Het Electriciteits-vraagstuk GEMEENTERAAD VAN HEILOO. Waarom gaat Alkmaar procedeeren? WAT ACHTER ONS LIGT. De gemeentebegrooting eindelijk behandeld. De rioleering op 1 Juli a.s. in werking. verplichte aansluiting. ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 29 APRIL 1938: gaan Er zijn den laatsten tijd eenige min der waardeerende woorden aan het adres van de gemeente gericht in ver band met het feit, dat deze besloten heeft tegen de Provincie over haar recht van stroomdistributie te procedeeren. Men heeft hier en daar den indruk willen wekken, dat Alkmaar niet alleen iers doms, maar ook iets ontoelaatbaars zou willen doen en, met het oog daarop, heeft de wethouder van de Lichtbedrij- ven, de heer T. Bonsema, dezer dagen in het Stadhuis een persconferentie be legd om daarin nog eens de geschiedenis van onze electriciteitsvoorziening uiteen te zetten, waaruit men ten slotte zal kunnen eoncludeeren, dat Alkmaar niet alleen het recht maar zelfs den plicht heeft door onpartijdige rechters te laten uitmaken of het gedwongen kan wor den een winstgevend bedrijf zonder meer te laten confisqueeren. Een blik m het verleden. In 1913 dus 25 jaren geleden stond Alkmaar voor een moeilijke keuze. Men had toen te beslissen of men elec- trischen stroom zou betrekken van de West Friesche Electriciteitsmaatschappij of van de Kennemer Electriciteitsmaatschappij, met als derde mogelijkheid, dat men een bedrijf zou stichten waarin men zelf den stroom zou kunnen opwekken. Alkmaar zou heden ten dage in dezelfde gunstige omstandigheid verkeeren als ge meenten als Amsterdam en Haarlem, inüen men destijds tot 't laatste had besloten. Maar de raad zag blijkbaar een te groot risico in het stichten van een eigen opwekkingsbe- drjf, zoodat besloten werd, den stroom van een der beide maatschappijen te betrekken. Waarschijnlijk had de Kennemer maat schappij er kennis van gekregen, dat de ta rieven van de West-Friesche voordeeliger waren, en om dit verschil te nivelleeren bood de Kennemer maatschappij aan geen kolenclausule in de voorwaarden op te ne men. Wanneer dus in de komende 25 jaren de kolen d'iuioer, ot «oedkooj er zouden worden waarbij het eerste het meest waar schijnlijke was, zou Alkmaar toch denzelf den, eenmaal vastgestelden stroomprijs blij ven betalen en dit gaf den doorslag om met de Kennemer maatschappij tot een overeenkomst te geraken. In 1915 werd de Kennemer Electriciteits maatschappij door de Provincie overgeno men en kreeg de gemeente dus met het P. E. N. te maken, maar de voorwaarden bleven ongewijzigd, zoodat wanneer de gemeente dat gewild had tot 1 Januari 1938 daaraan niets veranderd zou zijn ge worden. De Provincie dringt op wijziging aan. In 1918 vroeg de Provincie om de drie jaar eens nader over de contractsvoorwaar den te spreken. De oorlogsjaren vergden groote uitgaven van de Provincie voor de electriciteitsvoorziening. Loonen stegen en materialen als koper werden duurder, ter wijl ook de kolen prijzen beduidend om hoog gegaan waren. Men had een strop aan het met Alkmaar gesloten contract en drong op wijziging aan. Alkmaar verklaarde zich in 1922 tot tegemoetkoming bereid en een commissie van zes personen, waarvan er drie door de provincie en drie door de gemeente be noemd waren, kwam tot algeheele overeen stemming. Alkmaar aanvaardde geheel vrijwillig want het kon daartoe niet worden gedwongen een kolenclausule waar in ook de hoogere loonen en hoogere koperprijzen verwerkt waren, een ko lenclausule waarvan de gemeente niet anders dan nadeel gehad heeft. De tarieven werden gewijzigd en besloten werd, dat men om de drie jaar een en ander opnieuw zou kunnen bekijken. In 1925 werd niets gevraagd en in 1928 was men in Alkmaar van meening, dat men genoeg tegemoetkoming betoond had en werd een verdere verhooging van lasten door de gemeente geweigerd. De provincie ging een andere richting uit. De electriciteitsvoorziening kostte de pro vincie enorme bedragen, maar in Alkmaar was men zeer terecht van meening, dat dit niet werd veroorzaakt door hoogere be drijfskosten, maar door een streven ook de zoogenaamde onrendabele gebieden van Stroom te voorzien. Dat eischte kapitalen aan het leggen van kabels en het treffen van voorzieningen, maar men heeft zich in Alkmaar op het standpunt gesteld, dat de gemeente daarvan niet mede de kosten behoefde te dragen. Men mag van meening zijn, dat het een algemeen belang is ook het onrendabele ge bied van stroom te voorzien, maar dan is dit allereerst een provinciaal belang en zal de geheele provincie daaraan moeten bij dragen. En nu deed zich deze onrechtvaardigheid voor, dat de provincie alleen voor een bijdrage in deze kosten druk kon uitoefenen op de gemeenten, welke haar stroom be trokken en dat gemeenten als Amsterdam, dat eigen stroom opwekt en deze ook aan de Zaanstreek levert en Haarlem, dat weer aan Heemstede levert, geheel buiten schot konden blijven. Twee-derde van de stroomverbrui kers werd zoodoende uitgeschakeld en het overblijvende derde deel zou groo- tendeels de kosten moeten dragen van voorzieningen, welke de geheele pro vincie ten goede moeten komen. Had Alkmaar getoond niet onwillig te zijn bij te dragen bij hoogere bedrijfsonkosten, men gevoelde er niets voor ook bij te dra gen voor een provinciale bemoeienis, waar van de kosten slechts op een klein aantal gemeenten verhaald zouden worden. Alkmaar in gunstiger conditie dan Hilversum. Dat alles ten slotte op een gebruik maken van de machtspositie aankomt, kan blijken uit het feit, dat Hilversum gedwongen kan worden en dan ook gedwongen wordt, om nog veel zwaardere offers te brengen. Alk maar schakelt zelf om van hoogspanning op laagspanning en in Hilversum gebeurt dit door de Provincie. Daar heeft men het dus in zijn macht aan het leveren van transfor matoren voor nieuwe wijken bijzondere eischen te stellen. In Alkmaar bedient men ook de industrie, in Hilversum heeft men al de ondervinding opgedaan, dat een in- dustrieele onderneming gedwongen werd rechtstreeks van de Provincie te betrekken. Waarschijnlijk zal Hilversum, voor het met algeheele overname van het hedrijf door de Provincie bedreigd wordt, wel gelegenheid krijgen, evenals Alkmaar, een termijn van 25 jaar zelf te distribueeren, welke kwart eeuw nog niet is verstreken. Maar Hilversum is ook nu reeds een groote bron van in komsten omdat de provincie daar niet recht streeks levert, maar de stroomlevering laat geschieden door het Amsterdamsche bedrijf. Het Gooi wordt dus practisch vanuit Am sterdam van stroom voorzien en het is op merkenswaard voor het verschil in tarieven, dat de provincie op deze wijze al een 200.000 per jaar verdient. Trouwens Zaan dam, dat rechtstreeks van Amsterdam den stroom betrekt, heeft deze een derde deel goedkoopei dan wanneer de stroom door de Provincie zou worden geleverd. Veranderde opvattingen. Er heeft zich in verloop van den contract- tijd in de opvattingen van de Provincie een merkwaardige ommekeer voorgedaan. Men heeft zich daar toch vroeger op het standpunt gesteld, dat het de taak der Pro vincie was den stroom en gros te leveren en dat de gemeenten de taak hadden dezen stroom te distribueeren. Een merkwaardig voorbeeld daarvan ver toont de geschiedenis der electriciteitsvoor ziening van Limmen, waar men in 1919 niet erg gesteld was op een eigen distributie bedrijf. Maar op 14 November van dat jaar schreef de Provincie aan het gemeente bestuur: „ons bedrijf blijft op deze wijze een tweeslachtig karakter dragen. Het bljjkt niet alleen belast met stroom levering in het groot, maar ook met stroomlevering aan huis, een taak, welke naar den opzet, niet de taak van het gewest is. Aan dezen toestand moet een einde komen. De gemeente moet eindelijk haar natuurlijke taak ten op zichte van het gewest overnemen". Voor 1 Januari 1920 moest Limmen zich bereid verklaren en Limmen en andere ge meenten hebben dat gedaan. Het is niét te verwonderen, dat men eenigszins sceptisch staat tegenover een provinciale opvatting, welke thans van een geheel tegenovergestelde meening getuigt. De Provincie zegt het contract op. Op 18 December 1935 heeft de Provincie het gemeentebestuur van Alkmaar deeld, dat zij heeft besloten om met van 1 Januari 1938 de stroomlevering e. .os te beëindigen en zelf de levering aan huis te doen geschieden. Op 16 Januari 1936 protesteerde de gemeente en vroeg waaraan de Provin cie het recht ontleende het contract op te zeggen en op 12 Mei van dat jaar kwam het merkwaardige antwoord, dat de Provincie zich daartoe geboden achtte door het belang eener zoo doel matig mogelijke electriciteitsverzorging in het Provinciale concessie-gebied. De Provincie vond daartoe den rechtsgrond en den rechtsplicht in de Rijksconces sie. Het gemeentebestuur heeft daarna aan de Provincie en aan de betrokken ministers die sindsdien steeds op de hoogte van de correspondentie werden gehouden mede gedeeld, dat zij zich met deze veranderde opvatting der provincie niet kon vereenigen. Op 1 Januari 1938 liep de concessieter mijn, overeengekomen met de K.E.M. en later overgenomen door het P.E.N. af en op 24 Juni 1936 werd met het opnieuw ver- loopen van een driejarige periode weer aan de gemeente gevraagd of deze met in gang van 1 Januari 1937 niet opnieuw tot een tariefswijziging zou willen komen. Op 9 Juli 1936 heeft Alkmaar daarop laten weten, dat het bereid was, op redelijke gronden, ook voor den nog resteerenden korten tijdsduur van het contract, het tarief te veranderen, maar op 5 Augustus d.a.v. heeft de Provincie daarop geantwoord, dal deze bereidverklaring in de onderhandelin gen over de overname betrokken zpu kun nen worden. Wat er bij het eindigen van het contract gebeurde. Men weet hoe eind December de Alkmaar- sche Raad in spoedvergadering moest bijeen komen omdat de Provincie dreigde bij niet aanvaarden van den voorgestelden over gangstermijn en de daaraan verbonden hoo gere tarieven op 31 December des avonds te twaalf uur de gemeente voor onbepaalden tijd in het donker te zullen zetten. Men heeft de gemeente toen gedwongen tot een hooger tarief gedurende den termijn van onderhandelingen, dat neerkomt op een bedrag van 130.000 meer dan tot dusver betaald werd. Zou men binnen een bepaal den termijn volgens het tarief-van Swaay, tot een overeenkomst komen, dan zou het nieuwe tarief geldig zijn met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1938. Op 18 Febr. berichtte de Minister van Waterstaat, mede namens zijn ambtge noot van Binnenlandsche Zaken om dat de gemeente de tusschenkomst der regeering gevraagd had dat de regee ring besloten had te bevorderen, dat rechtstreeksche stroomlevering door het Provinciale bedrijf zou worden ingevoerd voor die streken der provincie waar de levering tot dusver geschiedde door een gemeentelijk distributiebedrijf, welke haar energie betrekt van het Prov. be drijf en men kon niet anders verwach ten, dan dat deze uitspraak voor een 25 Noc#dhollandsche gemeenten het doodvonnis zou beteekenen. Vertegenwoordigers der gemeente hadden in Den Haag een bespreking met de betrok ken ministers, maar op 17 Maart j.L werd door den minister van Waterstaat, mede na mens zijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken, medegedeeld, dat de besprekingen van 23 Februari de regeering tot het oordeel geleid hadden, dat spoedige overname door de Provincie bevorderd moest worden en dat de Raad zich vóór 1 Juni van dit jaar daar over zou moel~n uitspreken. Daarmede was aan het praten en onder handelen een einde gekomen. Kan Alkmaar tot toegeven worden gedwongen? Vele gemeenten hebben in verloop van jaren hun bedrijven aan de provincie over gedaan en zij hebben daarmede een onvoor- deelige transactie verricht daar de voorwaar den van overname veel slechter waren dan die welke nu gbsteld worden. Men heeft den laatsten tijd wel eens gezegd, dat Alkmaar zal moeten toegeven omdat anders deze ge meenten te duidelijk gedupeerd zouden blij ken, maar men mag daarbij niet over het hoofd zien, dat al deze gemeenten hun be drijven vrijwillig hebben overgedaan en zich dus niet op een onrechtvaardige behande ling t.o.v. Alkmaar kunnen beroepen. Alkmaar vraagt zich op dit oogenblik af op welk recht de Provincie zich baseert wan neer zij de stroomlevering aan de gemeente opzegt. Wij hebben aldus de Provincie dat recht krachtens de Rijksconcessie en zij beroept zich daarbij op art. 4 alinea I van de concessie-voorwaarden waarin woordelijk het volgende wordt gezegd; „De concessionaresse is verplicht, voor zoover deze verplichting voor ons of van onzent wege niet aan een ander is opgelegd, binnen het gebied, waar over zich hare concessie uitstrekt, met inachtneming van artikel 6 (dat alleen den tijdsduur regelt) eiken gegadig- d e het verkrijgen van electrischen stroom te waarborgen". En Alkmaar stelt zich thans op het stand punt, dat het als gemeente zeer zeker tot die genoemde gegadigden moet worden gere kend. Het staat daarin niet alleen. De Vereeniging van Stroomdistributiebe- drijven in Nederland waarvan alle nog distribueerende gemeenten lid zijn heeft reeds op 9 April 1935 in een adres aan den minister van Waterstaat uiteengezet, dat de gemeente tot de gegadigden moeten worden gerekend en daarbij zes adviezen van professoren in het staatsrecht overge legd, die deze materie bestudeerd hebben en daarover een oordeel hebben uitgesproken. Vier van deze hoogleeraren kwamen onom wonden tot de conclusie, dat de gemeenten tot de gegadigden behooren en twee namen een tusschenstandpunt in, waarbij evenwel niet definitief de zijde van de provincie werd gekozen. Alkmaar heeft juridische adviezen inge wonnen van mr. Blaupot ten Cate, van pro fessor Gerbrandy en van den stadsadvocaat mr. A. E. J. Nysing uit den Haag, die allen volkomen de opvatting van onze gemeente deelen. En met het oog op deze adviezen is besloten den Nederlandschen rechter in deze kwestie te mengen om een onpartijdige uit spraak te kunnen krijgen. Liever zou men dit natuurlijk niet gedaan hebben, men pro cedeert als gemeente niet gaarne tegen het bestuur van de eigen provincie, maar er blijft, als men zich niet onvoorwaardelijk wil overgeven, geen andere mogelijkheid open. Wat er voor Alkmaar op het spel staat. Aan het behoud van het distributiebedrijf zijn voor Alkmaar zeer groote voordeelen verbonden. Het staat geenszins vast, dat de stroomverbruikers te dezer stede door de Provincie goedkooper bediend zou den worden. De door de Provincie in gevoerde vastrecht-tarieven zijn voor kleine verbruikers onvoordeeliger en ook voor de grootere verbruikers zijn de voordeelen geenszins aanwijsbaar. De service van gemeentewege is beter dan die welke men vanuit Bloemendaal zal kun nen geven. Bovendien mag niet voorbij ge zien worden, dat het gemeentelijke gasbe drijf, wanneer het electriciteitsbedrijf ver dwijnt, zeer zwaar belast zal worden. De di recteur, meteropnemers en quitantieloopers, die nu gelijktijdig voor twee bedrijven kun nen optreden, zullen dan alleen ten koste van het gasbedrijf komen, terwijl men hun diensten toch niet zal kunnen missen. Het gevaar bestaat, dat de Provincie den eersten tijd door bijzondere aanbiedingen stroom verbruikers voor electrisch koken zal wil len winnen, waarvan het gasbedrijf de na- deelige gevolgen kan ondervinden, terwijl men hier overtuigd is, dat voor koken en verwarming gas beter dan stroom is. Alkmaar heeft de laatste jaren 300.000 per jaar uit het distributiebedrijf verkregen, wat na de tariefsverhooging nog plus minus 200.000 zou bedragen. Wij ontvangen reeds de maximum bijdrage van het Rijk uit het Werkloosheidssubsidiefonds en een belang rijke belastingbijdrage. Daarmede zijn een paar ton gemoeid. De f 130.000 tariefsverhoo ging, nu reeds door de Provincie bedongen, zullen uiteindelijk van het Rijk moeten ko men en wanneer we het bedrijf definitief zouden moeten afstaan en dus een bedrag van 200.000 aan de winst daaruit zouden missen, zou het Rijk een zoo groot bedrag aan onze tekorten moeten bijpassen, dat wij onder de noodlijdende gemeenten zouden komen. Wanneer wij later weer op eigen beenen kunnen staan, zullen deze bedragen door de burgerij extra moeten opgebracht worden en ook wanneer de gemeente door de voorge nomen wettelijke regeling van een belas tingverruiming meerdere bronnen van in komsten zou moeten aanboren, zou de burge rij van dit alles de dupe moeten worden. Een wetsontwerp tot wettelijke regeling van de electriciteitsvoorziening voor het ge heele land waarbij ook de groote gemeen ten in het gedrang zouden komen is in de afdeelingen zoo slecht ontvangen, dat het wellicht weer ingetrokken zal worden. Alk maar vindt steun in een adres van de Ver. van Ned. Gemeenten aan de regeering en men mag tenslotte niet voorbijzien, dat alle regeeringsmaatregelen tot dusver niet op een wettelijke regeling maar op in verloop van tijd genomen Koninklijke Besluiten be rusten. Zal Alkmaar mogen procedeeren? Alkmaar, dat een millioen in het electri citeitsbedrijf heeft gestoken, is bereid voor het behoud van dit zelf opgekweekte bezit te strijden en het is nu de groote vraag of de regeering die het standpunt der Provincie deelt aan de gemeente de vereischte toe stemming zal geven het proces tegen de Provincie te voeren. Het Rijk zou die toestemming met het oog op de daaraan verbonden hooge kosten kunnen weigeren, maar de Ver eeniging van Stroomdistributiebedrij- ven neemt het leeuwendeel van de proceskosten voor haar rekening, zoodat dit argument geen gewicht in de schaal kan leggen. Er gaan geruchten, dat de regeering over de proceskwestie advies aan Ged. Staten zou vragen, maar men wil in Alkmaar niet aannemen, dat de regeering zou kunnen be sluiten tot, wat men hier noemt, bij den duivel te biecht te gaan. Wordt het procesvoeren toegestaan, dan is de tweede vraag of de Provincie niet zulke hooge tarieven zal berekenen, dat Alkmaar ten slotte een papieren overwinning behaald heeft. Dit nu neemt men hier ter stede niet aan. Door de verhooging met 130.000 per jaar behoort Alkmaar tot de best betalende gemeenten en men kan de gemeente moreel gesproken niet hooger aanslaan dan andere, welke van dezelfde provin ciale diensten gebruik maken. Zekerheidshalve zal in de procesvoering ook de tarievenkwestie aan de orde worden gesteld. Het proces is niet alleen voor Alkmaar van belang. Ten slotte mag niet uit het oog worden verloren, dat de uitspraak in het te voeren proces niet alleen voor Alkmaar van be lang is. Wanneer de Provincie wint, bestaat de mogelijkheid, dat in andere deelen van ons land waar men de toestanden zooals ze in Noord-Holland bestaan niet kent de Provinciale bedrijven het voorbeeld van onze Provincie gaan volgen, waardoor vele gemeenten de dupe kunnen worden van een rechterlijke uitspraak. Gemeenten in Noord-Holland, die reeds vrijwillig overgingen, hebben de consequen tie van eigen beslissing te dragen, maar er zijn er nog een 25-tal, die nog geen beslis sing hebben genomen, grootere gemeenten als Hilversum, dat volkomen achter Alk maar staat en kleinere voor wie de uitslag van dit proces voor de grootste beteeke- nis is. Het is geen wonder, dat in vele van die gemeenten dezer dagen is besloten om, inzake de overdracht van het bedrijf aan de Provincie, nog geen beslissing te nemen, maar de uitspra'ak van het Alkmaarsche pro ces af te wachten. Aller blikken zijn thans op Alkmaar ge vestigd, dat de strijd direct voor zich zelf en indirect voor vele andere gemeenten zal aanbinden en in al die plaatsen hoopt en verwacht men, dat van Alkmaar ten tweede male de victorie zal mogen komen. Gisteravond kwam de gemeenteraad in voltallige zitting bijeen onder voorzitter schap van burgemeester jhr. N. van Foreest. Na vaststelling der notulen werden de twee ingekomen stukken een schrijven van Ged. Staten en een brief van den heer P. de Jager met dankbetuiging voor zijn benoeming tot lid van het burgerlijk arm bestuur voor kennisgeving aangenomen. Verkoop bouwterrein aan den Zeeweg. Voorgesteld werd om aan den heer M. J. G. van Rossum op zijn aanvraag een per ceel bouwterrein te verkoopen aan den Zeeweg, ter grootte van ongeveer 570 M2., voor f 1140. Conform besloten. Wijziging politieverordening. B. en W. stelden voor om in art. 30 bis van de Algemeene Politieverordening de woorden „in het niet landelijk gedeelte van de gemeente" te vervangen door „elders dan in het landelijk gedeelte van de ge meente, als bedoeld in de Reclame-verorde ning Noordholland", om het in overeen stemming te brengen met deze provinciale verordening. Aldus besloten. Onderhoud Vennewatersweg. Bij raadsbesluit van 15 November 1922 werd tot wederopzegging een bijdrage in de kosten van onderhoud van den Venne watersweg verleend, groot een vierde van de in het betrekkelijk dienstjaar werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, tot een maximum van 75 per jaar. Sedert het nemen van dat besluit is de situatie ten opzichte van dat onderhoud be langrijk gewijzigd; de weg is geplaatst op het aanvullend wegenplan, waardoor een bijdrage in de kosten van onderhoud wordt verkregen, en bovendien is de weg in eigendom overgegaan aan het hoogheem raadschap Noordhollands Noorderkwartier. Een der belangrijkste argumenten, inder tijd aangevoerd voor de verkrijging van de bijdrage, n.1. dat de Vennewatersweg de verbindingsweg was van Heiloo naar zee, is door het aanleggen van den Zeeweg verval len. Op grond van die gewijzigde omstandig heden stelden B. en W. voor, om het ver- leenen van die bijdrage met ingang van 1 Januari 1939 op te zeggen. Een vraag van den heer Opdam of de gemeente hiermede ook rechten zou ver liezen, werd door den voorzitter ont kennend beantwoord. Het voorstel werd hierna zonder stemming goedgekeurd. Premie Ziekenfonds. Ten aanzien van het adres van de samen werkende organisaties te Heiloo, aangeslo ten bij het N. V. V., inzake betaling van premie voor het ziekenfonds door werk- loozen (invoering van de zoogenaamde 1/3 regeling) adviseerden B. en W. tot een afwijzende beschikking. Bü becijferingen zeiden zij o.a.: Een regeling, waarbij allen die als werk- looze steun ontvangen c.q. te werk gesteld zijn, zelf een derde der premie zouden be hoeven te betalen, zou kunnen leiden tot het onjuiste gevolg, dat iemand die uit hoofde van gezinsinkomsten slechts een ge ring bedrag aan steun ontvangt, een grooter reductie op de premie zou genieten dan personen, die een hooger steunbedrag ont vangen, doch wier gezinsinkomsten lager is. M. a. w. de mate van den steun, i .d. re ductie, staat niet in de juiste verhouding tot de behoefte. De invoering der regeling achten wij ook met het oog op de daaraan verbonden con sequenties bedenkelijk. Wij voorzien dat er een motief uit zal ontstaan om de regeling ook voor de personen die door het Burger lijk Armbestuur worden gesteund in te voe ren, mogelijk zelfs voor andere groepen der bevolking, welker inkomen niet hooger is, dan dat van werkloozen. Een vraag die zich reeds onmiddellijk voordoet is, of de gesteunde kleine boeren en straks de tuinders die onder de op komst zijnde steunregeling zullen vallen, in de re geling dienen te worden begrepen. Wij achten een groot deel van de werk loozen volkomen in staat om de zieken fondspremie te blijven betalen en wij zou den er geen genoegen mee nemen, wanneer zij, die in staat moeten worden geacht tot het vervullen van hun plicht om zich en hun gezin te verzekeren, aan dien plicht niet zouden voldoen. Wij zouden ongetwij feld overwegen of zij. die daarin nalatig zouden blijven, in het genot van het maxi mum steunbedrag zouden kunnen blijven. Mochten sommige gezinnen door de te be talen premie te zwaar belast worden, dan zouden die in aanmerking kunnen komen voor plaatsing op de lijst voor vrije genees kundige behandeling. Voorts dient te worden overwogen, of er aanleiding bestaat het verschil tusschen het inkomen van iemand die in het vrije bedrijf werkt en de voordeelen die een werklooze geniet, nog te verkleinen. Ten slotte wezen B. en W. er op, dat er op de begrooting geen gelden voor het be sproken doel zijn uitgetrokken, dat het hier geldt een uitgave, die jarenlang zal blijven bestaan en die daarom een verlaging van belastingdruk in de meer of minder nabije toekomst zal tegenhouden. De heer Sengers erkende de moeilijk heid van inwilliging van het verzoek, maar had toch ook bezwaren tegen het prae- advies. Zoo vroeg hij of het inderdaad voor de gemeente voordeeliger zou zijn de risico voor ziekte van behoeftigen op zich te nemen. De heer G r e e u w wees erop, dat om liggende gemeenten wél de 1/3-regeling invoerden, hoewel zij er nog slechter voor staan dan Heiloo. Spreker had ver wacht dat B. en W. met méér gegevens ten aanzien van de „billijkheid" waren geko men. De gemeenten mogen, blijkens mede- deeling van den minister, de regeling wel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9