EEN MEISJE EN DRIE JONGENS ythaakcuAtiek M JhizzCecu&ciek li IÉ 11 mi ui u B B Jj JU u B f§§ B g§ ij B t 18 u VOOR ONZE KINDEREN. KABOUTERTJE EN ZIJN PIJP RAADSELS. 4 HET ONTEVREDEN ELFJE IN ENGELS-INDIE. DERDE BLAD. Zwart heeft als laatsten zet 2227 ge speeld, dreigend altijd twee schijven te slaan. Maar wit laat volgen' 3024: Zwart moet 19 48 slaan. Nu volgt /eer mooi 11—7!! Zwart 48 17. Wit 7 9. Zwart 3 25 gedw. Wit 32 3! Zeer mooi! Ter oplossing voor deze week: Probleem 1529 van D. Douwes te Utrecht. Zw. 11 rek. op: 5, 11, 12, 13, 15, 17, 19, 20, 21, 27, 31. W. 12 sch. op: 2i, 28, 29, 32, 33, 36, 38, 39, 40, 45, 47, 48. Dit probleem trok in- het Utr. Dagblad bijzorder de aandacht door de fraaie ont leding. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Redacteur: J. H. GOUD. VRAAGSTUK No. 21 Eindspel van R. I 'Hermet Zwart (2) 8 7 6 5 4 3 2 W// 1 abcoelgh Wit (2) Wit begint en maakt remise. Stand: Wit: Kdl, pion c2. Zwart: Kb2, pion c5. Oplossing vraagstuk no. 18 (Eindspel Troitzky) De oplossing komt in het kor*, hierop neer, dat wit moet trachten de vrijpion nen te doen promovee ren, waartoe de raadsheeren het bezetten van de diago nalen alh8 en a8hl onmogelijk moet worden gemaakt. Dan wijst de weg zich van zelf. 1. Pb2dl! verhindert Relc3 1Relg3 of h4 2. Pdle3 verhindert Rb3d5 2. Rb3a4 3. Pe3c4 of d5 verhindert Re5 resp. f6 3Rh4—f2 of Rg3h4 4. Pc4—e5 of Pd5—e7 verhindert Ra 4c6 4Ra4c2 5. Pe5—d7 of Pe7d5 verhindert Rh4f6 5Rh4—f2 6. h6h7 Rf2d4 7. a6a7 en Wit wint.' Dit is een van de vele varianten. Een gewetensvraag aan onze oplossers. Van verschillende zijden ontvingen wij opmerkingen over de door ons geplaatste problemen en eindspelen. De een vindt ze prachtig, een ander vindt ze te moeilijk, van de eene zijde wordt ons gevraagd lichter verteerbare kost te geven, terwijl anderen ons schrij ven: „wij hopen, dat uw rubriek op het zelfde peil zal blijven." Wai nu te doen? Laten alle oplossers eerlijk hun meening zeggen. Het resultaat van het onderzoek zullen we dan publiceeren terwijl wij tevens zullen trachten met alle wenschen zooveel mogelijk rekening te houden. Oplossing van het Schaaknootje, dat Spielmann tot winst voerde. 1. Db2c7 Deze zet ligt voor de hand, maar wit is er dan nog lang niet. Sommige oplossers schreven: „en de rest is eenvoudig, maar dat is niet het geval." 1. Df2fit 2. -Kbla2 Gedwongen, want na Tdl volgt Dc4:, terwijl op Rdl f3f2f volgt. 2DflXc4f 3. b2b3 Dc4—b5 4. a3 -a4 Db5b6 5. Rc2d3j Ka6a5 6. Dc7e5f c6c5 7. Tc7Xb7ü Speelt zwart nu 7. DX.b7, dan volgt 8. De5Xc5t en mat met den volgenden zet. Zwart kan echter spelen 7. Tg8X82t Ka2a3: 8. Tf8f2 (drpi?t mat op a2); 9 b3—b4t Db6Xb4; 10. Tb7Xb4 Tf2— a2t 11. Ka8b3 Tg2—b2f; 12. Kb3Xc3 TXb4. 13. DXc5 mat. 7Tg8X?2t 8. -va2—a3 c3—c2 9. xid3Xc2 Tg2>'c2 10 Tb?) b6 a7b6 11. b3--b4t'. Ka5—a6 12. b4b5t Ka6a7 (Ka5 gaat niet wegens Delt.) 13. De5e7f en wn wint gemak- Er zou een geheele rubriek over dit ein I,.,. te doch wij geven alleen de voornaamste variant door GATHA DEUGD. Wij laten hier weer een verhaaltje volgen, door een onzer jeugdige lezeressen geschre ven en bestemd voor de kinderen, die deze pagina lezen. Het is heel lang geleden, dat er in een groot bos een stam boselfjes woonden. 't Was in de tijd, dat de dieren nog praten konden, dus sprookjestijd. De boselfjes leefden daar heel rustig en tevreden met elkander en nog nooit was er twist geweest tussen de elfen van Koningin Goudhaar. Maar één elfje was er, dat niet tevreden was. Ze vond het in het bos te saai. Dat elfje heette Rozenblaadje. Hoe zij er toe kwam het in het heerlijke bos saai te vinden, be greep niemand dan alleen de kraai. Want hij was het geweest, die Rozenblaadje had voorgespiegeld, hoe heerlijk het in het veld was, waar je geen last van bomen had. En het argeloze elfje had geluisterd, vol ver langen naar die heerlijke wijde wereld. Geen last van bomen te hebben, dat leek Rozenblaadje een genot. Aldoor had ze er over zitten denken, en nu stond haar besluit vast. Ze zou weglopen in de nacht. Eten zou ze meenemen en drinken ook. Ze had de kraai alles al verteld en die had beloofd, haar te zullen helpen en de weg te wijzen naar het vrije veld, zooals Rozenblaadje het noemde. En op een nacht, toen alles stil was en iedereen sliep, pakte Rozenblaadje haar boeltje bij elkaar en vertrok, zo stil als ze kon. Dicht bij haar huisje, zat de kraai op een tak „Zo, ben je daar?", zei hij grijnzend, toen hij Rozenblaadje zag aan komen. „Ja", zei Rozenblaadje zacht, „wijs me nu vlug de weg". „Volg me dan maar", zei de kraai. Hij vloog vooruit en Rozenblaadje volgde hem. Een plezierige tocht was het in 't geheel niet, want het was zo donker, dat Rozen blaadje zich aldoor stootte. Maar dat had ze graag voor haar vrijheid over. Eindelijk was ze uit het bos. Het was al donker en Rozenblaadje keek verwonderd en een beetje angstig rond. Haar eerste gedachte was, waar ze rust zou kunnen vinden. Maar hoe ze ook rondkeek, nergens zag ze een plekje, waar niemand haar zou kunnen zien. En ze was toch zo vreselijk moe. Uit geput liet ze zich toen maar neervallen op de grond. Maar het arme elfje had er hele maal niet aan gedacht, dat de grond hier hard en droog was, inplaats van de zachte bladeren in het bos. Ze slaakte een gilletje van schrik en pijn. Gauw krabbelde ze weer overeind. Waar moest ze nu heen? De kraai was alweer weggevlogen en Rozenblaadje keek radeloos om zich heen. O, was ze nu maar weer in haar heerlijke bos. Wat was ze dom geweest! Maar ze moest toch rusten. Daarom trok ze haar manteltje uit en ging daarop liggen. Eerst at ze nog wat en daarna legde ze zich neer. Al gauw was ze inge slapen en sliep de gehele dag en nacht door. Toen ze 's morgens wakker werd, voelde ze zich wat opgeknapt, alleen miste zij heel erg haar bomen en daarom besloot ze, dadelijk weer terug te keren naar het bos. Ze trok haar manteltje aan en vertrok van het veld, dat baar alleen maar onheil had gebracht. Ze liep de hele nacht door en 's morgens kwam ze weer in het elfenbos. Wat was ze blij, toen ze al haar elfenvriendinnetjes weer terugzag. Ze ging dadelijk naar Ko ningin Goudhaar en smeekte haar, om niet boos te zijn. En de lieve Koningin begreep wel, dat ze al genoeg gestraft was en daar om zei ze alleen: „Ja, ik begrijp nu wel, dat je het nooit meer doen zal" Het was een goede les voor Rozenblaadje geweest. dooi IET HOOGERS. Dat was nog eens boffen! In den nacht van Vrijdag op Zaterdag was het gaan sneeuwen en nu lag er een flink pak sneeuw, juist op Zaterdagmiddag. „We gaan vanmiddag sleeën op de Bezemberg!" riep Guus zodra hij thuis kwam. „Om twee uur komt Wim me halen, die heeft een fijne nieuwe slee. Het is er een voor drie personen, maar als ze niet al te dik zijn, kunnen er wel vier op. Rob zal ook komen, heeft hij gezegd. „Dan maar gauw eten en je verkleden," zei Moeder, terwijl ze de melk inschonk. „Zeg, het is een echte bobslee, met een stuur eraan," vertelde Guus /erder aan zijn zusje Greetje, „een echte, zoals ze in Zwitserland ook gebruiken. „Mag ik mee?" vroeg Greetje. „Jij, ben je mal, kind, wat moet jij nou, een meisje„En je hebt zelf gezegd, dat de meisjes van jouw klas ook wel gingen sleeën en dat ze het heel goed konden. En je zei net dat er wel vier op de slee konden en ik ben helemaal niet dik!" wierp Greetje tegen. „Ja, matr jij nee hoor, Wim zou het ook niet goed vin den,' zei Guus beslist. „Als Wim het wel goed vindt, mag het dar.?" vroeg Greetje hoopvol, want ze kon altijd erg goed met Wim opschieten, die zelf geen zusjes had. „Ja, voor myn part," bromde Wim met een blik op het gezicht van zijn Moeder. Toen Wim kwam, vloog Greetje al naar de deur. „Ooh, wat een mooie slee, Wim!" „Zo, jonkvrouwe, wou u een toertje maken op die mooie slee?" lachte Wim, met een malle buiging. Ik zal u wel trekken, zet u neer." „Nee, zeg Wim, mag ik mee sleeën?" „Nou," zei Wim bedenkelijk, „eigenlijk is er geen toegang op de Bezemberg, voor kinderen onder de 10 jaar „Och, loop nou, dat ia niet eens waar en ik ben lekker net tien geworden!" riep Greetje. „O, dan. kan ik er liets op tegen hebben, als u zich tenminste tevreden wilt stellen met een bescheiden plaatsje, freule, want baron Rob komt ook nog," zei Wim. „Guus, Guus, Wim vindt het goed! Moeder, het mag toch, hè? Ik ga gauw m'n trui aantrekken! Fijn. Heerlijk!" juichte Greet je en ze sprong als dol in de rondte. Op de Bezemberg was het al vol jongens en meisjes. Het was een mooie helling om te sleeën, even. buiten het dorp. Aan het eind maakte de weg een vrij scherpe bocht en het was de kunst om daar goed door te sturen. De eerste keer vond Greetje het wel angstig, maar Wim kon goed sturen met het echte stuur en ze kwamen behou den beneden aan. En hoe vaker ze gingen, hoe meer Greetje genoot, ze dacht niet meer aan angst. „Wil jy eens sturen.?" vroeg Wim aan Guus. „Ik heb het nog nooit gedaan, maar ik wil het wel eens proberen," zei Guus. „Och, jö, het gaat vanze 2." Daar gingen ze weer, nu Guus voorop, dan Greetje, dan Rob en achteran Wim. Het ging best, lijnrecht schoot de slee naar beneden. Tot bij de bocht.toen begon de slee opeens te slingeren. Guus werd wat zenuwachtig, draaide verkeerd aan het stuur en regelrecht ging de slee op het prikkeldraad langs de weg af. Greetje zag het gebeuren en zat in doodsangst. Ze klemde zich vast aan Guus en deed haar ogen dicht, zo bang was ze. Dichter en dichter kwamen ze by de kant van de weg, toen plotseling ze wist zelf nau welijks dat ze het had gedaan gaf Greetje een ruk aan de arm van Guus. De slee maakte een scherpe bocht, kantelde en kwam terecht in een hoop sneeuw, die aan de kant van de weg bij elkaar was geveegd. Zo vlug was alles gegaan, dat de jongens en Greetje zelf niet wisten, waar ze waren. Ze lagen te spartelen in de sneeuw en keken elkaar verbaasd aan toen ze overeind kwamen. „Wat deed je toch. jö?" vroeg Wim. „Ik, ik was m'n stuur kwijt," vertelde Guus nog beduusd, „en toen, toen trok Greetje aan. m'n arm en toen sloeg de slee om." „Nou, dat was een geluk, anders waren we zo in. het prikkeldraad gevlo gen!" riep Rob. Alle drie keken ze naar Greetje. Dat heb je flink gedaan," zei Wim, „als je niet aan Guus had getrokken, waren we tegen het hek opgegaan." „Ik was zo bang," zei Greetje, een beetje verlegen met de lof. „Meisjes kunnen toch ook nog wel eens handig zijn," bromde Guus. „Netjes ge daan, Greet. de volgende keer mag ze weer mee, hé?" „Natuurlyk" zei Rob en Wim. Greetje straalde en keek trots en bly van haar broer naar zijn vrienden. door MAJA VAN HEYMEN. Met zijn helderrode mutsje En. zijn donkergroene buis, Met zyn bruine broek en -choentj^ Zit hy voor 't kabouterhuis. Op zyn paddestoelenzetel Voelt hy zich op zyr gemak En in 't zelfgemaakte pijpje Rookt hij geurige tabak. Kijk dat kleine venitje dampen, 't Pijpje smaakt hem zeker goed, Want hij rookt en rookt, precies zo Als een echt groot-mens het doet Welke plaatsnamen uit onze omgeving kunnen jullie uit de volgende woor den maken: Kraalam Poordu Greben Kykode Loehoi Lorosch Het geheel is iets, dat door zeer vetf mensen gelezen wordt 9, 10, 13, 12, 13, 2, 1 is een lekken* die alle kinderen, graag lusten. Elke fiets heeft een 8, 18, 14, 14, 18. In een 3, 16, 17 wordt de melk be waard. Een 4, 11, 8 is voor kinderen gevaar lijk speelgoed. Verborgen dieren. Moeder keek in de la met vorken en messen. Mies liep heel voorzichtig want sa bracht een kopje thee naar de keu ken. Er lagen wel honderd schriften in da kast Raap dat boek eens op, Marietje. Weten jullie waar de olifanten eigenlijk vandaan, komen? Ja, uit Indië, maar in ons Indië komen ze niet veel voor, alleen nog maar op Sumatra en het Noorden van Borneo. Maar Engels-Indie en Afrika, dat zijn de landen waar de olifanten in het wild leven. De olifanten, die wij zien in dierentuinen e.. in een circus zyn Indische olifanten. Als je deze legpuzzle uitknipt en aan elkaar past, krijg je een plaatje, waar je ziet. hoe daar in Engels-Indië verschillende voertuigen worden gebruikt: de olifant als rijdier voor den inlander, de auto voor den blanke. Onderstaande buitengewoon fraaie partij werd in 1937 te Budapest gespeeld om het Hongaarsche kampioenschap. Siciliaansch. Wit: Zvart: S. Boros Szabo 1. e2e4 c7c5 2. Pgl—f3 d7d6 3. d2d4 c5l d4 4. Pf3Xd4 Pg8—fC 5. Pblc3 e7e6 Ook g7<?6. Rf8g7 er 00 komt hier in aanmerking. 6. Rfle2 Rf8e7 7. 00 oo 8. f2—f4 a7a6 9. Re2—f3 Pb8d7 10. Kgl—hl Dd8c7 Beide spelers volgen nog steeds de be kende paden der theorie 11. Ddl—el Pd7c5 12. b2b3 Rc8d7 13. Rel—b2 Ta8c8 Beide spelers hebben thans zeer goede posities ingenomen. Zooals in den regel b(j de Siciliaarsche verdediging het geval is, heeft wit aanvalsmogelijkheden en moet zwart zich voorloopig tot de verde diging bepalen. 14. e4e5 Het >egin der schermutselden. 14e® Na d6Xe5: 15. f4X*5 zou wit een open f-baan krijgen. 15. Pc3—e4 Pc5Xe4 16. Rf3Xe4 g7—g6 17. Tfl—f3 Rd7c6? Men zal misschien vragen waarom hier niet 17d6X*5; 18. f4Xe5 Dc7Xe5'; Maar dan volgt 19. Pd4f5, dreigende Pf5Xe7f. En indien zwart 19 De5c5 mocht speler., volgde zelfs mat door Pf5h6f. Maar 17Rd7—c6 is niet goed zooals later blykt. Beter was 17d6d5; 18. Re4—d3 Pe8—g7! 18. Pd4Xc6 b7Xc6 19. Tf3h3 d6—d5 20. Ic4d3 Dcva7? Beter was a6a5. 21. Dele2! pe8c7? 22. f4—f5! e6Xf5 Als nu de radsheer nog maar op d7 had gestaan. 23. Rd3Xf5! Pc7—e6 Na 23. g6Xf5 volgt De2—h5 en mat is niet te voorkomen. 24. De2g4 Da7d7 25. ^1—fl Kg8g7 Er re'ode 26. Th6 en Dh3. 26. Rf5—d3 c6c5? Nu vo'gt een siol, dat pakt. 27. Jh3s/h7t Kg7Xh7 28. TflXf7t Tf8Xf7 29. Dg4Xg6f Kn7h8 30. Dg6Xf7 Pe6g5 31. e5«6t en zwart gaf het op. Het adres van den redacteur it ingaande 22 Februari Prof. Dieperinklaan no. 10, Tuindorp Maartensdijk, post Utrecht. Onze Tweede Februari-opgave. Welke Aardrijkskundige namen? De tien door ons bedoelde namen, die ook door tal van trouwe puzzelaars werden ingezordei., waren Je volgende: 1. Cleveland 2. Amazor.e 3. Aberdeen 4. Lissabon 5. S uthampton (of Northampton) 6. Newfoundland 7. Wladiwostok 8. Neufchatel 9. Boekarest 10. Manchester. Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der Fe- bruari-serie). Welke z(j' de tusschengevoegde woor den? Wij geven hieronder twee ryen woorden, gescheiden door een streepje. Op de plaats van het streepje moet een woord ingevuld worden dat zoowel met het er voor staande woord als net het er op volgende woord een nieuw woord vormt. De eerste letter» der ingevulde woorden geven van boven naar beneden gelezen den bijnaam van één der gra"en, die over Holland regeer den. 1. Noorden Hoos y 2. Schrijf fleach 3. Wei bouw 4. Feest boek 5. Muil achtig 6. Land wyf 7. Feest Geld 8. Loop vogel 9. Wissel belegging 10. Dans ruimte 11. Wel lyk 12. Mis zaak 13. Ras Genoot Gevraagd wordt de lijst der ingevoegd* woorden en de naam. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk, doch ulteriyk tot Vrijdag 25 Febr. 12 uur aan den Puzzle-Redacteur van de Alkmaarsche Courant. ONS DRUKWERK ziet er ALTIJD goed O» DRUKKERIJ COSTER. ALKMAARSCHE COURANT. TEL. 3310

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 12