u Er ging een week voorbij rs» derde blad. Vrouwen van bekende Nederlanders. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 26 FEBRUARI 1938. De plaatselijke fokvereeniging te Wie- ringerwaard heeft een vergadering ge houden waarin een deskundige een rede hield over de kwaliteiten van den nog nimmer overtroffen stier Frans 104. „Reeds als kalf koesterde de fokker groote verwachtingen van den stier', schreef onze correspondent. Blijkbaar dateert dit nog uit de jaren toen er bij den fokker nog van kalverliefde kon worden gesproken. Een blad in onze omgeving meldt, dat bij den heer V. te Hoorn een geval van mond en klauwzeer geconstateerd is. Wanneer deze niet al te dicht bij zijn koeien komt, zal zijn veestapel misschien nog voor de ziekte gespaard kunnen blyven. De Purmerender Courant vertelt, dat Dr. P. E. U., Waki, de kor 'ng der Helder zienden, Woensdagavond in het Heeren logement een voorstelling heeft gegeven. „Dr. Waki werkt met getallen en toon de aan, dat dit positieve helderziendheid is", zegt het blad. Wij z«n plotseling tot de ontdekking ge komen, dat het personeel van onze admi nistratie geheel uit positieve helderzien den bestaat. In de Meppeler Courant biedt de heer Snijder beste jonge motten te koop aan, de heer Pel presenteert 2 drachtige motten en de heer Van den Belt vraagt een bod op 2 mooie loopmotten. Zoolang de Alkmaarsche drogisten nog kamferballetjes afleveren is het te betwij felen of er hier voor het Meooeler aanbod wel liefhebbei zijn te vinden. In Beverwijk heeft men een kookmiddag van het Gemeentelijk Gasbedrijf gehouden, waarbij precies om half drie de gaskranen werden opengedraaid. „Hierna volgde onmiddellijk een ge rommel en gestommel met pannen en lucifers", zegt de Beverwijksche Courant. Wij kunnen ons voorstellen, dat vooral het gestommel met de lucifers een hei- densch lawaai heeft gegeven. Aan den Heemskerkerweg daar ter plaatse is brand uitgebroken, waarbij, al dus het plaatselijk blad, het vuur op oor deelkundige wijze gedoofd werd. Waar de politie daarna, wegens verdach te omstandigheden, het pand onder bewa king gesteld heeft, vermoeden wij, dat het vuur ook op oordeelkundige wijze werd aangestoken. Een ontslagen knecht van een slager te Heemstede, die er een eigen zaakje op na hield, had behoefte aan vleesch en aan vet. Bij een onderzoek is aan het licht ge komen, dat hij met 'n valschen. sleutel zijn ouden winkel binnen drong en er op deze wijze voor zorgde, dat hij zijn vleesch kreeg. Volgens de Beverw. Crt. i6 de man ju arrest gesteld. Ongetwijfeld zal de rechter er wel voor zorgen, dat de man nu ook zijn vet krijgt. Bij de beoordeeling van de illuminatie bleek men algemeen getroffen door de verlichting van den heer Jansen, schreef een onzer correspondenten. Wij vermoeden, dat mer.eer Jansen een kraag van gloeilampjes op zijn jas heeft gedragen. Op de jaarvergadering van den Christe- üjken Nationalen Werkmansbond heeft, naar de verslaggever meldt, onder het aanbieden van thee en versnaperingen de heer Balder van Langendijk als afgevaar digde van het Prov. Comité, namens vele afdeelingen het woord gevoerd. Waarschijnlijk had de heer Balder rus tiger kunnen spreken als men hem tijdens zijn rede geen thee en gebakjes had laten presenteeren. Zaterdagmiddag is te Egmond-Binnen een bloemententoonstelling gehouden. De burgemeester, de heer Bos, zoo werd ons gemeld, heeft medegedeeld, dat het gemeentebestuur een zilveren medaille had beschikbaar gesteld voor den mooisten inzender. Deze medaille werd door de jury aan den heer Van Z. te Heiloo toegekend. Eindelijk eern een schoonheidswedstrijd waarin de eerste prijs niet aan een jonge dame in badpak is gegeven. Stitutetdaud OPHEFFING L.S. OOST-GRAFTDIJK. Een geval, dat geheel op zichzelf staat. In antwoord op vragen van het Tweede Kamerlid, den heer Wijnkoop, verklaart de minister van economische zaken, dat hij niet bereid is de heffing op de teelt van vroege aardappelen te laten vervallen of haar te verlagen tot f 30 per HA. De verhoogde heffing is noodig voor de instandhouding van een voor de vroege aardappelen telers noodzakelijk geachten steun. In antwoord óp vragen van het Tweede Kamerlid, den heer Thijssen, betreffende het niet doorgaan van opheffen van openbare lagere scholen zonder het volgen van de procedure, zooals die in de lager-onderwijs wet 1920 is aangegeven en het ongedaan ma ken van de opheffing der openbare lagere school te Oost-Graftdijk, deelt de minister van onderwijs mede, dat hij, na gepleegd overleg met zijn ambtgenoot van binnen- landsche zaken, er prijs op stelt tot uitdruk king te doen komen, dat de commissie van overleg inzake de gemeentebegrootingen geen zelfstandige instantie is, doch slechts een adviseerende taak heeft; ook in haar briefwisseling met Ged. Staten van Noord holland betreffende de wenschelijkheid van opheffing der openbare lagere school te Oost-Graftdijk, gemeente Graft, heeft zij zich aan haar adviseerende taak gehouden. Nadat de commissie had kennis genomen van een schrijven van 20 October 1937 van den minister, waarin hij aan zijn voornoem den ambtgenoot te kennen gaf, dat het ook naar zijn meening zeer gewenscht was, dat de openbare lagere scholen te Oost-Graftdijk en te West-Graftdijk zonder uitstel zouden worden samengevoegd, heeft de commissie gemeend aan Ged. Staten te moeten berich ten, dat zij haar medewerking aan de toe kenning van een subjectieve bijdrage uit het werkloosheidssubsidiefonds, c.q. voor schot over 1937 (dus niet een uitkeering voor werkloozensteun), aan de gemeente Graft niet zou kunnen verleenen, voordat haar zou zijn gebleken, dat de samenvoe ging van de beide scholen, die de instem ming van beide ministers had en waarin de commissie een budgetair voordeel zag, zou zijn tot stand gekomen. Het is den minister gebleken, dat met deze formuleering niet meer werd bedoeld dan het geven van een duidelijk advies. De minister wijst er voorts met betrek king tot het door den raad der gemeente Graft op 18 Januari j.L genomen besluit op, dat, ook onafhankelijk van de door de com missie geuite meening, de raad in het tijd vak van 16 December 1937 tot 1 Februari 1938 krachtens artikel 22bis, eerste lid, dér lager-onderwijswet 1920 tot opheffing van de openbare lagere school te Oost-Graftdijk, die minder dan 50 leerlingen telde, namelijk 18, had moeten besluiten, tenzij hij aannemelijk had kunnen maken, dat art. 19 dier wet de instandhouding zou hebben gevorderd. In dit verband stelt de minister er prijs op te verklaren, dat hij daarom reeds op 20 Oct. 1937 kon te kennen geven, dat de samen voeging van de openbare lagere scholen te Oost-Graftdijk en te West-Graftdijk, die 20 minuten van elkander liggen en waarvan de laatste 36 leerlingen telde, ook naar zijn meening zeer gewenscht was, omdat door de bestuieering der bijzonderheden van deze reeds jaren hangende aangelegenheid bi hem was komen vast te staan, dat hij in geen geval een gunstige beslissing zou ne men op een eventueel verzoek van den raad om toepassing van art. 22bis, derde of zesde lid, inzake de school te Oost-Graftdijk. De samenvoeging van de openbare lagere scholen te Oost-Graftdijk en te West-Graft dijk was aanvankelijk slechts bedoeld als een voorloopige maatregel, in afwachting, dat in deze cenccntratie mede zou kunnen worden betrokk -n de openbare lagere school te Kogerpolder in de aan de gemeente Graft grenzende gemeente Akersloot. Vandaar, dat de commissie van overleg aan Ged. Staten heeft doen weten, dat naar haar mee ning de eventueele toekenning van subjec tieve bijdragen uit het werkloosheidssubsi diefonds voor 1938, zoowel voor de gemeente Graft als voor de gemeente Akersloot, af hankelijk zou moeten worden gesteld van een definitieve oplossing van de concentratie der drie bedoelde scholen. Deze oplossing kan evenwel, naar het oordeel van den mi nister en van zijn ambtgenoot van binnen- landsche zaken, verkregen worden door de werking van artikel 22bis der Lager-Onder- wijswet 1920. Nu de wet van 22 Mei 1937 is tot stand gekomen, is de minister met zijn ambtgenoot van binnenlandsche zaken van oordeel, dat ook in gesteunde gemeenten de opheffing van kleine scholen moet worden overge laten aan de werking van de bepalingen dier wet. Aldus wordt voorkomen, dat aan de compromiswerking van de genoemde wet zijdelings een belemmering in den weg wordt gelegd. Wel is waar behoudt de regeering uiter aard de bevoegdheid, ook op het terrein van het onderwijs de gemeentebesturen te volgen in hun financieel beleid; doch, in verband met het vorenstaande, zal daarbij geen dwang worden toegepast. In voorkomende gevallen zal getracht moeten worden, uit sluitend langs den weg van overleg tot een oplossing te geraken. Naar het oordeel van den minister en zijn ambtgenoot wordt, indien het financieel toe zicht op de gemeentebesturen op dit terrein aldus wordt opgevat en toegepast, geen af breuk gedaan aan de rechten, welke ouders aan de Lager-Onderwijswet 1920 kunnen ontleenen, noch het pacificatiedenkbeeld in gevaar gebracht. De vraag of de minister bereid is te be vorderen, dat de opheffing der o.l. school te Oost-Graftdijk en eventueele andere ophef fingen van denzelfden aard, ongedaan wordt gemaakt, teneinde mogelijkheid te scheppen ook in gesteunde gemeenten een concentratie van het lager onderwijs in dien deze noodig mocht worden geacht te doen verloopen volgens de procedure, hiervoor in de L.O.-wet 1920 aangegeven, wordt ontkennend beantwoord. De minister teekent daarbij evenwel aan, dat het geval van de openbare lagere school te Oost- Graftdijk geheel op zich zelf staat; even tueele andere opheffingen van denzelfden aard hebben zich r.iet voorgedaan en zullen zich ook blijkens bovenstaande antwoorden niet voordoen. HULDEBETOON EMIEL HULLEBROECK. Bij zqn 60-sten verjaardag. Emiel Hullebroeck, die binnenkort 60 jaar oud wordt, zal te dier gelegenheid door zijne vrienden en vereerders gevierd worden. Er is wellicht niemand in het Vlaamsche land aan te wijzen, die zooveel recht heeft op aller dankbaarheid, als deze taaie, on baatzuchtige werker, die zijn leven heeft gewijd aan de ontvoogding van het Vlaamsche Volk, aan het verbreiden van eigen kunst, aan het opleiden onzer Vlaamsche jeugd Het weze voldoende te wijzen op zijn liederavonden, 25 jaar lang, tot in de ver ste hoeken, de onbeduidendste dorpjes, waardoor hij het kunstpeil van ons volk op krachtige wijze heeft weten te ver heffen; op zijn groote waarde als muziek- paedagoog in 's Rijks Normaalschool te Gent en later als Rijksopziener van het Muziekonderwijs; op zijn ongeëvenaarde werking ten bate onzer kunstgemeenschap door het Genootschap van Vlaamsche Komponisten en vooral door de Nationale Vereeniging voor Auteursrecht, die een zegen is geworden voor onze kunstenaars. Doch ook op internationaal gebied was hij onverpoosd werkzaam. Als éénig ver tegenwoordiger van het land bij den Per manenten Raad der Komponisten, gesticht door Dr. Richard Strauss, ijverde hij on verpoosd om het werk onzer Vlaamsche komponisten in het buitenland ie doen uitvoeren en in de vreemde te ver breiden. Door zijn optreden in alle hoeken der wereld waar Nederlandsch klinkt (Neder land, •Zuid-Afrika, Oost-Indië, Noord- Amerika) legdt hij een sterken band van saamhoorigheid en wederzijdsch waardee- ren en begrijpen. Als componist schonk hij zijn volk een kleurige verzameling liederen, die op aller lippen liggen; een aantal echt-Vlaamsche zangspelen en menige andere compositie van blijvende waarde. Hullebroeck heeft onbetwistbaar recht op de erkentelijkheid van allen, die het met Vlaanderen en het Vlaamsche volk goed meenen, en wij zijn overtuigd, dat de hulde die hem o.a. te Antwerpen, op 27 Maart a.s. zal worden gebracht, algemeen zal zijn en zal aantoonen hoe een volk zijn weldoeners en kunstenaars eeren kan. £xuub en JjiUtéoiuo KONINKLIJK NEDERLANDSCH LANDBOUW-COMÏTE. Onder voorzitterschap van den heer J. L. Nysingh te de Wijk werd de maandelijk- sche vergadering der eerste afdeeling van het Kon. Ned. Landbouw-Comité te 's-Gra- venhage gehouden. Aangezien de drie centrale landbouw or ganisaties waren uitgenoodigd een tweetal vertegenwoordigers aan te wijzen in de commissie voor het voorontwerp-werkloos heidsverzekering uit den Hoogen Raad van Arbeid, kon niet elke organisatie daarin vertegenwoordigd zijn. In verband met het groote belang, dat de landbouw heeft bij het onderhavige voor ontwerp, werd besloten aan de andere cen trale landbouw organisaties voor te stellen te bevoegder plaatse op uitbreiding van het aantal vertegenwoordigers tot drie aan te dringen. Ten aanzien van de omatting van den minister van economischevaken omtrent de toezegging inzake den richtprijs der rogge werd na eenige discussie besloten de aange sloten organisaties te verzoeken zich te be raden of tot een actie ten gunste van de verhooging der monopolieheffingen moet worden overgegaan. Met betrekking tot de consumptieaardap pelregeling werd medegedeeld, dat het Kon. Ned. Landbouw-Comité een adres heeft ge richt aan den minister van economische za ken, waarin wordt opgekomen tegen de ver hooging van de teeltheffing van 30 op 50 per H.A. en waarin op herstel van den vree- geren toestand wordt aangedrongen. Het door de commissie inzake de con sumptieaardappelregeling thans definitief vastgestelde rapport zal aan het oordeel van de aangesloten organisaties worden onder worpen, alvorens dienaangaande een stand punt in te nemen'. Ontvangen was een schrijven van den minister van economische zaken, waarbij aan de drie centrale landbouw organisaties werd verzocht de van verschillende zijden gedane aanvragen tot erkenning van een pachtbureau in Zeeland met elkaar in over eenstemming te brengen. Besloten werd het standpunt in te nemen, dat de pachtbureaux, die in samenwerking met de drie centrale landbouw organisaties tot stand zullen worden gebracht, als ver antwoordelijke lichamen hun eigen voorzit ter en secretaris dienen aan te wijzen. Mededeeling werd gedaan van het ant- woord-schrijven van den veeartsenijkun- digen dienst op de vraag van de drie cen trale landbouworganisaties en den F. N. Z., aangaande den omvang van de nadeelige gevolgen van het mond- en klauwzeer voor den veestapel. Daarin werd er op gewezen dat de offi- cieele sterftecijfers slechts het aantal acute sterfgevallen, dat ter kennis van den vee artsenij kundigen dienst komt, weergeven. Sterfgevallen, die later nog als gevolg van het mond- en klauwzeer, veelal als nood- slachtingen optreden, zijn daaronder niet begrepen. Intusschen is de dienst reeds bezig een onderzoek in te stellen naar nadeelige ge volgen van het mond- en klauwzeer welk onderzoek echter door de nauwkeurigheid, waarmede wordt gewerkt, veel tijd zal vorderen. De vergadering kon geheel instemmen met de wenschelijkheid van een nauwkeurig onderzoek. Echter meende men dat om redenen van practischen aard een onderzoek naar de schade van het mond- en klauwzeer spoedig zou moeten verloopen met het oog op een eventueele aanvullende kalvertoewijzing. Uiterlijk 1 April zouden de resultaten be kend moeten zijn, maar nadien practisch weinig kalveren meer worden geboren. Besloten werd daarom aan de confessio- neele centrale landbouw-organisaties en aan den F. N. Z. voor te stellen gezamenlijk stappen te doen ten gunste van een meer globaal onderzoek, in te stellen door den crisis-controledienst en de Ned. Veehouderij Centrale. Als wij voor het groote monumentale Haarlemsche grachtenhuis staan, aarzelen wij even: de hooge dubbele stoepof de bescheiden onderdeur Een kwajongensachtig verlangen om die hooge dubbele stoep te beklimmen en eens flink hard aan de bel te trekken, bekruipt ons. Maar dan besluiten wij om toch maar lie ver bescheidenlijk beneden aan te bellen. In een vriendelijke zonnige kamer met uitzicht op den tuin wacht mevrouw Röell ons. Natuurlijk vragen wij of mevrouw Röell familie is van den nieuwen burgemeester van Haarlem. Dit blijkt inderdaad het ge val te zijn. Baron de Vos van Steenwijk is een volle neef. Dan praten wij over interviewen. Het gesprek loopt over lastige persmus kieten en hun somtijds ongeloofelijke on bescheidenheid. Wij haasten ons te verzekeren dat wij de bescheidenheid zelve zijn. En dan komt het ^Mevrouw Röell h buitengewoon dadelijk aan onsvenoedg stem luisteren naar die zacnte „prtplt die zoo prettig en onderhoudend vertelt zoeken wij speurend... Gel_ neen.. Brabantschook met dig dersch misschien....? ,za^ aan de zoo'n aparte bekoring verlee uitspraak van het Nede landsch, doen T32T'vragen wij: V is toch niet aftom- %'VEISïSii Röell afkomstig is uit Zwolle. - in Des winters, vertelt z«, woon Zwolle des zomers op den Huize in de Wijk bij Meppel. ieugd Het grootste gedeelte van Jeugö heb ik in Drente doorgebracht. j.waro En was dat een vroolijke jeug en U uit een groot gezin met veel zusters? ge_ Neen ik heb een stille, doch zee lukkige jeugd gehad. Ik had m broer, die jonger was Ik heb een g vriendin gehad; mijn nicht. Mevr. Röell. Was het schoolgaan niet bezwaarlijk toentertijd, toen de middelen van het ver keer nog zoo primitief waren? Dan vertelt mevrouw Röell, dat zij nooit naar school is gegaan, doch, zooals toen tertijd bij de families, die op de afgelegen landgoederen woonden, te doen gebruike lijk was, een Zwitsersche gouvernante had. Deze is, toen haar taak volbracht was, eene vertrouwde en vriendin gebleven en de relatie is steeds aangehouden. Ieder jaar hebben wij mademoiselle in Zwitserland opgezocht tot verleden jaar. Zij is nu gestorven. Deed U veel aan sport? Paardrijden ja schaatsenrijden en dan reden wij altijd met de panier. De panierHoe één zoo'n woord je ineens met één slag verplaatst in eeD tijd, twintig, dertig jaar terug De panier, het lage rieten mandenwa gentje met een ponny bespannen, waarme de de freules uit onverschillig welk dorp langs de wegen reden. Waien er des winters veel diners en bals op de verschillende buitenplaatsen? Des winters waren wij in Zwolle, helpt onze gastvrouw herinneren. O ja en ging U daar uit? Ja, daar gingen wij veel uit. Uitgaan was toen nog zoo anders zooveel feestelijker. Het was of toen iedere gast zich genoopt gevoelde iets bij te dragen tot algemeenc feestvreugde, hetzij door een voordracht hetzij door een pétillante conversatie, maar tegenwoordig denkt niemand eraan iets bü te dragen, iets te geven, men komt om zich te amuseeren: men neemt slechts en het resultaat is vaak zooleeg. Is U jong getrouwd? vragen wij. Voor toenmalige begrippen niet nau welijks twintig... en dan vertelt mevrouw Röell hoe zij haar man die toen hoofd commies aan de Prov. Griffie was te Zwolle heeft leeren kennen. Wij hebben eerst drie jaar in Zwolle ge woond en toen werd mijn man benoemd tot burgemeester van Leeuwarden. Zes jaar zijn wij in Leeuwarden gebleven. Wij had den er een mooi oud huis met een prach tige oude gevel. En waar ging U toen heen? Toen werd mijn man benoemd tot bur gemeester van Arnhem. Dat was van 19041910. In Arnhem zegt mevrouw Röell hebben wij het heerlijk gehad. Arnhem was toen de luxe plaats van het Oosten van het land. Het was nog geen fabrieks stad zooals nu. Tot de zoogenaamde uitgaande wereld behoorden een groote kring van families, die nu allemaal of verhuisd, of uitgestor ven, of verarmd zijn. Wat crisis en malaise was wisten de menschen toen nog niet. Commissaris van de Koningin was in die jaren Baron Mollerus van Westkerke. Bij zijn 25-jarig ambtsjubileum en zijn 40-jarig huwelijksfeest zijn er feesten geweest, zoo prachtig en zoo schitterend als men dat te genwoordig heelemaal niet meer kent. Als de Koningin op het Loo was, vertelt mevrouw Röell verder, kregen wij altijd 'n uitnoodiging voor het diner. Wij gingen des middags met het rijtuig naar een hotel in Apeldoorn. Daar kleed den wij ons in avondtoilet en na afloop van het diner bleven wij overnachten in 't hotel. Den volgenden morgen werd dan de terugreis per rijtuig ondernomen. Waar bent U in 1910 naar toegegaan? vragen wij. Van 19101915 was mjjn man burge meester van Amsterdam. In 1915 werd hij benoemd tot Commissaris van de Koningin en dat is hij nu 23 jaar. Ontvangt U veel ambtshalve? lederen Woensdagmiddag van Januari tot Paschen en die gelegenheid tot bezoek bevordert het prettige contact met veel burgemeesters en burgemeestersvrouwen. Mag iedereen op die ontvangdagen ko men? Ja zeker. Valt men U vaak lastig met bedelbrie ven en dergelijken? Mevrouw Röell lacht Weet U zegt zij de menschen van tegenwoordig zijn zoovrijpostig. Zij schrijven niet eens meer. Zij bellen op, dat zij mij dringend moeten spreken. En wat doet U dan? Zonder behoorlijke introductie ontvang ik niemand en sta ik ook niemand te woord. Wij lezen telkens in de courant, dat U dan hier, dan daar een liefdadigheidsbazar of een tentoonstelling opent. U moet dan zeker het voorbeeld geven en een heeleboel aankoopen? Wat doet U met al die dingen? Daar heb ik een parate kast voor, ver telt mevrouw Röell en als er dan weer bij dragen in natura voor een bazar gevraagd worden Dan put U daaruit! Nog een vraag mevrouw hoe denkt U over de moderne jeugd? Ik heb zegt mevrouw Röell een zoon lian 29 en een dochter van 16. Ik pro beer mee te gaan met mijn tijd, maar aan de moderne jeugd kan ik mij toch niet goed aanpassen. Het is alles zoo anders. Onze blikken zwerven door het vertrek. Een hoog ouderwetsch vertrek in een ouderwetsch groot huis zware Damast zijden gordijnen met balletjes-franje, een gecapitonneerde lichtzijden hoek-canapé met een etagère-achtige bovenbouw met spie geltjes een lichtbruin stoeltje met een in kruissteek gewerkte zittinglichte fau teuils een enorm lichtgroen Deventer kleed het rijke, kostbare, welverzorgde interieur van een vorige generatie. Er gaat iets van rust erf bezonkenheid uit van deze kamer en terwijl wij luisteren naar de vriendelijk converseerende stem met de buitengewoon verzorgde uitspraak het is een genoegen naar mevrouw Röell te luisteren is het ons, alsof wjj door de jaren teruggaan, alsof haast, onrust en schetterend jazzgeweld van ons afvallen als waren zij nimmer geweest. Hier in deze vriendelijke lichte kamer, waar iets van de sfeer van vroeger bewaard is gebleven, waar de steeds zeldzamer wor dende tradities der fijnere beschaving on gerept voortleven als een kostbare erfenis van geslacht op geslacht, zorgzaam behoed tegen de nieuwere invloeden, hier is het goed te toeven. In huizen als'dit vindt men het beste van vroeger, het beste, dat voor geen geld te koop is. Het interview is afgeloopen. Mevrouw Röell begeleidt ons naar de deur. Mogen wijzouden wij misschien de ontvangzalen mogen zien? Afgrijselijk onbescheiden gevoelen wij ons, maar het is nu eenmaal de taak der journalisten om voor de groote massa dat gene te veroveren wat voor den enkeling niet altijd bereikbaar is. Mevrouw Röell gaat ons voor. Wij komen in het andere gedeelte, het ambtsgedeelte van het huis. Verrassend doen in de hooge wit marmeren gang de hooge glanzend ge lakte deuren aan; donker groen bij zwart af zijn die deuren met smalle gouden biezen. Het is bijzonder, maar het is mooi. Dat heeft meneer Van Leeuwen laten doen toen hij Commissaris was, vertelt mevrouw Röell. Dan zien wij een zwaar fluweelen gordijn voor de voordeur, de voordeur van de hooge stoep. Wij kunnen niet nalaten te vertellen van ons voornemen daar aan te bellen. Die deur vertelt mevrouw Röell is dicht Daar is niet eens een bel. Die wordt nooit gebruikt, omdat beneden de garderobes zijn. Wij komen in een groote ontvangsalon. Licht zijden meubelen, licht groen kleed. Veel schilderijen aan de wanden. Hier ont vang ik Woensdagsmiddags vertelt onze gastvrouw en hiernaast is de groote zaal, die hoort bij het huis en die meubelen zijn niet van ons. Wij zien een zaal, zooals er honderden vertoond worden door gidsen in buiten- landsche kasteelen en kasteeltjes. Veel goud, veel spiegels, zware gouden stoelen en canapé's met lila bekleed. Donker lila gordijnen, groote kristallen kronen. Misschien, dat des avonds met alle lichten aan en een groot gezelschap in avondtoilet, deze zaal het „doet", zoo overdag is het een koude, onpersoonlijke holle ruimte. Wordt hier ook gedanst als U recipieert? Neen, in de groote eetzaal hiernaast wordt gedanst. Als wij naar de trap loopen doen wij een laatste vraag: Als u niet altijd de vrouw van een ambts drager was geweest wat hai U dan willen zijn? Heeft U wel eens verlangd om een gewone huisvrouw te zijn en niet altijd pu blieke functies te moeten verrichten? Mevrouw Röell denkt na. Dat is een gewetensvraag! Neen zegt zij dan eenvoudig ik zou het niet anders gewild hebben want zóó heb ik mijn man het beste kunnen helpen, en dat is precies het antwoord, dat wij van deze lieve hoogstaande vrouw kunnen ver wachten. A. GROSKAMP TEN HAVE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9