Het voortreffelijke wasmiddel met
het volmaakt reinigende, zelfwerkende
sop, thans voordeliger dan ooit.
MET BON VOOR GESCHENKEN
feuilleton
ET SCHIP DER
VERSCHRIKKING
Deze werkelijk belangrijke prijsverlaging van Radion is het
gevolg van het feit, dat door de van jaar tot jaar toene*
mende populariteit en de daarmee verbonden omzetstijging
van Radion onze fabricagekosten sterk gereduceerd zijn,
van welk voordeel wij ons haasten, de Nederlandse huis*
vrouwen ten volle te laten profiteren.
Radion is nu in IEDERS bereik en daarmee ook de ma-
gelijkheid, op de ideale Radion-manier de was te doen.
Denk eens aan, wat Radion U biedt blinkende helderheid
van Uw goed, alleen door het in Radion te koken. Het is
haast ongelofelijk, zo helder wit Uw goed uit het Radion sop
komt. En weet U, waarom Radion zulk een prachtig witte was
geeft? Omdat het zelfwerkende sop geheel in de weefsels
doordringt en alle vuil volkomen verwijdert, zonder dat U
extra zepen, bleekmiddelen of een wasbord nodig heeft.
Uit het Amerikaansch door
HERMAN ANTONSEN.
BH
^oedagim
Po
Ijpga
- J
BAQ42-»
m
„Als u het een beetje schoolsch wilt uit
eengezet hebben, dan zouden we de plek,
waar Gans gevonden werd, als een centrum
kunnen beschouwen met, laten we zeggen,
een straal van vijftig voet in den omtrek.
De aan te voeren alibi's moeten dan ieder
een op het oogenblik van de misdaad bui
ten dien cirkel plaatsen".
„Behalve dan..." zei mijnheer Dumar-
que glimlachend. Valcour keek hem even
eens glimlachend aan en voltooide den
tin: den moordenaar".
„En met uitzondering van miss Sidder-
by..." zei Dumarque.
Mijnheer Sandford kwam op slag tus-
gchenbeiden: „Maar, mijn waarde heer
Dumarque, u kunt toch niet... beslist niet
die lieve, goede..."
„Miss Sidderby", viel Valcour hem in de
rede", wordt evengoed als ieder van ons
aan dat verhoor onderworpen".
„Van ons?" vroeg Sticknay.
„Van enkele leden der bemanning en
van ons".
„En wie neemt u dan een verhoor af,
mijnheer Valcour?" wilde Sticknay weten.
Valcour glimlachte. „Ik heb een vrij goed
alibi. Ik zat op het oogenblik, dat mijnheer
Gans stierf, met kapitein Sohme te brid
gen".
„Ja, ja, Valcour, dat is zoo", zei kapi
tein Sohme, vaagweg over de heele tafel
heenkijkend. „Ik heb juist iets heel onaan
genaams ondervonden", vervolgde hij. „Die
arme, arme vrouw!"
„Welke dan?" vroeg Sticknay, die beu
scheen te zijn geworden van arme vrou
wen.
„Mevrouw Poole. Ik heb juist met haar
zitten praten in de hut van miss Sidderby.
Ik zou graag doen, wat ze van me vraagt,
maar ze vraagt onmogelijkheden van me.
Haar testament, ja, dat heb ik haar kun
nen geven, maar voor de rest
Het was doodsstil in de eetzaal en die
stilte versterke de geluiden van het schip
bij zijn rijzen en dalen door de langzame
deining der kalme zee.
„Wilde mevrouw Poole haar testament
terug hebben, kapitein?"
„Ja, Valcour. Ik heb het dadelijk voor
haar uit de brandkast gehaald. Ik had
het gevoel, of ik een kind tot rede en tot
bedaren moest brengen, maar ik wil wel
zeggen, dat ik in mijn leven nog nooit
zoo'n ellendig half uur heb doorgemaakt.
Je zult me niet gelooven, maar dat arme
schepsel lijkt wel honderd jaar ouder ge
worden.. Neen, dank je, hofmeester, ik
heb niet anders noodig dan dien pot thee".
„Ik zou wel eens willen weten, waar
voor ze dat testament noodig had", zei
mijnheer Sandford.
„Ze wilde het hebben, om het met den
overledene mee te laten begraven. Ik sta
telkens weer verwonderd over de eigen
aardige manieren, waarop de mensch zijn
verdriet tracht te verzachten. Het heeft
me een vol half uur gekost, om haar ervan
te overtuigen, dat hij in zee begraven moest
worden. Het was een afschuwelijk half
uur. Ik kon haar niets toegeven dan alleen,
dat ik de begrafenis zou uitstellen tot mor
gen in den namiddag. Ze schijnt te hopen,
dat we nog een of ander schip in zicht zul
len krijgen en dan nog wel een schip, waar
op het mogelijk was een doode te vervoe
ren om hem aan land te doen begraven
Mag ik u even lastig vallen om dien sui
kerpot, mijnheer Dumarque?"
Mijnheer Dumarque strekte zijn witte
hand uit naar den suikerpot. De pot ont
glipte hem en gleed langzaam over de
tafel heen. De plotselinge schommeling
van het schip was verrassend. „Wat een
roller!" zei Wright. Kapitein Sohme keek
plotseling scherp op. En weer hief een golf
het schip op en nog eens, mijnheer Sand
ford kreeg de rest van zijn soep over zijn
knieën heen.
„Goeie genade, wat mankeert de zee nu
ineens'" riep hij uit.
Kapitein Sohme was opgestaan, ,,'t Is
niets, beslist niets!" Hij deed al zijn best,
zijn vrees te verbergen; zijn jarenlange
training kwam hem goed te pas en de
groote regel stond hem duidelijk voor
oogen: geen paniek onder de passagiers.
„Het is doodeenvoudig te verklaren, da
mes en heeren. Het komt doodgewoon, om
dat we dwars op de golven zijn komen te
liggen, in plaats van met den kop er recht
tegenin". En zoo rustig mogelijk ging h\j
naar de deur van de eetzaal.
HOOFDSTUK XIV.
35 11 Noorderbreedte.
64 28 Westerlengte.
Er hing spanning in de kaartenkamer,
toen Valcour er binnenkwam en het ge
laat van kapitein Sohme vertoonde niet de
minste verwarring of onzekerheid.
„Eindelijk zal ik dan toch tot hande
lend optreden gerechtigd zijn, Valcour!"
Valcour keek van den kapitein naar de
twee personen, die op de bank in de kaar
tenkamer half versuft gezeten waren. De
roerganger hield een natten handdoek te
gen een buil op zijn hoofd gedrukt, en de
jonge Swithers hield ook een handdoek te
gen dat deel van zijn voorhoofd, waarmee
hy tegen een stang der brugleuning geval
len was. Een andere man had, zooals Val
cour gezien had, de plaats van den roer
ganger aan het stuurrad ingenomen, en de
eerste officier had de wacht op de brug van
Swithers overgenomen.
„Hebt u hen reeds ondervraagd?" vroeg
Valcour.
„Ze zijn pas bijgekomen, Valcour".
„Wat is er gebeurd?"
„Dat weet ik niet. Ik vond mijnheer
Swithers aan stuurboordzijde van de brug
op het dek liggen kreunen. En deze
troos, die, naar ik meen, Peters r>ee
(„Jawel, kapitein", zei de jonge
schor) lag op de brug naast het stuur*""
Hij kreunde ook al; en het roer was v
gezet".
Het roer was vastgezetdie
woord##
maakten indruk op Valcour. «roM
„Dat is toch zeker geen gewoonte.
hij.
drom-
„Het roer vastzetten? Voor den
mei niet!" riep kapitein Sohme drif^'8-
als ik er over nadenk, dan moet de
die het gedaan heeft
„Waarom zou iemand het doen.
„Om het schip in zyn koers te 11
man! Als dat touw niet losgeraakt
dan had het nog langer geduurd, Y,<lell
we wat van den gemeenen streek
bemerkt". •„nen?"
„Was zijn bedoeling dan tijd te wi
(Maar waarvoor?) geg
„Ja, juist, Valcour. Maar yr aar toe.
Swithers, ben je nu misschien in sta
te zeggen?" .,her,,
„Jawel, kapitein", antwoordde Sw
nog erg suffig. w
„Vertel ons dan eens, wat dat ai
beteekenen heeft!" ge-
„Ik heb een slag op mijn hersens
kregen, kapitein". i
„Beste kerel, dat weten we al
„Jawel, maar ik weet zelf ("lK
meer". Zyn hoofd voelde aan als
vol vechtende wilde dieren. ,„ji
(Wordt vervolgd'