Stad en Omgeving. JUovmüaal Tlieuws De strijd tusschen de zee en het land. GETUIGENIS-AVOND VAN „KERK EN VREDE". SCHAGERBRUG OTERLEEK In vorige eeuwen is de bescherming van het duingebied schandelijk verwaarloosd. WIERINGERWAARD DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN DINSDAG 12 APRIL 1938. In de Kapelkerk. Groot was de belangstelling zeker niet te noemen voor den getuigenisavond van wege „Kerk en Vrede", in de Kapelkerk gehouden. Er waren niet meer dan een paar honderd menschen aanwezig, voor een zeer groot deel dames. Openingswoord. Ds. Fr. K u i p e r, doopsgezind predikant hier ter stede, behandelde in zyn ope ningswoord, nadat hij was voorgegaan in gebed en had gelezen Marcus 8 van vers 31 af, het onderwerp „Wat ons als christe nen bedreigt." Spr. stelde de vraag of er iets in de tegenwoordige wereld is, dat speciaal de christenen Ledreigt en antwoordde daarop, dat alle menschen in gelijke mate worden bedreigd door een komenden oorlog. Het gevaar, dat ons als christenen bedreigt, is het gevaar, dat wij ons geloof zullen ver hezen meer nog dat wij het zullen verloochenen. Jezus heeft zelf aangekon digd veel te zullen moeten lijden, een voorspelling, welke door Petrus -verd af gewezen, waarop Jezus hem verweet niet de dingen van God, maar die der men schen te verzinnen. Dit is het gevaar, dat de christenen bedreigt. De christenen al leen? Neen, de anderen zeer zeker ook, maar zij zullen zich niet verbeelden Gods dingen te zoeken. Maar ons bedreigt het gevaar geheel der wereld gelijkvormig te worden met onze gedachten over den vorm van gasmaskers, de dikte van zol ders ter afweer van bommengevaar, de mate van ontspanning, den inhoud van preeken (bij voorkeur misschien over oorlogsteksten) en veel andere dingen meer. Zeker, wij mogen onze oogen niet slui ten voor wat rondom ons gebeurt en wij moeten lessen uit het verleden trekken en zullen dan beseffen, dat de toenemende bewapening oorlog trekt. Wij moeten nuchter en waakzaam zijn, maar bovenal geloovig, want voor ons moet de zaak van Christus belangrijker zijn dan eenig ding op aarde, van hoe groot belang ook rijn het vaderland en de medemenschen. Spr. wist wel, dat er christenen zijn, die er geen verloochening van het geloof in zien als zij meedoen aan bewapening enz., maar daarnaast zijn er die beseffen, dat het van Gods wege verboden is daaraan mee te doen, maar het tóch doen, omdat zij moedeloos zijn in hun geloof. Men schaamt zich Jezus en Zijn woord en Diens woord is op hen van toepassing: „Zoo wie zich Mijn en Mijner woorden zal ge schaamd hebben in dit zondig en over spelig geslacht, diens zal zich de Zoon des menschen ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met de heilige Engelen." In aansluiting hierop verzocht spr. ge zamenlijk te zingen Gezang 220 1. Wat wil „Kerk en Vrede?" Daarna was het woord aan dr. M. v a n der Voet, van Haarlem, voorzitter van „Kerk en Vrede" over het onderwerp „Wat wil Kerk en Vrede?" Spr. begon met op te merken, dat wij het kruis, dat door de kerken gedragen wordt, zijn natuurlijke kleur moeten doen behouden, bloedrood, als symbool van den ljjdenstijd, totdat eens de Paaschmorgen komt, het lijden voorbij is en het kruis zyn taak heeft volbracht. Op welke wijze vraagt men wat „Kerk en Vrede" wil? Daarin is groot verschil mogelijk, men kan het b.v. belangstellend of schamper doen, maar velen helaas stellen die vraag heelemaal niet. Zij interesseeren zich er niet voor, nemen „Kerk en Vrede" niet ernstig, ofschoon er geen belangrijker vraag is dan die om vrede. In de wereld van thans, nu de vrede zoo zwak staat, gaan velen schamper aan „Kerk en Vrede" voorbij, omdat zij de vredeszaak al zoowat als verloren be schouwen. De wereld marcheert naar den afgrond en wie zal haar kunnen tegen houden? Spr. kon begrijpen, dat men „Kerk en Vrede" een goed hart toedraagt, maar haar werk toch als hopeloos be schouwt. Maar wij moeten ons de vraag wat wij willen wel ter dege stellen, nu de willoos heid toeneemt ten gevolge van de vele slagen, welke de vredesovertuiging wor den toegebracht. Spr. sprak in dit verband van concentratiekampen elders, vanwaar de geest overwaait naar ons vaderland. Wat willen wij? Actie, kracht? Als velen hun zin kregen, zou „Kerk en Vrede spoedig op dood spoor worden gereden en een verboden vereeniging zijn. Spr. beant woordde de vraag „wat wij willen" eerst in het negatieve: Wij willen niet onder- grondsch wroeten, geen sabotage plegen, geen celbouwers zijn voor een politieke vereeniging. Wij willen geen politieke programma's, geen nauw verband tus- schen „Kerk en Vrede" en een of andere politieke partij, al willen wij met ont kennen, dat er invloeden uitgaan van onze vereeniging ook naar de politiek. Wij willen bovenal getuigen, omdat niemand in de kerk wil propageeren, maar getuigen al is het moeilijk de juiste grens te leggen tusschen deze twee begrippen. Het gaat niet om de mensche- lijke gevoelens en idealen, omdat in de kerk slechts God spreekt. Spr\ stelde vast, dat „K. en V." door de "breedheid van den oorlog streeft naar het humane, dat toch zeker goddelijk mag worden genoemd. «.Kerk en Vrede" erkent niet de onder werping aan den tijdgeest, wil geen com promis daarmee, want het gaat om een goddelijk protest. Wij weten wel, den oorlog niet te kunnen tegenhouden, noch dat wij den tijdgeest zouden kunnen be zweren, maar wij kunnen het wel uit- schreuwen, dat wij den oorlog niet willen. Wij zullen de graven der gesneuvelden met versieren, noch de ten oorlog trek- kenden bejubelen wij willen liever luisteren naar Hem, die opwekte te be seffen wat tot den vrede dient. Jezus Christus is het protest tegen deze wereld en naar Zijn opgeheven hand wil len wij blijven zien en dan zeggen: „Om Gods wil, dat niet!" En daartoe is wel ge legenheid als wij kijken naar Spanje of China of naar welk ander land ook, dat zijn bewapening uitbreidt. „Kerk en Vrede" wil ten opzichte van den oorlog zeggen, dat er een betere weg is dan dien van oorlog tot het beslechten van oneenigheid. Wij willen zeggen, dat bewapening geen oorlogsgeest uitfbant al is het waar dat de defensie misschien een al te agressieve houding kan bedwin gen, maar op den duur zal deze dat toch niet kunnen. „Kerk en Vrede" wil zeggen, dat zij de oplossing zoekt door de boodschap van God, omdat de boodschap van menschen faalt. Tot de kerk wil zij waarschuwend zeggen: niet langs de methode van vrees of van een compromis met het geweld, zooals b.v. de r.k. kerk deed ten aanzien van Mussolini's voorschriften; niet langs den weg der eucumenische beweging, die het probleem niet onder oogen durft te zien; niet langs den weg der verheerlijking van volk en vaderland, maar langs den weg van het geloof, door te letten op den Koning der Kerk, den Voleinder des Ge- loofs, die gezegd heeft: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld." „Kerk en Vrede" wil als een orgaan van de kerk haar plicht vervullen totdat zij als organisatie zal zijn stuk geslagen (en dat dit gebeuren kan is niet denkbeeldig) maar dan zullen er nog duizenden over blijven met profetische kracht, die dan zullen getuigen. Spr. herinnerde hierbij aan het voor beeld van Elia, die waarschuwde niet weg te loopen voor het oordeel van God. Zij, die met de wapens in de hand strijden, zullen misschien eerder moedeloos worden dan zij die hun goddelijk protest de we reld insturen. Wij leven in een wereld van geweld, maar God staat boven alles dit mag nooit worden vergeten. Slotwoord. Op spr.'s verzoek werd door de aan wezigen aangeheven Gezang 245 waar na ds. Kuiper een slotwoord sprak, in de plaats van ds. Rappold, die wegens on gesteldheid daartoe was verhinderd. Spr. herinnerde aan de woorden van Marcus 13 31 „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan." Dit is het wat wij hebben vast te houden, wat wij hebben te weten in deze wereld. De mach ten der wereld gaan voorbij, de regeerin gen en zelfs de volkeren, hoe belangrijk het een en ander ook zij, alles zal voorbij gaan, het eenige waar het op aan komt zijn de woorden van Hem, dien God als Overste Leidsman ^is gegeven heeft. Dat te weten bindt ons aan de wereld, want Hij is in de wereld gekomen om haar te ver lossen en vrij te maken van den waan, waarin zij gevangen is en waarmee zij zich ten gronde richt. Christen-zijn beteekent niet eigen heil voor zich zelf te zoeken, maar mede te dragen den nood der we reld. Het beteekent den nood mee te dra gen van de duizenden gevallenen in Span je en China en van de duizenden die nog zullen vallen. Hun nood moet ons druk ken, gaat ook ons aan, want voor allen is Jezus in de wereld gekomen en heeft Hij Zijn leven gegeven. Ons moet drukken het gevaar, dat de kerk wel Zijn woord zal nemen, maar dat haar houding zóó zal zijn, dat de wereld daar niet aan kan ge- looven. Als wij doen blijken niet aan Gods Woord te gelooven maar te vertrouwen op het kanon, loopt het mis met allen. De taak van „Kerk en Vrede" is zeker ook om samen te bidden voor de lijdenden in deze wereld. In aansluiting hierop ging spr. voor in gebed. Nadat nog gezamenlijk staande was ge zongen Gezang 13 2 en 7, werd de bijeen komst door ds. Kuiper met een zegenbede gesloten. DISTRICTSARBEIDSBEURS DOELENSTRAAT 30 TELEF. 4395. De directeur van bovengenoemd bureau deelt mede, dat heden staan ingeschreven: Groep Bouwvakken: 1 glas in loodzet- ter, 1 glazenwasscher, 1 steenbikker, 1 steenhouwer, 6 stratenmakers, 2 stratenm. opperlieden, 2 stuc. opperlieden, 2 tegel zetters, 1 granietwerker, 7 betonwerkers, 13 voegers, 26 opperlieden, 16 stucadoors, 7 schilders, 88 grondwerkers, 43 metselaars, 65 timmerlieden. Groep metaalindustrie: 1 autog. lasscher, 2 afbramers, 10 bankwerkers, 3 blikslagers, 1 carrosseriebouwer, 3 constructiewerkers, 9 electriciens, 1 fitter, 2 instrumentma kers, 3 kernmakers, 4 klinkers, 1 kopergieter, 10 loodgieters, 2 lijnwerkers, 4 machinisten, 2 machine-teekenaars, 6 metaaldraaiers, 1 metaalvijler, 1 metaalslijper, 16 monteurs, 2 orgelmakers, 1 pianostemmer, 3 plaatwer kers, 1 ponser, 3 rijwielherstellers, 1 ovenist, 1 rijwiellakker, 1 scheepsbouwer, 1 scheeps timmerman, 1 scheepswerktuigkundige, 11 smeden, 9 stokers, 1 tandtechniker, 1 voor- slaander, 5 vuurwerkers, 2 wagenmakers, 6 ijzerwerkers, 1 ijzerboorder, 1 zandbereider, 5 zandvormers. Groep Verkeerswezen: 65 chauffeurs, 12 schippers, 1 machinist binnenvaart, 2 exped. knechten, 8 koetsiers, 21 pakhuisknechten, 26 magazijnbedienden, 1 emballeur, 5 kell- ners, 5 loopknechten, 1 hotelknecht, 1 buffet- bediende. Groep Voedings- en Genotmiddelen: 61 sigarenmakers, 5 sorteerders, 1 kistenplak- ker, 1 stripper, 3 tabaksbewerkers, 2 koks, 10 slagers, 9 chocoladebewerkers, 1 koffie- stroopbrander, 2 bierbottelaars, 1 ouwel bakker, 3 zuivelbereiders, 24 bakkers. Groep Houtbewerking. 21 meubelmakers, 3 stoffeerders, 6 mach. houtbewerkers, 2 kistenmakers, 1 borstelmaker, 1 beitser, 1 beeldhouwer, 1 biljartmaker. Groep Handel: 23 vertegenwoordigers, 3 winkelbedienden, 2 colporteurs. Groep Boek- en Steendrukkerijen: 5 let terzetters, 2 drukkers. Groep Land- en Tuinbouwbedrijven: 15 tuinlieden, 26 landarbeiders, 3 bloemisten. Overige beroepen: 8 boekbinders, 4 was- schers, 1 kleermaker, 1 rietwerker, 5 schoenmakers, 1 port. huisknecht, 1 verfbe- reider, 1 kalkbrander, 1 huidenzouter, 1 klompenschilder, 1 papierbewerker, 2 con troleurs, 1 bedrijfsleider, 1 batikker, 1 administrateur, 2 boekhouders, 1 secreta rieambtenaar, 3 incasseerders, 4 zakken- stoppers, 1 reclameteekenaar, 2 verzeke ringsagenten, 18 kantoorbedienden, 39 transport- en 264 los-arbeiders. Gedeeltelijk werkloos: Tabaksindustrie 4, overige beroepen 3. Jeugdige werkzoekenden beneden 18 jaar in diverse beroepen: 39. Vrouwelijk personeel: 2 steno-typisten, 9 kantoorbedienden, 2 verkoopsters, 2 naai sters, 8 werksters. Alkmaar, 9 April 1938. De Directeur voornoemd, v. d. HEUVEL. Vergadering Coöp. Boerenleenbank. In „Het Wapen van de Zijpe" werd Zaterdagavond een algemeene vergadering gehouden van de Coöp. Boerenleenbank te Schagerbrug, waarbij 108 leden aanwezig waren. Na de opening wees de voorzitter, de heer K. Kant, op het feit, dat de economische toestand voor de boeren wel iets gunstiger is geworden, doch dat van een algemeene opleving nog niet kan worden gesproken. Immers, het aantal werkloozen is nog zeer groot, terwijl de financieele uitkomsten in de tuinders- en middenstandsbedrijven nog onbevredigend zijn. De „kleine" renteniers zijn door den terugloopenden rente-standaard in moeilijkheden geraakt. Ondanks dezen ongunstigen tijd voor het Bankbedrijf zeide spr. heeft onze Bank in het afgeloopen jaar een winstcijfer van rond 2000 kunnen maken. Na vaststelling van de notulen werd de rekening over 1937 en de balans per 31 Dec. 1937 nagezien door de heeren D. Jimmink en S. G. de Lange en daarna met algemeene stemmen goedgekeurd. Vervolgens deelde de voorzitter mede, dat de rente met 1/4 is verlaagd, waardoor deze is geworden voor spaargelden (direct opvorderbaar) van leden 2 3/4 voor 1 jaar vast 3 spaargelden voor niet-leden (direct opvorderbaar) 2% en voor 1 jaar vast 2 3/4 Voor gelden in rekening-courant wordt vergoed 2 en moet worden betaald 4 Rente van le hypotheken enz. is 3 3/4 van 2e hypotheken en borgstellingen 4 Mogelijk zal na verloop van een half jaar wederom tot rente-verlaging moeten worden overgegaan. Op voorstel van den voorzitter werd met algemeene stemmen besloten de gemaakte winst over 1937 te benutten voor afschrijving op het Bankgebouw, het meubilair en op de dubieuze vorderingen. Aan het jaarverslag ontleenen wij het volgende: Ontvangen aan spaargelden 451.823,93 en terugbetaald 395.102,11. In 1937 waren uitgegeven 98 spaarboekjes en ingenomen 50. Einde 1937 waren in omloop 730 spaarboekjes. De balans meldt een winstsaldo van 2037,03. De totale ontvangst is 3.075.783,36, de totale uitgaaf 3.075.783,36. Het totaal aantal leden op 31 Dec. 1937 is 270. Toegetreden waren in 1937 20 nieuwe leden en uitgetreden 7 leden. Bij de bestuursverkiezing werd de heer V. Bakker te Keinsmerbrug herkozen als bestuurslid, terwijl in de vacature van lid van den raad van toezicht, ontstaan door het aftreden van den heer G. Schuijt, werd ge kozen de heer J. Veuger Hz te St. Maartens brug. De heeren C. de Leeuw en P. Waiboer werden aangewezen als leden van de z.g. rekenings-commissie, waaraan als reserve lid werd toegevoegd de heer R. C. Kos te St. Maatensbrug. Daarna sprak de voorzitter waardeerende woorden tot den heer K. Schuijt, die 28 jaar lid van den raad van toezicht is geweest en thans heeft bedankt. Aan de cassière, mej. Klerk, werd ten slotte dank gebracht. Tuinbouwvereeniging. De jaarvergadering van de tuinbouw vereeniging Ons begin werd Vrijdag ge houden in café de Vries. De voorzitter, de heer Hoogvorst, me moreerde het jaar 1937, wat nog ver van gunstig genoemd kon worden. De secretaris, de heer J. v. d. Gragt, bracht het jaarverslag uit. De omzet aan de Broeker veiling bedroeg in 1937 10.541,67. De rekening van den penningmeester gaf aan als ontvangst en uitgaaf een be drag van 52,48, saldo nihil. In kas was nog 25. De bescheiden, nagezien door de heeren Bas en Zwaan, werden in orde be vonden en den penningmeester décharge verleend. Gezien den stand der geldmid delen was een onderzoek ingesteld of het werk van den bode niet per post gedaan kon worden. Het bleek dat men dan met 10 ruim volstaan kon. De bode was ech ter bereid om ook voor 10, zijnde het halve salaris, het werk te doen, waarme de de vergadering zich vereenigde. Het salaris van den secr.-penningmeester, zijnde 20, wenschte het bestuur te handhaven, aangezien men geen kans zag dit werk op andere wijze te laten doen. De heer Zwaan achtte dit standpunt niet juist tegenover het halveeren van het salaris van den bode. De heer de Vries en meerderen van het bestuur bestreden deze zienswijze, waarna het voorstel werd aangenomen. Voor de jaarvergadering der L. G. C. De heer Herman Nijland schrijft ons: Nu het Nederlandsche winterseizoen, met zijn wisselvallig weer, weer tot het verleden behoort, ontwaakt binnenkort het badleven weer alom langs de kust Duizenden en nog eens duizenden Nederlanders en vreemde lingen komen dan genieten van de stilte en de natuur in rustige kleine dorpjes aan de binnenzijde der duinen, of zoeken verpoo- zing in de groote mondaine badplaatsen, die men in ons land zoo goed vindt als in den vreemde. En van deze velen, die hun vacantie door brengen aan het zonnige wijde strand, met de oneindigheid van horizon en zeegeruisch voor zich, zullen slechts weinigen weten, dat ze staan op een plek waar eeuw na eeuw de stille strijd tusschen water en land is ge streden. Een strijd met wisselende kansen, waarin echter het water op den duur steeds de meeste triomfen vierde. Water en land! Wie dit hoort, denkt aan dijken en polders, aan velden op de zee ver overd, maar vergeet meest onze duinkust en het strand daarvóór. En toch heeft ook dit gebied een geschiedenis achter zich, die de moeite waard is om na te vorschen. Niet al tijd is het geweest zooals thans, nu nauwge zet wordt gewaakt over de resten van ons duinlandschap, dat vroeger veel uitgebreider is geweest. Integendeel. We kunnen rustig aannemen, dat voor de zestiende eeuw geen der auto riteiten werkelijk beseft heeft, dat de dui nen nog op andere wijze nut hadden, dan als terrein, waar de middeleeuwers hun jachtin stincten konden botvieren. Nog op het eind der vijftiende eeuw lezen we in een ordon nantie, hoe bevreesd de graaf is, dat in de duinen teniet zal gaan „het meeste deduyt ende geneuchte, dat wij in den voorschreven lande aldaer hebben". Deze ordonnantie be val, dat bepaalde gedeelten beplant moesten worden, om verstuiving en daardoor achter uitgang van den wildstand tegen te gaan. En wanneer we dan weten, dat dit zoo dierbare wild hoofdzakelijk werd gevormd door de welig tierende konijntjes, dan zien we meteen welke gevolgen een dergelijke kortzichtigheid moest hebben. Het konijn toch is de sterkste bondgenoot van wind en zee en maakt het deze beiden al heel erg makkelijk, om een aangrijpingspunt te vin den voor hun vernielende krachten. Het konijn vernielt de beplantingen, tast de homogene samenstelling van de duinen aan. Als voorbeeld van de teedere zorgen, die de respectieve leenheeren besteedden aan hun dierbaar wild, moge het volgende ver bod dienen: Paarden, koeipn, enz. mochten niet in de duinen loopen „opdat de conijnsberghen niet verstopt of vertreden werden". Erger nog, er bestond een „recht van afweiding", volgens hetwelk de konijnen onverlet op de aangrenzende landen mochten weiden en in het midden van de zestiende eeuw werd nog een plakkaat uitgevaardigd, waarbij ten strengste verboden werd de slooten, die de duinen van het aangrenzend land scheidden, met steile kanten te maken, omdat anders de konijntjes in het water vielen en verdron ken. De gevolgen van een dergelijke behande ling der natuurlijke zeewering aan onze westkust bleven niet uit, al mogen we ook niet al het strand verlies schrijven op reke ning van onze voorouders. Door de daling van den Nederlandschen bodem immers, waren eveneens tal van streken voorbestemd om aan het water ten prooi te vallen. Ten minste bij de gebrekkige middelen tot zee weer, waarover men in die dagen beschikte. Tal van vloeden richtten steeds weer scha de aan en in 1421 kwam het tot een ramp, waardoor 72 dorpen van den Zuid-Holland- schen Waard door het water werden bedol ven. Vijftig van deze dorpen zijn nooit meer te voorschijn gekomen. De storm, welke dezen „St. Elizabethsvloed" deed ontstaan, scheurde de stad Dordrecht van het vaste land, waardoor de burgerij bij eiken nieu wen storm met ondergang werd bedreigd. Tot overmaat van ramp bepaalde de St. Elizabethsvloed zich niet tot Zuid-Holland alleen; ook de overige kusten der Nederlan den leden geweldig. Het geheele dorp Pet ten werd door de Noordzee verzwolgen en van de vierhonderd menschen, die in de kerk waren gevlucht, ontkwam geen enkele den dood. Hier werd de duinreep tusschen Cam perduin en de Zijpe (Petten), nagenoeg ge heel vernield. In plaats van de natuurlijke, moesten hier de grondslagen worden gelegd voor een kunstmatige zeewering, die na een historie van steeds maar wijken voor de zee waarbij de kust nog eenige kilometers terug week is uitgegroeid tot dat wat we thans kennen als de machtige Hondsbossehê en Pettemer zeeweringen. En hierbij bleek het niet. Nog had men over het algemeen niet voldoende Ingezien, dat aan de duinenkust de uiterste zorg moest worden besteed, wilde men niet gedwongen worden tot het leggen van steeds meer dij ken. En de dijken in dien tijd waren ook al niet bijster betrouwbaar, gezien de schade, die iedere storm aan de kunstmatige zee weringen toe bracht De Kosmos- en Dominlusvloed in 1530, en twee jaar later de St Felixvloed, teisterden de Zeeuwsche eilanden vreeselijk. In Holland en Vlaanderen werd eveneens aan duinen en dijken onberekenbare schade toegebracht Duizenden menschenlevens gingen bij deze vloeden verloren en tot overmaat van ramp woedde er in 1532 een besmettelijke ziekte^ die alleen te Zierikzee in drie maanden tijds drieduizend menschen ten grave sleepte. Vloed na vloed teisterde de lage landen bij de zee, te veel om op te noemen, doch lang zaam zeker kwam er een einde aan de verwaarloozing der duinen. In de tweede helft der zeventiende eeuw begon men de duinen „blind" te maken, d.w.z., men trachtte het konijn uit te roelent dit schadelijk gedierte is echter eerst goed opgeruimd in de jaren 17951800, door de legering van troepen in de duinstreken. De op konijnenboutjes beluste soldaten zorgden er voor, dat de helm beplanting geruimen tijd zich vrij kon ontwikkelen. Dit was echter ook dringend noodig, want op het einde der achttiende eeuw was het met de duinen nog vrij treurig gesteld. Het rapport van een commissie van onderzoek leverde hiervan in 1798 het bewijs. Hierna kwam er echer verbetering en wie thans ziet welk een zorg er aan onze duinen wordt besteed, kan zich moeilijk voorstellen, hoe het vroeger is geweest. Afgezien van de helmbeplanting, waaraan strikt de hand wordt gehouden, zorgt het Staatsboschbeheer dat een ook voor de toekomst doeltreffend middel om verstuiving tegen te gaan in prhktijk wordt gebracht. Overal worden namelijk dennenboschen aangezet en eerlang zullen groote complexen weer een zelfden aanblik bieden als eeuwen en eeuwen her, toen de duinstrook met zware bosschen was bezet. Konijn en vrij heeft men onze uiterste west kust niet kunnen houden, maar de langooren krijgen toch niet meer de kans zich tot een even schadelijk aantal uit te breiden als vroeger. Alleen op Terschelling is het aantal konijnen uiterst gering; hier heeft men na melijk wezels los gelaten, die echter, toen de meeste konijntjes eenmaal waren geconsu meerd, zich prompt gingen toeleggen op het vangen van andere dieren; kippen, eenden enz. Het aantal van deze roofzuchtige jagers word steeds grooter, aangezien men de fout heeft begaan wezels van beiderlei kunne op de konijnen af te sturen. Wat het strand betreft, dit wordt thans verdedigd door de vele steenen hoofden, waarvan het aantal nog steeds wordt uitge breid. De zoogenaamde zeereep (de laatste duinenrij voor het strand) staat onder voort durende controle van het rijk. Met alle hulpmiddelen van onze technisch zoo gevorderde eeuw, wordt krachtig ge streden om een einde te maken aan het 1 and- verlies, dat al aanzienlijk genoeg is geweest. Wie thans staat op het strand, zou eeuwen geleden op dezelfde plek waarschijnlijk in het land hebben gestaan. En waar men nu de zee ziet, strekte zich vroeger het duin landschap uit. Door afslag en verstuiving is de toestand geworden, zooals ze nu is en de uiterste krachtsinspanning blijft noodig, om te voorkomen, dat de zee nog meer wint. Dat zijn dingen, die men zomers bij mooi weer niet zoo direct bedenkt, als de zee zoo vredig lijkt en kalm. Daarvoor moet men eerst het woeden van de kokende golven hebben meegemaakt tegen duinen en dijken, wanneer de winterstormen het zoute water opzwiepen tot een bruisende woestheid. Dan ziet men onze kust zooals ze werkelijk is en door de eeuwen heen is geweest! te Schermerhorn werden als afgevaardig den volgens rooster aangewezen de heeren S. Hoogvorst, J. v. d. Gragt en K. Munt- jewerf en als plaatsvervangers de heeren Jb. Leegwater, P. Bloothoofd en J. Bos. De behandeling van de beschrijvingsbrief nam heel wat tijd in beslag. Bij de rondvraag vroeg de heer Datema naar de resultaten van onderzoek naar de draaihartigheid. Het bestuur deelde echter mede, dat daarover nog niets definitiefs is te zeggen. De lezing die er over is gehouden, zal in brochurevorm verschijnen. Hierna sluiting. Dijkgraaf en heemraden en hoofdinge landen hebben Zaterdagmiddag 3 uur onder leiding van dijkgraaf Haringhuizen ver gaderd. Afwezig was de heer H. K. Koster met kennisgeving van verhindering. Medegedeeld werd o.a.: 1. Dat de Barsinger weg vaart uitgediept is tot aan de boerderij van den heer J. Borst; het laat zich aanzien, dat voor het verdere gedeelte de geraamde kosten voldoende zul len zijn. 2. Dat de Keins gereed is gekomen voor 2809,75, waaronder begrepen voor uit breiding 269,75; de gemeente draagt van het totaal de helft bij. 3. Dat door Ged. Staten goedgevonden werd, dat de Teetjeswegbrug vervangen wordt door een aarden dam met duiker. Van den heer C. Schenk e.a. belangheb benden was een hernieuwd verzoek inge komen betreffende een bijdrage van 400 in de aanlegkosten van uitwegen langs den Westfrieschen dijk. Met eenige toelichting adviseerde het bestuur het verzoek in te willigen. Conform besloten. Vastgesteld werd een wijziging van het algemeen Waterschapsreglement Eveneens werd vastgesteld een wijziging van de verordening van den polder. In de eerste plaats ligt het in de bedoeling om b.v. bij afgekeurde slooten te bepalen, dat deze dan 15 c.M. dieper gemaakt moeten worden. Daarna kwam als vervolg op het ge sprokene in de vorige vergadering inzake verbetering van den Molenweg wederom een zeer breedvoerige discussie. De voor zitter lichtte toe, dat de opzet is geweest 't verbeteren om 't uitglijden der paarden te voorkomen. Verleden jaar was voor 300 M. f 1000 begroot. Er is 480 M2. verbeterd voor 720. De weg heeft een ronding van 3 c.M. Wat nu nog gedaan moet worden, zal onge veer 1.50 per M2. kosten. Wanneer de zijkanten tot op een hoogte van 9 cM. worden aangevuld, zal het 0.85 kosten, behalve het walsen. Bovendien zou dan de geheele weg geteerd moeten worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9