DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Tsjecho-Slowakije, een veelbesproken land. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. TeleL 3320, redactie 3330. Woensdag 6 April 1938 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 140e Jaargang Het brandende vraagstuk der Sudeten-Duitschers. NAZI-ACTIE IN HET LAND. De algemeene toestand. Dringend beroep op Parijs en Londen. Spaansche regeering wijkt voor overmacht Anti-Britsche vlugschriften in Japan. Verspreid onder de havenarbeiders. ALKMAARSCHE COURANT. No^81 Dit nummer bestaat uit twee bladen. Directeur: C. KRAK. (Van een bij zonderen medewerker). Zoo ben ik dan na jaren weer eens te ruggekomen in het land, dat thans in het brandpunt der wereldbelangstelling staat en ik hervond „Land und Leute" gelijk ik die destijds had leeren kennen. Een rijk, vruchtbaar en met allerhande materialen mild gezegend land en een volk, dat, naast de goede eigenschappen spaarzaam en arbeidzaam te zijn, ook over de niet minder waardevolle eigen- schap beschikt weinig behoeften te heb ben. Niet veel noten op hun zang weinig fize- matenten zooals de Groninger het pleegt te zeggen en spoedig tevreden. Tsjechen die verder hebben gezien dan hun neus lang is en hun landsgrenzen breed zijn, weten zeer wel, dat het in menig ander land van Euro pa beter is, maar zeggen zij voor ons is het prachtig. Deze levensbeschouwing deed mij denken aan een ietwat zonderlingen vriend, dien ik destijds in Montenegro had, een zonnigen dwaas daarvoor was de man in kwestie dan ook in zijn velen vrijen tijd dichter en die er mij meermalen op wees, dat wij Nederlanders het toch eigen lijk in de wereld nog altijd veel te goed hadden en daardoor te hooge eischen aan het leven stelden. Kijk eens, zei hij dan, kijk eens en begin mij nou eerst eens een En- gelsch hemd en een boord te leenen ik heb hier alles wat ik noodig heb. Heerlijke zonneschijnik ben gezond en de zwarte koffie kost mij nog geen drie heele Neder- landsche centen. Man, probeer óók zoo te worden De doorsnee Tsjech is een eenvoudig mensch gebleven en daarbij vast besloten zijn vrijheid en onafhankelijkheid zouden die ooit in het gedrang mogen komen met hand en tand te verdedigen. Mocht het ooit zoover komenDaar hebben wij het. Tsjecho-Slowakije houdt zijn oogen goed open, buitengewoon goed zelfs en de menschen van invloed, met wie ik sprak, vatten hun mededeelingen ten slotte samen in de woorden, dat men er wel voor oppassen zou, het groote en macl ige Duitschland ook maar de geringste aanlei ding te geven om in te grijpen. Men ver zweeg mij niet, dat men vastbesloten was, om tot aan de alleruiterste grens der tege moetkoming te gaan, maar en daar komt het op aan maar dan ook geen stap ver der. Onze lezers weten, dat de wenschen der minderheden niets meer, maar ook niets minder dan autonomie zijn, maar dezen heeren zij gezegd, dat zij verstandig zullen die te rubriceeren onder de bekende ca tegorie der vrome wenschen. Autonomie is een mooi ding, maar een Staat in een Staat is ten slotte altijd een Staat tegen den Staat en dat Tsjecho-Slowakije iets derge lijks nooit zou dulden ligt voor de hand. Overigens en dit ter algemeene ge ruststelling aan een oorlog wordt hier niet gedacht. Wat niet wegneemt, dat men geen oogenblik het woord der ouden uit de gedachte laat, dat hij, die den vrede wil, goed doet er voor te zor gen, dat zijn legermacht in orde is. En naar men mij van de meest betrouw bare zijde verzekerde, het leger laat niets te wenschen over. Regeering maakte fouten. Nu is het interessant te hooren, dat ook de regeering zelf erkent fouten gemaakt te heb ben. Zij komt daar rond voor uit. Maar het feit, zoo zegt men, dat er fouten gemaakt zijn, wü nog niet zeggen, dat daardoor de minderheden nu ook het recht hebben alles wat de Tsjechische Staat te hunnen aan zien heeft gedaan, als onvoldoende te kwali- ficeeren. Men heeft destijds het vooi beeld van Zwitserland niet gevolgd en van Tsje cho-Slowakije géén federatieve nationautei- tenstaat gemaakt. En wat nu die moeilijk heden betreft, die den Tsjechen met name door de Sudeten-Duitschers worden bereid, daarbij zij op te merken, dat men overal de Duitsche propaganda meent te bespeuren, in hoever dat waar is, weet ik natuurlijk nie maar mijn vijfjarig verblijf in Berlijn nee mij wél geleerd, dat deze propaganda zeer ver gaat. Ik weet het, iedere vergelijking gaat mank, en daarom schaam ik mij ook geen oogenblik voor de vergelijking, die ik thans wensch te maken. Ik zou dan de Duit sche propaganda willen vergelijken met een.... uitnemenden jachthond. Dat moet men mij nu in het Berlynsche propaganda- ministerie nu maar niet al te kwalijk nemen, want beide dingen zijn in hun soort eenig- Het beste van het beste. De bekende Nederlandsche jour nalist, jhr. mr. C. de Marees van Swinderen, maakt op het oogenblik een reis door de landen, die na de Anschluss in beroering gekomen zijn, omdat de minderheden in die landen thans met verregaande eischen komen. Allereerst trok hij naar Tsjecho- Slowakije, over welk land hij het hier gepubliceerde artikel schreef. Nu zit 't groote verschil tusschen dien uit stekenden jachthond en de niet minder uit stekende Duitsche propaganda hierin, dat de jachthond wanneer hij ten minste goed is voor allesen de Duitsche propa ganda voor niets staat En hoe men nu ook over den invloed der Duitsche propaganda denken mag het is een feit dat de groote moeilijkheden en de telkens weer optredende wrijvingen en bot singen en onaangenaamheden zéér sterk zijn toegenomen nadat het nationaal-socialistisch regiem in het Derde Rijk werd gevestigd. Konrad Henlein heeft letterlijk verklaard: „Wij moeten verlangen dat onze „Heimat" voor alle tijden Duitsch blijft. Wij moeten verlangen dat men de volksgrenzen respec teert en dat men toestaat dat ons volk zich vrij kan ontplooien". Dat zijn aldus zegt men mij van regee- ringszijde dat zijn woorden die aan dui delijkheid niets te wenschen overlaten. En men besluit het met mij gehouden onderhoud met deze woorden: „De Hen- leinpartij die in den laatsten tijd met eenige andere partijen is uitgebreid stelt tot eisch de nationale begrenzing van de Boheemsche landen en de op richting van een Duitschen staat in de Tsjechisch-Slowaaksche. Dat wij dat NOOIT zullen dulden, zal u wel duide lijk zijn De moeilijkheden met de Sudeten- Duitschers. Nu is hot wel interessant eens na te gaan hoe deze moeilijkheden met de Sudeten- Duitschers zich in der tijden loop hebben ontwikkeld. Deze ontwikkeling deze toe name is trapsgewijze gegaan. Gedurende de eerste jaren na den grooten oorlog kon men spreken van een „negatieve" perio de toen legde men zich toe op hetgeen men in het Duitsch noemt: ein harmonischen Ausgleich en een groot gedeelte van de Duitsche minderheid: de boeren, de arbei ders en het katholieke element kon er vrede mee hebben, dat de Duitsche bevolking op den historischen bodem van de Boheemsche landen naast de Tsjechische meerderheid was geplaatst. Daarna 30 Jan. '33 sloegen de nationaal- socialistische golven over Duitschland en radikaliseerden de Duitsche minderheden in gansch Europa. Zij splitsen het „Deutsch- tum" in Tsjecho-Slowakije in twee deelen: het kleinste deel bleef in het kader in de omlijsting van de toentertijd bestaande politieke partijen, en het tweede deel dat groöter was vottnde een nieuw radicaal front. Dat was doortrokken van de natio- naal-socialistische ideologie en geen enkele maatregelder Tsjechische buitenlandsche politiek kon in haar oogen genade vinden. Wanneer men over de minderheden in Tsjecho-Slowakije spreekt, denkt men eigen lijk alleen aan de Sudeten-Duitschers. Dat is niet juist. Er zijn méér minderheden, maar de Sudeten-Duitsche is de belangrijkste. Men vindt in dezen staat ook nog de Hongaren, die m Slowakije wonen en slechts 700,000 man sterk zijn, de Polen, de Roemenen, de Roethenen en de Joden. Maar het zijn min der onrustige elementen. Kort geleden is in het parlement een woord gesproken dat hier moge worden aange haald, omdat het deze minderhedenkwestie kort en duidelijk belicht. De vroegere mi nister van onderwijs dr. Stefanek zei in naam van alle coalitiepartijen o.a.: „De Tsjechische regeering heeft voor het forum der wereld niets te verber gen, zij kan zich te allen tijde aan een controle onderwerpen. Zij is begonnen haar goeden wil te toonen. Maar in de verklaring, afgelegd door de drie heeren der Slowaaksche Volkspartij, van de vereen igde Hongaarsche oppositie en van de Sudeten-Duitsche partij vindt de regeering geen enkel woord dat erop duidt, dat men haar streven en haar goeden wil erkent. En de bezwaren, ging spreker voort, „die de zoogenaamde autonomistische partijen heden ten dage opperen, wortelen dan ook niet in de binnenlandsche verhoudingen van de republiek, maar in de internationale conjunctuur, die deze heeren als voor hen en hun plannen gunstig beschouwen. Zij putten hun hoop uit een bewe ging, die een vijand is van elke auto nomie en die haar successen juist op het terrein van de absolute centraliseering der staatsmacht heeft behaald. Men kan zich niet een centraliseerende beweging in het buitenland als voorbeeld nemen en hopend op dien steun en hulp het streven naar autonomie van den eigen staat verwezenlijken". Wat deze woorden beteékenen is duide lijk. Niet tegen de Duitschers in het alge meen richt zich het verweer der Tsjechi sche regeering, maar wel is zij op haar hoede tegen het streven hier nationaal-socialisti- sche methoden in te voeren. En dat er in na- tionaal-sociaiistische richting gewerkt wordt valt niet te ontkennen. Van Duitsche natio- naal-socialistische zijde wordt ook in de pers geenszins gezwegen en o.a. commen tarieert de bekende Essener National Zei- tung de radiorede van Hodza op een wijze, die mijns bescheidens inziens allerminst ge schikt is, de Tsjechen gerust te stellen. Er wordt daar o.m. gesproken van een honderd procent opvoeding van het Tsjechische volk tot haat tegen de Duitschers en onverdraag zaamheid. Ja, de schrijver gaat zelfs zoover, Alkmaar, 6 April. Nog steeds houdt Europa zich bezig met de „Anschluss", over welk feit nog steeds niet alle bijzonderheden bekend zijn. Zoo vertelt René Kraus, die lid was van den persdienst van het kabinet-Schuschnigg, en die thans in New York verblijf houdt, dat hij zich over de ware toedracht der gebeurte nissen in Oostenrijk niet wilde uitlaten, zoolang Schuschnigg niet op vrije voeten was gesteld, doch dat hij in geval van ver dwijning van den oud-kanselier zou weten, wat hij te zeggen en te doen had. Ter verduidelijking verklaarde Kraus, dat Schuschnigg werd verraden. De kanselier steunde op het katholicisme en het patriotis me van het volk, maar dit volk steunde hem niet. Hij wist, dat Duitschland Oostenrijk zou annexeeren daartoe was in Duitsch land reeds een jaar geleden besloten en hij wist ook, dat Hitier tot dit avontuur ge dreven werd door den binnenlandschen toe stand in het Derde Rijk, die hem tot avon turen dwong en hem tot nieuwe avonturen zal dwingen. Het is waar: veel nieuws heeft Kraus niet verteld, maar wellicht komt de tijd, dat wij kennis kunnen nemen van wat er in Oosten rijk en Duitschland achter de schermen is gebeurd. De Anschluss is belangwekkend genoeg geweest uit militair oogpunt. Zonder slag of stoot, nochtans door kracht van wapenen kon Duitschland Oostenrijk „veroveren". Het was een strategische overval, waaraan een slechts zeer gedeeltelijke mobilisatie van het Duitsche leger aan was voorafgegaan. Hoe die mobilisatie verliep, vertelt het Duitsche tijdschrift „Die Wehrmacht" en het is een zeer belangwekkend artikel, omdat er uit blijkt, hoe snel, hoe angstwekkend sr.el deze mobilisatie zich voltrok. Door den Chef van den Generalen Staf in het opperbevel der Duitsche weermacht zijn de stafkaarten van Oostenrijk en Zuid-Duitschland op een groote tafel uit gespreid. Daarover gebogen de Chef van den Generalen Staf en de Commandant der pantsertroepen. De 2de versterkte pantserdivisie, het 13de en het 7de leger corps met de 17de, 27ste benevens de 7de en de 10de divisie, zullen Oostenrijk bin- nenmarcheeren. Daarbij de „Leibstandarte Adolf Hitier" en een deel van het regi ment Hermann Göring". De commandant der pantser troepen ontvangt het bevel als eerste Duitsche soldaat in de veldgrijze uniform Weenen binnen te marcheeren. Deelen van het luchtwapen zijn even eens gealarmeerd en vertrekken terstond. Binnen een uur zullen zij de Oostenrijk sche grenzen over vliegen en in de nabij heid van Weenen landen. Alarm, alarm De draad doet zijn werk, berichten en bevelen jagen over telefoon en telegraaf, berichten be velen Bij de onderdeelen der pantsertroepen is alarm. De commandant der pantser troepen, luitenant-generaal Guderian, heeft terstond uitrukken in oorlogsbepak king bevolen. Maar, waar zijn de regi mentscommandanten? Zij bevinden zich op een oefeningsreis in het land van Rijn en Moezel! Twaalf uren hebben de pantsertroepen volgens het voorschrift noodig om gereed te zijn voor gevechtsvaardig uitrukken. De commandant beveelt, dat het zoo mogelijk nog sneller gaan moet. De draad seint naar de stad aan den Moezel: „Regiments commandanten langs den snelsten weg terug naar hun standplaats". Intusschen echter moeten de voorberei dingen bij de troepen voortgaan. Daarom: alarm voor alle reserve-officieren. Zij moeten met de in het garnizoen aanwezige actieve officieren het onverwijld uitruk ken mogelijk maken. En het gelukt, hoe wel vijftig procent der uitrukkende for maties recruten zijn, die zich in diepsten vredestoestand in hun garnizoenen bevin den. Recruten, waarover de eerste groote inspectie nog gehouden moest worden en die nu in het volwaardige apparaat van een ten strijde trekkend leger ingedeeld moeten worden. Hier kunnen zij toonen of zij honderd procent soldaten zijn. Het is gelukt. In negen uur staan de pantsertroepen marschvaardig, de com mandanten aan het hoofd. En in den och tend van den 12den Maart overschrijdt de voorhoede de Oostenrijksche grens, aan het hoofd generaal Guderian". De (Nederlandsche) „Militaire Spectator" heeft van bovenstaande een beschouwing vastgeknoopt, waarin zij o.a. het volgende zegt: Mobilisatie en gevechtsvaardig afmarchee- ren der pantsertroepen in slechts negen uren! Het is veelzeggend, ook Voor ons. Bij den strategischen overval wordt niet met dagen, maar met uren gerekend. En bij de luchtwapens met minuten: nauwelijks was het bevel tot grensoverschrijding gegeven, of de gevechtsvliegtuigen vertrokken. Te recht was Nederland in 1914 het eerste land, dat mobiliseerde, hoewel het begrip „strate gisch overvalling" toen nog niet op iedera lippen lag en men zich thans het begin van een oorlog niet anders denkt. Waaruit volgt, dat mobilisatie niet slechts op papier voorbereid, maar ook practisch beoefend moet worden. In het besproken geval werden de (kennelijk niet onder de wapenen zijnde) reserve-officieren gealar meerd en blijkens het resultaat, dat de troep in negen uur marschvaardig was, moeten zij wel zeer spoedig present geweest zijn. Hieruit volgt de wenschelijkheid van mo bilisatie-oefening. Het zou te veel voeten in de aarde hebben en ook niet noodig zijn deze uit te strekken tot de manschappen en al het kader, doch wel zou het van belang zijn de vóór-mobilisatie van een hoog ge nummerd regiment te beoefenen. Denken wij ons zulk een regiment, waarvan zoowel de regimentscommandant als de bataljons- en compagniescommandanten reserve-offi cieren zijn en dat geformeerd moet worden in een plaats waar geen vast garnizoen ge legerd is. Het zou van waarde zijn te erva ren binnen hoeveel uren na ontvangst van een telegrafische of telefonische oproeping de commandanten der onderdeelen ter plaatse zouden zijn, hun bureau betrokken en zich georiënteerd zouden hebben nopens de inkwartiering van hun troep, de gebou wen, waar wapens en uitrusting opgeslagen zijn en hun bevelen op schrift gesteld zouden hebben voor het ontvangen van een en an der en voor de legering. Zulk een oefening, mits onverwachts bevolen zou bovendien van groot psycho logisch nut zijn voor de betrokkenen. Zij zouden indachtig worden, dat reserve-offi cier zijn, niet slechts beteekent reglementen te vossen en cursussen te loopen, doch op elk uur van dag en nacht gereed te zijn om ten strijde te trekken. Zij zouden daaruit zij het ten overvloede ook de les leeren, dat zij in hun civielen werkkring steeds te zorgen hebben voor de onmisbare voorbe reidingsmaatregelen, opdat zij zoo noodig terstond dien werkkring verlaten kunnen, zonder dat daardoor stagnatie ontstaat. Want het gewone maatschappelijke leven moet ongeschokt kunnen doorgaan als onze 10.000 reserve-officieren plotseling aan hun werk onttrokken worden, zij het dat de les van 1914 geleerd heeft, dat „business as usual" niet te realiseeren is. Hoe heeft men het bij bovenbedoelde Duitsche pantsertroepen klaar gespeeld te mobiliseeren met recruten? In het besproken geval heeft men de mo bilisatie met recruten uitgevoerd binnen den voorgeschreven tijd, die op 12 uren toch al krap berekend is. Die recruten moeten dus waarlijk van het eerste oogenblik, dat zij de uniform aantrokken onder strenge tucht ge staan hebben. En de reserve-officieren, die hier de weinige actieve officieren hebben moeten aanvullen, moeten wel zeer goed hun zaken gekend hebben. Bedenken wij, dat ons, als de nood dringt, wellicht nog minder dan negen uren gelaten zullen wor den vóór het eerste schot moet vallen t dat hij het Tsjechische volk „grossenwahn- sinnig" meent te mogen noemen, omdat het nooit de waarheid heeft vernomen". En ten slotte vraagt hij zich af, of wel ooit een volk meer volgens een bepaald plan op dwaal wegen is gevoerd. Om dan te besluiten met den zin, die hier niet aan doovemansooren is' gezegd: „De loop der geschiedenis zal zich in haar natuurlijken gang wel niet door zulke opvoedkundige methoden laten op houden". Wie dit heeft geschreven aldus de Tsje chische pers toont maar al te duidelijk, dat hij iederen nuchteren blik op de reali teit heeft verloren. En wat zou de Duitsche regeering doen, wanneer een Tsjechisch cor respondent in Berlijn zich dergelijke taal meende te mogen veroorloven Dit alles is per slot van rekening niet de meening en opvatting der Duitsche regee ring. Maar wanneer men bedenkt, dat de Essener National Zeitung dan toch voor het orgaan van minister Göring doorgaat, kan men dergelijke terminologie toch niet anders dan betreuren (Nadruk verboden). De regeeringstroepen moeten zich langzaam terugtrekken voor de over macht der opstandelingen. Tortosa, één van de laatste hinderpalen voor hun opmarsch naar de zee, is nog wel niet bezet, doch uit drie richtingen rukken de aanvallers naar de stad op en met een blijkbaar zoo overweldigend groote materieele overmacht is de uitslag wel niet twijfelachtig. Dat de Spaansche zaakgelastigde te Parijs en die te Londen nog eens een wanhopige poging gedaan hebben om hulp in den vorm van wapens en munitie, voor hun land te krijgen, is begrijpelijk. Succes valt moei lijk te verwachten na Chamberlain's jongste verklaringen in het Lagerhuis. Er zijn trouwens méér voorbeelden in de geschiedenis, dat de noodkreten van een overweldigd land geen gehoor vonden... Wordt Spanje een tweede AbessiniëHet begint er bedenkelijk veel op te lijken! Regeeringscommuniqué. In het communiqué van het ministerie van landsverdediging wordt medegedeeld, dat de troepen van Franco ten Noorden van Lerida erin zijn geslaagd Menargens te bezetten. De luchtmacht van Franco heeft de achter het front gelegen dorpen Villagrasa en Car- rega bestookt, waardoor vele dooden zijn gevallen onder de burgerbevolking. Gistermiddag oefenden de troepen van Franco een krachtigen druk uit op het front ten Zuiden van de Ebro, waardoor de re geeringstroepen gedwongen waren Morela te ontruimen. Aan het front in Andalusië blijven de regeeringstroepen met succes oprukken in de richting van Haja Dela Siërra en Higuera Calatrava. Nieuwe regeering. In Barcelona probeert men door een reorganisatie van de regeering betere resul taten te bereiken. Negrin is bij deze ver andering minister-president gebleven. Hij heeft nu bovendien landsverdediging onder zijn berusting. De vroegere minister van oorlog, Prieto, blijft minister zonder porte feuille. Het nieuwe ministerie Negrin telt nu vijf socialisten, twee republikeinen, een links- Katalaan, een links-republikein, een ver tegenwoordiger van de republikeinsche unie, een lid van de CNT en een lid van de UGT. Gistermorgen is te Yokohama opzien ge baard, doordat honderden strooibiljetten verspreid zijn onder de stuwadoors en ha venarbeiders, waarin er by hen op aange drongen werd Britsche schepen te boycot ten. De tekst luidt: „Breng geen enkel stuk koopwaar uit Engeland, dat Japans vijand achter China is, aan land. Een volstrekte weigering van stuwadoorsdiensten tegen Britsche schepen zal veel helpen tot de ves tiging van een werkelijken vrede in het Verre Oosten". De strooibiljetten zijn voor zien van de onderteekening van Katsoekitsji Iwakawa, den voorzitter van de federatie van industrieele lichamen. Soortgelijke strooibiljetten zijn naar het schijnt naar Ko- be en Osaka gezonden. De autoriteiten der politie hebben onmid dellijk rapport uitgebracht aan het Japan- sche ministerie van binnenlandsche zake». doch zijn niet verder °P«etre^Xwa^- zooals Domei meldt, voor een noodeloos aar, dryven der volksgevoelens.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 1