Ij1 a 1! SS 0 V V 4 11 SI Ui Hf ft 4 n ijj w n#- 1 VOOR ONZE KINDEREN. VAN KABOUTER FLIP EN ZIJN VRIENDJE WIP. ff n Hf ïfchaakuéüek k Mi m 8 X m I X Is 7 4 4 m m 4 m 4 :3 H m '1 ij SI B 4 i m m l m k 4 4 'ïli W/M m w JAAPJE KEES EN DE ZEE. JhzaÉecu&ciek I ft fl dreswijziging. Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. prinses zonnestraal Gezichtsbedrog. Het gestolen kindje. DERDE BLAD. Redacteur J. H. GOUD, Utrecht. VRAAGSTUK No. 20 Probleem varo Dr. A. Chicco, Genua „II Giornale di Gemova" 1935 Zwart (9) ab cdeig h Wit (10) Mat in. twee zetten. Wit: Ke7, Dhl, Tfl, Rb8, Pc7 en f6, pionnen e6, f2, h2 en h4. Zwart: Kf4, Df3, Ta5 en e5, Pc5 en d2, Rel, pionnen e3 en f5. Oplossing van probleem no. 17 (Prze- piorka) 1. Rh4. Oplossing van 't nootje. 1. Dd7 Tg8. 2. Pg5 Tbf8. 3. Dh3 h6; 4. Dh6:f gh6: 5. Th7f. Een buitengewoon fraaie partij, die niet algemeen bekend is, werd in het jaar 1912 te Biarritz gespeeld in een match tusschen Janowski en Marshall. Russische Verdediging. Wit: Zwart: D. Janowski F. J. Marshall. 1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pg8—f6 3. Pf3Xe5 d7d6 4. Pe5—f3 Pf6Xe4 5. d2d4 Hier wordt ook Pblc3 gespeeld. 5d6—d5 6. Rfld3 Rf8—d6 7. c2c4 Beter eerst 00. 70—0 8. c4Xd5 Rd6b4f 9. Kei—fl Een vreemde zet, maar wit voert iets in z(jn schild. 9Dd8Xd5 10. Ddlc2 Tf8e8 11. Pbl—c3 Zwart is wel gedwongen op c3 af te ruilen anders verliest hij een officier. 11Pe4Xc3 12. b2Xc3 Dd5Xf3ü Een groote verrassing. Stand na 12Dd5Xf3 V.'A9t 6 3i 5 4, 4 2 k Do i a b ede 1 j> h Wit mag de Dame niet nemen, want dan volgt 13Rh3f en mat in twee zetten. 13. c3Xb4? Beter was hier h2h3, waardoor na g2X^3 Rh3f verhinderd is. 13. Pb8c6 14. Rel—b2 Pc6Xb4! 15. Rd3Xh7f Kg8h8 16. g2Xf3 Voorzichtiger was 16. Dc2c4. 16Rc8—h3t 17. Kfl—gl Pb4Xc2 18. Rb7Xc2 Te8e2 Nu zit de witte Koning gevangen. Thl is opgesloten en er dreigen allerlei ge varen. 19. Tal—cl Ta8e8 20. Rb2c3 Te8e3! Schitterend gespeeld. Wit mag dezen toren niet nemen wegens 21. Tg2f; 22. Kfl—Tc2:f; 23. Kei—Tel :f en dan 24Thl: 21. Rc3b4 Te3Xf3 22. Rc2—dl Tf3f6! Nu dreigt 23. Tg6f en dit is niet te ver hinderen. Er bleef Wit dus niets over dan op te geven. Scherts-probleem van den heer W. Enklaar te Utrecht (eerste publicatie) Zwart (6) 8 1 a 7 f§ 6 5 1 4 m Ül 3 n n 2 w/ 1 a bcdeigb Wit (7) Twcczet. Wit Ka2, Tc8, Th5, Rf8, Pc5, pionnen a5 en f5. Zwart: Kb4, pionnen a3, a4, a6, d3 en e5. De redacteur der rubriek verhuist op 22 Februari a.s. naar Prof. J. W. Dieperink- laan no. 10, Tuindorp, Maartensdijk, post Utrecht. door IET HOOGERS. Claartje en Bram moesten na schooltijd altijd langs het huis van oom Adri en altijd tikten ze even aan het raam van zijn kantoor, want daar zat hij in die tijd meestal en soms liepen ze even naar binnen om hem goedendag te zeggen of om een boodschap van moeder over te brengen. Op een middag wenkte oom hen al toen ze aan kwamen lopen: ze moesten binnen komen. En in de gang merkten ze het al, de oude kapitein Bartink was er weer, de vriend van oom, die op heel ongeregelde tijden opeens bij hem kwam en dan aller lei prachtige verhalen kon vertellen. Bram en Claartje stormden naar binnen, want kapitein Bartink Was ook een grote vriend van hen, en ze hadden hem in lang niet gezien. Hij lachte toen ze binnen kwamen en trok ze elk op een knie. Oom Adri ging er tegenover zitten en zei: „Nu de verhalen, Hendrik, wat heb je allemaal beleefd?" En de kapitein lachte maar en vertelde allerlei grappige dingen. Toen ze naar huis zouden gaan vroeg Bram ineens: „Hoe is het met Bertus, de papegaai?" „Och, ja, die is dood, daar zal ik jullie nog een ver haal van vertellen!" zei de kapitein. „We hebben Bertus jarenlang gehad, zooals je weet," begon kapitein Bartink, „en nu zowat een jaar geleden lagen we een poos in een Zuid-Amerikaansche haven en daar komt op een dag de stuur man met een klein aapje aan. „Dat is een vriendje voor Bertus", zei hij en het aapje kwam ook aan boord en we noemden het Jaapje. Wij gingen wel veel van Jaapje houden, we verwenden hem en hadden vaak grote pret om zijn malle sprongen en gekke gezichten. En Jaapje was als het even kon bij de papegaai ira de buurt en probeerde zijn aandacht te trekken. Ze sliepen ook samen in hetzelfde kamertje. Toen kregen we op een keer storm. Het schip slingerde en danste en Jaapje was vreeselijk bang. Hij zat in elkaar gedoken in een hoekje van de kamer en het duurde maar even en toen werd hij zeeziek ook. Opeens kwam Jaapje uit zijn hoekje ge kropen en ging met een allerongelukkigst gezicht naar Bertus toe. Hij ging vlak bij hem zitten en drukte zijm kopje tegen de vogel aan. Toen scheen Bertus zo'n mede lijden te krijgen dat hij stil bleef zitten en wachtte tot Jaapje insliep. En sindsdien zijn Bertus en Jaapje ook goede vrienden gebleven, ze speelden en praatten op hun manier en wij hadden er nog meer schik aan dan eerst. Een heel jaar hadden we Jaapje, en toen gebeurde het ongeluk. We hadden een nieuwen scheepsjongen gekregen. Hij plaagde Jaapje. Maar als ik er bij was, ge droeg de jongen zich altijd goed. Op een keer was Jaapje in de allerhoogste schoor steen geklommen en daar zat hij op de rand. Nou, dat was wel wat al te gevaar' lijk, zelfs voor een aapje, en ik gaf dan ook aan de scheepsjongen het bevel om Jaapje er af te halen. Hij gehoorzaamde, klom langs de touwladder, die langs de schoorsteen liep, maar hoe hoger hij kwam, des te onrustiger werd Jaapje. Het aapje kroop langs de rand heen en weer en toen de jongen nog maar een meter van hem af was en hem juist wou grijpen sprong Jaapje pardoes naar beneden en zoo in de zee. Hij was zo bang geworden, toen hij de jongen zag, die hem plaagde want later hoorde ik dat het werkelijk waar was ge weest dat hij liever naar beneden sprong dan zich te laten pakken. Zo verdronk Jaapje en van die tijd af was Bertus ook stil. Twee maanden later is de papegaai ook dood gegaan, van ver driet over zijn kleine vriendje en ik kan je verzekeren, dat wij hem allemaal ge mist hebben." De kinderen hadden stil zitten luisteren, zo'n ernstig verhaal hadden ze nog nooit gehoord. „Het was de schuld van dien scheepsjongen!" riep Bram ineens, „ik zou hem „Ja", zei de kapitein, „je moet dieren ook niet plagen." Maak nu maar gauw dat je thuis komt. Bram en Claartje vergaten dit verhaal niet gauw en zijn daardoor nog meer van dieren gaan houden dan ze al deden. door GEERTJE MANS. Kinderen luisteren graag naar elkaar omdat zij hun eigen taal hebben. Een ver haaltje dat het eene kind van het andere vertelt is voor de luisterende kleine vaak veel spannender dan wanneer een groot mens het zou verteld hebben. Daarom laten wij hier een sprookje vol gen, dat geschreven is door een klein meisje, in de hoop, dat alle lezers van onize kinderpagina er met belangstelling van zullen kennis nemen: Er waren eens een koning en koningin die tot hun spijt geen kinderen hadden. Maar er was niets aan te doen. Hun enige troost was dat ze erg rijk waren. Op zekeren dag toen de koning en koningin een wandeling maakten in het bos kwamen ze een oud mannetje tegen, die vroeg om brood en geld. „Ik heb niet veel geld bij me dus je moet dan maar met me mee", zei de koning. Samen gingen ze nu op de terugweg. Toen ze thuis kwamen gaven ze den ouden man te eten en gaven hem wat geld. De oude bedankte en ging heen. Hij zei dat ze in de slaapkamer moesten kijken want daar stond een ge schenk. De koning en koningin keken hem na tot ze hem niet meer zien konden» Daarna gingen ze naar de slaapkamer om te zien wat daar wel voor een geschenk zou staan. En wat zagen ze toen ze binnen kwa men? Ini de hoek van de kamer stond een mooi wiegje met rose gordijntjes. De koningin tilde het gordijntje op en daar lag een klein kindje. Hun liefste wens was dus in vervulling gegaan. Wat waren ze blij. Het kindje was intussen wakker ge worden en kraaide van plezier. De koning zag in de wieg een briefje liggen en hy begon het voor te lezen. Viola, 31 Januari 638. Beste koning en koningin! Omdat u me geholpen heeft, heb ik tot dank dit kindje gegeven. U zult wel zeg gen hoe kan ik arme oude man nu zo'n kindje geven. Maar ik ben eigenlijk een tovenaar en wou de goede mensen be lonen en de onaardige mensen straffen. Daarom heb ik u dit kindje gegeven. Het heet prinses Zonnestraal omdat ze altijd net als u lief en vriendelijk zijn zal voor iedereen. En ze zal ook sterk en gezond zijn. Daarenboven kan ze goed lezen. Maar één ding is er dat ze moet weten. Ze zal niet mooi zijn. En hoe groter ze wordt, hoe lelijker tot er een prins komt die haar, al is ze lelijk, tot vrouw wil hebben. Dan zal ze ok mooi worden. De tovenaar ALMAGE. De koning en koningin waren erg blij en aan later dachten ze ndet. Prinsesje Zonnestraal groeide in geluk en vrede op. Maar knap was ze helemaal niet. Iedereen was lief en vriendelijk voor haar. Toen ze haar achttiende verjaardag vierde werd er een groot feest gegeven waarop vele prinsessen en prinsen uitge nodigd werden. En 's avonds werd er een bal gegeven. Iedereen had zijn balboekje vol, behalve prinses Zonnestraal. Zy had maar één dans en het was enkel uit me delijden dat die prins haar gevraagd had. Want zy was toch eigenlijk de gastvrouw. Zijn vrienden lachten hem uit, dat hij nog met zo'n lelijk kind ging dansen. Maar zij wisten niet, dat ze zo vriendelijk was. De prins, die met haar dansen zou, heette prins Goedhart. De muziek begon te spelen en het dansen begon. Prins Goedhart ging naar prinses Zonnestraal en samen dan sten ze en praatten. De avond vloog om en weldra gingen alle gasten tevreden naar bed. De prins dacht nog lang over de prinses en bedacht dat deze, al was ze lelijk, toch erg aardig was en dat hij haar morgen zou vragen om zijn vrouw te worden. De volgende morgen vroeg prins Goed hart prinses Zonnestraal tot vrouw. En zie toen hy het gevraagd had veranderde de prinses in een ander meisje en was ze niet lelijk meer. Ze gingen het den koning en koningin bekend maken en een week daarna vierden ze hun huwelijksfeest. Ze ,eefd*n nog lang en gelukkig. En het hele volk hield van hen. woon gezichtsbedrog, ze zijn allebei kaars recht. Leg er maar een liniaal langs, als ie het niet geloven wilt, dan zul je het zien» Het lijkt alleen maar zo, door de verschil lende richtingen van de streepjes, die er oö zijn getekend. Wat denken jullie van deze twee pilaren? Hoe zou je ze beschrijven als je moest zeggen hoe ze er uit zien? Eén die r.ear buiten bol staat en één die naar binnen hol is, hè? Maar dat is niet zo! Het is ge- O, o, die kabouters, Die vreesTijke stouters, Die gaan' er met Zus in de wagen va». door! Ze lopen te hollen, Ze rennen als dollen, Eén duwt er naar achter en één trekt ervooi. Zus lag wat te dromen. Daar onder de bomen; Kaboutertjes naderden elk van een kant Heel stil en voorzichtig En o zo gewichtig Toen keken ze allebei over de rand. En toen ze haar zagen, Zo iief, in de wagen, Dat aardige slapende mensenkind, Dat schattige popje, Met 't blozende kopje, Toen namen ze haar met zich mee, ak de wind. Niet om haar te stelen. Maar om mee te spelen, Ze brengen haar straks wel weer veilig naar huis. Maar toch zyn het stouters, Die kleine kabouters, En wat'ze daar doen is toch eigenlijk niet pluis! Keesje heeft een pracht-idee: 't Bad dat wordt de grote zee. Vol de badkuip en meteen Vaart de motorboot al heen. Maar zo gaat het nog niet fijn, Golven moeten er op zijn! Ja, zo wordt de zee wel woest, Maar da s niet zoals 't moest! Onze Eerste Februari-Opgave. Welke beroepen? De zes door ons bedoelde beroepen waren: 1. verpleegster 2. molenaar 3. referendaris 4. apotheker 5. dierentemmer 6. buikspreker. Vele oplossers verklaarden met genoe gen naar deze beroepen te hebben gezocht. Stand der lyst per 1 Febr. Bij de 130 p. van den Januari-prijswin- naar waren de 5 goede Januari-oplossin- gen niet gerekend. Zijn totaal was dus eigenlijk 140 p. Mej. L. v. Ossenbruggen 136 p. Mev. Hassels 124 p. C. W. Smit 124 p. C. Koste lijk 106 p. Mej. M. Siezen 105 p. Wed. Schagen 104 p. C. J. Hoeben 102 p. J. L. v. Oeveren 92 p. P. Kuiper 80 p. D. A. Wittop Koning 80 p. Mej. R. Molenaar 76 p. Mej. J. Jacobse 76 p. J. Joustra 68 p. Mev. EecenBoyenga 64 p. Mej. G. Hoogland 62 p. P. Meijer 54 p. J. F. de Waal 48 p. Mej. Pastoor 42 p. Mej. A. v. Nienes 36 p. Mev. Denijs 34 p. en een aantal met min der punten. Om voor den Februari-prijs in aanmer king te komen met men minstens 3 goede Febr.-oplossingen inzenden. Onze Nieuwe Opgave. (No. 2 der Fe- bruari-serie). Welke Aardrijkskundige namen? In de volgende namen zijn de weggelaten letters door streepjes aangegeven. 1. 1v1n 2. m—zn 3. br—en. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. -ot- -bn. -a—p- e f—u—-d a d. 1—dwso—. e—f—h—t—L -a—c- -r- -e- -t—r. Gevraagd wordt welke tien namen zi>® bedoeld. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 18 12 uur aan den Puzzle Redacteur van Alkmaarsche Courant 147. Zo reizen en trekken we voort. Totdat we eindelijk in Spanje komen Jul lie weten natuurlijk niet waarom Spanje vooral hier in Holland bekend is. In de eerste plaats om de lekkere vruchten, die sinaasappelen heten en dan omdat Sint- Nicolaas daar woont. 148. „Sint-Nicolaas, wie is dat", vroegen ze allen door elkaar. „Hebben jullie nooit van dezen weldoener gehoord", vroeg de ooievaar, „dan zal ik er je iets van ver tellen".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 10