DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De algemeene toestand.
DE DUITSCHE JEUGD OPGEVOED VOOR DEN
..TOTALEN OORLOG".
Nieuws in 't kort.
No. 9 Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Directeur: C. KRAK.
Woensdag 12 Januari 1938
140e Jaargang
De weermacht nog lang niet voltooid.
HET VIER-JAREN-PLAN.
De „Csar"-affaire.
Bezwarende verklaringen.
Nederlandsch schip
getorpedeerd.
Onbekende duikboot in actie.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj, N. ADEMA.
Alkmaar, 12 Januari.
Hitier heeft gisteren het corps diplomati-
que ontvangen en de gelukwenschen bij de
intrede van 1938 in ontvangst genomen.
Daarbij heeft hij een rede van den pause
lijken nuntius beantwoord en gezegd, dat
Duitschland den vrede nastreeft.
„Wij willen aldus Hitier het Duit-
sche volk het geluk van een broederlijk
verbonden gemeenschap geven, den econo
misch zwakkeren door met vreugde gege
ven hulp sterken en zoowel de moreele als
de materieele welvaart van het gansche volk
bevorderen. Wij gelooven, dat de taak, dien
de voorzienigheid den volkeren heeft ge
steld, in dezen geest moet worden vervuld.
Daarom zijn wij bereid, met alle naties en
alle staten, die deze opvatting eveneens dee-
len, eerlijk en vol vertrouwen samen te wer
ken en ook in feite uiting te geven aan dit
streven. Het Duitsche volk zal daarom een
werkelijk opbouwenden vredesarbeid in
dienst van den algemeenen vooruitgang
van ganscher harte prefereeren boven iede-
ren den volken vernietigenden strijd.
Moge dit verlangen leiden tot een werke
lijk wederzydsche waardeering en daarmede
tot een feitelijken vrede van het recht en
het vertrouwen, en mogen deze wenschen
in 1938 vooral niet alleen den volken ver
vullen, doch ook hun levendige uitdrukking
vinden in de handelingen en daden der
regeeringen".
Uit deze woorden van Hitier blijkt, hoe
zeer Duitschland verlangt naar meer contact
met het buitenland. Eenige jaren lang heeft
het zich zelf geïsoleerd, zich als 't ware van
de overige wereld vervreemd. Dat is niet
goed geweest en de fout moet nu zoo spoedig
mogelijk hersteld worden.
Wij gelooven, dat een Duitschland, dat
steeds wil meewerken aan 'de algemeene
buitenlandsche politiek, nuttig werk kan
doen voor de handhaving van den vrede in
ons werelddeel.
Als het maar werkelijk van goeden
wille is.
In Boedapest confereert men. Vertegen
woordigers van Italië, Oostenrijk en Hon
garije voeren besprekingen inzake het
Donaubekken. Naar aanleiding daarvan
schrijft Gayda in de Giomale d'Italia, dat
graaf Ciano er op zal aandringen, dat Oosten
rijk en Hongarije in de vier volgende kwes
ties duidelijk hun standpunt zullen bepalen:
1. de gebeurtenissen in Spanje;
2. het anti-komintern-verdrag;
3. den volkenbond;
4. de as Rome-Berlijn.
Gayda schrijft, dat deze vier kwesties in
feite geen eenvoudige aspecten vormen van
een kortstondige politieke kroniek, doch,
dat zij de fundamenteele punten vormen
van een actieve en vastberaden nieuwe
Europeesche politiek waartegenover ieder
land zijn politiek nauwkeurig moet bepalen.
Gayda vervolgt met te zeggen, dat ieder
het nut er van inziet ieder aarzeling weg te
nemen en af te zien van vriendschapsfor
mules voor alle theses in de illusie steeds
een open deur te vinden voor formules, die
weleer uit een diplomatiek oogpunt geschikt
leken, doch welke thans sterieler en gevaar
lijker dan ooit zijn gebleken.
Italië vraagt van de andere landen geen
adhaesie met de Italiaansch-Duitsch-Japan-
sche overeenkomst, noch hun vertrek uit
Genève, doch het vraagt hun slechts een
nauwkeurige bepaling van hun houding.
Omtrent de conferentie zelf wordt nog
gemeld, dat in het bijzonder de vraagstuk
ken van het Donaugebied, de Volkenbonds
kwestie alsmede de betrekkingen tusschen
Hongarije en de Kleine Entente uitvoerig
behandeld zijn.
In de kringen der conferentie verluid^
volgens het D.N.B., dat in het officieele slot
communiqué gewezen zal worden op de be-
teekenis van de as Berlijn-Rome voor het
Donau-gebied. Het communiqué zal voorts
in algemeene termen den wensch naar over
eenstemming en samenwerking tusschen de
landen, die het pact van Rome hebben on
derteekend, en de overige Donaustaten to.
uitdrukking brengen. In dit verband word
er echter nadrukkelijk op gewezen, dat on
der de tegenwoordige omstandigheden ui -
breiding der protocollen van Rome tot an
dere mogendheden niet in het voornemen
ligt. Men acht het integendeel meer wen-
schelijk en noodzakelijk, in den geest van
rechtstreeksche tweezijdige regeling
zoeken naar nieuwe wegen van directe oe-
nadering en samenwerking tusschen de on
derteekenaars van de protocollen van Rome
afzonderlijk en de overige Donaustaten.
het bijzonder wordt hierbij gewezen op
Italië's accoord met Zuid-Slavië.
In de kringen der conferentie wordt
voorts de indruk bevestigd, dat de betrek
kingen tusschen Hongarije en Roemenie m
het middelpunt van de besprekingen heb
ben gestaan. Hierbij schijnt in het bijzonder
van Italiaansche zijde het verlangen naar
een spoedige rechtstreeksche vriendschappe
lijke overeenkomst tusschen de beide lan-
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 11 Januari.
We vragen ons bij den aanvang van
1938 in de eerste plaats af, wat Duitsch
land van plan is. Hitier heeft het ons
in zijn nieuwjaarsboodschap betrekke
lijk gemakkelijk gemaakt. In de binnen-
landsche politiek: verdere consolidatie
en verscherpte actie voor de doorvoe
ring van het vierjarenplan, in de bui
tenlandsche: versterking van de weer
macht.
Daarmee is veel en toch ook weer weinig
gezegd. Want men kan al dadelijk vragen
stellen: waarom nog verder versterking van
de weermacht en met welk einddoel? In
welken vorm verdere consolidatie? Welke
hoofdmaatregelen in verband met het vier
jarenplan?
Antwoorden kan slechts hij, die van de ont
wikkeling der dingen in Duitschland op de
hoogte, en voor zoover mogelijk onbevoor
oordeeld is.
En dan is al dadelijk te zeggen, dat (naar
men in Duitsche deskundige kringen vaak
genoeg kan hooren bevestigen) de nieuwe
Duitsche weermacht inderdaad nog lang
niet het peil bereikt heeft, dat door haar
leiders als gewenscht beschouwd wordt. Tus
schen de technische eischen van 1914/18 en
heden is nog al eenig verschil te constatee-
ren. Een diensttijd van twee volle jaren is
in Duitschland noodig gebleken om zelfs
maar den niet gegradueerden soldaat al die
kennis en geoefendheid bij te brengen, die
noodig is om de techniek van het huidige
oorlogvoeren te beheerschen. Wat het kader
weten moet, gaat nog ver boven deze twee
jaren uit, om van het reserve-officiers-corps
maar liever in het geheel niet te spreken.
Wie de demonstraties van de Duitsche weer
macht van heden op de jongste partijcon
gressen in Neurenberg en op de boerenda-
gen van Bückenberg meegemaakt heeft, zal
versteld gestaan hebben van de technische
details, die alleen reeds bij zulke populaire
massa-vertooningen te zien waren. Dat zijn
geen soldaten volgens vroegere begrippen
meer; dat zijn welhaast werktuigkundigen,
toekomstige ingenieurs en tevens acrobaten;
en het is haast een wonder, dat men daar
voor in toch betrekkelijk zoo weinig tijds
jongens uit alle standen der maatschappij
heeft kunnen klaarstoomen.
Goed geoefende jeugd.
Dat is natuurlijk slechts bereikbaar in een
staat, die er zich nu al vijf jaren lang op
heeft ingericht, den jongen staatsburger in
semi-militaire organisaties zooveel vóór
oefening te bezorgen, dat de instructeurs bij
het leger, de luchtvaart en de marine recru-
ten voor zich krijgen, die onmiddellijk be
grijpen waar het om gaat en die de eerste
beginselen reeds onder de knie hebben.
Duitsche jongens doen tegenwoordig allen
aan sport en gymnastiek. Ze kunnen schie
ten met kleinkaliber-geweren, ze kunnen
kaartlezen, zijn prima geoefend in veld
dienst en in gesloten verband, lang voordat
de weermacht ze indeelt. Ja, het is niet te
veel gezegd als men vaststelt, dat ze, bij hun
overgang naar den troep eigenlijk alleen
maar de uniform verwisselen. En daar komt
nog iets van de allergrootste beteekenis bij:
de Duitsche jeugd wordt sinds 1933 ook op
gevoed volgens de beginselen van wijlen ge
neraal Ludendorff, die den „totalen oorlog"
gepredikt heeft, neerkomend op de mobili
satie van het geheele volk in oorlogstijd, en
eischend in tijden van vrede een voorberei
ding, die met zich brengt, dat alle staats
burgers er zich van bewust worden, dat oor
log in de toekomst door en tegen de bevol
king als gehéél en niet alleen door en tegen
de geüniformeerde weermacht gevoerd zal
worden.
den op den voorgrond te hebben gestaan.
Van Hongaarsche zijde wordt als voor
waarde voor een regeling der betrekkingen
met Roemenië de erkenning van de volledige
rechtgelijkheid van Hongarije en princi-
pieele regeling van het minderhedenvraag
stuk genoemd. De betrekkingen tusschen de
onderteekenaars van het pact van Rome en
Tsjechoslowakije zijn naar verder verluidt,
niet het onderwerp van speciale besprekin
gen geweest. In de kringen der conferentie
wordt er nog op gewezen, dat verandering
in de houding van Oostenrijk en Hongarije
ten aanzien van den Volkenbond en het
anti-Kominternpact voorloopig niet te ver
wachten is.
Dat is een gezichtspunt, waarvan de con
sequentie is, dat de natuurlijk-autoritaire
staat het volk in al zijn geledingen in dienst
stelt van dat ééne doel: verdediging van
bodem en existentie door allen, die den staat
vormen, gehoorzaam aan éénen Leider, die
alle verantwoordelijkheid draagt Onnoodig
te zeggen, dat zulks beteekent het maximum
van weerstand, maar ook het maximum aan
risico, waar ook de Leider slechts mensch is
en dwalen kam. Maar daar willen we heden
waarlijk niet verder op ingaaui.
Belangrijk is slechts te weten, dat een en
ander in het Duitschland van heden waar
achtig geen theorie alleen is, maar duidelijk
zichtbare werkelijkheid. En daarom is de
uitlating van Hitier, dat het nieuwe jaar
opnieuw een versterking van de weermacht
zal brengen, ook meer dan een vage toezeg
ging. Hij had er aan kunnen toevoegen, dat
een versterking van de weerkracht, de
volkskracht, die weer een moreele verhoo
ging van het peil der weermacht beteekent,
niet tot 1938 beperkt zal blijven, maar een
onafscheidelijk deel zal worden van de
volksopvoeding. Al naar gelang van het
standpunt, dat de beoordeelaar inneemt, zal
men daarin een opkomend Duitsch imperia
lisme, dan wel de ontwikkeling van een de
fensieve machtspositie kunnen zien. Aan de
feiten verandert dat natuurlijk niet het
minste.
Nog pas een begin!
In dit licht gezien staat de opbouw van de
Duitsche weermacht- (en weerkracht) nog
pas aan het begin, al is ze waarschijnlijk al
belangrijk verder gevorderd dan in vele an
dere staten. Althans wat „het moreel van
den troep" betreft. Naar de materieele zijde
echter hapert er nog betrekkelijk veel aan.
Wij beschikken niet over de gegevens, die
noodig zijn om te beoordeelen, wat het ma
teriaal waard is, waarover de Duitsche
weermacht heden beschikt; of het personeel
inderdaad reeds voldoende geoefend is, ge
noeg reservekrachten geoefend gereed staan;
reserves in voldoende aantal aanwezig zijn
voor alle onderdeelen van de landsverdedi
ging; om in tijd van nood een strijd lang ge
noeg te kunnen volhouden, die zooveel
eischt vooral voor de gemotoriseerde een
heden, de vliegtuigen, en niet in de laatste
plaats de voeding van weermacht en bevol
king. Het is in dit verband dan ook begrij
pelijk, dat de Duitsche regeering het aller
grootste gewicht hecht niet alleen aan het
bouwen van fabrieken voor de productie van
eigen grondstoffen, maar ook aan bondge
nootschappen, welke in tijd van oorlog met
vrij groote zekerheid een isolement van het
juist voor oorlogsdoelen zoo ongunstig be
deelde Duitsche Rijk met zijn open fronten
naar alle zijden en zijn gebrek aan petro
leum, ijzer en andere metalen, zijn onvol
doende agrarische productie.
Men mag wel aannemen, dat het nog de
noodige jaren duren zal alvorens men in
Berlijn, denkend aan de uiterste consequen
ties, gerust slapen zal nog geheel afgezien
van de overweging, dat een herhaling van
1914 voor het nationaal-socialisme het ad
calendas graecas uitstellen of zelfs geheel
opgeven van elke verdere doorvoering van
zijn staatsidealen en levensbeschouwingen
beteekenen zou. Waarom we dan ook voor
1938 een consequente voortzetting van de
Duitsche vredespolitiek in onze voorspel
ling opnemen.
Dat de doorvoering van het vierjarenplan
onder Göring's leiding een hoofdpunt, zoo
niet het hoofdpunt van het regeeringspro-
gramma zal zijn, hangt met het voorgaande
ten nauwste samen. Zeker is, dat deze actie
in een niet-autoritairen staat ondenkbaar
ware. Hier zal zij gelukken, als de techni
ci in de laboratoria de regeering niet, on
vrijwillig, in den steek laten.
Het is een klein zielig gedoe, van Duit
sche zijde altijd maar weer te propageeren,
dat het Duitsche volk onder deze gedwon
gen omstandigheden voor een niet gering
deel de schuld van het principieele anti-se-
mitisme nauwelijks te lijden heeft. Gelijk
het even dom is, als van anti-Duitsche zijde
steeds weer verteld wordt, dat men hier
nauwelijks meer te eten heeft en kleeren
draagt uit stoffen, die bij een regenbui in
pap overgaan.
Natuurlijk ontbreekt hier, met den dag
meer, veel wat bijv. in Nederland nog van
zelfsprekend is. Voedsel en kleeding, voor
werpen van dagelijksch gebruik, zijn niet
meer altijd en overal van eerste kwaliteit,
al laat zich niet loochenen, dat sommige
„nieuwe werkstoffen" eerder een verbete
ring dan een achteruitgang schijnen te gaan
beteekenen. Maar brood, boter, melk, vet en
nog veel meer staan niet meer op internatio
naal niveau. IJzer en staal, koper, tin, hout
zijn of niet meer te krijgen, of gerationeerd,
of voor de meeste doelen verboden. Wat er
nog wél is, is echter vooralsnog meer dan
voldoende om er gezond en gelukkig bij te
blijven. Vooral daar 99 pCt. van de bevol
king al lang vergeten is, hoe het vroeger
was, en niet meer weet, wat een buurvolk
als bijv. het Nederlandsche, nog wel ter
vrije beschikking heeft.
Wat niet weet, wat niet deert, pleegt men
m ons land te zeggen.
Het jaar 1938 zal daarom in Duitschland
geen toenemen der ontevredenheid, maar
eerder een versterking van nationaal door
zetten brengen.
En ook op het gebied der internationale
politiek heeft men in het Derde Rijk geen
reden tot ongerustheid. Twee jaren geleden
nog zag het er waarlijk heel anders uit. Nu
moet men wel toegeven, dat de pogingen tot
toenadering tusschen Berlijn en Londen, of
Berlijn en Parijs bitter weinig succes gehad
hebben en de Olympische Spelen van 1936
al heel weinig practische resultaten voor
1937 hebben gebracht, ondanks de vele mil-
lioenen, die men voor propaganda heeft
uitgeworpen. Maar aan den anderen kant is
er de voor 't oogenblik zoo'n nauwe vriend
schap met Rome en Tokio gekomen, de be
vestiging der goede verstandhouding met
Boedapest, de indirecte verbetering der be
trekkingen met Joego-Slavië, de nieuwe
koers in Roemenië, het verdrag met België,
de verzwakking van den Volkenbond, de
toenemende sucessen van generaal Franco
in Spanje. Men kan zich voorstellen, dat
een en ander het gevolg gehad heeft, dat in
het Derde Rijk de ontevredenheid met het
heerschend regime eerder kleiner dan groo-
ter geworden is.
Waarom we ten slotte nog de voorspelling
wagen, dat 1938 een verdere versterking van
de internationale positie aan Duitschland
brengen zal.
De politie te Parijs stelt een nauw
keurig onderzoek in naar de sensatio-
neele onthullingen van Pierre Locuty
inzake den aanslag bij de Place de 1'
Etoile. Locuty is in hechtenis geno
men en zal vandaag naar Parijs wor
den vervoerd.
De verklaringen van Locuty zijn zeer
bezwarend voor den industrieel Metenier,
die in verband met de Csar-affaire in
hechtenis is genomen en Henri Vogel, in
genieur van de Michelin-fabrieken te
Clermont-Ferrand. Metenier zou aan Vo
gel verzocht hebben Locuty opdracht te_
geven om zich 10 September van het vo
rige jaar naar Parijs te begeven voor een
dringende opdracht, welke niets anders
was dan de aanslag bij de Place de 1' Etoi
le. De verklaringen van Locuty en Vogel
stemden gisteren niet overeen, doch heden
ochtend werden zij geconfronteerd en Vo
gel verklaarde Locuty reeds langen tijd te
hebben gekend als een eerlijke en open
kereld en indien hij bij zijn verklaringen
blijft, is het zeer wel mogelijk, dat hij,
Vogel, hem de opdracht en van Metenier
heeft overgebracht. Hij heeft dit dan ge
daan zonder er veel belang aan te hechten.
Vogel is geen lid geweest van de Csar.
Locuty zeide hierop: „Je liegt. Je werd
evenals ik bij de Csar ingeschreven en je
weet heel goed, dat ingenieur de 1'Oncle
onze baas was. Je hebt ook den eed afge
legd".
Verder werd ingenieur Vauclard van de
Michelin-fabrieken gehoord. Hij heeft Lo
cuty aan Metenier voorgesteld. Het
schijnt evenwel, dat hij verder niet bij de
zaak betrokken is.
De politie stelt verder groot belang in
de personen, die tegenwoordig zijn ge
weest by het vervaardigen van de bom
men in een huis, ver verwijderd van het
centrum van Parijs, in een wijk, welke
Locuty niet kan aanduiden. De politie ver
moedt dat Moreau de la Meuse, die even
eens in verband met de Csar-affaire in
voorarrest zit, met Metenier en een met
selaar Leon, de bommen hebben vervaar
digd. Volgens Locuty waren zes personen
hierbij aanwezig en de politie zoekt nog
naar de beide overigen.
Vlugschriften opgevischt.
Gistermiddag heeft men uit de Allier
eenige wapenen, patronen en vlugschriften
opgehaald, die door drie onbekenden des
morgens in het water waren geworpen. De
vlugschriften dragen het opschrift: „Brief
aan de Franschen" en zeggen o.m., dat de
A.R.C. de nationale anti-marxistische ver
dedigingsbeweging zich bij de Franschen
bekend maakt. Zij zal slechts tusschenbei-
de komen wanneer dit volstrekt noodzake
lijk zal zijn. Men denkt, dat deze ontdek
king in verband kan staan met de zaak
der Csar.
De bemanning gered.
Volgens via Barcelona te Londen
uit Alicante ontvangen berichten, la
ter bevestigd door een mededeeling
van het Spaansche persagentschap te
Valencia, is het Nederlandsche s.s.
„Hannah" van de N.V. stoomschipmij.
Hannah (F. W. Uittenbogaart) te Rot
terdam, door een onbekenden onder
zeeër op 47 mijl van Valencia, tus
schen deze stad en Alicante, zes mijl
buiten de kaap San Antonio, getor
pedeerd. De onbekende duikboot ver-,
dween onmiddellijk na den aanvaL
Het kustwachtstation van de kaap San
Antonio nam het eerste het gebeurde
waar. Het was toen 12.30 uur. De Hannah
had de machines reeds stop gezet en was
bezig de reddingbooten uit te zetten. Ter
stond werd door de scheepvaartautoritei
ten van Alicante en uit Javea, een vis-
schersdorp, assistentie derwaarts gezon
den.
Spoedig was het schip bereikt. Alle op
varenden konden in veiligheid worden ge
bracht.
Met boonen en tarwe geladen.
De Hannah meet bruto 3730 ton, netto
2311 en is in 1913 te Newcastle gebouwd.
Het schip beoefende de wilde vaart,
hoofdzakelijk op de havens van de Mid-
dellandsche en de Zwarte Zee. De laatste
maal dat het in de thuishaven, Rotterdam,
geweest is was in Mei van het vorige jaar.
Het was toen op den 11 den van die maand
met een lading graan uit Breila (Roeme
nië) in de Maashaven aangekomen. Op 22
Mei daaropvolgend was het in ballast
naar Bremen vertrokken en sinds dien
niet meer naar Nederland teruggekeerd.
Op 1 Januari j.1. echter was het schip uit
Antwerpen naar Barcelona vertrokken.
Uit het telegram van het Spaansche
persagentschap te Valencia blijkt, dat de
Hannah een lading tarwe en boonen aan
boord had, terwijl dit telegram als plaats
van bestemming Valencia noemt. In het
gezicht van de haven is de Hannah dus in
den grond geboord.
Hoe groot de bemanning van de Hannah
was, kan op dit oogenblik nog niet worden
nagegaan. Het staat echter wel vast dat
alle opvarenden gered zijn.
Bemanning van 31 koppen.
Naar wij van de N.V. stoomschipmaat-
schappy Hannah vernemen, had zij heden
ochtend nog geen bericht van den gezag
voerder van het op 47 mijl van Valencia
door een onbekenden onderzeeër getorpe
deerde s.s. „Hannah" ontvangen.
De bemanning van het schip bestaat uit
31 koppen en is slechts voor een deel van
Nederlandsche nationaliteit.
Aardbeving in het Westen van Japan. -
Een zware aardbeving heeft hedennacht om
twaalf minuten na middernacht het. Westen
van Japan getroffen. De aardschokken duur
den twintig minuten lang. De huizen schud
den op hun grondvesten, zoodat de slapende
bevolking opgeschrikt werd en naar buiten
rende. Er zijn geen berichten omtrent per
soonlijke ongelukken ontvangen.
Us op den Donau. - Op den Donau zijn
door den ijsgang moeilijkheden voor de
scheepvaart ontstaan. Het water is geste
gen. De steden Galatz en Braila worden be
dreigd. Geheele dorpen staan onder water.
Verscheidene schepen zijn op den Donau
door het ijs ingesloten. Bij Braila heeft zich
van de opvarenden van een veerboot een
paniek meester gemaakt toen het schip tus
schen twee groote ijsblokken geraakte. De
bemanning slaagde er in het schip vrij te
krijgen.
tikel verschenen ten aanzien van den toe
stand in het Verre Oosten:
„Het prestige der blanken in het Oosten
is verdwenen. Japansche soldaten sloegen
blanke politie-agenten in het gezicht binnen
de grenzen van een buitenlandsche neder
zetting, sleurden hen naar een politiebureau
en lieten hen pas vrij na een ernstige kastij
ding. Gevolg: weer een protest. Men kan
blijven protesteeren. De Japanneezen lachen
erom".
Ten aanzien van het incident met den
Russischen vrijwilliger, die Zaterdag 1.1. zijn
revolver trok tegen de Japanneezen, waar
op de Franschen in pantserauto's te hulp
snelden, zegt het blad:
„Ook de Britten moeten hun pantserwa
gens toonen en niet toestaan, dat hun man
schappen door de Japanneezen in het gezicht
worden geslagen. Zij moeten zich in de
oogen van ons, Hindoes, niet belachelijk
maken.