ALKMAARSCHE COURANT GRATIS. De gijzeling van den heer hansen. KRIJGT WARMENHUIZEN EEN REGEERINGS-COMMISSARIS tweede blad De minister dreigt met intrekking van 's rijks steun. De raad blijft recalcitrant. Geen overdracht van 't gasbedrijf. Bureau voor Brandstoffen Economie niet WARMENHUIZEN WIE ZICH THANS VOOR MINSTENS 3 MAANDEN ABONNEERT, ONT VANGT DE TOT 1 JANUARI Binnenland De meening van den burgemeester van Den Haag. ALKMAABSCHE COURANT van DINSDAG 21 DECEMBER 1937^ tot een bepaalde uitspraak heeft geleid, doch In de gistermiddag gehouden raadsver gadering kwam in behandeling een des tijds gepubliceerd en onbeholpen gesteld schrijven van den heer Joh. Bierman te Groenloo, waarin hij informeerde of de raad genegen wa: het gasbedrijf aan par ticulieren over te doen. B. en W. stelden voor hierop niet in te gaan omdat zij verkoop aan particulieren ongewenscht oordeelden. De heer Slot vroeg of het niet wen schol ijk was eens te polsen hoeveel adres sant wil geven. De voorzitter zeide, dat B. en W. nimmer iets van den man hebben gehoord en dat B. en W. verwonderd staan over het „wederom" in zijn schrijven. Wethouder Molenaar mer.cte op, da er in de couranten nog al wat te doen geweest over een aanbieding van particu lieren, die meer wilden geven dan Alk maai. Vast staat echter, dat er van dezen man die schrijft „wederom" noch monde ling noch schriftelijk een aanbieding ingekomen. B. eh W. staan echter afwij zend tegenover overdracht aan particu lieren. Z. h. s. besloot de raad conform het voorstel van B. en W. Na afdoening van eenige andere agenda punten (men zie hiervoor het raadsver- siag) kwam in behandeling een schrijven van Ged. St., waarin wordt medegedeeld dat de minister van binnenlardsche zaken geconstateerd heeft, dat in de laatste jaren het gasverbruik een aanmerkelijken terug gang vertoont, waardoor het moeilijk wordt kleine bedrijven sluitend te behee- ren. Door verhooging van gasprijs kan daarin geen verbetering worden gebracht omdat daarvan een verminderd gebruik het gevolg zal zijn. Van de concurrentie door den electrischen stroom en het petro leumgebruik uit zuinigheidsoverwegingen verwacht de minister in de toekomst een toename van de verminderde afname. Het financieel belang van de gemeenten en de gasverbruikers maakt het z. i. noodzake lijk, dat verschillende gasbedrijven wor den samengevoegd, om noodlijdendheid te voorkomen en om de rentabiliteit van de bedrijven te bevorderen. De minister ver klaarde daarom, dat hij het met Ged. St. eens is, dat het verzorgingsgebied van de gemeente Warmenhuizen aan Alkmaar wordt toegevoegd en dat hij het door Warmenhuizen ingenomen standpunt niet in het algemeen belang acht en dit vooral niet, nu de betrekking van directeur va ceert. Samenvoeging beteekent daarom bezuiniging van uitgaven en bovendien is de minister van oordeel, dat Warmenhui zen rekening had moeten houden met de belangen van de gemeenten Harenkarspel, St. Maarten en Schoorl, die blijk hebben gegeven, dat zij het van belang achten, dat de gasvoorziening in die gemeenten plaats vindt door Alkmaar. Ongetwijfeld, zoo schrijft de minister, zijn er voldoende re denen om art. 145a van de gemeentewet toe te passen, zooals het college van Ged. St. heeft voorgesteld. Bij den minister rees de vraag of het noodzakelijk was, daartoe thans reeds over te gaan. Gezien de financieele positie, waarin Warmenhuizen verkeert, is de minister van oordeel, dat het gemeente bestuur van Warmenhuizen uit dien hoof de reeds verplicht is, die maatregelen te treffen, die in het financieel belang zijn van de gemeente. Wanneer de gemeente dit nalaat, dan loopt zij de kans, de bijzon dere bijdrage uit het werkloosheidssubsi diefonds en de extra-bijdrage voor de ge meentehuishouding verloren te zien gaan De minister zeide, dat hij in ieder geval voornemens was. om wanneer Warmen huizen financieele hulp noodig heeft voor 1938, aan de toekenning daarvan de voor waarde te verbinden, dat Warmenhuizen met Alkmaar een regeling treft tot over dracht van het gasbedrijf. Met aandrang gaven Ged. St. daarom den raad in overweging, daartoe voor 1 Jan. 1938 alsnog te besluiten. In April had Warmenhuizen onderhande lingen met Alkmaar geopend over de over dracht van het gasbedrijf. Warmenhuizen levert ook het gas in St. Maarten, Haring karspel en Schoorl en overeen was geko men, dat de gasverbruikers gedurende 5 jaar per M3. een cent minder kregen te be talen en bovendien vrijstelling van meter- huur. Voor de gasverbruikers beteekende dit duizenden voordeel. De middenstand in Warmenhuizen vreesde door opheffing van de gasfabriek (deze gemeente telt slechts 2000 inwoners) verlies van enkele koop krachtige inwoners. Bovendien werd door hen betoogd, dat door het minder aantal caloriën van het gas in Alkmaar het nuttig effect van het gas minder was. De raad besloot onder invloed van die actie 14 April tot aanhouding van het voor stel tot overdracht. Een bespreking met Ged. Staten had plaats, die toezegden, de vraag over de caloriën-waarde van het gas te zullen voorleggen aan het Bureau voor Brandstoffen Economie te Den Haag. Voor dat het rapport van dit bureau inkwam, be sloot de raad van Warmenhuizen 21 April tot het benoemen van een directeur. Ged. St. keurden dit besluit niet goed, waarop de raad 29 October een tijdelijk directeur be noemde. De gemeenten Haringkarspel, St. Maarten en Schoorl drongen er in het be lang van haar gasverbruikers bij Ged. St. op aan, om dwingende maatregelen aan War menhuizen op te leggen. 17 November be richtten Ged. St., dat bet onderzoek van het zij achten dit punt niet van dusdanig ge wicht, om daarvan de beslissing afhankelijk te maken en keurden het af, dat het ge meentebestuur van Warmenhuizen zonder den uitslag van dat onderzoek af te wachten een besluit had genomen om een nieu wen directeur te benoemen en berichtten dat zij de regeering hadden verzocht, om aan Warmenhuizen dwangmaatregelen op te leggen, met als gevolg bovengenoemden brief van den minister. De voorzitter, burgemeester N o 1 e t was van oordeel, dat afgescheiden van het feit, dat het gasdrama bijna een jaar de ge moederen in den raad en de gemeente beweging heeft gebracht, dat dit schrijven voor den raad voldoende moest zijn om aan het verlangen van Ged. Staten en de regee ring te voldoen. Het feit ligt er, dat wij voor 1938 aangewezen zijn op een zeer be langrijken steun van het rijk en dat wij dien steun onmogelijk kunnen missen. Spreker oordeelde de taal van den minister duide lijk genoeg, waar hij schrijft, dat hij, wan neer Warmenhuizen voor 1938 bijzondere financieelen steun noodig heeft, voornemens is, daaraan de voorwaarde te verbinden, dat met Alkmaar een regeling voor de over dracht van de fabriek wordt getroffen. Spr. meende dan ook, dat de raad niet anders kan doen dan aan de wenschen van Ged. St en de regeering te voldoen. Weth. Molen aar herinnerde er aan dat aan de inwoners gratis een Schager Courant was gezonden met een ingezonden stuk, dat als een manifest aan de burgerij was bedoeld. Spr. meende tegen dit stuk te moeten protesteeren, om de tendentieuse en misleidende voorstelling. Spr. wist, uit welken hoek de wind waait. Er zijn nu een maal menschen, die zich verbeelden ver stand van alles te hebben. Menschen, die zoo hoog van den toren blazen, moesten ech ter den moed hebben om dergelijke artikelen met hun naam te onderteekenen. Spr. herin nerde er aan, dat naar aanleiding van het vertrek van den directeur de vraag in het college naar voren kwam of het niet wen- schelijk was om het bedrijf over te doen Spr. was daarvan geen voorstander, omdat dit voor Warmenhuizen achteruitgang be teekende. Ik kon er slechts toe overstappen, wanneer het daaraan verbonden verlies in winst werd omgezet. Toen de zaak in kan nen en kruiken was en vast stond, dat de fabriek aan Alkmaar zou overgaan, kwam er een argument, waardoor het onaanneme lijk werd daartoe zonder meer over te stap pen. Ik stemde voor aanhouding om de zaak te onderzoeken. Daarvan is niets gekomen, cmdat B. en W. van oordeel waren, dat het vast stond, dat de gansche raad de dracht niet meer wenschte. De kwestie bleef, doordat Schoorl, Ha ringkarspel en St. Maarten er bij Ged. Sta ten op aandrongen Warmenhuizen te bewe gen nog eens stappen bij Alkmaar te doen. In de bespreking met Ged. Staten is door ons uitdrukkelijk gezegd, dat voor ons moet komen vast te stam, dat de gebruikswaarde van het gas van Alkmaar niet minder mocht zijn dan die van Warmenhuizen. Beweerd is, dat het verschil is 7 pCt. Dit is niet ko men vast te staan, maar dat er verschil is staat voor spr. vast. De bewering, dat het gas in Alkmaar verbazend slecht is, neemt spr. niet aan. Alkmaar heeft ook te zorgen voor de levering aan cliënten in andere ge meenten en moet om cliënten te behouden ook goed gas leveren. Voor spr. stond ech ter nog steeds niet vast, dat dit gas dezelfde verbruikswaarde heeft als dat van Warmen huizen. Wanneer het verschil werkelijk pCt. is, dan gaat een groot deel van het voordeel, aan de overdracht verbonden, ver loren. Ged. Staten vinden dit van minder belang. Zij wenschen de concentratie onge acht of de verbruikswaarde van het gas ge lijk of minder is. Spr. vroeg of dit nu een opvatting is voor Ged. Staten. Warmenhui zen is uit eigen beweging naar Alkmaar ge gaan en niet op aandrang van Ged. Staten. Zij maken gebruik van het feit, dat de kwestie is toegespitst door de requesten van Harenkarspel, St. Maarten en Schoorl. Uit sympathie voor de gasverbruikers hebben wij die in Schoorl, Haringkarspel en Sint Maarten willen laten deelen in de vermin dering van den gasprijs, door daarvoor de helft van de goodwill van het bedrijf te be steden. Het getuigt niet van solidariteit, dat zij nu requesten zenden. Ook Alkmaar kan Schoorl niet voor niets gas gaan leveren. Dat Schoorl er 4000 op moet toeleggen komt door het geringe gasverbruik. Nu wil de mi nister voor Warmenhuizen de subsidie in houden, wanneer wij de fabriek niel willen overdoen. Waar zouden wij aan toe zijn als wij ons daardoor moesten laten leiden. Voor ons moet vast staan of de overdracht voor deel oplevert. Zoo hebben wij niets meer te zeggen en onderhandelingen aanknoopen in dit stadium is onaannemelijk. Alkmaar zal dan zeggen: wij behoeven niet te onderhan delen, want wij krijgen het toch. Als de mi nister er voor is, dat de zaken in het hon derd loopen dan moet het maar dwang wor den, maar dan is de minister daarvoor ver antwoordelijk. Zoolang niet vast staat, dat overdracht voor Warmenhuizen voordeel be teekent wil ik de zaak niet overdoen. Weth. Mink verklaarde, dat de heer Mo lenaar ook zijn zienswijze had vertolkt. Voor spr. was het een teleurstelling, dat de uit spraak van den raad niet meer wordt ge ëerbiedigd. Spr. handhaafde het prae-advies van de meerderheid van het college om geen verdere onderhandelingen voor de over dracht te openen en adviseerde den minister hetzij schriftelijk, hetzij mondeling een uiteenzetting te geven van den stand van zaken. De heer Dekker zeide, dat de raad tot uitstel van het voorstel tot overdracht be sloot omdat hij huiverig was geworden voor het gas van Alkmaar. Volgens inlichtingen van deskundigen bleek het gas niet van de zelfde kwaliteit. Ook in de bijeenkomst met Ged. Staten hebben wij getracht de zaak zoo voor te stellen en er op gewezen, dat de fa briek niet noodlijdend was en dat wij niet behoefden te verkoopen. Wij achtten het van veel belang, dat de kwaliteit van het gas vergeleken zou worden. Dit onderzoek werd ons toegezegd en nu krijgen wij een schrij ven, dat er geen uitspraak is gekomen en dat dit van weinig belang wordt geacht. Fout is, dat wij de uitspraak over het gas niet hebben afgewacht en dat de wethouders, hoewel tot aanhouding was besloten, met het voorstel kwamen om het voorstel in te trekken. Spr. oordeelde het schrijven van Ged. Staten teleurstellend. De voorzitter wees er op, dat Ged. Staten schrijven, dat het door het Bureau voor Brandstoffen Economie niet tot een bepaalden uitspraak heeft geleid. Voor spr. kan dit niet anders beteekenen, dan dat het verschil in nuttig effect tusschen het eene en het andere gas minimaal moet zijn Naar spr. oordeel hebben Ged. Staten volkomen het recht om te schrijven, dat dit pur.t niet van zoodanig gewicht is om hiervan de be slissing afhankelijk te stellen. Het is niet spr. taak om Ged. Staten of de regeering te verdedigen, die zijn daartoe zelf mans genoeg. Dat een of ander pers orgaantje spreekt van „burgemeester Nolet en de zijnen", daarmede de regeering en Ged. Staten bedoelende, maakte het nog niet noodig, dat deze de hulp van Nolet noodig hebben. Deze college's zullen wel zelf bepalen wat het algemeen belang in deze vordert. Spr. wil den raad er slechts op wijzen, dat de gemeente boven het hoofd hangt, dat de financieele hulp van het rijk voor 1938, die niet gemist kan worden, niet wordt verleend. De minister schrijft duide lijk, dat hij in ieder geval voornemens is aan dien steun de voorwaarde van over dracht van het bedrijf aan Alkmaar te ver binden. Spr. kan daaruit niet anders lezen, wanneer de raad den wenk van Ged. Staten niet opvolgt de subsidie voor 1938 wordt ingehouden. De gemeente is een onderdeel van het rijk en staat onder de wetten van het rijk en wanneer de wetgever een wet heeft gemaakt dan is ook de gemeente daaraan gebonden. Volgens de gemeentewet heeft de regee ring in deze bevoegdheden, die als ze er van gebruik maakt lang niet aangenaam zijn voor den recalcitranten raad. Spr. kon geen andere oplossing zien dan te doen wat gewenscht wordt. Dit zal het aangenaamste zijn voor de gemeente en speciaal voor den raad. Doet de raad dit niet, dan zal onge twijfeld de landsregeering hier een andere gemeentelijke regeering instellen, hetgeen helaas zwaar zal komen te drukken op de gesteunden. Spr. is van oordeel, dat de raad zich dit duidelijk moet realiseeren. Spr. vroeg of de heeren de verantwoordelijkheid voor de nadeelige gevolgen voor de werk- loozen en de gesteunden op zich durven nemen. Wethouder Molenaar herinnerde er aan, dat in de commissie de heer Hofman verklaarde, dat het verschil in caloriën geen warmte-verschil beteekende doch dat de andere deskundige verklaarde, dat dit verschil 7 was. Spr. heeft geen reden om aan het woord van beiden te twijfelen, maar nu komt het bureau voor brandstof fen-economie en zegt 't verschil is niet uit te maken. Wat heeft spr. nu aan de uit spraak van den heer Hofman? Waar heeft die het nu vandaan. Spr. wilde geen sprong in het duister omdat de noodzaak daartoe voor Warmenhuizen niet bestaat. Het zou toch buiten alles zijn wanneer het zou ko men te drukken op hen die dit het minst kunnen lijden. Als wij meenen voor een recht te strijden, dan behoeven wij ons niet bij den eersten, de besten uitspraak van den minister neer te leggen. Spr. gelooft, dat de minister slechts een stok achter de deur heeft willen plaatsen en neemt niet aan, dat de minister het bestuur in handen van den burgemeester zal leggen. Zelfs als voor stander van overdracht moet men zich te gen dezen gang van zaken verzetten. De heer Dekker had wel betoogd, dat de raad er geen goed aan had gedaan om zonder het onderzoek over de kwaliteit van het gas af te wachten de onderhandelingen te niet te doen, maar eigenlijk kon de raad niet anders omdat er een vacature was waarin voorzien moest worden D.e raad moest dus een uitspraak doen De voorzitter: Wij zouden met Alk maar onderhandelen en 'n aparte uitspraak vragen van het bureau voor brandstoffen economie. Wanneer de uitspraak van dat bureau voor Alkmaar ongunstig was, dan zouden wij dat punt met Alkmaar apart behandelen. Wij behoefden dus de andere onderhandelingen niet op te houden. Wethouder Mink vond de uitdrukking recalcitrante raad niet gelukkig gekozen. Opstandigheid is niet de bedoeling van den raad. Spr. doet het voorstel om aan den minister schriftelijk stand van zaken te ge ven. Vooral wilde spr. laten uitkomen, dat de fabriek niet noodlijdend is. De heer Dekker was het hiermede eens, doch gaf aan een mondelinge uiteenzetting de voorkeur. De heer Slot was er met den heer Mole naar voor, om de zaak te laten zooals die is en maar afwachten wat er van komt. Weth. Molenaar meende, dat men, als men naar den minister gaat. een vast stand punt moet innemen. Over de kwaliteit be hoeft men niet meer te spreken. Nu kan men zeggen, dat men voor overdracht is als dit voordeel oplevert, maar er is een uit spraak van den raad, dat wij ons bedrijf willen behouden. De voorzitter zei, dat Alkmaar wel willend aan verschillende dingen is tegemoet gekomen. Het gaat alleen over de caloriën- waarde, die voor sommigen twijfelachtig is. Spr. oordeelde, dat men zich bij den uit spraak van het Bureau voor Brandstoffen Economie moet neerleggen. Als men steeds terugkrabbelt op hetgeen men heeft gezegd komt men niet verder. Weth. Molenaar: „Ik wil zwart op wit hebben, dat het hetzelfde is. Volgens de gegevens die ik heb, staat dit niet vast". De voorzitter: Wij zullen tot een uit spraak moeten komen. Verlangt iemand stemming over het meerderheidsvoorstel om geen onderhandelingen voor de overdracht van het bedrijf meer te openen? Niemand?, dan neem ik aan dat het meerderheidsvoor stel met algemeene stemmen is aangenomen. Weth. Mink handhaafde hierna nog zijn voorstel om den minister in te lichten, welk voorstel door den heer Dekker werd ge steund. De voorzitter: Er zijn zooveel ver schillende standpunten, dat ik voorstel om een commissie van redactie te benoemen en dan stel ik voor de heeren Mink en Dekker in die commissie te benoemen. De heer Groot stelde voor daaraan de heer Rozendaal toe te voegen. Hiertoe werd besloten. De begrooting. De begrooting voor 1938 werd hierna vast gesteld op een bedrag van 184520 in ont vangst en uitgaaf voor den gewonen dienst en voor den kapitaaldienst op f 138419.52. Als extra-bijdrage uit het Werkloosheids- subsidiefonds was een bedrag van 5000 ge raamd; als belastingbij drage uit dit fonds een bedrag van 5871,12 en als rijksbijdrage voor de gemeentehuishouding een bedrag van 33100. De voorzit ter was van oordeel, dat de raad in consequentie aan het vorige besluit de drie posten behoorde te schrappen, aan gezien hij overtuigd was, dat de minister aan zijn voornemen gevolg zou geven. De raad handhaafde evenwel deze posten, omdat hij van oordeel was, dat ook door den anderen bestuursvorm, die vermoedelijk zou komen, de gemeentehuishouding zonder die bedragen niet kon worden gevoerd. Qetnemtecadem De raad kwam gistermiddag om half drie onder voorzitterschap van burgemeester Nolet voltallig bijeen. De voorzitter uitte de wensch, dat de beraadslagingen zouden zijn in het belang van de gemeente. In handen van B. en W., ter afdoening, werd een verzoek gesteld der Gef. kerk te Krabbendam, waarin verzocht wordt een lantaarn aldaar langer te laten branden. Ingevolge een verzoek van de R.K. Ver. voor Eerste Hulp bij Ongelukken werd be sloten behoudens goedkeuring f 25 op de begrooting te plaatsen voor aanschaffing van verbandtrommels. Medegedeeld werd, dat B. en W., met ingang van 1 Jan. 1938, tot ambtenaar ter secretarie in vasten dienst hebben benoemd den heer J. Burger te Harenkarspel. Dat ter afrekening van den Rijkssteun voor 1936 in de kosten van de gemeente huishouding 26.813.55 was ontvangen. B. en W. stelden voor aan den heer J. Oudes te Schoorldam, voor het bezoeken van de bijzondere school te Krabbendam door zijn dochtertje, een subsidie toe te kennen van 18. Conform besloten. Ingewiligd werd het verzoek van het Witte Kruis" om voor een Moedercursus gedurende 6 weken 2 avonden per week een lokaal van de o.l. school beschikbaar te stellen. Als voren. Aan de orde was hierop de vaststelling van de Schoolgelüverordening, waarbij rekening was gehouden met het verzoek van de afd. Warmenhuizen van de R.K. Bond van Groote Gezinnen. De voorzitter deelde mede, dat het wette lijk noodig was de minimum belasting van 2.80 op 3 te rhoogen. Verder krijgt prrctisch niemand meer te betalen en voor ieder kind boven één wordt 5 pCt. korting toegestaan, wat een belangrijke verbetering is voor ouders, die meerdere kinderen op school hebben. Conform besloten. In de gemeenteraadsvergadering van den Haag van gistermiddag heeft de burge meester met betrekking tot de gijzeling van den heer Hansen, verslaggever van „Het Vaderland" de volgende verklaring afge legd: Dames en heeren, Sedert onze laatste samenkomst is het feit wereldkundig geworden, dat dezerzijds bij de justitie aangifte is gedaan van een ermoedelijke schending der in de besloten raadsvergadering van 20 September jj. op gelegde geheimhouding. In het bijzonder heeft de hiermede verband houdende gijze ling van een journalist begrijpelijkerwijze vele pennen en tongen in beweging ge bracht. Het zij mij vergund uwen raad naar aanleiding van een en einder eenige opmer kingen voor te leggen en een enkele mede- deeling te doen. Nadat uwe vergadering op Maandag 20 September in geheime zitting bijeen was ge weest, kon men den volgenden dag in het ochtendblad van Het Vaderland een vier tal onderwerpen zien vermeld, die bij die gelegenheid ter sprake waren gekomen. Op zichzelf werd door de mededeeling geen gemeentebelang van beteekenis ge schaad, of het moest zijn, dat daarin sprake was van klachten tegen den directeur van het gemeentelijk electrisch bedrijf, waarte genover niet tevens een verdediging kon worden geplaatst. Maar het feit, dat men welhaast als zeker moest aannemen, dat een van de in die ge heime zitting aanwezige personen en dat waren geen anderen dan wethouders, raads leden en de gemeente-secretaris de burge meester was met verlof, geen ander ambte naar of en geen stenograaf woont de gehei me zittingen bij nog op den dag van de vergadering vrij uitvoerige mededeelingen over het verhandelde had gedaan, was toch zoo ernstig, dat er mij, in overleg met de wethouders, alle aanleiding scheen te be staan om te trachten den schuldige op te sporen. Het is toch een belang van de eerste orde, dat men erop kan rekenen, dat de door den raad opgelegde geheimhouding gehandhaafd blijft. Burgemeester en wethouders moeten erop aan kunnen, dat wanneer zij in geval len, waarbij het b.v. om personen gaat of waarbij de gemeente met een derde een transactie heeft aan te gaan, den raad ook die overwegingen kenbaar maken, die niet voor publiciteit vatbaar zijn, de mededeelin gen niet naar buiten komen, terwijl ander zijds de raadsleden vrijelijk ook datgene in de vergadering ter sprake moeten kunnen brengen, wat zij niet voor openbaarheid ge schikt achten. Men kan het veilig aan den raad overlaten om te zorgen, dat bij de be hartiging van de publieke zaken al datgene wat zonder schade in het openbaar kan worden gezegd, ook inderdaad ter kennis van het publiek zal komen, maar het is de raad en hij alleen niet een enkel lid, noch ook de burgemeester die te beslissen heeft wat binnen den engen kring des raads behoort te blijven. De bedenkelijke mentali teit van één der op 20 September aanwezi gen, die blijkbaar zichzelf de beoordeeling van wat al of niet geheim behoorde te blij ven, toemat, moest doen vreezen, dat men ook in gevallen, waarin het gemeentebelang nu eens wél bij een strikte handhaving der vertrouwelijkheid betrokken zou zijn, daar op niet langer zou kunnen rekenen. Moest aanvankelijk nog met de moge lijkheid worden gerekend, dat de betrokken verslaggever slechts uit zijn jarenlange ervaring geput had en naar de besproken onderwerpen geraden had, dit bleek niet de bron te zijn. Immers aan de politie gaf hij toe, dat hij inlichtingen had verwerkt, die hij had gekregen van iemand, wiens naam hij niet wilde noemen. (Zie het exploit van de gijzeling, afgedrukt in Het Vaderland van 9 December, avondblad a). En nu was hiermede wel niet gezegd, dat die „iemand" één der in de geheime zit ting aanwezige personen was, maar tenzij deze „iemand" op zijn beurt met groote in tuïtie begiftigd was, moest toch de draad uiteindelijk naar één der toen aanwezigen voeren. Heel veel schakels kon de kettmg tusschen raadslid (of gemeentesecretaris) en verslaggever, gezien het korte tijdsverloop, wel niet hebben. Tegenover de politie, die niemand dwin gen kan om getuigenis af te leggen, beriep de betrokken journalist zich op zijn beroeps geheim. Toen mij dit door den officier van justitie werd medegedeeld, heb ik, weder om in volkomen overeenstemming met de wethouders, den wensch te kennen gegeven, dat in dezen een gerechtelijk vooronderzoek zou worden gelast, waarbij immers wel ieder, die als getuige wordt opgeroepen en geen wettigen grond van verschooning heeft, verplicht is te zeggen wat hij weet. Het ge val scheen mjj om de bovengenoemde rede nen daar belangrijk genoeg voor, maar bo vendien waren er enkele ook thans nog niet bekende omstandigheden, die de schending der geheimhouding nog ernstiger deden zijn, althans konden doen zijn en die het dus te minder gewenscht deden zijn om te berusten in het zwijgen van den heer Han sen, dat laat mij er dat dadelijk bijvoe gen in het eerste stadium der zaak volkomen te billijken was. Hiermede was, behoudens dan het door geven van een enkele mij verstrekte aan wijzing, en één daad, die ik straks nog zal noemen, mijn bemoeiing met de zaak afge- lcopen. Afgewacht moest nu worden of ook de rechterlijke autoriteiten de zaak van ge noegzaam gewicht zouden oordeelen om tot een gerechtelijk vooronderzoek te besluiten, of alsdan de heer Hansen tegenover den rechtercommissaris zich eveneens op zijn beroepsgeheim zou beroepen, of de justi- tieele instanties dit als een „wettigen grond" van verschooning in den zin van art. 221 wetboek van strafvordering zouden aanmer ken en zoo neen, of zij hem dan door gij zeling zouden trachten te bewegen tot het voldoen aan zijn wettelijken plicht, dan wel hem daarvoor strafrechtelijk zouden vervol gen en berechten. Men kent het verdere verloop. Nadat de heer Hansen gegijzeld was, een maatregel, die in elk geval automatisch zal eindigen bij de sluiting van het vooronderzoek, heb ben alle door hem ingeroepen rechterlijke instanties de gijzeling gehandhaafd, daar mede uitsprekende, dat hij geen wettigen grond van verschooning had. Het is niet aan mij om hier een oordeel te geven over de vraag of het beroepsge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 7