DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De algemeene toestand. DE DUITSCHE JEUGD OPGEVOED VOOR DEN ..TOTALEN OORLOG". Nieuws in 't kort. No. 9 Dit nummer bestaat uit twee bladen. Directeur: C. KRAK. Woensdag 12 Januari 1938 140e Jaargang De weermacht nog lang niet voltooid. HET VIER-JAREN-PLAN. De „Csar"-affaire. Bezwarende verklaringen. Nederlandsch schip getorpedeerd. Onbekende duikboot in actie. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj, N. ADEMA. Alkmaar, 12 Januari. Hitier heeft gisteren het corps diplomati- que ontvangen en de gelukwenschen bij de intrede van 1938 in ontvangst genomen. Daarbij heeft hij een rede van den pause lijken nuntius beantwoord en gezegd, dat Duitschland den vrede nastreeft. „Wij willen aldus Hitier het Duit- sche volk het geluk van een broederlijk verbonden gemeenschap geven, den econo misch zwakkeren door met vreugde gege ven hulp sterken en zoowel de moreele als de materieele welvaart van het gansche volk bevorderen. Wij gelooven, dat de taak, dien de voorzienigheid den volkeren heeft ge steld, in dezen geest moet worden vervuld. Daarom zijn wij bereid, met alle naties en alle staten, die deze opvatting eveneens dee- len, eerlijk en vol vertrouwen samen te wer ken en ook in feite uiting te geven aan dit streven. Het Duitsche volk zal daarom een werkelijk opbouwenden vredesarbeid in dienst van den algemeenen vooruitgang van ganscher harte prefereeren boven iede- ren den volken vernietigenden strijd. Moge dit verlangen leiden tot een werke lijk wederzydsche waardeering en daarmede tot een feitelijken vrede van het recht en het vertrouwen, en mogen deze wenschen in 1938 vooral niet alleen den volken ver vullen, doch ook hun levendige uitdrukking vinden in de handelingen en daden der regeeringen". Uit deze woorden van Hitier blijkt, hoe zeer Duitschland verlangt naar meer contact met het buitenland. Eenige jaren lang heeft het zich zelf geïsoleerd, zich als 't ware van de overige wereld vervreemd. Dat is niet goed geweest en de fout moet nu zoo spoedig mogelijk hersteld worden. Wij gelooven, dat een Duitschland, dat steeds wil meewerken aan 'de algemeene buitenlandsche politiek, nuttig werk kan doen voor de handhaving van den vrede in ons werelddeel. Als het maar werkelijk van goeden wille is. In Boedapest confereert men. Vertegen woordigers van Italië, Oostenrijk en Hon garije voeren besprekingen inzake het Donaubekken. Naar aanleiding daarvan schrijft Gayda in de Giomale d'Italia, dat graaf Ciano er op zal aandringen, dat Oosten rijk en Hongarije in de vier volgende kwes ties duidelijk hun standpunt zullen bepalen: 1. de gebeurtenissen in Spanje; 2. het anti-komintern-verdrag; 3. den volkenbond; 4. de as Rome-Berlijn. Gayda schrijft, dat deze vier kwesties in feite geen eenvoudige aspecten vormen van een kortstondige politieke kroniek, doch, dat zij de fundamenteele punten vormen van een actieve en vastberaden nieuwe Europeesche politiek waartegenover ieder land zijn politiek nauwkeurig moet bepalen. Gayda vervolgt met te zeggen, dat ieder het nut er van inziet ieder aarzeling weg te nemen en af te zien van vriendschapsfor mules voor alle theses in de illusie steeds een open deur te vinden voor formules, die weleer uit een diplomatiek oogpunt geschikt leken, doch welke thans sterieler en gevaar lijker dan ooit zijn gebleken. Italië vraagt van de andere landen geen adhaesie met de Italiaansch-Duitsch-Japan- sche overeenkomst, noch hun vertrek uit Genève, doch het vraagt hun slechts een nauwkeurige bepaling van hun houding. Omtrent de conferentie zelf wordt nog gemeld, dat in het bijzonder de vraagstuk ken van het Donaugebied, de Volkenbonds kwestie alsmede de betrekkingen tusschen Hongarije en de Kleine Entente uitvoerig behandeld zijn. In de kringen der conferentie verluid^ volgens het D.N.B., dat in het officieele slot communiqué gewezen zal worden op de be- teekenis van de as Berlijn-Rome voor het Donau-gebied. Het communiqué zal voorts in algemeene termen den wensch naar over eenstemming en samenwerking tusschen de landen, die het pact van Rome hebben on derteekend, en de overige Donaustaten to. uitdrukking brengen. In dit verband word er echter nadrukkelijk op gewezen, dat on der de tegenwoordige omstandigheden ui - breiding der protocollen van Rome tot an dere mogendheden niet in het voornemen ligt. Men acht het integendeel meer wen- schelijk en noodzakelijk, in den geest van rechtstreeksche tweezijdige regeling zoeken naar nieuwe wegen van directe oe- nadering en samenwerking tusschen de on derteekenaars van de protocollen van Rome afzonderlijk en de overige Donaustaten. het bijzonder wordt hierbij gewezen op Italië's accoord met Zuid-Slavië. In de kringen der conferentie wordt voorts de indruk bevestigd, dat de betrek kingen tusschen Hongarije en Roemenie m het middelpunt van de besprekingen heb ben gestaan. Hierbij schijnt in het bijzonder van Italiaansche zijde het verlangen naar een spoedige rechtstreeksche vriendschappe lijke overeenkomst tusschen de beide lan- (Van onzen correspondent). Berlijn, 11 Januari. We vragen ons bij den aanvang van 1938 in de eerste plaats af, wat Duitsch land van plan is. Hitier heeft het ons in zijn nieuwjaarsboodschap betrekke lijk gemakkelijk gemaakt. In de binnen- landsche politiek: verdere consolidatie en verscherpte actie voor de doorvoe ring van het vierjarenplan, in de bui tenlandsche: versterking van de weer macht. Daarmee is veel en toch ook weer weinig gezegd. Want men kan al dadelijk vragen stellen: waarom nog verder versterking van de weermacht en met welk einddoel? In welken vorm verdere consolidatie? Welke hoofdmaatregelen in verband met het vier jarenplan? Antwoorden kan slechts hij, die van de ont wikkeling der dingen in Duitschland op de hoogte, en voor zoover mogelijk onbevoor oordeeld is. En dan is al dadelijk te zeggen, dat (naar men in Duitsche deskundige kringen vaak genoeg kan hooren bevestigen) de nieuwe Duitsche weermacht inderdaad nog lang niet het peil bereikt heeft, dat door haar leiders als gewenscht beschouwd wordt. Tus schen de technische eischen van 1914/18 en heden is nog al eenig verschil te constatee- ren. Een diensttijd van twee volle jaren is in Duitschland noodig gebleken om zelfs maar den niet gegradueerden soldaat al die kennis en geoefendheid bij te brengen, die noodig is om de techniek van het huidige oorlogvoeren te beheerschen. Wat het kader weten moet, gaat nog ver boven deze twee jaren uit, om van het reserve-officiers-corps maar liever in het geheel niet te spreken. Wie de demonstraties van de Duitsche weer macht van heden op de jongste partijcon gressen in Neurenberg en op de boerenda- gen van Bückenberg meegemaakt heeft, zal versteld gestaan hebben van de technische details, die alleen reeds bij zulke populaire massa-vertooningen te zien waren. Dat zijn geen soldaten volgens vroegere begrippen meer; dat zijn welhaast werktuigkundigen, toekomstige ingenieurs en tevens acrobaten; en het is haast een wonder, dat men daar voor in toch betrekkelijk zoo weinig tijds jongens uit alle standen der maatschappij heeft kunnen klaarstoomen. Goed geoefende jeugd. Dat is natuurlijk slechts bereikbaar in een staat, die er zich nu al vijf jaren lang op heeft ingericht, den jongen staatsburger in semi-militaire organisaties zooveel vóór oefening te bezorgen, dat de instructeurs bij het leger, de luchtvaart en de marine recru- ten voor zich krijgen, die onmiddellijk be grijpen waar het om gaat en die de eerste beginselen reeds onder de knie hebben. Duitsche jongens doen tegenwoordig allen aan sport en gymnastiek. Ze kunnen schie ten met kleinkaliber-geweren, ze kunnen kaartlezen, zijn prima geoefend in veld dienst en in gesloten verband, lang voordat de weermacht ze indeelt. Ja, het is niet te veel gezegd als men vaststelt, dat ze, bij hun overgang naar den troep eigenlijk alleen maar de uniform verwisselen. En daar komt nog iets van de allergrootste beteekenis bij: de Duitsche jeugd wordt sinds 1933 ook op gevoed volgens de beginselen van wijlen ge neraal Ludendorff, die den „totalen oorlog" gepredikt heeft, neerkomend op de mobili satie van het geheele volk in oorlogstijd, en eischend in tijden van vrede een voorberei ding, die met zich brengt, dat alle staats burgers er zich van bewust worden, dat oor log in de toekomst door en tegen de bevol king als gehéél en niet alleen door en tegen de geüniformeerde weermacht gevoerd zal worden. den op den voorgrond te hebben gestaan. Van Hongaarsche zijde wordt als voor waarde voor een regeling der betrekkingen met Roemenië de erkenning van de volledige rechtgelijkheid van Hongarije en princi- pieele regeling van het minderhedenvraag stuk genoemd. De betrekkingen tusschen de onderteekenaars van het pact van Rome en Tsjechoslowakije zijn naar verder verluidt, niet het onderwerp van speciale besprekin gen geweest. In de kringen der conferentie wordt er nog op gewezen, dat verandering in de houding van Oostenrijk en Hongarije ten aanzien van den Volkenbond en het anti-Kominternpact voorloopig niet te ver wachten is. Dat is een gezichtspunt, waarvan de con sequentie is, dat de natuurlijk-autoritaire staat het volk in al zijn geledingen in dienst stelt van dat ééne doel: verdediging van bodem en existentie door allen, die den staat vormen, gehoorzaam aan éénen Leider, die alle verantwoordelijkheid draagt Onnoodig te zeggen, dat zulks beteekent het maximum van weerstand, maar ook het maximum aan risico, waar ook de Leider slechts mensch is en dwalen kam. Maar daar willen we heden waarlijk niet verder op ingaaui. Belangrijk is slechts te weten, dat een en ander in het Duitschland van heden waar achtig geen theorie alleen is, maar duidelijk zichtbare werkelijkheid. En daarom is de uitlating van Hitier, dat het nieuwe jaar opnieuw een versterking van de weermacht zal brengen, ook meer dan een vage toezeg ging. Hij had er aan kunnen toevoegen, dat een versterking van de weerkracht, de volkskracht, die weer een moreele verhoo ging van het peil der weermacht beteekent, niet tot 1938 beperkt zal blijven, maar een onafscheidelijk deel zal worden van de volksopvoeding. Al naar gelang van het standpunt, dat de beoordeelaar inneemt, zal men daarin een opkomend Duitsch imperia lisme, dan wel de ontwikkeling van een de fensieve machtspositie kunnen zien. Aan de feiten verandert dat natuurlijk niet het minste. Nog pas een begin! In dit licht gezien staat de opbouw van de Duitsche weermacht- (en weerkracht) nog pas aan het begin, al is ze waarschijnlijk al belangrijk verder gevorderd dan in vele an dere staten. Althans wat „het moreel van den troep" betreft. Naar de materieele zijde echter hapert er nog betrekkelijk veel aan. Wij beschikken niet over de gegevens, die noodig zijn om te beoordeelen, wat het ma teriaal waard is, waarover de Duitsche weermacht heden beschikt; of het personeel inderdaad reeds voldoende geoefend is, ge noeg reservekrachten geoefend gereed staan; reserves in voldoende aantal aanwezig zijn voor alle onderdeelen van de landsverdedi ging; om in tijd van nood een strijd lang ge noeg te kunnen volhouden, die zooveel eischt vooral voor de gemotoriseerde een heden, de vliegtuigen, en niet in de laatste plaats de voeding van weermacht en bevol king. Het is in dit verband dan ook begrij pelijk, dat de Duitsche regeering het aller grootste gewicht hecht niet alleen aan het bouwen van fabrieken voor de productie van eigen grondstoffen, maar ook aan bondge nootschappen, welke in tijd van oorlog met vrij groote zekerheid een isolement van het juist voor oorlogsdoelen zoo ongunstig be deelde Duitsche Rijk met zijn open fronten naar alle zijden en zijn gebrek aan petro leum, ijzer en andere metalen, zijn onvol doende agrarische productie. Men mag wel aannemen, dat het nog de noodige jaren duren zal alvorens men in Berlijn, denkend aan de uiterste consequen ties, gerust slapen zal nog geheel afgezien van de overweging, dat een herhaling van 1914 voor het nationaal-socialisme het ad calendas graecas uitstellen of zelfs geheel opgeven van elke verdere doorvoering van zijn staatsidealen en levensbeschouwingen beteekenen zou. Waarom we dan ook voor 1938 een consequente voortzetting van de Duitsche vredespolitiek in onze voorspel ling opnemen. Dat de doorvoering van het vierjarenplan onder Göring's leiding een hoofdpunt, zoo niet het hoofdpunt van het regeeringspro- gramma zal zijn, hangt met het voorgaande ten nauwste samen. Zeker is, dat deze actie in een niet-autoritairen staat ondenkbaar ware. Hier zal zij gelukken, als de techni ci in de laboratoria de regeering niet, on vrijwillig, in den steek laten. Het is een klein zielig gedoe, van Duit sche zijde altijd maar weer te propageeren, dat het Duitsche volk onder deze gedwon gen omstandigheden voor een niet gering deel de schuld van het principieele anti-se- mitisme nauwelijks te lijden heeft. Gelijk het even dom is, als van anti-Duitsche zijde steeds weer verteld wordt, dat men hier nauwelijks meer te eten heeft en kleeren draagt uit stoffen, die bij een regenbui in pap overgaan. Natuurlijk ontbreekt hier, met den dag meer, veel wat bijv. in Nederland nog van zelfsprekend is. Voedsel en kleeding, voor werpen van dagelijksch gebruik, zijn niet meer altijd en overal van eerste kwaliteit, al laat zich niet loochenen, dat sommige „nieuwe werkstoffen" eerder een verbete ring dan een achteruitgang schijnen te gaan beteekenen. Maar brood, boter, melk, vet en nog veel meer staan niet meer op internatio naal niveau. IJzer en staal, koper, tin, hout zijn of niet meer te krijgen, of gerationeerd, of voor de meeste doelen verboden. Wat er nog wél is, is echter vooralsnog meer dan voldoende om er gezond en gelukkig bij te blijven. Vooral daar 99 pCt. van de bevol king al lang vergeten is, hoe het vroeger was, en niet meer weet, wat een buurvolk als bijv. het Nederlandsche, nog wel ter vrije beschikking heeft. Wat niet weet, wat niet deert, pleegt men m ons land te zeggen. Het jaar 1938 zal daarom in Duitschland geen toenemen der ontevredenheid, maar eerder een versterking van nationaal door zetten brengen. En ook op het gebied der internationale politiek heeft men in het Derde Rijk geen reden tot ongerustheid. Twee jaren geleden nog zag het er waarlijk heel anders uit. Nu moet men wel toegeven, dat de pogingen tot toenadering tusschen Berlijn en Londen, of Berlijn en Parijs bitter weinig succes gehad hebben en de Olympische Spelen van 1936 al heel weinig practische resultaten voor 1937 hebben gebracht, ondanks de vele mil- lioenen, die men voor propaganda heeft uitgeworpen. Maar aan den anderen kant is er de voor 't oogenblik zoo'n nauwe vriend schap met Rome en Tokio gekomen, de be vestiging der goede verstandhouding met Boedapest, de indirecte verbetering der be trekkingen met Joego-Slavië, de nieuwe koers in Roemenië, het verdrag met België, de verzwakking van den Volkenbond, de toenemende sucessen van generaal Franco in Spanje. Men kan zich voorstellen, dat een en ander het gevolg gehad heeft, dat in het Derde Rijk de ontevredenheid met het heerschend regime eerder kleiner dan groo- ter geworden is. Waarom we ten slotte nog de voorspelling wagen, dat 1938 een verdere versterking van de internationale positie aan Duitschland brengen zal. De politie te Parijs stelt een nauw keurig onderzoek in naar de sensatio- neele onthullingen van Pierre Locuty inzake den aanslag bij de Place de 1' Etoile. Locuty is in hechtenis geno men en zal vandaag naar Parijs wor den vervoerd. De verklaringen van Locuty zijn zeer bezwarend voor den industrieel Metenier, die in verband met de Csar-affaire in hechtenis is genomen en Henri Vogel, in genieur van de Michelin-fabrieken te Clermont-Ferrand. Metenier zou aan Vo gel verzocht hebben Locuty opdracht te_ geven om zich 10 September van het vo rige jaar naar Parijs te begeven voor een dringende opdracht, welke niets anders was dan de aanslag bij de Place de 1' Etoi le. De verklaringen van Locuty en Vogel stemden gisteren niet overeen, doch heden ochtend werden zij geconfronteerd en Vo gel verklaarde Locuty reeds langen tijd te hebben gekend als een eerlijke en open kereld en indien hij bij zijn verklaringen blijft, is het zeer wel mogelijk, dat hij, Vogel, hem de opdracht en van Metenier heeft overgebracht. Hij heeft dit dan ge daan zonder er veel belang aan te hechten. Vogel is geen lid geweest van de Csar. Locuty zeide hierop: „Je liegt. Je werd evenals ik bij de Csar ingeschreven en je weet heel goed, dat ingenieur de 1'Oncle onze baas was. Je hebt ook den eed afge legd". Verder werd ingenieur Vauclard van de Michelin-fabrieken gehoord. Hij heeft Lo cuty aan Metenier voorgesteld. Het schijnt evenwel, dat hij verder niet bij de zaak betrokken is. De politie stelt verder groot belang in de personen, die tegenwoordig zijn ge weest by het vervaardigen van de bom men in een huis, ver verwijderd van het centrum van Parijs, in een wijk, welke Locuty niet kan aanduiden. De politie ver moedt dat Moreau de la Meuse, die even eens in verband met de Csar-affaire in voorarrest zit, met Metenier en een met selaar Leon, de bommen hebben vervaar digd. Volgens Locuty waren zes personen hierbij aanwezig en de politie zoekt nog naar de beide overigen. Vlugschriften opgevischt. Gistermiddag heeft men uit de Allier eenige wapenen, patronen en vlugschriften opgehaald, die door drie onbekenden des morgens in het water waren geworpen. De vlugschriften dragen het opschrift: „Brief aan de Franschen" en zeggen o.m., dat de A.R.C. de nationale anti-marxistische ver dedigingsbeweging zich bij de Franschen bekend maakt. Zij zal slechts tusschenbei- de komen wanneer dit volstrekt noodzake lijk zal zijn. Men denkt, dat deze ontdek king in verband kan staan met de zaak der Csar. De bemanning gered. Volgens via Barcelona te Londen uit Alicante ontvangen berichten, la ter bevestigd door een mededeeling van het Spaansche persagentschap te Valencia, is het Nederlandsche s.s. „Hannah" van de N.V. stoomschipmij. Hannah (F. W. Uittenbogaart) te Rot terdam, door een onbekenden onder zeeër op 47 mijl van Valencia, tus schen deze stad en Alicante, zes mijl buiten de kaap San Antonio, getor pedeerd. De onbekende duikboot ver-, dween onmiddellijk na den aanvaL Het kustwachtstation van de kaap San Antonio nam het eerste het gebeurde waar. Het was toen 12.30 uur. De Hannah had de machines reeds stop gezet en was bezig de reddingbooten uit te zetten. Ter stond werd door de scheepvaartautoritei ten van Alicante en uit Javea, een vis- schersdorp, assistentie derwaarts gezon den. Spoedig was het schip bereikt. Alle op varenden konden in veiligheid worden ge bracht. Met boonen en tarwe geladen. De Hannah meet bruto 3730 ton, netto 2311 en is in 1913 te Newcastle gebouwd. Het schip beoefende de wilde vaart, hoofdzakelijk op de havens van de Mid- dellandsche en de Zwarte Zee. De laatste maal dat het in de thuishaven, Rotterdam, geweest is was in Mei van het vorige jaar. Het was toen op den 11 den van die maand met een lading graan uit Breila (Roeme nië) in de Maashaven aangekomen. Op 22 Mei daaropvolgend was het in ballast naar Bremen vertrokken en sinds dien niet meer naar Nederland teruggekeerd. Op 1 Januari j.1. echter was het schip uit Antwerpen naar Barcelona vertrokken. Uit het telegram van het Spaansche persagentschap te Valencia blijkt, dat de Hannah een lading tarwe en boonen aan boord had, terwijl dit telegram als plaats van bestemming Valencia noemt. In het gezicht van de haven is de Hannah dus in den grond geboord. Hoe groot de bemanning van de Hannah was, kan op dit oogenblik nog niet worden nagegaan. Het staat echter wel vast dat alle opvarenden gered zijn. Bemanning van 31 koppen. Naar wij van de N.V. stoomschipmaat- schappy Hannah vernemen, had zij heden ochtend nog geen bericht van den gezag voerder van het op 47 mijl van Valencia door een onbekenden onderzeeër getorpe deerde s.s. „Hannah" ontvangen. De bemanning van het schip bestaat uit 31 koppen en is slechts voor een deel van Nederlandsche nationaliteit. Aardbeving in het Westen van Japan. - Een zware aardbeving heeft hedennacht om twaalf minuten na middernacht het. Westen van Japan getroffen. De aardschokken duur den twintig minuten lang. De huizen schud den op hun grondvesten, zoodat de slapende bevolking opgeschrikt werd en naar buiten rende. Er zijn geen berichten omtrent per soonlijke ongelukken ontvangen. Us op den Donau. - Op den Donau zijn door den ijsgang moeilijkheden voor de scheepvaart ontstaan. Het water is geste gen. De steden Galatz en Braila worden be dreigd. Geheele dorpen staan onder water. Verscheidene schepen zijn op den Donau door het ijs ingesloten. Bij Braila heeft zich van de opvarenden van een veerboot een paniek meester gemaakt toen het schip tus schen twee groote ijsblokken geraakte. De bemanning slaagde er in het schip vrij te krijgen. tikel verschenen ten aanzien van den toe stand in het Verre Oosten: „Het prestige der blanken in het Oosten is verdwenen. Japansche soldaten sloegen blanke politie-agenten in het gezicht binnen de grenzen van een buitenlandsche neder zetting, sleurden hen naar een politiebureau en lieten hen pas vrij na een ernstige kastij ding. Gevolg: weer een protest. Men kan blijven protesteeren. De Japanneezen lachen erom". Ten aanzien van het incident met den Russischen vrijwilliger, die Zaterdag 1.1. zijn revolver trok tegen de Japanneezen, waar op de Franschen in pantserauto's te hulp snelden, zegt het blad: „Ook de Britten moeten hun pantserwa gens toonen en niet toestaan, dat hun man schappen door de Japanneezen in het gezicht worden geslagen. Zij moeten zich in de oogen van ons, Hindoes, niet belachelijk maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 1