VIM,
m
VORS
COBRA
Onderwijspolitiek der regeering.
I
Jladiopcoqcamuw
HeuiUeloH
Binnenland
Minister Slotemaker verweert zich tegen critiek.
Vele weigeringen, maar ook
vele plannen.
reinigt
alles!'
mm S
De spelling onzer taal.
Nieuwe beslissingen.
oeoo©o®o#
TWEEDE BLAD.
Verschenen is de memorie van antwoord
aan de Eerste Kamer van den minister van
Onderwijs, K. en W. betreffende de begroo
ting voor 1938 van zijn departement. Daarin
wordt o.m. gezegd:
De mededeeling in het voorloopig verslag,
dat in sterke mate betwijfeld moet worden,
of de resultaten van het door den minister
ingestelde onderzoek naar verschillende on
derwerpen van veel beteekenis zullen zijn,
zou indien zij niet voorbarig en onge
fundeerd genoemd moet worden slechts
gemotiveerd kunnen heeten, indien juist
ware, dat de voorafgaande ambtsperiode
van den minister minder vruchtbaar geweest
is, gelijk sommige leden stellen. Deze stel
ling is echter met algemeen bekende feiten
in strijd.
In een periode van ongeveer twee jaar
verscheidene leden vestigen daarop terecht
de aandacht zijn tot stand gekomen de
wetten van 22 Februari 1936, Staatsblad no.
100, van 22 April 1937, Staatsblad no. 320,
van 22 April 1937, Staatsblad no. 321,
van 22 Mei 1937, Staatsblad no. 322 en van
22 Mei 1937, Staatsblad no. 323. Bij deze wet
ten zijn twee onderwerpen in geding be
zuiniging en concentratie wier neteligheid
algemeen bekend is; in twee wetten een on
derwerp het economisch onderwijs
waarmede regeering en Staten-Generaal
sinds 1921 zijn bezig geweest zonder dat
eenig resultaat bereikt werd.
Bovendien lette men op een aantal alge-
meene maatregelen van bestuur, die tot
stand gekomen zijn en waarvan de voorbe
reiding ten deele zeer tijdroovend was. Op
18 Februari 1938 is een wetsontwerp inzake
de onderwijzers-opleiding ingediend; ken
ners weten, omtrent welk een aantal spe
ciale punten de minister zijn aanvankelijk
standpunt moet bepaald hebben alvorens
den tekst van het ontwerp te kunnen ar
resteeren.
Het stellen van de vraag, of het beleid van
den minister wel vruchtbaar geweest is in
het verleden en vruchtbaar zijn zal in de
toekomst, blijkt in het licht van een en an
der de opsomming boogt niet op volledig
heid niet geheel aan vrijmoedigheid ge
speend.
De klacht, dat het gevoerde beleid frag
mentarisch was en groote lijn miste, beduidt
concreet genomen waarschijnlijk, dat de
minister uit zeer-veel-omvattende ontwer
pen, doch die het in jaren niet tot openbare
behandeling brachten, de materie heeft uit
gekozen, die in een korte periode van ten
hoogste twee jaar succes beloofde. De uit
komst heeft den minister volledig in het ge
lijk gesteld; het verwijt van fragmentarisme
vermag hem daarom niet al te zeer te tref
fen.
Sommige leden vreezen, dat gelijk in het
verleden zoo ook in de toekomst het beleid
van den minister, „bij voortduring neder
waarts gericht" zal zijn. Bedoeld is blijk
baar, dat naar de overtuiging van den mi
nister bij een op breed terrein onvermijde
lijke bezuiniging ook de begrooting van On
derwijs, K. en W. haar aandeel in deze be
zuiniging moet dragen.
Het heeft weinig zin afzonderlijk te spre
ken over een onderdeel van de kabinetspo-
litiek, dat slechts in het kader van het ge
heel naar eisch kan worden behandeld.
OP ELKE BUS EEN BON
VOOR GESCHENKEN
V62 -OJlIo
De begrootingspolitiek der regeering.
Niettemin stelde de minister er prijs op te
verklaren, dat en waarom hij juist vanwege
de paedagogische en cultureele belangen, die
hem zijn toevertrouwd, de budgetaire poli
tiek der regeering juist acht. Hij is over
tuigd, dat een ongezond financieel regee-
ringsbeleid, zij het niet aanstonds, dan toch
zeker op den duur naast de sociale voorzie
ningen in het volksleven vooral de paedago
gische en cultureele met zeer ernstige aan
tasting bedreigt. Zullen wij in het algemeen
behouden, wat wij bereikt hebben, dan is
het in tijden van budgetaire moeilijkheden
geboden, op bepaalde terreinen tijdelijk
terug te gaan.
De minister acht het hier de beste plaats
om te antwoorden op de zonderlinge be
schouwing der leden, die op bladzijde 21 van
het voorloopig verslag aan het woord zijn.
In verband met het feit, dat geen gelden be
schikbaar gesteld zijn voor de verbetering
der leerlingenschaal, vragen zij, waarom dan
andere ministers, met name die van Sociale
Zken, van Economische Zaken en van Kolo
niën, geen vergeefsch beroep op het kabinet
hebben gedaan.
Noemt men de begrooting van Sociale
Zaken, van Economische Zaken en van Kolo-
de toezegging in de Troonrede, dat „voor
hetgeen op econbmisch-sociaal terrein on
vermijdelijk is" geld zou worden beschik
baar gesteld een standpunt, waarmede de
minister zich geheel vereenigd heeft maar
dat o.a. verbetering van de ouderdomsvoor
ziening en het voldoen aan bepaalde wen-
schen inzake de steunregeling niet tot dit
onvermijdelijke" is gerekend, evenmin als
de verbetering van de leerlingenschaal. De
begrooting van Koloniën is ruim 11 millioen
lager dan ten vorigen jare; bij de zever,
artikelen, die tezamen verhoogd zijn met
462.000, is geen geld voor nieuwe doelein
den aangevraagd. De begrooting van Econo
mische Zaken is ruim 4 millioen lager dan
ten vorigen jare; een nadere analyse wijst
aan, dat de verhoogingen, die naast zeer be
langrijke verlagingen zijn aangebracht, op de
begrooting van Onderwijs, K. en W. verge
lijkbare posten naast zich vinden. Een nuch
tere overweging van deze feiten zal duide
lijk maken, dat de beoordeeling, op bladzijde
21 van het voorloopig verslag aan het finan
cieel beleid van den minister gewijd, een
toetsing kwalijk kan doorstaan.
De ontwikkeling der schooltypen heeft
doen blyken, dat de driejarige hoogere bur
gerschool in het algemeen niet meer aan
maatschappelijke behoeften voldoet; niet de
wetgever heeft dit schooltype doen verdwij
nen doch in de maatschappij is een duide
lijke voorkeur voor de vijfjarige school ge
bleken en de wetgever, heeft niet anders ge
daan dan den geleidelijk-gegroeiden toestand
sanctionneeren.
Financieele verhouding tot bijzon
der onderwijs.
Een nadere overweging van het vraagstuk
van de financieele verhouding van het rijk
tot het bijzonder onderwijs zou volgens een
aantal leden redelijk zijn en geheel in de
lyn van het beleid van het kabinet, dat in de
Troonrede is aangegeven. Deze leden achten
de mededeeling in de memorie van antwoord
aan de Tweede Kamer (blz. 9) weinig bevre
digend. Te dezer plaatse wordt vermeld, dat
„de regeering geen aanleiding gevonden
heeft, zich dienaangaande te beraden". Het
zal duidelijk zijn, dat het allereerst op den
weg van de regeering ligt, te bepalen, aan
welke onderwerpen wel, aan welke niet zij
haar aandacht geven zal. Overigens is de
minister overtuigd, dat het bedoelde vraag
stuk, zoolang geen belangrijke verbetering
in den financieelen toestand intreedt, in
geen enkelen vorm aan de orde dient te
komen. Platonische verklaringen missen
reëele waarde; wel kunnen zij verwarring in
het leven roepen.
Voorbereidend onderwijs.
Een voorziening in den trant van art. 102
der lager-onderwijswet zou voor het voorbe
reidend onderwijs zoowel openbaar als bij
zonder een regeling eischen inzake de op
richting van scholen, de gebouwen, de vak
ken, de bevoegdheden, het leerplan, de rege
ling van schooltijden en vacanties inbegre
pen, het toezicht enz. De minister acht het
ongewenscht, reeds voor het voorbereidend
onderwijs een dergelijk samenstel van bepa
lingen in het leven te roepen.
De geschiedenis der onder wijs wetgeving
heeft den minister door haar positieve en
meer nog door haar negatieve resultaten, in
een reeks van jaren geoogst, wel geleerd,
dat een al-omvattende herziening der onder
wijswetten in onderling verband weinig kans
van slagen heeft.
De verdeeling der leerlingen over de in
richtingen van onderwijs is inderdaad niet
geheel bevredigend; de minister vertrouwt,
dat de gewijzigde toelatingsregeling voor de
hoogere burgerscholen hier op één gebied
het verkrijgen van een verbetering ter zake
gemakkelijker maken zal. Overigens lift
hier naar het oordeel van den minister veel
meer een taak voor de maatschappij dan
voor de overheid.
De gedachte, dat het schoolonderwijs min
der intellectualistisch moet worden inge
richt en meer moet letten op de vorming
van karakter, lichaam en verstand, genera
liseert.
Invoering van arbeidsdienst voor jongens
en voor meisjes ligt niet in het voornemen
van den minister.
Hooger onderwijs.
Het ligt niet in het voornemen van den
minister, golden aa.. te vragen voor leerstoe
len in de paedagogiek.
De minister is niet bereid, waarborgen te
stellen, dat geen bepaalde politieke richting
bij het hooger onderwijs worde gevolgd.
Bijzonder nijverheidsonderwijs.
Met bovenstaande aanduiding hebben de
hier aan het wóórd zijnde leden blijkbaar op
het oog bijzonder confessionneel nijverheids
onderwijs, in welk verband dan de onder-
wijs-pacificatie ter sprake wordt gebracht.
Deze pacificatie betrof echter het algemeen
vormend en wel bepaaldelijk het algemeen
vormend lager onderwijs. De inzet was daar
bij vooral de ideëele en financieele gelijk
stelling van de openbare en de bijzondere
lagere scholen. Deze pacificatie kan bij het
nijverheidsonderwijs moeilijk ter sprake ko
men; de opkomst uit het particulier initiatief
en de historische ontwikkelng van dit on
derwijs hebben er toe geleid, dat de van
rijkswege gesubsidieerde nijverheidsscholen
in overgroote meerderheid bijzondere scho
len zijn, beheerd door rechtspersoonlijkheid
bezittende vereenigingen en instellingen.
Gelijk we verleden week reeds konden
aankondigen doet minister Slotemaker de
Bruine in zijn Memorie van Antwoord aan
de Eerste Kamer mededeeling omtrent de
nieuwe beslissingen van de regeering t.a.v,
de spelling der Nederlandsche taal en de
verdere voornemens ten deze. Hij vat die
als volgt samen:
1. De schrijfwijze, die sinds 1934 voor de
examens geldt, blijft voor zooveel betreft
„e", „o" en „sch" gehandhaafd.
2. Een commissie wordt ingesteld, die op
de basis van het woordbeeld 1934, 1936 zal
adviseeren over de schrijfwijze der woor
den, waaromtrent twijfel bestaat en der
aardrijkskundige namen. Zij adviseert voorts
over de bastaardwoorden en de samenge
stelde woorden.
3. Nadat deze commissie haar advies ter
zake heeft uitgebracht en de regeering dien
aangaande een beslissing heeft genomen, zal
zij de nieuwe schrijfwijze in de van haar
uitgaande stukken toepassen.
4. Inzake geslacht en voornaamwoorde
lijke aanduidingen zal De Vries en Te Win
kel weder gelden.
5. De bedoelde commissie zal de vraag on
der het oog zien, in hoeverre in de toekomst
op het stuk van geslacht en voornaamwoor
delijke aanduiding wijziging wenschelijk zal
blijken.
6. Een wetsontwerp wordt gereedgemaakt,
waardoor de bemoeienis der regeering met
de schrijfwijze der taal op wettelijke basis
zal rusten.
7. Met het nemen der aangegeven beslis
singen heeft de regeering niet gewacht, tot
dat de wet zou zijn tot stand gekomen, om
dat het noodzakelijk was, onmiddellijk ze
kerheid te verschaffen en een vacuum te
vermijden.
8. De Belgische regeering zal een commis-
Woensdag 13 April.
HILVERSUM, 301.5 M. (VARA-
uitz.) 8.— Gr.pl. 9.30 Keukenpr.
10.— VPRO-morgen wijding. 10.20
Voor arbeiders in de Continu-bedr.
11.30 Voor de werkloozen. 12.—
Gr.pl. 12.451.45 VARA-orkest.
2.— Knipcursus. 2.30 Vrouwenhalf
uur. 3.Voor de kinderen. 5.30
Gr.pl. 6.05 Orgelspel. 6.30 Gr.pl.
7.10 Zang. (7.30 VPRO: Toespraak
van een pas bevestigde). 8.Herh.
SOS- en ANP-ber., VARA-Varia.
8.15 Radiotooneel. 9.30 Noviteiten
orkest. 10.ANP-ber. 10.05 Mid
denstand en hoorspel, causerie.
10.20 Zang en piano. 11.Het Es-
meralda-Septet. 11.30—12.Gr.pL
HILVERSUM, 1875 en 415,5 M.
(NCRV-uitz.) 8.Schriftlezing,
meditatie, gewijde muziek (gr.pl.)
8.30 Gr.pl. 9.30 Gelukwenschen.
9.45 Gr.pl. 10.30 Morgendienst.
11.Gr.pL 11.15 Ensemble van der
Horst. 12.— Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30
Ensemble v. d. Horst en gr.pl. 1.30
Gr.pl. 2.Vioolvoordr. met piano
begeleiding en gr.pl. 3.Christ.
lectuur. 3.20 Gr.pl. 4.Zang met
pianobegeleiding en gr.pl. 4.45 Ge
lukwenschen. 5.Kinderuurtje.
5.45 Gr.pl. 6.Land- en tuinbouw-
praatje. (6.30 Onderwijsfonds voor
de Scheepvaart: Taalles en cause
rie over het Binnenaanvaringsregl.)
7.Ber. 7.15 Boekbespr. 7.45 Rep.
8.ANP- en herh. SOS-ber. 8.15
Gr.pl. 8.30 Kon. Christ. Oratorium-
vereen. Amsterdam, Utr. Sted.
Orkest en solisten. 10.30 ANP-ber.
10.35 Dampr. 10.50 Gr.pl. Ca. 11.50
12.Schriftlezing.
DROITWICH, 1500 M. 10.20 Orgel
spel. 11.05 Gr.pl. 11.35 BBC-Mid-
land-orkest. 12.35 Gr.pl. 1.05 Het
Schotsch Studio-orkest. 1.35 De
BBC-Zangers. 2.05 Gr.pl. 2.40 Po
pulair concert. 3.05 Feminine In-
tuition, causerie. 3.20 Vesper. 4.20
Gr.pl. 4.40 B. Cotton en zijn Band.
5.20 Ber. 5.40 Landbouwpr. 6.
Cabaret progr. 6.50 Charles Ernes-
co en zijn kwintet. 7.20 Sportrep.
7.35 Variété-progr. 8.20 Ber. 8.40
Pianoduetten. 9.Sportrep. 9.20
Het Kutcher-Strijkkwartet. 10.05
Deel. 10.20 Joe Loss en zijn Band.
10.5011.20 Jazzmuziek (gr.pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 6.55—8.05
en 9.10 Gr.pl. 11.35 Orkest van de
Garde Républicaine. (12.50 Zang).
2.05 Clavecymbelvoordr. 2.20 en
3.20 Zang. 3.35 Vioolvoordr. 4.20
Cantrelle-orkest. 5.20 Cellovoordr.
5.35 Zang. 7.50 Cellovoordr. 8.20
Gev. progr. 9.5010.05 Gr.pl.
KEULEN, 456 M. 5.30 Gr.pl. 6.30
Schrammelensemble. 7.50 Dres-
densch Kleinorkest. 11.20 Orkest
van Trampersoneel. 12.35 en 1.30
Het Rheinische Landesorkest. 3.50
Gr.pl. 5.50 Kamermuziek. 6.30
12.20 Verzoekconcert.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
11.20 Gr.pl. 11.50 Omroepsalon-
orkest. 12.30 Omroepdansorkest.
12.501.20 Gr.pl. 4.20 Omroep-
salonorkest. 5.50 Cellovoordr. 6.20
Zang. 7.20 Kapel van het Regiment
Grenadiers mmv. solisten. 9.50
10.20 Omroepdansorkest. 484 M.:
11.20 Gr.pl. 11.50 en 12.30 L. Lang-
lois' orkest. 12.501.20 Gr.pl. 4.20
Fud Candrix' orkest. 4.55 Gitaar-
soli. 5.35 Zang en piano. 6.35 Gr.pL
7.20 Omroeporkest, solisten, spre
kers en gr.pl. 9.30 en 9.45—10.20
Gr.pL
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
6.30 Herbert Fröhlich's orkest (gr.
opn.) 7.20 Duitschlandecho. 7.35
Gr.pl. 8.20 Uit Rome: Turandot,
opera. (8.50 en 10.10 Ber.) 10.50
Ber. 11.05—11.20 Gr.pL
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.9.20, Luxem
burg 9.2010.20, Parijs R. 10.20—
11.05, Radio PTT Nord 11.05—11.20,
Keulen 11.2012.20, Brussel VL
12.20—12.30, Brussel Fr. 12.30
13.20, Keulen 13.20—14.20, Radio
PTT Nord 14.20—15.20, Parijs R.
15.20—15.50, Keulen 15.50—17.20,
Parijs R. 17.20—17.50, Brussel VL
17.50—18.20, Keulen 18.20—19.05,
Stuttgart 19.05—19.20, Keulen 19.20
20.20, Rome 20.2022.45, Keulen
22.45—24.—.
Lün 4: Brussel VI. 8.8.20, Lu
xemburg 8.209.20, Droitwich 9.20
—13.35, Lond. Reg. 13.35—15.20,
Droitwich 15.2017.40, Lond. Reg.
17.40—18.—, Droitwich 18—23.20,
Danmark Radio 23.2024.
Lün 5: Diversen.
sie instellen, die inzake bastaardwoorden,
samengestelde woorden, geslacht en voor
naamwoordelijke aanduiding in nauw con
tact met de Nederlandsche commissie zal ar
beiden, terwijl zü zich op de hoogte houdt
van hetgeen deze commissie inzake het
woordbeeld verricht.
Een en ander wordt in de Memorie van
Antwoord nader toegelicht. We ontleenen
daaraan het volgende:
Invoering van de schrijfwijze 1934 als ge
heel in de van haar uitgaande stukken is van
de regeering niet te verwachten.
Zij heeft echter om meer dan een reden
besloten het woordbeeld, zooals dat in regel
1 tot 3 der besluiten van 1936 en reeds van
1934 wordt omschreven e, o en sch te
aanvaarden en daarvan geen wijziging te
overwegen, behoudens wellicht een techni
sche wijziging.
Regel 4, handelend over de verbuigings
uitgangen e en en wordt in de redactie 1936
gehandhaafd.
Woordgeslacht en voornaamwoorde
lijke aanduiding.
Met betrekking tot woordgeslacht en voor
naamwoordelijke aanduiding acht de regee
ring terugkeer tot De Vries en Te Winkel op
een aantal gronden van paedagogie en taal
geboden. Zy bereidt dan ook een wijziging
voor van het bestaande besluit 1936, waar
door regel 5 en 6 vervallen. Automatisch zal
hierdoor voor geslacht en voornaamwoord
De Vries en Te Winkel weder gelden.
Men lette slechts op den aanhef van de
Kon. besluiten 1936, welk gelijk is aan die
van de Kon. besluiten 1934 en waarin met
zooveel woorden voor de examens De Vries
en Te Winkel is voorgeschreven, behoudens
eenige afwijkingen. De toestand wordt dus
deze, dat voor de examen-spelling vóór en
na een Kon. besluit geldt. Het valt niet in te
zien, waarom het onderwys gehouden zyn
zou een bepaald Kon. besluit te volgen doch
by een wyziging van dit besluit daartoe niet
meer gehouden zou zijn.
Dat de regeering reeds thans deze beslis
sing genomen heeft, dus zonder af te wach
ten de voorlichting van een commissie en
het tot stand komen van een wet, vindt zyn
oorzaak in hare overtuiging, dat er aan de
onzekerheid gelijk ook in het Voorloopig
Verslag wordt gewenscht zoo spoedig mo
gelijk een einde komen moet zoowel om
paedagogische als om economische redenen.
Dat tegen een regeling bij Kon. besluit,
die van de als wettig erkende spelling af
wijkt en niet op een wet berust, bezwaren
kunnen worden ingebracht, ontkent de re
geering niet, maar zy acht thans een voort
gaan op den bereids in 1934 ingeslagen weg
in afwachting van een tot stand te brengen
v/et, voorshands geboden, zulks om met
spoed zekerheid te verschaffen en verwar
ring te doen eindigen en om niet door het
scheppen van een vacuum nieuwe onzeker
heid en verwarring te doen ontstaan.
Het overleg met België.
De Belgische regeering heeft zich inzake
het woordbeeld hare volledige vryheid
voorbehouden; zij zou harerzijds verre de
voorkeur gegeven hebben aan een nieuw on
derzoek van het geheele spelling-vraagstuk.
Het strekt de Nederlandsche regeering even-
Ncd. bewerking
door MARifc
[DEBELMONTE
26)
Door
MARK CHANNING
Gylbundun was met Dilkoosh in den
tuin verdwenen.
„Stil jij, satansch beest", snauwde Alam
Khan.
„Het dier heeft zijn bloemkrans niet om,
zei Chirine met een kwijnend lachje. Mis
schien betreurt Shiv op vrouwenmanier
het tooisel, dat ze weet dat flatteert en dat
ze mist".
Ze wist heel goed, dat op bevel van den
Cobra eiken dag een krans van zekere
bloemen met bedwelmenden geur, waarvan
de tijgerin hield, gevlochten moest worden.
„Ze moet met de zweep hebben", bromde
Alam Khan, zijn wonderbare kracht too-
nend door 't enorme dier naar zich toe te
trekken, ,,'t Heeft geen haar gescheeld of
ze had van morgen den man gedood, die
haar den krans wilde omdoen, want toen
hy haar kop tusschen zyn handen nam,
had hy bij ongeluk den sleutel aangeraakt
Hij doelde op het stalen sleuteltje, dat
bevestigd was aan den met edelsteenen be
zetten halsband van de tijgerin. Het was
een der beide sleutels, die de binnendeur
openden van de schatkamer, waar de elkaar
opvolgende bezitters van de burchteeuwen
lang ongelooflijke schatten hadden ver
gaard. Het dier liet niemand, behalve
Alam Khan er aan raken.
„Soms denk ik, dat u meer van haar dan
van mij houdt", pruilde Chirine. „En ik
heb u lief meer dan mijn leven".
't Was waar; ze had Alam Khan lief met
het jeugdige vuur van haar primitief harts
tochtelijk karakter.
„Ik houd van wien me trouw is", ant
woordde hij, met een warmen blik in haar
richting. Chirine, die in zyn tegenwoordig
heid Shiv niet vreesde, kwam naderby. Op
haar teenen staande, strekte ze haar armen
uit naar zyn forschen hals; doch Alam
Khan trok zijn schouders op en weerde
haar af.
„Weet je zeker meer van mij, dan van
je leven te houden?" vroeg hij.
Het minste contact met het jonge vrouw
tje wond hem op; en zy wist dit heel goed,
al loochende hij het ook.
Met half gesloten oogen stak Chirine
haar lippen toe aan den man, die op haar
neerzag.
Een duister voorgevoel waarschuwde
haar, dat, zoo ze hem Diana niet terstond
vroeg, het te laat zou zyn.
„U weet wel, dat u me meer waard is,
dan de geheele wereld, 't Treft goed, dat
u hier is, want ik wilde u een gunst vragen
Zou mijn Heer niet de goedheid willen
hebben bij zijn slavin te gaan zitten en haar
alles te vertellen wat voorgevallen is, se
dert hy haar verlaten had?" Kom, daar
buiten onder de veranda is het koel".
Alam Khan aarzelde. De bekoring, die
uitging van dat slanke, soepele persoontje,
dat zich tegen hem aan nestelde, won het
tenslotte. Doch voor alles moest hy zeker
heid hebben, dat ze geen onwaarheid sprak,
en dat het Engelsche meisje werkelijk ziek
was.
Hij boog zich over Diana heen en legde
onderzoekend zyn hand op haar arm. Tij
dens de minuten, die volgden, werd niets
gehoord dan frisch geklater van fonteinen
in den tuin en gekir van tortelduiven. Een
paar maal lieten de bulbuis (soort nachte
gaal) van Chirine hun liefelijk gekweel
hooren.
,.By Allah, 't is waar", riep ten laatste
Alam Khan uit, „ze heeft koorts".
En met groote passen liep hij naar de
veranda, door Chirine begeleid.
De Perzische maakte hét zich behaaglijk
op een lagen divan tuSschen zijden kussens
van allerlei kleur en neuriede het refrein
van een klagelijk melodie, waarvan af en
toe uit het vrouwen kwartier eenige toonen
tot hen doordrongen.
Na den ketting van Shiv aan een zuil
te hebben vastgemaakt, liet de Cobra zich
naast haar neervallen, De zuivere schoon
heid van zijn „exotische liefde's bloem"
wekte opeens een even heftige als onge
motiveerde jaloezie bij hem op.
„Ben je me werkelijk trouw, mijn hon
derd bladerige roos?" vroeg hy, zijn oogen
doorborend op haar gevestigd. Als een ech
ten tyran kon hij niet aan de deugd van 'n
vrouw gelooven.
Gracieus vleide Chirine zich tegen hem
aan, intusschen een peinzenden blik wer
pend in het kleine spiegeltje, dat in kost
bare steenen gezet den ring van haar pink
versierde.
„Uw hart is meester van het mijne en ik
heb u lief", zuchtte ze voldaan. Deze man
behoorde haar en hy was haar alles
„Als ik slechts den geringsten twijfel had,
zou ik je dooden. Dat zweer ik op den
heiligen koran", hield hij aan, met zyn
vingers door zijn langen baard woelend.
Chirine keek naar een paradijsvogel, die
eén graankorreltje dat in een barst van
den marmeren vloer gevallen was, oppikte.
Zij bedacht, dat een waarzegger haar voor
speld had, dat haar nooit door eenig schep
sel kwaad zou worden gedaan.
Daarop vermengde haar zilveren lach
zich met het vogelgekweel. „En nu zou ik
uw liefde eens op de proef willen stellen.
Ik herhaal: ik heb een gunst te vragen".
„En welke dan?"
Hij haalde de op gutturalen toon gespro
ken woorden diep uit zijn borst.
„Wanneer door uw afwezigheid mijn ar
men leeg zijn", antwoordde ze kalm, „en
mijn oogen gelijk aan uitgebrande lampen,
omdat ze niet op u kunnen rusten, dan
voel ik me eenzaam.
„Je hebt toch je vrouwen?! mijn groen-
snavelige koekoek".
,,'t Is een andere vrouw, die uw slavin
begeert", fluisterde Chirine trillend van
emotie. „Een vrouw, wier lot ik geheel in
handen zou hebben, die ik beheerschte, en
die mij gezelschap hield. Geef mij dat
Engelsche meisje?"
De Cobra draaide zich om op zijn zijden
kussens en sloot Chirine in zijn armen.
„Tot gezelschap zul je haar hebben, voor
altyd, want ik ben van plan haar tot vrouw
te nemen".
HOOFDSTUK XIV.
Diamant slüpt Diamant.
Zoodra de Mongoolsche dwer/ Khoon
Colin Gray aan den dierenoppasser had
toevertrouwd, liet hy Jaffir, den bewaker
van den harem, roepen, 't Was hem bekend,
dat Alam Khan tot drie maal toe den
eunuch met doodstraf had bedreigd en dat
deze graag zijn meester zou willen verla
ten, indien hy slechts zekerheid had niet
achterhaald en naar het Paleis van den
Spiegel teruggevoerd te zullen worden,
teneinde op het Strijdplein den marteldood
te ondergaan.
De Mongool had plan hem de plaats van
majordomus in zyn harem aan te bieden,
altijd op zekere voorwaarden.
Soms, wanneer de dwerg alleen was in
verwachting van de een of andere gebeur
tenis, die beslissend kon zyn voor zijn
toekomst, liet hy zyn onbewogenheid val
len, als een masker, dat men afwerpt. Dit
was dien dag het geval, onderwijl hy met
kleine vlugge passen het in schemer ge
hulde vertrek op en neer liep. Hy over
dacht de mogelijkheid het gezag te trot-
seeren van den geduchten Man met dien
Sluier.
Khoon kende de verontrustende macht
van deze verschrikkelijke persoonlijkheid,
die elke poging om zyn invloed te onder
mijnen wist te verydelen. Weerspanningen
werden geregeld vermoord, soms werd de
straf ten uitvoer gebracht aan samen
zweerders, die zich in het verre Calcutta
of Bombay veilig waanden; tot zelfs vrou
wen ontkwamen niet aan zijn wraak.
(Wordt vervolgd).