VIM, m VORS COBRA Onderwijspolitiek der regeering. I Jladiopcoqcamuw HeuiUeloH Binnenland Minister Slotemaker verweert zich tegen critiek. Vele weigeringen, maar ook vele plannen. reinigt alles!' mm S De spelling onzer taal. Nieuwe beslissingen. oeoo©o®o# TWEEDE BLAD. Verschenen is de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer van den minister van Onderwijs, K. en W. betreffende de begroo ting voor 1938 van zijn departement. Daarin wordt o.m. gezegd: De mededeeling in het voorloopig verslag, dat in sterke mate betwijfeld moet worden, of de resultaten van het door den minister ingestelde onderzoek naar verschillende on derwerpen van veel beteekenis zullen zijn, zou indien zij niet voorbarig en onge fundeerd genoemd moet worden slechts gemotiveerd kunnen heeten, indien juist ware, dat de voorafgaande ambtsperiode van den minister minder vruchtbaar geweest is, gelijk sommige leden stellen. Deze stel ling is echter met algemeen bekende feiten in strijd. In een periode van ongeveer twee jaar verscheidene leden vestigen daarop terecht de aandacht zijn tot stand gekomen de wetten van 22 Februari 1936, Staatsblad no. 100, van 22 April 1937, Staatsblad no. 320, van 22 April 1937, Staatsblad no. 321, van 22 Mei 1937, Staatsblad no. 322 en van 22 Mei 1937, Staatsblad no. 323. Bij deze wet ten zijn twee onderwerpen in geding be zuiniging en concentratie wier neteligheid algemeen bekend is; in twee wetten een on derwerp het economisch onderwijs waarmede regeering en Staten-Generaal sinds 1921 zijn bezig geweest zonder dat eenig resultaat bereikt werd. Bovendien lette men op een aantal alge- meene maatregelen van bestuur, die tot stand gekomen zijn en waarvan de voorbe reiding ten deele zeer tijdroovend was. Op 18 Februari 1938 is een wetsontwerp inzake de onderwijzers-opleiding ingediend; ken ners weten, omtrent welk een aantal spe ciale punten de minister zijn aanvankelijk standpunt moet bepaald hebben alvorens den tekst van het ontwerp te kunnen ar resteeren. Het stellen van de vraag, of het beleid van den minister wel vruchtbaar geweest is in het verleden en vruchtbaar zijn zal in de toekomst, blijkt in het licht van een en an der de opsomming boogt niet op volledig heid niet geheel aan vrijmoedigheid ge speend. De klacht, dat het gevoerde beleid frag mentarisch was en groote lijn miste, beduidt concreet genomen waarschijnlijk, dat de minister uit zeer-veel-omvattende ontwer pen, doch die het in jaren niet tot openbare behandeling brachten, de materie heeft uit gekozen, die in een korte periode van ten hoogste twee jaar succes beloofde. De uit komst heeft den minister volledig in het ge lijk gesteld; het verwijt van fragmentarisme vermag hem daarom niet al te zeer te tref fen. Sommige leden vreezen, dat gelijk in het verleden zoo ook in de toekomst het beleid van den minister, „bij voortduring neder waarts gericht" zal zijn. Bedoeld is blijk baar, dat naar de overtuiging van den mi nister bij een op breed terrein onvermijde lijke bezuiniging ook de begrooting van On derwijs, K. en W. haar aandeel in deze be zuiniging moet dragen. Het heeft weinig zin afzonderlijk te spre ken over een onderdeel van de kabinetspo- litiek, dat slechts in het kader van het ge heel naar eisch kan worden behandeld. OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN V62 -OJlIo De begrootingspolitiek der regeering. Niettemin stelde de minister er prijs op te verklaren, dat en waarom hij juist vanwege de paedagogische en cultureele belangen, die hem zijn toevertrouwd, de budgetaire poli tiek der regeering juist acht. Hij is over tuigd, dat een ongezond financieel regee- ringsbeleid, zij het niet aanstonds, dan toch zeker op den duur naast de sociale voorzie ningen in het volksleven vooral de paedago gische en cultureele met zeer ernstige aan tasting bedreigt. Zullen wij in het algemeen behouden, wat wij bereikt hebben, dan is het in tijden van budgetaire moeilijkheden geboden, op bepaalde terreinen tijdelijk terug te gaan. De minister acht het hier de beste plaats om te antwoorden op de zonderlinge be schouwing der leden, die op bladzijde 21 van het voorloopig verslag aan het woord zijn. In verband met het feit, dat geen gelden be schikbaar gesteld zijn voor de verbetering der leerlingenschaal, vragen zij, waarom dan andere ministers, met name die van Sociale Zken, van Economische Zaken en van Kolo niën, geen vergeefsch beroep op het kabinet hebben gedaan. Noemt men de begrooting van Sociale Zaken, van Economische Zaken en van Kolo- de toezegging in de Troonrede, dat „voor hetgeen op econbmisch-sociaal terrein on vermijdelijk is" geld zou worden beschik baar gesteld een standpunt, waarmede de minister zich geheel vereenigd heeft maar dat o.a. verbetering van de ouderdomsvoor ziening en het voldoen aan bepaalde wen- schen inzake de steunregeling niet tot dit onvermijdelijke" is gerekend, evenmin als de verbetering van de leerlingenschaal. De begrooting van Koloniën is ruim 11 millioen lager dan ten vorigen jare; bij de zever, artikelen, die tezamen verhoogd zijn met 462.000, is geen geld voor nieuwe doelein den aangevraagd. De begrooting van Econo mische Zaken is ruim 4 millioen lager dan ten vorigen jare; een nadere analyse wijst aan, dat de verhoogingen, die naast zeer be langrijke verlagingen zijn aangebracht, op de begrooting van Onderwijs, K. en W. verge lijkbare posten naast zich vinden. Een nuch tere overweging van deze feiten zal duide lijk maken, dat de beoordeeling, op bladzijde 21 van het voorloopig verslag aan het finan cieel beleid van den minister gewijd, een toetsing kwalijk kan doorstaan. De ontwikkeling der schooltypen heeft doen blyken, dat de driejarige hoogere bur gerschool in het algemeen niet meer aan maatschappelijke behoeften voldoet; niet de wetgever heeft dit schooltype doen verdwij nen doch in de maatschappij is een duide lijke voorkeur voor de vijfjarige school ge bleken en de wetgever, heeft niet anders ge daan dan den geleidelijk-gegroeiden toestand sanctionneeren. Financieele verhouding tot bijzon der onderwijs. Een nadere overweging van het vraagstuk van de financieele verhouding van het rijk tot het bijzonder onderwijs zou volgens een aantal leden redelijk zijn en geheel in de lyn van het beleid van het kabinet, dat in de Troonrede is aangegeven. Deze leden achten de mededeeling in de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer (blz. 9) weinig bevre digend. Te dezer plaatse wordt vermeld, dat „de regeering geen aanleiding gevonden heeft, zich dienaangaande te beraden". Het zal duidelijk zijn, dat het allereerst op den weg van de regeering ligt, te bepalen, aan welke onderwerpen wel, aan welke niet zij haar aandacht geven zal. Overigens is de minister overtuigd, dat het bedoelde vraag stuk, zoolang geen belangrijke verbetering in den financieelen toestand intreedt, in geen enkelen vorm aan de orde dient te komen. Platonische verklaringen missen reëele waarde; wel kunnen zij verwarring in het leven roepen. Voorbereidend onderwijs. Een voorziening in den trant van art. 102 der lager-onderwijswet zou voor het voorbe reidend onderwijs zoowel openbaar als bij zonder een regeling eischen inzake de op richting van scholen, de gebouwen, de vak ken, de bevoegdheden, het leerplan, de rege ling van schooltijden en vacanties inbegre pen, het toezicht enz. De minister acht het ongewenscht, reeds voor het voorbereidend onderwijs een dergelijk samenstel van bepa lingen in het leven te roepen. De geschiedenis der onder wijs wetgeving heeft den minister door haar positieve en meer nog door haar negatieve resultaten, in een reeks van jaren geoogst, wel geleerd, dat een al-omvattende herziening der onder wijswetten in onderling verband weinig kans van slagen heeft. De verdeeling der leerlingen over de in richtingen van onderwijs is inderdaad niet geheel bevredigend; de minister vertrouwt, dat de gewijzigde toelatingsregeling voor de hoogere burgerscholen hier op één gebied het verkrijgen van een verbetering ter zake gemakkelijker maken zal. Overigens lift hier naar het oordeel van den minister veel meer een taak voor de maatschappij dan voor de overheid. De gedachte, dat het schoolonderwijs min der intellectualistisch moet worden inge richt en meer moet letten op de vorming van karakter, lichaam en verstand, genera liseert. Invoering van arbeidsdienst voor jongens en voor meisjes ligt niet in het voornemen van den minister. Hooger onderwijs. Het ligt niet in het voornemen van den minister, golden aa.. te vragen voor leerstoe len in de paedagogiek. De minister is niet bereid, waarborgen te stellen, dat geen bepaalde politieke richting bij het hooger onderwijs worde gevolgd. Bijzonder nijverheidsonderwijs. Met bovenstaande aanduiding hebben de hier aan het wóórd zijnde leden blijkbaar op het oog bijzonder confessionneel nijverheids onderwijs, in welk verband dan de onder- wijs-pacificatie ter sprake wordt gebracht. Deze pacificatie betrof echter het algemeen vormend en wel bepaaldelijk het algemeen vormend lager onderwijs. De inzet was daar bij vooral de ideëele en financieele gelijk stelling van de openbare en de bijzondere lagere scholen. Deze pacificatie kan bij het nijverheidsonderwijs moeilijk ter sprake ko men; de opkomst uit het particulier initiatief en de historische ontwikkelng van dit on derwijs hebben er toe geleid, dat de van rijkswege gesubsidieerde nijverheidsscholen in overgroote meerderheid bijzondere scho len zijn, beheerd door rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen en instellingen. Gelijk we verleden week reeds konden aankondigen doet minister Slotemaker de Bruine in zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer mededeeling omtrent de nieuwe beslissingen van de regeering t.a.v, de spelling der Nederlandsche taal en de verdere voornemens ten deze. Hij vat die als volgt samen: 1. De schrijfwijze, die sinds 1934 voor de examens geldt, blijft voor zooveel betreft „e", „o" en „sch" gehandhaafd. 2. Een commissie wordt ingesteld, die op de basis van het woordbeeld 1934, 1936 zal adviseeren over de schrijfwijze der woor den, waaromtrent twijfel bestaat en der aardrijkskundige namen. Zij adviseert voorts over de bastaardwoorden en de samenge stelde woorden. 3. Nadat deze commissie haar advies ter zake heeft uitgebracht en de regeering dien aangaande een beslissing heeft genomen, zal zij de nieuwe schrijfwijze in de van haar uitgaande stukken toepassen. 4. Inzake geslacht en voornaamwoorde lijke aanduidingen zal De Vries en Te Win kel weder gelden. 5. De bedoelde commissie zal de vraag on der het oog zien, in hoeverre in de toekomst op het stuk van geslacht en voornaamwoor delijke aanduiding wijziging wenschelijk zal blijken. 6. Een wetsontwerp wordt gereedgemaakt, waardoor de bemoeienis der regeering met de schrijfwijze der taal op wettelijke basis zal rusten. 7. Met het nemen der aangegeven beslis singen heeft de regeering niet gewacht, tot dat de wet zou zijn tot stand gekomen, om dat het noodzakelijk was, onmiddellijk ze kerheid te verschaffen en een vacuum te vermijden. 8. De Belgische regeering zal een commis- Woensdag 13 April. HILVERSUM, 301.5 M. (VARA- uitz.) 8.— Gr.pl. 9.30 Keukenpr. 10.— VPRO-morgen wijding. 10.20 Voor arbeiders in de Continu-bedr. 11.30 Voor de werkloozen. 12.— Gr.pl. 12.451.45 VARA-orkest. 2.— Knipcursus. 2.30 Vrouwenhalf uur. 3.Voor de kinderen. 5.30 Gr.pl. 6.05 Orgelspel. 6.30 Gr.pl. 7.10 Zang. (7.30 VPRO: Toespraak van een pas bevestigde). 8.Herh. SOS- en ANP-ber., VARA-Varia. 8.15 Radiotooneel. 9.30 Noviteiten orkest. 10.ANP-ber. 10.05 Mid denstand en hoorspel, causerie. 10.20 Zang en piano. 11.Het Es- meralda-Septet. 11.30—12.Gr.pL HILVERSUM, 1875 en 415,5 M. (NCRV-uitz.) 8.Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek (gr.pl.) 8.30 Gr.pl. 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gr.pl. 10.30 Morgendienst. 11.Gr.pL 11.15 Ensemble van der Horst. 12.— Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30 Ensemble v. d. Horst en gr.pl. 1.30 Gr.pl. 2.Vioolvoordr. met piano begeleiding en gr.pl. 3.Christ. lectuur. 3.20 Gr.pl. 4.Zang met pianobegeleiding en gr.pl. 4.45 Ge lukwenschen. 5.Kinderuurtje. 5.45 Gr.pl. 6.Land- en tuinbouw- praatje. (6.30 Onderwijsfonds voor de Scheepvaart: Taalles en cause rie over het Binnenaanvaringsregl.) 7.Ber. 7.15 Boekbespr. 7.45 Rep. 8.ANP- en herh. SOS-ber. 8.15 Gr.pl. 8.30 Kon. Christ. Oratorium- vereen. Amsterdam, Utr. Sted. Orkest en solisten. 10.30 ANP-ber. 10.35 Dampr. 10.50 Gr.pl. Ca. 11.50 12.Schriftlezing. DROITWICH, 1500 M. 10.20 Orgel spel. 11.05 Gr.pl. 11.35 BBC-Mid- land-orkest. 12.35 Gr.pl. 1.05 Het Schotsch Studio-orkest. 1.35 De BBC-Zangers. 2.05 Gr.pl. 2.40 Po pulair concert. 3.05 Feminine In- tuition, causerie. 3.20 Vesper. 4.20 Gr.pl. 4.40 B. Cotton en zijn Band. 5.20 Ber. 5.40 Landbouwpr. 6. Cabaret progr. 6.50 Charles Ernes- co en zijn kwintet. 7.20 Sportrep. 7.35 Variété-progr. 8.20 Ber. 8.40 Pianoduetten. 9.Sportrep. 9.20 Het Kutcher-Strijkkwartet. 10.05 Deel. 10.20 Joe Loss en zijn Band. 10.5011.20 Jazzmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 6.55—8.05 en 9.10 Gr.pl. 11.35 Orkest van de Garde Républicaine. (12.50 Zang). 2.05 Clavecymbelvoordr. 2.20 en 3.20 Zang. 3.35 Vioolvoordr. 4.20 Cantrelle-orkest. 5.20 Cellovoordr. 5.35 Zang. 7.50 Cellovoordr. 8.20 Gev. progr. 9.5010.05 Gr.pl. KEULEN, 456 M. 5.30 Gr.pl. 6.30 Schrammelensemble. 7.50 Dres- densch Kleinorkest. 11.20 Orkest van Trampersoneel. 12.35 en 1.30 Het Rheinische Landesorkest. 3.50 Gr.pl. 5.50 Kamermuziek. 6.30 12.20 Verzoekconcert. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 Omroepsalon- orkest. 12.30 Omroepdansorkest. 12.501.20 Gr.pl. 4.20 Omroep- salonorkest. 5.50 Cellovoordr. 6.20 Zang. 7.20 Kapel van het Regiment Grenadiers mmv. solisten. 9.50 10.20 Omroepdansorkest. 484 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 en 12.30 L. Lang- lois' orkest. 12.501.20 Gr.pl. 4.20 Fud Candrix' orkest. 4.55 Gitaar- soli. 5.35 Zang en piano. 6.35 Gr.pL 7.20 Omroeporkest, solisten, spre kers en gr.pl. 9.30 en 9.45—10.20 Gr.pL DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 6.30 Herbert Fröhlich's orkest (gr. opn.) 7.20 Duitschlandecho. 7.35 Gr.pl. 8.20 Uit Rome: Turandot, opera. (8.50 en 10.10 Ber.) 10.50 Ber. 11.05—11.20 Gr.pL GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.9.20, Luxem burg 9.2010.20, Parijs R. 10.20— 11.05, Radio PTT Nord 11.05—11.20, Keulen 11.2012.20, Brussel VL 12.20—12.30, Brussel Fr. 12.30 13.20, Keulen 13.20—14.20, Radio PTT Nord 14.20—15.20, Parijs R. 15.20—15.50, Keulen 15.50—17.20, Parijs R. 17.20—17.50, Brussel VL 17.50—18.20, Keulen 18.20—19.05, Stuttgart 19.05—19.20, Keulen 19.20 20.20, Rome 20.2022.45, Keulen 22.45—24.—. Lün 4: Brussel VI. 8.8.20, Lu xemburg 8.209.20, Droitwich 9.20 —13.35, Lond. Reg. 13.35—15.20, Droitwich 15.2017.40, Lond. Reg. 17.40—18.—, Droitwich 18—23.20, Danmark Radio 23.2024. Lün 5: Diversen. sie instellen, die inzake bastaardwoorden, samengestelde woorden, geslacht en voor naamwoordelijke aanduiding in nauw con tact met de Nederlandsche commissie zal ar beiden, terwijl zü zich op de hoogte houdt van hetgeen deze commissie inzake het woordbeeld verricht. Een en ander wordt in de Memorie van Antwoord nader toegelicht. We ontleenen daaraan het volgende: Invoering van de schrijfwijze 1934 als ge heel in de van haar uitgaande stukken is van de regeering niet te verwachten. Zij heeft echter om meer dan een reden besloten het woordbeeld, zooals dat in regel 1 tot 3 der besluiten van 1936 en reeds van 1934 wordt omschreven e, o en sch te aanvaarden en daarvan geen wijziging te overwegen, behoudens wellicht een techni sche wijziging. Regel 4, handelend over de verbuigings uitgangen e en en wordt in de redactie 1936 gehandhaafd. Woordgeslacht en voornaamwoorde lijke aanduiding. Met betrekking tot woordgeslacht en voor naamwoordelijke aanduiding acht de regee ring terugkeer tot De Vries en Te Winkel op een aantal gronden van paedagogie en taal geboden. Zy bereidt dan ook een wijziging voor van het bestaande besluit 1936, waar door regel 5 en 6 vervallen. Automatisch zal hierdoor voor geslacht en voornaamwoord De Vries en Te Winkel weder gelden. Men lette slechts op den aanhef van de Kon. besluiten 1936, welk gelijk is aan die van de Kon. besluiten 1934 en waarin met zooveel woorden voor de examens De Vries en Te Winkel is voorgeschreven, behoudens eenige afwijkingen. De toestand wordt dus deze, dat voor de examen-spelling vóór en na een Kon. besluit geldt. Het valt niet in te zien, waarom het onderwys gehouden zyn zou een bepaald Kon. besluit te volgen doch by een wyziging van dit besluit daartoe niet meer gehouden zou zijn. Dat de regeering reeds thans deze beslis sing genomen heeft, dus zonder af te wach ten de voorlichting van een commissie en het tot stand komen van een wet, vindt zyn oorzaak in hare overtuiging, dat er aan de onzekerheid gelijk ook in het Voorloopig Verslag wordt gewenscht zoo spoedig mo gelijk een einde komen moet zoowel om paedagogische als om economische redenen. Dat tegen een regeling bij Kon. besluit, die van de als wettig erkende spelling af wijkt en niet op een wet berust, bezwaren kunnen worden ingebracht, ontkent de re geering niet, maar zy acht thans een voort gaan op den bereids in 1934 ingeslagen weg in afwachting van een tot stand te brengen v/et, voorshands geboden, zulks om met spoed zekerheid te verschaffen en verwar ring te doen eindigen en om niet door het scheppen van een vacuum nieuwe onzeker heid en verwarring te doen ontstaan. Het overleg met België. De Belgische regeering heeft zich inzake het woordbeeld hare volledige vryheid voorbehouden; zij zou harerzijds verre de voorkeur gegeven hebben aan een nieuw on derzoek van het geheele spelling-vraagstuk. Het strekt de Nederlandsche regeering even- Ncd. bewerking door MARifc [DEBELMONTE 26) Door MARK CHANNING Gylbundun was met Dilkoosh in den tuin verdwenen. „Stil jij, satansch beest", snauwde Alam Khan. „Het dier heeft zijn bloemkrans niet om, zei Chirine met een kwijnend lachje. Mis schien betreurt Shiv op vrouwenmanier het tooisel, dat ze weet dat flatteert en dat ze mist". Ze wist heel goed, dat op bevel van den Cobra eiken dag een krans van zekere bloemen met bedwelmenden geur, waarvan de tijgerin hield, gevlochten moest worden. „Ze moet met de zweep hebben", bromde Alam Khan, zijn wonderbare kracht too- nend door 't enorme dier naar zich toe te trekken, ,,'t Heeft geen haar gescheeld of ze had van morgen den man gedood, die haar den krans wilde omdoen, want toen hy haar kop tusschen zyn handen nam, had hy bij ongeluk den sleutel aangeraakt Hij doelde op het stalen sleuteltje, dat bevestigd was aan den met edelsteenen be zetten halsband van de tijgerin. Het was een der beide sleutels, die de binnendeur openden van de schatkamer, waar de elkaar opvolgende bezitters van de burchteeuwen lang ongelooflijke schatten hadden ver gaard. Het dier liet niemand, behalve Alam Khan er aan raken. „Soms denk ik, dat u meer van haar dan van mij houdt", pruilde Chirine. „En ik heb u lief meer dan mijn leven". 't Was waar; ze had Alam Khan lief met het jeugdige vuur van haar primitief harts tochtelijk karakter. „Ik houd van wien me trouw is", ant woordde hij, met een warmen blik in haar richting. Chirine, die in zyn tegenwoordig heid Shiv niet vreesde, kwam naderby. Op haar teenen staande, strekte ze haar armen uit naar zyn forschen hals; doch Alam Khan trok zijn schouders op en weerde haar af. „Weet je zeker meer van mij, dan van je leven te houden?" vroeg hij. Het minste contact met het jonge vrouw tje wond hem op; en zy wist dit heel goed, al loochende hij het ook. Met half gesloten oogen stak Chirine haar lippen toe aan den man, die op haar neerzag. Een duister voorgevoel waarschuwde haar, dat, zoo ze hem Diana niet terstond vroeg, het te laat zou zyn. „U weet wel, dat u me meer waard is, dan de geheele wereld, 't Treft goed, dat u hier is, want ik wilde u een gunst vragen Zou mijn Heer niet de goedheid willen hebben bij zijn slavin te gaan zitten en haar alles te vertellen wat voorgevallen is, se dert hy haar verlaten had?" Kom, daar buiten onder de veranda is het koel". Alam Khan aarzelde. De bekoring, die uitging van dat slanke, soepele persoontje, dat zich tegen hem aan nestelde, won het tenslotte. Doch voor alles moest hy zeker heid hebben, dat ze geen onwaarheid sprak, en dat het Engelsche meisje werkelijk ziek was. Hij boog zich over Diana heen en legde onderzoekend zyn hand op haar arm. Tij dens de minuten, die volgden, werd niets gehoord dan frisch geklater van fonteinen in den tuin en gekir van tortelduiven. Een paar maal lieten de bulbuis (soort nachte gaal) van Chirine hun liefelijk gekweel hooren. ,.By Allah, 't is waar", riep ten laatste Alam Khan uit, „ze heeft koorts". En met groote passen liep hij naar de veranda, door Chirine begeleid. De Perzische maakte hét zich behaaglijk op een lagen divan tuSschen zijden kussens van allerlei kleur en neuriede het refrein van een klagelijk melodie, waarvan af en toe uit het vrouwen kwartier eenige toonen tot hen doordrongen. Na den ketting van Shiv aan een zuil te hebben vastgemaakt, liet de Cobra zich naast haar neervallen, De zuivere schoon heid van zijn „exotische liefde's bloem" wekte opeens een even heftige als onge motiveerde jaloezie bij hem op. „Ben je me werkelijk trouw, mijn hon derd bladerige roos?" vroeg hy, zijn oogen doorborend op haar gevestigd. Als een ech ten tyran kon hij niet aan de deugd van 'n vrouw gelooven. Gracieus vleide Chirine zich tegen hem aan, intusschen een peinzenden blik wer pend in het kleine spiegeltje, dat in kost bare steenen gezet den ring van haar pink versierde. „Uw hart is meester van het mijne en ik heb u lief", zuchtte ze voldaan. Deze man behoorde haar en hy was haar alles „Als ik slechts den geringsten twijfel had, zou ik je dooden. Dat zweer ik op den heiligen koran", hield hij aan, met zyn vingers door zijn langen baard woelend. Chirine keek naar een paradijsvogel, die eén graankorreltje dat in een barst van den marmeren vloer gevallen was, oppikte. Zij bedacht, dat een waarzegger haar voor speld had, dat haar nooit door eenig schep sel kwaad zou worden gedaan. Daarop vermengde haar zilveren lach zich met het vogelgekweel. „En nu zou ik uw liefde eens op de proef willen stellen. Ik herhaal: ik heb een gunst te vragen". „En welke dan?" Hij haalde de op gutturalen toon gespro ken woorden diep uit zijn borst. „Wanneer door uw afwezigheid mijn ar men leeg zijn", antwoordde ze kalm, „en mijn oogen gelijk aan uitgebrande lampen, omdat ze niet op u kunnen rusten, dan voel ik me eenzaam. „Je hebt toch je vrouwen?! mijn groen- snavelige koekoek". ,,'t Is een andere vrouw, die uw slavin begeert", fluisterde Chirine trillend van emotie. „Een vrouw, wier lot ik geheel in handen zou hebben, die ik beheerschte, en die mij gezelschap hield. Geef mij dat Engelsche meisje?" De Cobra draaide zich om op zijn zijden kussens en sloot Chirine in zijn armen. „Tot gezelschap zul je haar hebben, voor altyd, want ik ben van plan haar tot vrouw te nemen". HOOFDSTUK XIV. Diamant slüpt Diamant. Zoodra de Mongoolsche dwer/ Khoon Colin Gray aan den dierenoppasser had toevertrouwd, liet hy Jaffir, den bewaker van den harem, roepen, 't Was hem bekend, dat Alam Khan tot drie maal toe den eunuch met doodstraf had bedreigd en dat deze graag zijn meester zou willen verla ten, indien hy slechts zekerheid had niet achterhaald en naar het Paleis van den Spiegel teruggevoerd te zullen worden, teneinde op het Strijdplein den marteldood te ondergaan. De Mongool had plan hem de plaats van majordomus in zyn harem aan te bieden, altijd op zekere voorwaarden. Soms, wanneer de dwerg alleen was in verwachting van de een of andere gebeur tenis, die beslissend kon zyn voor zijn toekomst, liet hy zyn onbewogenheid val len, als een masker, dat men afwerpt. Dit was dien dag het geval, onderwijl hy met kleine vlugge passen het in schemer ge hulde vertrek op en neer liep. Hy over dacht de mogelijkheid het gezag te trot- seeren van den geduchten Man met dien Sluier. Khoon kende de verontrustende macht van deze verschrikkelijke persoonlijkheid, die elke poging om zyn invloed te onder mijnen wist te verydelen. Weerspanningen werden geregeld vermoord, soms werd de straf ten uitvoer gebracht aan samen zweerders, die zich in het verre Calcutta of Bombay veilig waanden; tot zelfs vrou wen ontkwamen niet aan zijn wraak. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6