Het Electriciteits-vraagstuk
GEMEENTERAAD VAN HEILOO.
Waarom gaat Alkmaar procedeeren?
WAT ACHTER ONS LIGT.
De gemeentebegrooting eindelijk behandeld.
De rioleering op 1 Juli a.s. in werking.
verplichte aansluiting.
ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 29 APRIL 1938:
gaan
Er zijn den laatsten tijd eenige min
der waardeerende woorden aan het
adres van de gemeente gericht in ver
band met het feit, dat deze besloten
heeft tegen de Provincie over haar
recht van stroomdistributie te
procedeeren.
Men heeft hier en daar den indruk
willen wekken, dat Alkmaar niet alleen
iers doms, maar ook iets ontoelaatbaars
zou willen doen en, met het oog daarop,
heeft de wethouder van de Lichtbedrij-
ven, de heer T. Bonsema, dezer dagen
in het Stadhuis een persconferentie be
legd om daarin nog eens de geschiedenis
van onze electriciteitsvoorziening uiteen
te zetten, waaruit men ten slotte zal
kunnen eoncludeeren, dat Alkmaar niet
alleen het recht maar zelfs den plicht
heeft door onpartijdige rechters te laten
uitmaken of het gedwongen kan wor
den een winstgevend bedrijf zonder
meer te laten confisqueeren.
Een blik m het verleden.
In 1913 dus 25 jaren geleden stond
Alkmaar voor een moeilijke keuze.
Men had toen te beslissen of men elec-
trischen stroom zou betrekken van de West
Friesche Electriciteitsmaatschappij of van
de Kennemer Electriciteitsmaatschappij,
met als derde mogelijkheid, dat men een
bedrijf zou stichten waarin men zelf den
stroom zou kunnen opwekken.
Alkmaar zou heden ten dage in dezelfde
gunstige omstandigheid verkeeren als ge
meenten als Amsterdam en Haarlem, inüen
men destijds tot 't laatste had besloten. Maar
de raad zag blijkbaar een te groot risico in
het stichten van een eigen opwekkingsbe-
drjf, zoodat besloten werd, den stroom van
een der beide maatschappijen te betrekken.
Waarschijnlijk had de Kennemer maat
schappij er kennis van gekregen, dat de ta
rieven van de West-Friesche voordeeliger
waren, en om dit verschil te nivelleeren
bood de Kennemer maatschappij aan geen
kolenclausule in de voorwaarden op te ne
men. Wanneer dus in de komende 25 jaren
de kolen d'iuioer, ot «oedkooj er zouden
worden waarbij het eerste het meest waar
schijnlijke was, zou Alkmaar toch denzelf
den, eenmaal vastgestelden stroomprijs blij
ven betalen en dit gaf den doorslag om
met de Kennemer maatschappij tot een
overeenkomst te geraken.
In 1915 werd de Kennemer Electriciteits
maatschappij door de Provincie overgeno
men en kreeg de gemeente dus met het
P. E. N. te maken, maar de voorwaarden
bleven ongewijzigd, zoodat wanneer de
gemeente dat gewild had tot 1 Januari
1938 daaraan niets veranderd zou zijn ge
worden.
De Provincie dringt op wijziging
aan.
In 1918 vroeg de Provincie om de drie
jaar eens nader over de contractsvoorwaar
den te spreken. De oorlogsjaren vergden
groote uitgaven van de Provincie voor de
electriciteitsvoorziening. Loonen stegen en
materialen als koper werden duurder, ter
wijl ook de kolen prijzen beduidend om
hoog gegaan waren.
Men had een strop aan het met Alkmaar
gesloten contract en drong op wijziging
aan. Alkmaar verklaarde zich in 1922 tot
tegemoetkoming bereid en een commissie
van zes personen, waarvan er drie door de
provincie en drie door de gemeente be
noemd waren, kwam tot algeheele overeen
stemming.
Alkmaar aanvaardde geheel vrijwillig
want het kon daartoe niet worden
gedwongen een kolenclausule waar
in ook de hoogere loonen en hoogere
koperprijzen verwerkt waren, een ko
lenclausule waarvan de gemeente niet
anders dan nadeel gehad heeft. De
tarieven werden gewijzigd en besloten
werd, dat men om de drie jaar een en
ander opnieuw zou kunnen bekijken.
In 1925 werd niets gevraagd en in 1928
was men in Alkmaar van meening, dat men
genoeg tegemoetkoming betoond had en
werd een verdere verhooging van lasten
door de gemeente geweigerd.
De provincie ging een andere
richting uit.
De electriciteitsvoorziening kostte de pro
vincie enorme bedragen, maar in Alkmaar
was men zeer terecht van meening, dat dit
niet werd veroorzaakt door hoogere be
drijfskosten, maar door een streven ook de
zoogenaamde onrendabele gebieden van
Stroom te voorzien.
Dat eischte kapitalen aan het leggen van
kabels en het treffen van voorzieningen,
maar men heeft zich in Alkmaar op het
standpunt gesteld, dat de gemeente daarvan
niet mede de kosten behoefde te dragen.
Men mag van meening zijn, dat het een
algemeen belang is ook het onrendabele ge
bied van stroom te voorzien, maar dan is
dit allereerst een provinciaal belang en zal
de geheele provincie daaraan moeten bij
dragen.
En nu deed zich deze onrechtvaardigheid
voor, dat de provincie alleen voor een
bijdrage in deze kosten druk kon uitoefenen
op de gemeenten, welke haar stroom be
trokken en dat gemeenten als Amsterdam,
dat eigen stroom opwekt en deze ook aan
de Zaanstreek levert en Haarlem, dat weer
aan Heemstede levert, geheel buiten schot
konden blijven.
Twee-derde van de stroomverbrui
kers werd zoodoende uitgeschakeld en
het overblijvende derde deel zou groo-
tendeels de kosten moeten dragen van
voorzieningen, welke de geheele pro
vincie ten goede moeten komen.
Had Alkmaar getoond niet onwillig te zijn
bij te dragen bij hoogere bedrijfsonkosten,
men gevoelde er niets voor ook bij te dra
gen voor een provinciale bemoeienis, waar
van de kosten slechts op een klein aantal
gemeenten verhaald zouden worden.
Alkmaar in gunstiger conditie dan
Hilversum.
Dat alles ten slotte op een gebruik maken
van de machtspositie aankomt, kan blijken
uit het feit, dat Hilversum gedwongen kan
worden en dan ook gedwongen wordt, om
nog veel zwaardere offers te brengen. Alk
maar schakelt zelf om van hoogspanning op
laagspanning en in Hilversum gebeurt dit
door de Provincie. Daar heeft men het dus
in zijn macht aan het leveren van transfor
matoren voor nieuwe wijken bijzondere
eischen te stellen. In Alkmaar bedient men
ook de industrie, in Hilversum heeft men
al de ondervinding opgedaan, dat een in-
dustrieele onderneming gedwongen werd
rechtstreeks van de Provincie te betrekken.
Waarschijnlijk zal Hilversum, voor het met
algeheele overname van het hedrijf door de
Provincie bedreigd wordt, wel gelegenheid
krijgen, evenals Alkmaar, een termijn van
25 jaar zelf te distribueeren, welke kwart
eeuw nog niet is verstreken. Maar Hilversum
is ook nu reeds een groote bron van in
komsten omdat de provincie daar niet recht
streeks levert, maar de stroomlevering laat
geschieden door het Amsterdamsche bedrijf.
Het Gooi wordt dus practisch vanuit Am
sterdam van stroom voorzien en het is op
merkenswaard voor het verschil in tarieven,
dat de provincie op deze wijze al een
200.000 per jaar verdient. Trouwens Zaan
dam, dat rechtstreeks van Amsterdam den
stroom betrekt, heeft deze een derde deel
goedkoopei dan wanneer de stroom door de
Provincie zou worden geleverd.
Veranderde opvattingen.
Er heeft zich in verloop van den contract-
tijd in de opvattingen van de Provincie een
merkwaardige ommekeer voorgedaan.
Men heeft zich daar toch vroeger op het
standpunt gesteld, dat het de taak der Pro
vincie was den stroom en gros te leveren en
dat de gemeenten de taak hadden dezen
stroom te distribueeren.
Een merkwaardig voorbeeld daarvan ver
toont de geschiedenis der electriciteitsvoor
ziening van Limmen, waar men in 1919 niet
erg gesteld was op een eigen distributie
bedrijf.
Maar op 14 November van dat jaar
schreef de Provincie aan het gemeente
bestuur: „ons bedrijf blijft op deze wijze
een tweeslachtig karakter dragen. Het
bljjkt niet alleen belast met stroom
levering in het groot, maar ook met
stroomlevering aan huis, een taak,
welke naar den opzet, niet de taak van
het gewest is. Aan dezen toestand moet
een einde komen. De gemeente moet
eindelijk haar natuurlijke taak ten op
zichte van het gewest overnemen".
Voor 1 Januari 1920 moest Limmen zich
bereid verklaren en Limmen en andere ge
meenten hebben dat gedaan.
Het is niét te verwonderen, dat men
eenigszins sceptisch staat tegenover een
provinciale opvatting, welke thans van een
geheel tegenovergestelde meening getuigt.
De Provincie zegt het contract op.
Op 18 December 1935 heeft de Provincie
het gemeentebestuur van Alkmaar
deeld, dat zij heeft besloten om met
van 1 Januari 1938 de stroomlevering
e. .os te beëindigen en zelf de levering
aan huis te doen geschieden.
Op 16 Januari 1936 protesteerde de
gemeente en vroeg waaraan de Provin
cie het recht ontleende het contract op
te zeggen en op 12 Mei van dat jaar
kwam het merkwaardige antwoord, dat
de Provincie zich daartoe geboden
achtte door het belang eener zoo doel
matig mogelijke electriciteitsverzorging
in het Provinciale concessie-gebied. De
Provincie vond daartoe den rechtsgrond
en den rechtsplicht in de Rijksconces
sie.
Het gemeentebestuur heeft daarna aan de
Provincie en aan de betrokken ministers
die sindsdien steeds op de hoogte van de
correspondentie werden gehouden mede
gedeeld, dat zij zich met deze veranderde
opvatting der provincie niet kon vereenigen.
Op 1 Januari 1938 liep de concessieter
mijn, overeengekomen met de K.E.M. en
later overgenomen door het P.E.N. af en op
24 Juni 1936 werd met het opnieuw ver-
loopen van een driejarige periode weer
aan de gemeente gevraagd of deze met in
gang van 1 Januari 1937 niet opnieuw tot
een tariefswijziging zou willen komen. Op
9 Juli 1936 heeft Alkmaar daarop laten
weten, dat het bereid was, op redelijke
gronden, ook voor den nog resteerenden
korten tijdsduur van het contract, het tarief
te veranderen, maar op 5 Augustus d.a.v.
heeft de Provincie daarop geantwoord, dal
deze bereidverklaring in de onderhandelin
gen over de overname betrokken zpu kun
nen worden.
Wat er bij het eindigen van het
contract gebeurde.
Men weet hoe eind December de Alkmaar-
sche Raad in spoedvergadering moest bijeen
komen omdat de Provincie dreigde bij niet
aanvaarden van den voorgestelden over
gangstermijn en de daaraan verbonden hoo
gere tarieven op 31 December des avonds te
twaalf uur de gemeente voor onbepaalden
tijd in het donker te zullen zetten.
Men heeft de gemeente toen gedwongen
tot een hooger tarief gedurende den termijn
van onderhandelingen, dat neerkomt op een
bedrag van 130.000 meer dan tot dusver
betaald werd. Zou men binnen een bepaal
den termijn volgens het tarief-van Swaay,
tot een overeenkomst komen, dan zou het
nieuwe tarief geldig zijn met terugwerkende
kracht tot 1 Januari 1938.
Op 18 Febr. berichtte de Minister van
Waterstaat, mede namens zijn ambtge
noot van Binnenlandsche Zaken om
dat de gemeente de tusschenkomst der
regeering gevraagd had dat de regee
ring besloten had te bevorderen, dat
rechtstreeksche stroomlevering door het
Provinciale bedrijf zou worden ingevoerd
voor die streken der provincie waar de
levering tot dusver geschiedde door een
gemeentelijk distributiebedrijf, welke
haar energie betrekt van het Prov. be
drijf en men kon niet anders verwach
ten, dan dat deze uitspraak voor een
25 Noc#dhollandsche gemeenten het
doodvonnis zou beteekenen.
Vertegenwoordigers der gemeente hadden
in Den Haag een bespreking met de betrok
ken ministers, maar op 17 Maart j.L werd
door den minister van Waterstaat, mede na
mens zijn ambtgenoot van Binnenlandsche
Zaken, medegedeeld, dat de besprekingen
van 23 Februari de regeering tot het oordeel
geleid hadden, dat spoedige overname door
de Provincie bevorderd moest worden en dat
de Raad zich vóór 1 Juni van dit jaar daar
over zou moel~n uitspreken.
Daarmede was aan het praten en onder
handelen een einde gekomen.
Kan Alkmaar tot toegeven worden
gedwongen?
Vele gemeenten hebben in verloop van
jaren hun bedrijven aan de provincie over
gedaan en zij hebben daarmede een onvoor-
deelige transactie verricht daar de voorwaar
den van overname veel slechter waren dan
die welke nu gbsteld worden. Men heeft den
laatsten tijd wel eens gezegd, dat Alkmaar
zal moeten toegeven omdat anders deze ge
meenten te duidelijk gedupeerd zouden blij
ken, maar men mag daarbij niet over het
hoofd zien, dat al deze gemeenten hun be
drijven vrijwillig hebben overgedaan en zich
dus niet op een onrechtvaardige behande
ling t.o.v. Alkmaar kunnen beroepen.
Alkmaar vraagt zich op dit oogenblik af
op welk recht de Provincie zich baseert wan
neer zij de stroomlevering aan de gemeente
opzegt.
Wij hebben aldus de Provincie
dat recht krachtens de Rijksconcessie en
zij beroept zich daarbij op art. 4 alinea
I van de concessie-voorwaarden waarin
woordelijk het volgende wordt gezegd;
„De concessionaresse is verplicht,
voor zoover deze verplichting voor ons
of van onzent wege niet aan een ander
is opgelegd, binnen het gebied, waar
over zich hare concessie uitstrekt, met
inachtneming van artikel 6 (dat alleen
den tijdsduur regelt) eiken gegadig-
d e het verkrijgen van electrischen
stroom te waarborgen".
En Alkmaar stelt zich thans op het stand
punt, dat het als gemeente zeer zeker tot die
genoemde gegadigden moet worden gere
kend.
Het staat daarin niet alleen.
De Vereeniging van Stroomdistributiebe-
drijven in Nederland waarvan alle nog
distribueerende gemeenten lid zijn heeft
reeds op 9 April 1935 in een adres aan den
minister van Waterstaat uiteengezet, dat
de gemeente tot de gegadigden moeten
worden gerekend en daarbij zes adviezen
van professoren in het staatsrecht overge
legd, die deze materie bestudeerd hebben en
daarover een oordeel hebben uitgesproken.
Vier van deze hoogleeraren kwamen onom
wonden tot de conclusie, dat de gemeenten
tot de gegadigden behooren en twee namen
een tusschenstandpunt in, waarbij evenwel
niet definitief de zijde van de provincie
werd gekozen.
Alkmaar heeft juridische adviezen inge
wonnen van mr. Blaupot ten Cate, van pro
fessor Gerbrandy en van den stadsadvocaat
mr. A. E. J. Nysing uit den Haag, die allen
volkomen de opvatting van onze gemeente
deelen. En met het oog op deze adviezen is
besloten den Nederlandschen rechter in deze
kwestie te mengen om een onpartijdige uit
spraak te kunnen krijgen. Liever zou men
dit natuurlijk niet gedaan hebben, men pro
cedeert als gemeente niet gaarne tegen het
bestuur van de eigen provincie, maar er
blijft, als men zich niet onvoorwaardelijk
wil overgeven, geen andere mogelijkheid
open.
Wat er voor Alkmaar op het spel
staat.
Aan het behoud van het distributiebedrijf
zijn voor Alkmaar zeer groote voordeelen
verbonden.
Het staat geenszins vast, dat de
stroomverbruikers te dezer stede door
de Provincie goedkooper bediend zou
den worden. De door de Provincie in
gevoerde vastrecht-tarieven zijn voor
kleine verbruikers onvoordeeliger en
ook voor de grootere verbruikers zijn de
voordeelen geenszins aanwijsbaar.
De service van gemeentewege is beter dan
die welke men vanuit Bloemendaal zal kun
nen geven. Bovendien mag niet voorbij ge
zien worden, dat het gemeentelijke gasbe
drijf, wanneer het electriciteitsbedrijf ver
dwijnt, zeer zwaar belast zal worden. De di
recteur, meteropnemers en quitantieloopers,
die nu gelijktijdig voor twee bedrijven kun
nen optreden, zullen dan alleen ten koste
van het gasbedrijf komen, terwijl men hun
diensten toch niet zal kunnen missen. Het
gevaar bestaat, dat de Provincie den eersten
tijd door bijzondere aanbiedingen stroom
verbruikers voor electrisch koken zal wil
len winnen, waarvan het gasbedrijf de na-
deelige gevolgen kan ondervinden, terwijl
men hier overtuigd is, dat voor koken en
verwarming gas beter dan stroom is.
Alkmaar heeft de laatste jaren 300.000
per jaar uit het distributiebedrijf verkregen,
wat na de tariefsverhooging nog plus minus
200.000 zou bedragen. Wij ontvangen reeds
de maximum bijdrage van het Rijk uit het
Werkloosheidssubsidiefonds en een belang
rijke belastingbijdrage. Daarmede zijn een
paar ton gemoeid. De f 130.000 tariefsverhoo
ging, nu reeds door de Provincie bedongen,
zullen uiteindelijk van het Rijk moeten ko
men en wanneer we het bedrijf definitief
zouden moeten afstaan en dus een bedrag
van 200.000 aan de winst daaruit zouden
missen, zou het Rijk een zoo groot bedrag
aan onze tekorten moeten bijpassen, dat wij
onder de noodlijdende gemeenten zouden
komen.
Wanneer wij later weer op eigen beenen
kunnen staan, zullen deze bedragen door de
burgerij extra moeten opgebracht worden en
ook wanneer de gemeente door de voorge
nomen wettelijke regeling van een belas
tingverruiming meerdere bronnen van in
komsten zou moeten aanboren, zou de burge
rij van dit alles de dupe moeten worden.
Een wetsontwerp tot wettelijke regeling
van de electriciteitsvoorziening voor het ge
heele land waarbij ook de groote gemeen
ten in het gedrang zouden komen is in
de afdeelingen zoo slecht ontvangen, dat het
wellicht weer ingetrokken zal worden. Alk
maar vindt steun in een adres van de Ver.
van Ned. Gemeenten aan de regeering en
men mag tenslotte niet voorbijzien, dat alle
regeeringsmaatregelen tot dusver niet op
een wettelijke regeling maar op in verloop
van tijd genomen Koninklijke Besluiten be
rusten.
Zal Alkmaar mogen procedeeren?
Alkmaar, dat een millioen in het electri
citeitsbedrijf heeft gestoken, is bereid voor
het behoud van dit zelf opgekweekte bezit
te strijden en het is nu de groote vraag of de
regeering die het standpunt der Provincie
deelt aan de gemeente de vereischte toe
stemming zal geven het proces tegen de
Provincie te voeren.
Het Rijk zou die toestemming met het
oog op de daaraan verbonden hooge
kosten kunnen weigeren, maar de Ver
eeniging van Stroomdistributiebedrij-
ven neemt het leeuwendeel van de
proceskosten voor haar rekening, zoodat
dit argument geen gewicht in de schaal
kan leggen.
Er gaan geruchten, dat de regeering over
de proceskwestie advies aan Ged. Staten
zou vragen, maar men wil in Alkmaar niet
aannemen, dat de regeering zou kunnen be
sluiten tot, wat men hier noemt, bij den
duivel te biecht te gaan.
Wordt het procesvoeren toegestaan,
dan is de tweede vraag of de Provincie
niet zulke hooge tarieven zal berekenen,
dat Alkmaar ten slotte een papieren
overwinning behaald heeft. Dit nu
neemt men hier ter stede niet aan. Door
de verhooging met 130.000 per jaar
behoort Alkmaar tot de best betalende
gemeenten en men kan de gemeente
moreel gesproken niet hooger aanslaan
dan andere, welke van dezelfde provin
ciale diensten gebruik maken.
Zekerheidshalve zal in de procesvoering
ook de tarievenkwestie aan de orde worden
gesteld.
Het proces is niet alleen voor Alkmaar
van belang.
Ten slotte mag niet uit het oog worden
verloren, dat de uitspraak in het te voeren
proces niet alleen voor Alkmaar van be
lang is.
Wanneer de Provincie wint, bestaat de
mogelijkheid, dat in andere deelen van ons
land waar men de toestanden zooals ze
in Noord-Holland bestaan niet kent de
Provinciale bedrijven het voorbeeld van
onze Provincie gaan volgen, waardoor vele
gemeenten de dupe kunnen worden van een
rechterlijke uitspraak.
Gemeenten in Noord-Holland, die reeds
vrijwillig overgingen, hebben de consequen
tie van eigen beslissing te dragen, maar er
zijn er nog een 25-tal, die nog geen beslis
sing hebben genomen, grootere gemeenten
als Hilversum, dat volkomen achter Alk
maar staat en kleinere voor wie de uitslag
van dit proces voor de grootste beteeke-
nis is.
Het is geen wonder, dat in vele van die
gemeenten dezer dagen is besloten om,
inzake de overdracht van het bedrijf aan de
Provincie, nog geen beslissing te nemen,
maar de uitspra'ak van het Alkmaarsche pro
ces af te wachten.
Aller blikken zijn thans op Alkmaar ge
vestigd, dat de strijd direct voor zich zelf en
indirect voor vele andere gemeenten zal
aanbinden en in al die plaatsen hoopt en
verwacht men, dat van Alkmaar ten tweede
male de victorie zal mogen komen.
Gisteravond kwam de gemeenteraad in
voltallige zitting bijeen onder voorzitter
schap van burgemeester jhr. N. van Foreest.
Na vaststelling der notulen werden de
twee ingekomen stukken een schrijven
van Ged. Staten en een brief van den heer
P. de Jager met dankbetuiging voor zijn
benoeming tot lid van het burgerlijk arm
bestuur voor kennisgeving aangenomen.
Verkoop bouwterrein aan den
Zeeweg.
Voorgesteld werd om aan den heer M. J.
G. van Rossum op zijn aanvraag een per
ceel bouwterrein te verkoopen aan den
Zeeweg, ter grootte van ongeveer 570 M2.,
voor f 1140.
Conform besloten.
Wijziging politieverordening.
B. en W. stelden voor om in art. 30 bis
van de Algemeene Politieverordening de
woorden „in het niet landelijk gedeelte van
de gemeente" te vervangen door „elders
dan in het landelijk gedeelte van de ge
meente, als bedoeld in de Reclame-verorde
ning Noordholland", om het in overeen
stemming te brengen met deze provinciale
verordening.
Aldus besloten.
Onderhoud Vennewatersweg.
Bij raadsbesluit van 15 November 1922
werd tot wederopzegging een bijdrage in
de kosten van onderhoud van den Venne
watersweg verleend, groot een vierde van
de in het betrekkelijk dienstjaar werkelijk
gemaakte kosten van onderhoud, tot een
maximum van 75 per jaar.
Sedert het nemen van dat besluit is de
situatie ten opzichte van dat onderhoud be
langrijk gewijzigd; de weg is geplaatst op
het aanvullend wegenplan, waardoor een
bijdrage in de kosten van onderhoud wordt
verkregen, en bovendien is de weg in
eigendom overgegaan aan het hoogheem
raadschap Noordhollands Noorderkwartier.
Een der belangrijkste argumenten, inder
tijd aangevoerd voor de verkrijging van de
bijdrage, n.1. dat de Vennewatersweg de
verbindingsweg was van Heiloo naar zee, is
door het aanleggen van den Zeeweg verval
len.
Op grond van die gewijzigde omstandig
heden stelden B. en W. voor, om het ver-
leenen van die bijdrage met ingang van 1
Januari 1939 op te zeggen.
Een vraag van den heer Opdam of de
gemeente hiermede ook rechten zou ver
liezen, werd door den voorzitter ont
kennend beantwoord.
Het voorstel werd hierna zonder stemming
goedgekeurd.
Premie Ziekenfonds.
Ten aanzien van het adres van de samen
werkende organisaties te Heiloo, aangeslo
ten bij het N. V. V., inzake betaling van
premie voor het ziekenfonds door werk-
loozen (invoering van de zoogenaamde
1/3 regeling) adviseerden B. en W. tot een
afwijzende beschikking. Bü becijferingen
zeiden zij o.a.:
Een regeling, waarbij allen die als werk-
looze steun ontvangen c.q. te werk gesteld
zijn, zelf een derde der premie zouden be
hoeven te betalen, zou kunnen leiden tot
het onjuiste gevolg, dat iemand die uit
hoofde van gezinsinkomsten slechts een ge
ring bedrag aan steun ontvangt, een grooter
reductie op de premie zou genieten dan
personen, die een hooger steunbedrag ont
vangen, doch wier gezinsinkomsten lager
is. M. a. w. de mate van den steun, i .d. re
ductie, staat niet in de juiste verhouding
tot de behoefte.
De invoering der regeling achten wij ook
met het oog op de daaraan verbonden con
sequenties bedenkelijk. Wij voorzien dat er
een motief uit zal ontstaan om de regeling
ook voor de personen die door het Burger
lijk Armbestuur worden gesteund in te voe
ren, mogelijk zelfs voor andere groepen der
bevolking, welker inkomen niet hooger is,
dan dat van werkloozen.
Een vraag die zich reeds onmiddellijk
voordoet is, of de gesteunde kleine boeren
en straks de tuinders die onder de op komst
zijnde steunregeling zullen vallen, in de re
geling dienen te worden begrepen.
Wij achten een groot deel van de werk
loozen volkomen in staat om de zieken
fondspremie te blijven betalen en wij zou
den er geen genoegen mee nemen, wanneer
zij, die in staat moeten worden geacht tot
het vervullen van hun plicht om zich en
hun gezin te verzekeren, aan dien plicht
niet zouden voldoen. Wij zouden ongetwij
feld overwegen of zij. die daarin nalatig
zouden blijven, in het genot van het maxi
mum steunbedrag zouden kunnen blijven.
Mochten sommige gezinnen door de te be
talen premie te zwaar belast worden, dan
zouden die in aanmerking kunnen komen
voor plaatsing op de lijst voor vrije genees
kundige behandeling.
Voorts dient te worden overwogen, of er
aanleiding bestaat het verschil tusschen het
inkomen van iemand die in het vrije bedrijf
werkt en de voordeelen die een werklooze
geniet, nog te verkleinen.
Ten slotte wezen B. en W. er op, dat er
op de begrooting geen gelden voor het be
sproken doel zijn uitgetrokken, dat het hier
geldt een uitgave, die jarenlang zal blijven
bestaan en die daarom een verlaging van
belastingdruk in de meer of minder nabije
toekomst zal tegenhouden.
De heer Sengers erkende de moeilijk
heid van inwilliging van het verzoek, maar
had toch ook bezwaren tegen het prae-
advies. Zoo vroeg hij of het inderdaad voor
de gemeente voordeeliger zou zijn de risico
voor ziekte van behoeftigen op zich te
nemen.
De heer G r e e u w wees erop, dat om
liggende gemeenten wél de 1/3-regeling
invoerden, hoewel zij er nog slechter
voor staan dan Heiloo. Spreker had ver
wacht dat B. en W. met méér gegevens ten
aanzien van de „billijkheid" waren geko
men. De gemeenten mogen, blijkens mede-
deeling van den minister, de regeling wel