Verkleining leerlingenschaal afgewezen.
Ruwe
schrale huid
PUROL1
A B u
PARLEMEMT
Landbouwbelangen aan bespreking onderworpen.
KABINET ONVERMURWBAAR.
J^XidwpZ&QtXlliUiiQ
t
8
Seuilletcn
'T OOG 6
TWEEDE BLAD
(Van onzen parlementairen medewerker.)
De avondvergadering van. gisteren is
begonnen met de rede van minister Slote
maker de Bruine, welke de vorige week
was oitgesteldd. in antwoord op hetgeen
door vele sprekers bij de afdeeliog lager
onderwijs der onderwijsbegrooting was op
gemerkt. Er was zeer veel belangstelling
op de tribunes. De minister behandelde
eerst eenige vragen. Zoo zette hij uiteen,
dat bet niet mogelijk is een betrouwbare
statistiek van het aantal werkloozer. met
akte te verkrijgen, waarna hij beoogde, dat
blijkens een aantal getroffen maatregelen,
de toestand dezer jongelui hem ter harte
gaat. Aan de opleidingen is reeds beper
king opgelegd; een „numerus clausus" is
staatsrechtelijk niet mogelijk. Tegen de in
voering van een „jeugdsalaris" voor kwee-
kelingen met akte gevoelde de minister
niets, ook persoonlijk niet.
Vervolgens kwam hij tot de leerlingen-
schaal. Hij verklaarde dat de houding der
regeering, sedert minister de Wilde op 16
November, verklaarde dat er geen geld
voor is, niet is gewijzigd.
De regeering maakt onderscheid tus-
sctoen „onvermijdelijke" en „zeer ge-
wenschte" uitgaven. Bij de eerste categorie
behooren de militaire uitgaven, tot de
tweede, en wel in rang vooraan, de ver
betering van de leerlingenschaal. In ver
band nu met het feit dat de verbetering
langen tijd moet kunnen werken gelijk
bij de algemeene beschouwingen reeds
was betoogd en de kosten op jaarlijks
8 millioen worden geraamd, welk bedrag
niet beschikbaar is, verklaarde de mi
nister dat de regeering het tijdstip voor een
positieve beslissing niet aangebroken acht.
Wanneer de financieele toestand verbetert,
zal zij dat tijdstip bepalen.
Het was duidelijk gezegd. De heer Thijs-
sen (s.d.) wenschte bij de replieken alleen
nog te weten wat de minister zou doen nu
hij weet dat er een meerderheid in de
Kamer vóór verbetering van de leerlin
genschaal was, al zou er zijnerzijds ook
geen motie worden ingediend, nu de r.-k.
fractie, bij monde van den heer Suring, de
vorige week had verklaard aan een motie
geen behoefte te hebben, daar de minister
heel duidelijk wist hoe de katholieken er
over dachten.
In antwoord waarop de minister slechts
herhaalde dat het standpunt der regeering
onveranderd bleef.
Inmiddels gold dit antwoord ook den
teleurgestelden mr. Oud (v.d.), die er
nogmaals op aangedrongen had, dat de
minister althans de excessen van de leer
lingenschaal zou wegwerken.
De minister stelde daartegenover dat
gebruikmaking van de bevoegdheid, welke
de wet in art. 56 2e lid toekent om een
extra onderwijzer aan te stellen, niet hel
pen kan, evenmin kon de hergroepeering
van leerlingen helpen, omdat men dan
weer in andere excessen zou vervallen. In
elk geval is de zaak niet zoo eenvoudig.
Dr. Vos (lib.) en de heer van Houten
(c.d.u.) betuigden hun teleurstelling over
des ministers antwoord, doch ook hunner
zijds bleef een motie uit.
De heer Suring (r.k.) zweeg. Toen de
waarnemende voorzitter, de heer Smeenk
vroeg: „Verlangt nog iemand het woord?"
viel ir. Albarda (s.d.) in; „De heer Su
ring!" Maar de katholieke onderwijs-
specialiteit bleef zwijgen
Toen dit tijdens de replieken al bleek,
merkte de heer Woudenberg (n.s.b.) op,
dat de loop der gebeurtenissen zijn betoog
in eersten termijn in 't gelijk heeft gesteld.
Hij was er benieuwd naar of de r.-k. frac
tie „de comedie zou voortzetten, die zich
afspeelt op de ruggen der jonge onder
wijzers."
Zonder dat er iets gebeurde, werden de
beschouwingen over de afdeeling lager
onderwijs gesloten.
Bij de afdeeling „kunsten en weten
schappen" werd nog wat gedebateerd over
de wenschelijkheid om meer geld te be
steden voor de restauratie van monumen
ten en voor de kur.stbelangen in 't alge
meen, orkesten, cultureele vertegenwoor
diging van Nederland op de tentoonstel
ling te New-York.
De heeren van den Tempel (s.d.) en
Moller (r.k.) brachten bij de bespreking
van restauraties van oude gebouwen ook
de Groote Kerk te Alkmaar ter sprake,
welke zij als voorbeeld er voor aanhaalden
hoe 't gaan kon met gebouwen die niet
tijdig worden vernieuwd. De minister
zette in zijn antwoord den bekenden gang
van zaken uiteen, er op wijzend dat het
Rijk bijgesprongen is, ofschoon het eigen
lijk, evenals de eigenaar onmachtig is.
Het Rijk kom niet alles tegelijk doen. Dat
mag men niet verwachten.
Toen werd er nog een langdurige discus
sie bij de artikelen gevoerd, omtijd
te rekken, immers men verwachtte minis
ter Steenberghe, die in de Eerste Kamer
bij de behandeling van de crisisimvoerwet
was.
Doch aan de spreeklust van kamerleden
komt een einde, zelfs in den begrootings-
tijd.
De stof raakte uitgeput. Heel, heel lang
zaam hamerde de voorzitter de artikelen
af, doch nog steeds geen minister Steen
berghe.
Mevr. BakkerNort (v.d.) trachtte uit
komst te brengen door bij een artikel nog
eens een pleidooi te houden voor subsidie
aan 't Rotterdamsche orkest. Zij werd met
een hoera'tje begroet. De heer van Sleen
(s.d.) vulde haar betoog nog aan, er op
wijzend dat dit het eenige groote orkest
is, dat géén Rijkssubsidie geniet, de heer
Moller (r.k.) deed ook nog een duit in 't
zakje, de minister zeide geen beslissing
op dit oogenblik te kunnen nemen, en nog
altijd was minister Steenberghe er niet.
Voorzitter Smeenk moest 't eindelijk op
geven en schorste om 11 uur de vergade
ring voor één uur.
Hij wachtte tot kwart over twaalf, her
opende de vergadering, constateerde dat de
minister van economische zaken er niet
was, verdaagde de vergadering tot van
morgen elf uur, de leden op 't hart bin
dend, dat zij de uiterste beknoptheid zou
den betrachten.
We hoopten dat de hoogedelachtbare
heeren gevolg aan dien wenk zouden
geven
ECONOMISCHE ZAKEN.
von handen en gelaat,
schrale lippen, gesprongen
handen genezen snel met
0ooi30.60ct.BijAporh.en Orogiiten
MIJNHARDT
Ons vorige overzicht werd besloten met
de mededeeling dat minister Steenberghe
kort na middernacht nog een aanvang aan I reed was, gingen we door met de afdee
betere positie van den tuinbouw bij han
delsbesprekingen met het buitenland. Hun
voegde hij toe, dat 2ijn aandacht daar
voortdurend op gevestigd blijft.
Aan het probleem der vaste lasten zal de
regeering niets meer doen. Zij is niet voor
nemens eenige wettelyken maatregel te
nemen en zij hechtte er aan dat dit dui
delijk zou blijken, teneinde te voorkomen
dat door geruchten over een en ander het
vertrouwen in het crediet wordt geschokt.
Een der sprekers 't was de heer Stum-
pel, als we ons goed herinneren had een
lacune in de winkelsluitingswet vermoed
doordat toegestaan is dat met de kerst
dagen de winkels open zijn. De minister
ontkende het bestaan daarvan. De winkel
sluitingswet dient, volgens haar grondslag,
niet in de eerste plaats voor de bevordering
van de Zondagsheiliging ofschoon de
regeering gaarne zou zien, dat deze er
mede gepaard ging doch ter bevorde
ring van een wekelijksche rustdag voor
den winkelier.
De regeering kon aan .scheepvaartmaat
schappijen niet verbieden schepen in 't
buitenland te laten bouwen, maar wel
stelt de minister er prijs op door de
reederijen omtrent dergelijke voornemens
te worden ingelicht, in welken zin deze
dan ook namens hem zijn aangeschreven.
Wat de wanverhouding tusschem de
loonen op 't land en in de stad betreft,
wees hij er op, dat er ook groote verschil
len tusschen de loonen in verschillende
industrieën onderling zijn.
I Zijn eerste streven blijft gericht op de
bestrijding van de werkloosheid. De mi
nister zou de ordening van het bedrijfs
leven, in den zin van stimuleering van het
geen uit het bedrijfsleven voortkomt, ook
na de crisis-omstandigheden', willen laten
voortbestaan.
Een agressieve handelspolitiek ligt
geenszins in de bedoeling van de regee
ring; haar eenige doel met de voorziening
van haar handelspolitieken arsenaal van
krachtiger wapenen, is de bescherming
van de werkgelegenheid.
Bij de onderhandelingen van den laat-
sten tijd hebben onze haven- en scheep-
vaartbelangen gevaar geloopen; waaruit
blijkt dat zij in de gedachten der regee
ring èen vooraanstaande plaats hebben
ingenomen. Het kan niet anders of de re
geering moet een opportunistische politiek
voeren ter verruiming van ons handels
verkeer; hierin worden de belangen van
den tuinbouw waarlijk niet achtergesteld.
De minister verklaarde aan bilaterale
boven plurilateriale, handelsverdragen de
voorkeur te geven.
Wat het cadeaustelsel aangaat, welke
materie, toen minister Steenberghe in 1935
aftrad, is blijven liggen, werd aan de Ka
mer de mededeeling gedaan, dat een nieuw
onderzoek naar den stand van zaken wordt
ingesteld.
Landbouwdebat.
Toen minister Steenberghe om kwart
voor twee in den r.acht met zijn rede ge-
zijn rede maakte, ter beantwoording van
de 22 sprekers bij de algemeene beschou
wingen over zijn begrootimg.
De bewindsman herinnerde aan zijn
verklaring in de memorie van antwoord,
dat hij weinig positieve toezeggingen kan,
maar de voorkeur gaf aan daden.
De Kamer toonde zich in 't algemeen
bereid daden af te wachten, al bleken de
sociaal-democratische afgevaardigden nog
al sceptisch tegenover 's ministers beleid
te staan, vooral wat de sociaal-economi
sche politiek aangaat.
Uit diens rede brengen wij de volgende
punten, feitelijke mededeelingen, naar
voren.
Met betrekking tot de vet-conventie zal
hij zijn beslissing nemen, óók, wanneer hij
2/3 der belanghebbenden tegen zich in het
harnas zou jagen.
Vele leden hadden gepleit voor een
ling landbouw en met de daarbij aan de
orde zijnde begrooting van het landbouw-
crisisfonds. Vijf sprekers hebben we nog
gehoord tot kwart voor vier, toen de nacht
vergadering werd opgeheven.
Gistermiddag zijn er nog opgevolgd.
Tal van onderwerpen hebben zij bespro
ken; te veel om op te noemen.
Over 't algemeen achtten de landbouw-
specialiteiten de handhaving van de steun
en prijsregelingen onmisbaar, al zouden
velen hunner het toejuichen indien in
de bedoeling der regeering schijnt te lig
gen de landbouworganisaties deze (mits
onder controle) zouden uitvoeren. Slechts
één spreker, den heer Dieters (n.s.b.)
hoorden we pleiten voor vervanging van
den toeslag door hooge invoerrechten aan
de grens, waarvan hij meer vrijheid voor
het bedrijf en vereenvoudiging van het
administratieve apparaat verwacht, in
Vrijdag 24 December.
HILVERSUM, 301 M. (8.—12.—
4.—7.30 en 9—12.— VARA, de
AVRO van 12.4.en de VPRO
van 7.309.nur). 8.Gr.pl.
10.VPRO-morgenwijding. 10.20
Deel. 10.40 Viool en piano. 11.10
Vervolg deel. 11.30 Orgelspel. 12.
Gr.pl. 12.30 Kovacs Lajos' orkest
en soliste. 2.Muzikale causerie
(met gr.pl.) 3.Gr.pl. 3.15 Orgel
en viool. 4.Gr.pl. 5.Voor de
kinderen. 5.30 The Lucky Birds en
solist. 5.55 Amateurs-uitz. 6.30 Po
litiek radiojournaal. 6.50 Hammond
orgelconcert. 7.Het geld en zijn
koopkracht, causerie. 7.20 Gr.pl.
7.25 ANP-ber. 7.30 Toespraak over
weldadigheidspostzegels. 7.35 De
ezel en de heilige stal, causerie.
8.Orgelconcert. 8.30 Literaire
lezing. 9.Gr.pl. 9.30 Radiotooneel
met muziek. 10.Soc. wijdings
halfuurtje (gr.pl.) en toespraak.
10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-avond-
wijding. 11.Sopraan en piano.
11.30 Jazzmuziek (gr.pl.) 11.55
12.— Gr.pl.
HILVERSUM, 1875 M. (Tevens
over de Jaarsveldzender 415,5 M.)
(Alg. progr. KRO). 8.9.15 en
10.Gr.pl. 11.30 Bijbelsche cause
rie. 12.Ber. 12.15 De KRO-me-
lodisten en solist. 1.Gr.pl. 1.20
KRO-orkest. 2.Orgelconcert. 3.05
Gr.pl. 4.15 Kamermuziek (gr.pl.)
en deel. (opn.) 5.15 De KRO-melo-
disten en solist. (6.Gr.pl.) 7.
Ber. 7.15 De huidige stand van het-
vreemdelingenvraagstuk, causerie.
7.35 Musica catholica. 8.ANP-
ber. 8.15 KRO-orkest. 9.Het
werk voor moeder <»n kind, cause
rie. 9.15 Het KRO-orkest. 9.45 KRO-
koor, deel. en carillonspel. 10.30
ANP-ber. 10.40—12— Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 11.20 De
Wessex Players. 12.05 Orgelcon
cert. 12.50 H. Hali's Band. 1.35 Het
Kutcher-Trio. 2.20 The lost trea-
sure of the incas, causerie. 2.40 Het
MacArthur-kwintet. 3.05 Gr.pl. 3.45
Kerstdienst. 5.05 No Room. A
preface for Christmas, causerie.
5.20 Zang. 5.35 Mario de Pietro's
Mandoline-orkest. 6.20 Ber. 6.40
BBC Schotsch-orkest. 7.20 Radio
tooneel. 8.20 Cabaret. 8.50 Het
Cave-Strykkwartet. 9.20 Ber. 9.40
BBC-Empire-orkest en sprekers.
10.20 BBC-Theaterorkest. 11.
Radiotooneel. 11.35 J. Loss en zijn
Band. 11.5012.20 Dansmuziek
(gr.pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 7.50, 8.55
en 10.40 Gr.pl. 12.20 F. Bouillon
orkest en zang. 3.05 Zang. 5.20 Ca-
pelle-kwartet en solisten. 8.35
Vioolvoordracht. 8.50 Radiotooneel
10.50 Gr.pl. 11.20 Noyon-koor en
solisten. 1.203.20 Visciano-dans-
orkest.
KEULEN, 456 M. 5.50 Militair con
cert. 7.50 Omroep-Amusements-
orkest. 11.20 Landes-Symph.-orkest
Saarpalts. 1.35 VrooLyk concert.
2.50 Gr.pl. 4.20 Kerstconcert. 6.20*
Bielefelder Kinderkoor. 7.20 Kerst
rede (Rijksuitz.) 7.40 Kerstliede
ren. 8.10 Solistenconcert. 9.10 Om.
roepkoor en solisten. 10.1011.20
Gr.pl.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.;
12.20 Gr.pl. 12.50 Omroeporkest
1.50—2.20 Gr.pl. 5.20 Omroeporkest
en gr.pl. 6.20 Pianokwintet. 7.20
Zangvoordracht. 8.20 Kamerorkest,
Martenot-ensemble en Vocaal
kwartet. 10.3011.20 Omroepdans-
orkest. 484 M.; 12.20 Gr.pl. 12.40
Zang. 12.50 Omroepsalonorkest.
I.30 Gr.pl. 1.50 Zang. 2.2.20 Gr.pl.
5.20 Deel. en gr.pL 5.40 Klarinet-
soli. 6.Gr.pl. 6.50 Pianovoordr.
7.35 Zang. 8.20 Omroepsymph.-"
orkest en solisten. 10.30 Gr.pL
II.20 Omroepsalonorkest en solis
ten. 12.20 Middernachtmis.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.20 Kerstrede (Rijksuitz.) 7.40
Omroep-Amusementsorkest en de
clamatie. 9.20 Fehse-kwartet. 9.45
Militair progr. 10.05 Weerber. 10.20
—11.20 Barnabas v. Geczy's orkest
en solisten.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.9.20, Parijs R.
9.2011.05, Keulen 11.0513.20,'
Brussel VI. 13.2014.20, Radio PTT
Nord 14.2016.20, Keulen 16.20
19.15, Boedapest 19.1519:40, Keu
len 19.4021.50, Weenen 21.50
24—.
Lijn 4: Brussel VI. 8—9.20, Nor-
mandië 9.2010.35, Lond. Reg.
10.3511.35, Droitwich 11.35
13.35, Lond. Reg. 13.35—15.35,
Droitwich 15.3518.40, Lond. Reg.
18.40=19.20, Weenen 19.20—20.20,
Droitwich 20.2023.Lond. Reg.
23.23.35, Droitwich 23.3524.—,,
Lijn 5: Diversen.
andere woorden: hij prees het plan van
„Landbouw en Maatschappij" aan.
De aandacht der regeering werd door
allen gevestigd op de lage loonen der
land- en tuinarbeiders; uitbreiding van de
werkgelegenheid op 't land door ont-
ginnings- of inpolderingswerken en in
dustrialisatie; uitbreiding van het land
bouwonderwijs in verband met de hooge
eischen, welke een intensievere bebouwing
aan den grond stelt; inwerkingtreding van
de nieuwe Pachtwet, teneinde etere pacht-
pachtverhoudingen te scheppen.
Verder waren er nog eenige afzonder
lijke punten, welige vermelding behoeven.
Zoo spraken de heer van der Goes van
Naters (s.d.) en mevr. BakkerNort
(v.d.) over de onjuiste toepassing van de
nieuwe Vogelwet, waardoor tóch nog
massa-vangst van zangvogeltjes kon
plaats vinden; de heer v. d. Heuvel (a.r.)
achtte hun bezwaren evenwel overdreven.
De heer Ebels (v.d.) drong aan 't slot
van zijn betoog aan op instelling van een
staatscommissie tot onderzoek van het
vraagstuk der grond- en pachtprijzen, de
heer Hilgenga (s.d.) bepleitte, in navol
ging van zijn partijgenoot van' der Sluis
voor nationalisatie van den grond, de heer
Dieters (n.s.b.) daarentegen wenschte aan
den landbouw, den boer, de eerste plaats
in het rijk der economie toe te kennen.
Van zijn kant kwam de scherpste critiek
op het regeeringsbeleid, waarvan letterlijk
niets deugde. Aan 't slot van zijn rede
welke de voorzitter een paar malen we
gens ontoelaatbare uitdrukkingen moest
onderbreken sprak deze afgevaardigde
zijn verwondering uit over het „kinder-
lijk geloof" der landbouwdeskundigen in
de Kamer, dat onder dit staatsbestel de
boeren de plaats zouden krijzen, „welke
hun van Godswege toekomt."
De minister is niet meer aan 't woord
gekomen. De Eerste Kamer hield hem te
lang vast.
Wijziging crisis-invoerwet.
In de Eerste Kamer bleek tegen de
wijziging van de crisis-invoerwet een groot
aantal bezwaren, hoofdzakelijk tegen de
uitgebreide machtigingen der regeering,
te bestaan.
De opposanten waren de heeren Droog-
leever Fortuyn (lib.), ter Haar (c.h.), van
Embden (v.d.), en von Bönninghausen
(n.s.b.), de heer Pollema (c.h.) zeide eerst
het antwoord van den minister te willen
afwachten.
Een enkele, die het ontwerp met warmte
verdedigde, prof. Diepenhorst deed 't op
zijn bekende oratorisch knappe en dikwijls
geestige wijze alle opgeroepen „geesten
van Genève, Oucky en Oslo verbannend
van den weg der realiteit. Hij herinnerde
aan het eervolle verleden van dezen mi
nister, die een actieve handelspolitiek
Door ALAN DAREj
38)
De onmeedoogende gezichten om haar
heen gaven haar de overtuiging, dat ant
woord nutteloos zou zijn. Zij had een
gevoel, alsof zij stikte, alsof zij vergeven
was. Phenuit zei iets en Peters greep haar
bij den arm. Langs een steil pad begon het
troepje het keldergewelf te verlaten.
„Dave Dave!" klaagde zij.
Toen trok Peters haar voort en zij volg
den den Indianen, die de uitrusting droe
gen. Zy kwam weer in het vroolijke zon
licht, maar alles om haar heen was een
zwarte ruïne asch en rook. Zij zag ech
ter niets, want zij was geheel overstuur.
„Wij moeten de muildieren opvangen",
zei Phenuit. „Er zullen er wel eenige zijn,
die het overleefd hebben".
„Zij wenschte van ganscher harte, dat zij
het niet had overleefd. Eerst Bob nu
Dave... Had het eenig nut, tegen het
blijkbaar onvermijdelijke te strijden?
Wat er daarna gebeurde, wist zij niet. Zij
had een vagen indruk van kale boom
stronken, asch, die mijlen ver lag, de lijken
van twee muildieren, en de kwellende ge
dachte, dat er bij het graf in Hammuxi
nog een wandaad zou bedreven worden.
HOOFDSTUK XX.
Te laat.
Kennedy en Hornblow hadden geen tijd
verloren laten gaan. In die anders onge
repte wildernis konden zy de indrukken
der muildierenhoeven en voetstappen niet
misloopen. De spanning voor Kennedy was
nu zeer groot, want hy was ervan over
tuigd dat nog slechts een mijl of twee hem
van zijn tegenstander scheidde.
„Het is net, of er iets brandt", zei hij.
„Ruik je wel?"
„Ja. Ik ruik het al eenigen tijd".
„Dat moet hun kampvuur zijn".
Zij liepen behoedzaam voort en bemerk
ten, dat de brandlucht steeds doordringen
der werd. Plotseling hield Kennedy halt en
wees op asch op den grond.
„Het is meer dan een kampvuur. Sapper
loot, Hornblow, ik geloof, dat het bosch
voor ons in brand staat. Kijk eens naar die
omgekrulde en verdorde bladeren!"
„Je hebt gelijk. Dat is rook daarginds!"
Toen zij verder gingen, ontmoetten zij
meer teekenen van den brand.
„Heb je nog wat water over?" vroeg hij:
„Het mijne is heelemaal op".
„Nog een beetje".
Hy nam de helft van wat er in Hom-
blows flesch over was en liep weer voort,
overal rondspiedend. De schaarschte aan
water was op het oogenblik van niet veel
belang, want zij wisten, dat zij in de on-
dergrondsche gewelven altijd nieuwen
voorraad konden krijgen, maar het voed
sel was een andere zaak. Als de geconser
veerde etenswaren en vruchten waren op,
en reeds twee dagen hadden zy geleefd van
voedsel, dat het woud hun verschafte. Nu
alles tot asch verbrand was, was hun toe
stand zeer ernstig.
„Hallo! Wat is dit?" riep Hornblow uit.
Het bleek een dood muildier te zijn, half
verbrand doqr de vreeselijke hitte. Ken
nedy deinsde terug voor de grimmige be-
teekenis hiervan. Verderop zouden zij op
menschelyke lichamen kunnen stuiten
het lichaam van de vrouw, die zijn geheele
leven veranderd had en met wie hy eenige
maanden van volmaakt geluk had gehad.
Hornblow begreep, waaraan hij dacht en
raakte zacht zijn arm aan.
„Pat hoeft nog niet, oude jongen", zei
hy. „Muildieren raken bij zoo'n onver
wachte gebeurtenis den kop kwijt. Een man
of een vrouw is slimmer. Misschien zijn
de muildieren op hol geslagen".
Zij spraken weinig, terwijl zij zich voort
spoedden. Over een uitgestrektheid van vier
mijl had het vuur alles platgebrand. Toen
kwamen zij op een breede open plek. Hier
was de brand gestuit. In de verte zagen zij
dicht onberoerd geboomte.
„Hij moet hier weer eenige van de muil
dieren hebben teruggevonden", zei Kenne
dy. „Hier zyn sporen van hoeven".
„We kunnen niet ver van Hammuxi meer zijn"
Kennedy knikte instemmend. Zijn ge
zicht was hard en zijn oogen koud. In zijn
gewone doen een zeer vredelievend
mensch, was hij nu bezield door den lust
tot wraak. Hij kon zich voorstellen, wat
Maxine moest hebben doorstaan. Ongetwij
feld dacht zy, dat hy dood was, en was
misschien op ditzelfde oogenblik getuige
van het hartbrekende opgraven van haar
vaders lyk.
„Kijk, een of ander dier!" fluisterde
Hornblow.
Hy wilde zijn geweer aanleggen, maar
Kennedy hield hem tegen.
„Het is beter, een poosje honger te lijden,
I dan Phenuit te waarschuwen. Misschien
vinden wij daarginds wat vruchten".
„Je hebt gelijk. Hè, ik heb een honger
als een paard".
De sporen waren nu moeilijker te onder
scheiden, daar de grond hard was en hier
en daar steenhoopen lagen. Maar toen zij
aan den rand van het woud kwamen, wer
den de indrukken weer dieper.
„Nu moeten we voorzichtig voortgaan",
fluisterde Kennedy. „Hy zal waarschijnlijk
in hinderlaag gaan liggen, als hy ons ziet".
Voetje voor voetje kropen zij vooruit,
met de hand aan hun geweer. De sporen
liepen in kronkelende bochten steeds ver
der door het woud, alsof zij nooit zouden
eindigen. Hornblow haalde zwaar adem en
de lust in avonturen blonk hem uit de
oogen. Maar Kennedy kon niet in zyn
geestdrift deelen. Voor hem was de toe
stand zenuwsloopend. Wat kon er nu al
niet gebeurd zijn! Phenuit was zoo'n groo
te duivel, dat hij best in staat was, met
zijn gevangene af te rekenen, zoodra hij
zijn doel bereikt had.
Ten overvloede begon de -dichte duister
nis te vallen. Zy verhaastten hun schre
den, niettegenstaande het dreigende ge
vaar. Het was bijna geheel donker, toen
het smalle pad hen by de ruïne van een
prachtigen tempel bracht. Nu was hij
klein, maar blijkbaar was hij eens van
reusachtige afmetingen geweest. Groote
brokken puin lagen er aan alle kanten
omheen, en op zij waren vier dikke prach
tig gebeeldhouwde kolommen.
„Hammuxi!" fluisterde Hornblow.
„Het lijkt er wel op. Maar we doen be
ter, ons nog wat schuil te houden. Phenuit
moet in de buurt zijn".
Zij legden hun pakken onder een boom
I en namen slechts hun geweer mede, om
op verkenning uit te gaan. Links van den
tempel waren overblijfselen van een vuur,
maar nergens was eenig teeken van leven-
Plotseling uitte Hornblow een kreet, die
Kennedy aan zijn zijde bracht. Een meter
van hen af was een half leeg hol, en daar
naast eenige aarde en steenen en een hou
ten kruis.
„Het graf!" mompelde Kennedy. »HÜ
heeft het gevonden!"
„Wat een duivel! Hy heeft het niet eer»
weer in orde gemaakt! Maar waar ia hij?"
„Ja, waar?"
Het was ondoenlijk, dien nacht nog ver
der te zoeken, want het was nu pikdonker
en de maan scheen niet. Zij bleven een
poosje stil zitten, in de hoop, dat Phenuit
een kampvuur zou aanleggen en zoo z°u
verraden, waar hy was, maar zij hoorden
of zagen niets.
„Hij is blijkbaar weggegaan", zei Ken
nedy eindelijk.
„Maar waarheen?"
„Er was nog een andere plaats aanfP"
streept op die kaart in het manuscript-
Waar is het?"
Zij haalden het boekje te voorschijn en
Kennedy legde een klein vuur aan
licht te hebben. Toen zy de twee kaartan
vergeleken, zagen zij, dat de weg in
manuscript op een plaats eindigde, die nl®
meer dan twintig mijl van de plek W
waar zij zich nu bevonden.
„Hy heeft blijkbaar het Tablet naar
andere plaats meegenomen", zei }^enn L.
„Die moet ten Westen van hier liggen P
een groote hoogte. Daar ligt zijn l*"*
Laten we nu dadelijk gaan slapen en m
gen vroeg by daglicht er heen trekken
(Wordt vervolgd-1