, maar ging geheel ge
kleed boven op het bed liggen. Daar zij
bemerkte, dat zij onmogelijk kon slapen
met het licht aan, liep zij naar de deur en
draaide het licht uit. Ten laatste viel zij
in slaap, doch die was niet van langen
duur. Een half uur later ontwaakte zij plot
seling met een onuitsprekelijk gevoel van
verschrikkelijken angst. Zij had het raam
opengelaten en daardoor scheen het maan
licht. Toen zij zich omkeerde, kreeg zij iets
afschuwelijks in het oog. Om den haak in
de zoldering was een groote, donkere vlek.
Terwijl zij er als betooverd naar staarde,
werd die vlek al grooter en grooter, en er
klonk een geluid als van vallende druppels
Zy uitte een zachten kreet en week terug
tot den uitersten hoek van het groote bed.
Tik tik tik. Het geluid hield aan met de
eentonigheid van het tikken eener klok.
Zij verbeeldde zich, dat zij iets anders zag
twee slappe gedaanten, die van den
haak afhingen.
Dat het de zelfmoordenaars waren, die
zich in deze kamer hadden opgehangen,
was zeker. Het zou 'n opluchting voor haar
zijn geweest, als zij een luiden gil had kun
nen geven, maar haar tong scheen aan
haar gehemelte te zijn vastgekleefd. Toen
werd haar aandacht getrokken door vreem
de geluiden, die klonken als het loopen van
bloote voeten. Zij naderden het bed steeds
meer. Zij richtte zich hoog op in het kus
sen en hijgde zwaar. Het licht! Als zij het
licht maar kon opdraaien! Met alle kracht
verzamelde zij moed en slaagde er in, haar
voeten over den rand van het bed te krij
gen, toen plotseling iets kouds haar nek
aanraakte. Het bloed stolde haar in de
aderen. Weer raakte iets vreemd klams
haar aan, en een schorre kreet ontsnapte
haar lippen.
Toen zag zij iets zwarts tegen de witte
gordijnen van het bed. Het bleek een vleer
muis te zijn, vreeselijk genoeg, maar ten
minste iets natuurlijks. Zij schudde het
gordijn en hoorde het dier naar het venster
vliegen. Angstig tastte zij met haar voeten
naar den grond en al haar moed bijeen
rapend, snelde zy naar den lichtknop. Na
eenig tasten vond zij hem en drukte hem
naar beneden. Er klonk een geklik, maar
er kwam geen licht. Nogmaals en nogmaals
probeerde zij het zonder gevolg. Tik, tik!
De vlek op de zoldering was er nog. Een
zacht gekreun kwam ergens vandaan. Zij
kon niet onderscheiden, van waar.
Bijna krankzinnig van angst schoof zij
den grendel van de deur terug en wilde
die openen. Maar ze ging niet open. Zy
sloeg er met de handen tegen. Alles was
beter dan deze vreeselyke kamer met het
neerdruppelende bloed en alles, wat ermee
samenhing. Tevergeefs, de deur was niet
te bewegen.
Op het punt, flauw te vallen, waggelde
zij naar het bed terug en ging in den
versten hoek zitten, met het gordijn om
zich heen. Een geluid, dat van den kant
van het venster kwam, deed haar in die
richting kijken. Een koude hand scheen
zich om haar hart te klemmen. Iemand
kroop langs de waranda naar boven. Dui
delijk kon zy het bijtrekken van ledematen
hooren. Toen greep een hand een der tra
lies en een oogenblik later verscheen een
gezicht.
„O! O!" hijgde zy.
„Ssst! Maxine!"
Zij ontstelde, toen zy de stem van Ken-
nedy herkende, en het volgend oogenblk
vloog zij, met nieuwen moed bezield, het
bed uit.
„Jii! Jij!" snikte ze bijna.
Hij legde den vinger op de lippen, om
haar tot zwijgen aan te manen en wendde
vervolgens al zyn krachten aan op twee
der tralies. Een ervan zat eenigszins los,
maar niet genoeg, om van eenig nut te zyn.
Hij verzocht haar naderbij te komen en zij
bracht haar oor vlak bij zijn mond.
„Ik moet iets hebben, dat als hefboom
kan dienen. Is er zooiets in de kamer?"
„Niets".
„Is er een andere uitgang?"
„Neen, ik ben opgesloten".
„Dan moet ik weer naar beneden, om
iets te zoeken, waarmee ik tenminste één
staaf los kan maken".
„Neen, neen!" riep zij. „Verlaat mij in
vredesnaam niet! Ik ben bang verschrik
kelijk bang!"
„Ik zal niet langer dan een paar minuten
Vrijdag 26 November.
HILVERSUM, 301 M. (8.—12.—
4.—7.30 en 9.—12.— VARA, de
AVRO van 12.4.en de VPRO
van 7.30—9.—). 8.— Gr.pl. 10.—
VPRO-morgenwijding. 10.20 Deel.
10.40 Gr.pl. 11.10 Verv. decL 11.30
Gr.pl. 12.Het Kovacs Lajos-
orkest. 12.35 Uit Berlijn: Berlijnsch
Philh. orkest. 1.05 Kovacs Lajos'
orkest. 2.Deel. 2.30 Zang en or
gelspel. 3.15 Avro-dansorkest. 4.
De Lucky Birds solist en gr.pl. 5.
Voor de kinderen. 5.30 Orgelspel.
6.Optreden van amateurs. 6.35
Politiek radiojournaal. 6.55 Gr.pl.
7.Jeugd in crisistijd, causerie. 7.20
Gr.pl. 7.25 ANP-ber. 7.30 Ber. 7.35
Lezen in den Bijbel, causerie. 8.
Sopraan en piano. 8.30 Literaire
causerie. 9.Radiotooneel met
muziek. 10.Fantasia, mmv. solist.
10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-avond-
wyding. 11.Zang en gr.pl. 11.30
Jazzmuziek (gT.pl.) 11.5512.
Gramofoonplaten.
HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr.,
KRO-uitz.) 8.—9.15 en 10.— Gr.pl.
11.30 Godsd. halfuur. 12.Ber.
12.15 KRO-orkest en gr.pl. 2.Or
gelconcert. 3.05 KRO-Kamerorkest.
4.Gr.pl. 4.15 KRO-melodisten,
solist en gr.pl. 6.Land- en tuin-
bouwpraatje. 6.20 Vervolg concert.
7.Ber. 7.15 Het vraagstuk der
oudere werkloozen. 7.35 Bedrijfs
reportage. 8.ANP-ber. 8.15 Gr.pl.
8.20 R.K. Oratoriumver., het
Utrechtsch Sted. Orkest en solis
ten. (9.3510.— Deel. en gr.pl.)
10.55 ANP-ber. 11.05—12.— Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.40—11.50
Pianosoli. 12.10 Alt en orgel. 12.50
H Hall en zijn dansorkest. 1.35
2.20 Birminghamsch Philharmo-
nisch Strijkorkest. 4.20 Jazzmuziek
(gr.pl.) 4.50 Radiotooneel. 5.20 Het
Gershom Parkington kwintet. 6.
Zang. 6.20 Ber. 6.45 Duitsche cause
rie. 7.05 Dave Frost en zijn Band
mmv. solisten. 7.35 Remark and
repartee in music, causerie. 8.05
Zang bij de piano. 8.20 Revue-
progr. 9.20 Ber. 9.40 The past, cau
serie. 10.20 BBC-orkest en solist.
11.20 Oscar Robin's dansorkest en
solisten. 11.5012.20 Dansmuziek
(gr.pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 7.50, 8.55,
10.40 en 11.20 Gr.pl. 12.20 V. Pas-
cert.
orkest.
cal-orkest en zang. 3.05 Zang 39n
Trioconcert. 4.20 Gr.pl. 4.35 2
5.20 Kamermuziek. 8.35 PianovÜ"8'
dracht. 10.50 Gr.pl.
Nachtconcert.
KEULEN, 456 M. 5.50 Militair
7.50 Omroep-Amusement^*
11.20 Rep. 1.05 Gr. P/
Concert. 3.35 Jeugdconcert' Al
Omroep-Amusementssextet en
listen. 5.20 Omroepstriikkwarw*
6.30 Dresdens Philh. orkest en
listen. 8.30 Omroeptrio.
O. Joo.t, orkest, tos,,. kwtotet'
BRUSSEL, 322 en 484 M ?9o
1 O OO n1 mea
12.20 Gr.pl. 12.50 Kleinorkest X,*
-2.20 Gr.pl. 5.20 Kleinorkest' s'S
Gr ol. 7 5n Zang. MO Gr pL
Radiotooneel. 9.10 Gr.pL 9.20 Om"
roepsymph-orkest en solisten in aê
Dito. 10.5011.20 Gr.pl. 434
12.20 Gr.pl. 1.50 Zang. 2-22n
Gr.pl. 5.20 Accordeonmuziek r
Cellovoordr. 6.35 Gr.pl. 6.50 Pian7
voordracht. 7.10 Gr.pl. 7.35 7
8.20 Voor oud-strijders. 10.30—11 ?n
Gr.pl.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
7.20 De Dresdener Philharmonie m
m. v. solisten. 8.20 Radiotooneel
9.20 Ber. 9.40 Amerik. nieu'
9.50-11.20 O. Joosfs orkest, w
Rostock-kwintet en solist, nnnt
Weerbericht). Uö
GEMEENTELIJKE RADIO-
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.—9.20, Parij. n
9.20—13.20, Brussel VI. 13.20—14,20
Radio PTT Nord 14.20—15.05, pa.'
rijs R. 15.0515.20, D.sender 1520
—16.20, Keulen 16.20—17.20, Brus
sel Fr. 17.2017.40, Brussel VI
17.4018.20, Keulen 18.20—20.20
Brussel Fr. 20.2021.20, Lond. Reg'.
21.2022.20, Brussel VI. 22.201
22.30, Berlijn 22.3023.20, Parijs
R. 23.20—24.—.
Lijn 4: Brussel VI. 8.—9.20, Lu
xemburg 9.2010.35, Lond. Reg.
10.35—12.50, Droitwich 12.50—13.35,
Lond. Reg. 13.3517.20, Droitwich
17.20—18.40, Lond. Reg. 18.40
19.05, Droitwich 19.0521.40, Brus
sel Fr. 21.40—22.20, Droitwich 22
—24.—.
Lijn 5: Diversen.
Zyn partijgenoot Faber drong op verkorting
van den werktijd van het P.T.T.-personeel
aan, mevr. Bakker-Nort (v.d.) bepleitte
verbetering van de positie der arbeidscon
tractanten.
In het begin van den middag zou vandaag
de rest van deze begrooting worden afge
daan, waarna wordt voortgegaan met So
ciale Zaken, dat ook voor den avond op de
agenda staat.
Doos 30-60 ct Bij Apoth. «n Drogisten
MIJNHARDT WÊÊÊÊÊÊ
AUTO IN WINSCHOTERDIEP.
Gladde wegen in Groningen.
Na een druiligen regen, bij een tempera
tuur om het vriespunt, werden gisteravond
in en om Groningen straten en pleinen spie
gelglad. Vooral voor automobilisten en wiel
rijders was het zeer gevaarlijk.
Om één uur vannacht gleed een auto,
welker bestuurder verblind werd door een
tegenligger, vlak bij Groningen met kalmen
gang van den weg in het Winschoterdiep. De
heer Brouwer, uit Winschoten, die alleen in
den wagen zat, schreeuwde luidkeels om
hulp, waarop twee heeren toesnelden en hem
bevrijdden. Hadden zij zyn angstig schreeu
wen niet gehoord, dan zou de automobilist
zeker verdronken zijn.
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE
TYPOGRAFIE.
Verbindend-verklaring in zicht?
De vorige maand is door de Verenigde
Typografenbonden bij den minister van
sociale zaken een verzoek in gedimd tot
verbindend-verklaring van de collectieve
arbeidsovereenkomst voor de typografie,
van welke indiening in de Nederlandse!»
Staatscourant mededeeling is gedaan, onder
vermelding dat binnen een termijn van
veertien dagen bezwaren tegen inwilliging
van het verzoek by den miniatar zouden
kunnen worden ingebracht. 8
Het bestuur der Vereeniging van uit
gevers van nieuwsbladen en tijdschriften
„De Nederlandsche Periodieke Pers" heeft
thans een schrijven gericht tot den minister,
waarin het zich beklaagt een en ander eerst
te hebben aangenomen, nadat de genoemd*
termijn was verstreken.
Het maakt dan ook bezwaar tegen
wijze van publicatie, terwijl het den ge
noemden termijn onvoldoende acht.
Het bestuur verzoekt den minister dtf
ook, in den vervolge maatregelen te vvillffl
nemen, welke er toe kunnen leiden, dat ifr
derdaad alle belanghebbenden voldoen
gelegenheid krijgen van hun meeninf *Pr
trent de wenschelijkheid van een verT]l<
dend-verklaring of on verbindend-vare»
ring te doen blijken. ,.ik
Voorts zou het bestuur het hoog
waardeeren, indien alsnog terzake van
onderhavige verzoek de gelegenheid
worden geopend eventueele bezwaren
merkingen bij den minister in te dien
weg blijven. Ik heb in den tuin eenige
lange stukken hout gezien. Houd moed!"
„Nu, vlug dan! Toe, haast je! Als je niet
was gekomen, zou ik, geloof ik, gek zijn
geworden".
„Je kunt bij het raam blijven staan. Als
je eenig gevaar dreigt, roep dan".
..Ja. ja!"
Hij liet zich langs de pilaren, waarop de
waranda steunde, naar beneden glijden. Zij
zag hem achter eenige struiken kruipen en
daarna verdween hij vijf minuten uit het
oog. Toen zy hem weer zag, had hy een
dik stuk hout in de hand. Drie minuten
later was hij weer by het venster.
„Heb je iets gehoord?"
„Neen".
„Goed. Dan er op los".
Hy stak het eind van den hefboom tus
schen twee der tralies en drukte met zijn
heele gewicht. De staaf boog langzaam en
raakte beneden los. Hij nam ze in beide
handen en boog ze terzijde. Een ruimte
van ongeveer een kwart meter kwam vrij.
„Nog niet genoeg", fluisterde hy. „Nog
eens".
De tweede staaf zat vaster, maar kwam
eindelijk ook los. Verheugd boog hij ze naar
binnen en wrong zich door de opening.
„Ik geloof, dat er iemand in den tuin
is!" zei- hij. „Sapperloot, wat ben ik blij,
dat ik je terug zie!"
„Voor mij is het een hemelsche vreugde,
jou te zien!" zei ze met gedempte stem. „Ik
zit in dit vreeselijke huis gevangen. Van
nacht ben ik bijna gestorven van angst.
Kijk!"
Zij wees naar de donkere vlek om den
haak in de zoldering. Het druppelen had
den
nu opgehouden, maar op het tipW
vloer was een natte plek.
„Dat lijkt wel bloed!"
„Het is bloed! Het spookt hier
kamer! Hy vertelde het mij, en 1*
gezienHij heeft mij hierin ïe
om mij zoo te verschrikken, dat ik
onderwerpen".
„En daar is hy bijna in geslaag
hy. „Dit is blijkbaar een deel van eti"
Ik zie een klein gat daarboven,
den haak. Daar is een of andere v
door geworpenVlug! Wij moeten
vandaan! Laat mij eens zien of de
vrij is". nt|t
Hij ging naar het venster en ke
beneden in den tuin, die door he
licht schitterend verlicht werd. z°° «n
kon zien, was de tuin geheel veria
zoo stil als een graf.
Hy riep haar en zij liep op hem
"Ik ga-'" luid
De woorden werden door eent._k(. v*r'
ratel onderbroken en het maa:
nlicht
luik
dween, toen een verborgen üze
naar beneden viel en het venster ""1
afsloot. ginder"
„Vervloekt!" mompelde hij. ,^en
laag!"
„Mr. Kennedy waar bent ur g[ n0f
„Hier! Sst! Houdt u kalm, we
niet". H»*r
„Het is zoo donker, ikk0 8an
uitgestoken hand raakte zijn a pi0ts«h
een lichte zucht ontsnapte haa h
ging het licht aan en scheen nun ^r-
in de oogen, dat zij er door v
den.
„Wie heeft dat gedaan1:
(Wordt
ver*^