1 VOOR ONZE KINDEREN. RAADSELS. Zomersproeten SPRUTOL i t my y wm,, éÊky 81 8Ï Wk. Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. VIERDE BLAD. 4 1 verdwijnen spoedig door een pof Bij olie Drogisten ^fchaakcu&üeA Redacteur: J. H. GOUD, Utrecht. PROBLEEM No. 35 Mr. P. TEN CATE 4de prijs „Brisibane Courier" 1924 Zwart (9) abcdetgh Wit (8) Tweezet. Wit: Kh2, Dg, Rdl en h4, Pg3 en g6, pion e2. Zwart: Kg4, fD4, Tc2 en h7, Ra8 en d2, pionnen e5, f7 en h6. Oplossing van probleem No. 32 (W. iar, Utrecht). 1. Pf2g5 dreigt Te2Xe6f 1. Kd6d7 2. Ra7—c5f Ke7Xd8 3. c6—c7ft 2. Ke7—f6 3. Pg5—h7ft 1. De6e7 2. c3Xd4 onversch. 3. Ra7c5ff 1. De 6e8 2. Te2Xe8 d4Xc3 3. Td8Xd7ft 1. De6Xe2 of De3 of e4 2. Td8Xd7f Kd6e5 3. Ra7Xd4ft etc. In het tournooi om het kampioenschap van de Vereenigde Staten van Amerika werd onderstaande partij gespeeld tusschen de winnaars van den eersten en den tweden prijs. S. Reshevsky eindigde met 13 pnt., R. Fine met 12H. (Opmerkingen ten deele uit „Chess"). Niemzowitsch-verdediging Wit Zwart Fine Reshevsky 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 Rf8b4 4. Ddlb3 Pb8c6 5. Pgl—f3 a7a5 Eens iets éftiders! 6. a2a3 a5a4 7. Db3c2 Rb4Xc3f 8. Dc2Xc3 h7h6 9. d4d5!? Echt Fine. Maar een dergelijke zet tegen Reshevsky levert in den regel niet veel op. Deze laat zich niet overbluffen. Een snelle ontwikkeling verdiende de voorkeur. 9. e6Xd5 10. c4Xd5 Pe6a5 11. d5d6?! Wie A zegt moet ook B zeggen. 11c7Xd6 Gedwongen. 12. Rel—f4 0—0 13. Tal—al 13. Rf4Xd6?, dan Pf6—e4. 13Tf8e8 14. e2e3 Pf6—e4 15. Dc3c2 Pa5b3 16. Rf7c4 Dd8e5f Deze zet verhindert wit de rokkade. 17. Kei—fl b7b6 18. Kfl—gl Rc8a6 19. Tdld5 Pb3c5 Na deze zet dacht Fine 45 minuten na. Hij was klaarblijkelijk in tweestrijd, schudde nu en dan zijn hoofd en woelde met zijn handen door zijn haren. Toen hij ztjn 20e zet gedaan had, hield hij nog 7 minuten over voor de resteerende 21 zet ten. Reshevsky had toen nog circa een half uur. Marshall zeit: „Als Fine zijn toren op hl er uit kan krijgen, dan zal 't nog wel gaan", terwijl Simonson beweerde, dat hij een verloren stelling had. 20. h2h3 Ra6Xc4 21. Dc2Xc4 b6—b5 22. Dc4d4 Fine speelde de partij verder met één hand aan de hefboom van de klok en met de andere hand schreef hij zijn zetten op. Het ging al sneller en sneller. 22. Pc5b3 23. Dd4d3 Pb3—c5 24. Dd3e2 b5—b4 25. a3Xb4 Da5Xb4 26. Rf4Xd6 ,Pe4Xd6 27. Td5Xd6 Ta8—b8 28. Td6d2 Pc5—e4 29. Td2—c2 Te8c8 30. Kglh2 Tc8Xc2 31. De2Xc2. e7—e5 Remise. Revhevsky zei later, dat hij toch nog had moeten doorspelen: hy meende winstkan- ien te hebben. Fine, die nog 9 zetten moest doen in één minuut beweerde, dat hij alles had doorgerekend en er geen winst voor zwart inzat. Wat kan er gebeuren? 32. Thl—bl is slecht wegens a4—a3. 33. b2—b3 Pe4r~"®"j en wint. Het beste is nog 32. Thl—al. Wit ■verliest dan wel is waar een pion, maar ]pn nog voor remise vechten. Oplossing partijstand no. 1. 1. Ra3b2 Dh5g5 2. Dc3XgV+ü Dg5Xg? 3. Ph4g6f Pe7>g6 4. TelXe8f Pg6—f8 5. Te8Xf8t^ Qamaériek Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1542. Stand. Zw. 9 sch. op: 7, 12, 17, 18, 19, 23, 25, 26, 37. W. 8 sch. op: 31, 33, 40, 42, 43, 44, 47, 48. Oplossing. 1. 33—28 1. 23 32 2. 43—38 2. 32 43 3. 48 39 3. 37 48 4. 39—34 4. 48 30 of 26 37 5. 40—35 5. 26 37 of 48 30 6. 352! Combinaties. Als de volgende positie in een partij zou voorkomen: m.. m m V/z/w!/ '/////Xi wm mm Jmjmm w W///s. Wr, wm Zw. 9 sch. op 2, 4, 7, 8, 9, 13, 18, 29, 36 en dam op 19. W. 12 sch. op: 15, 17, 20, 22, 27, 37, 38, 40, 43, 45, 47, 48. zou wit op de navolgende wijze moeten spelen: 1. 47—41 1. 36 47* 2. 38—33 2. 29 49 3 15—10 3. 4 24 of 49 12 4. 40—34 4. 49 12 of 4 24 5. 37—32 5. 18 38 6. 48—42 6. 12 40 7. 42 33 7. 47 29 8. 45 1! Zeer r .ooi!! Ook het volgende verdient uw aandacht: m m w. m B mm. m Wt- t- mm B„ v/ W/#\ z/m,mmW0"'' 1 m M W «L. £ÜL. mm Zw. 10 sch. op: 8, 9, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 28, 36. W. 10 sch. op: 26, 29, 30, 32, 34, 37, 42, 44, 46, 49. Wit is hier aan zet en speelt: 1. 32—27 1. 22:31 2. 46—41 2. 36 38 3. 44—39 3. 31 42 4. 30—24 4. 19 30 5. 34 12 5. 23 43 6. 1 32 6. 38 27 7. 49 47 Ter oplossing voor deze week: Probleem 1543 van ,,N. N." JU WW. /ZZ/b. 'ZZZZ ÜP W' m m mm tm//. zwï wTm Zw. 10 sch. op: 3, 12, 14, 16, 17, 19, 21, 23, 26, 26. W. 10 sch. op: 25, 27, 28, 32, 33, 35, 3o, 37, 38, 43. Vraag: Waarom mag wit in deze positie niet spelen 2722? In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. JawlCetu&ciek Onze Derde Mei-Opgave. Hoe oud z(jn Jan en Piet? Deze vrienden verschillen één jaar in leeftijd en zijn momenteel 22 en 21 jaar. Jan is over 5 jaar 27 jaar. Was hij 3 x zoo oud, dan was hij 81 jaar. Piet was voor 15 jaai 6 jaar. 13 K x 6 is eveneens 81 jaar. Met eenige eenvoudige algebraische ken nis was deze puzzle gemakkelijk te vinden. Tal van goede oplossingen kwamen binnen. Onze Nieuwe Opgave. (No. 4 der Mei serie). Welke namen? Gevraagd wordt de namen der volgende plaatsen, waarvan de letters door elkaar staan, doch op de juiste wijze gerangschikt moeten worden. 1. Silabnos. 2. Espragokhol. 3. Domvoeniet. 4. Plaagnkoen. 5. Siendramlidh. 6. Glenabamp. 7. Fuddeelsridh. 8. Cheeltfaun. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk, doch uiterlijk tot Vrijdag 3 Juni 12 uur aan den Puzzle Redacteur van de Alkmaarsche Courant. HOE JANNEKE DEN MACHINIST BEDANKTE door LIES HELGERS. Janneke zou in de vacantie bij tante Han- nie gaan logeren. Ze was een beetje ziek geweest en daarom mocht ze een paar dagen eerder van school. Tante Hanrie woont buiten in een klein plaatsje en de dokter zei, dat het ^wel heel goed voor Janneke zou zijn om daar eens een weekje te logeren. Maar Janneke is nog maar een k'ein meisje, ze zit in de eerste klas, en ze mocht na tuurlijk nog lang niet alleen in de trein. Daarom bracht haar grote zus Lenie haar weg. Janneke s mond stond geen ogenblik stil in de trein. Ze wilde alles weten en ze vroeg zoveel, dat Lenie heus niet altijd wist wat ze zeggen moest. Janneke zat in een hoekje voor het raam en keek naar buiten en naar al het moois, dat ze voorbij reden. „Hoe komt het toch, dat die telefoonpalen zo vlug langs de trein vliegen, Lenie?" vroeg ze. „De telefoonpalen vliegen niet voorbij, maar de trein rijdt zo vlug en daarom lijkt het net alsof de palen bewegen". „Maar hoe kan de trein nu zo vlug rijden?" „De locomotief trekt hem vooruit. Er is erg veel stoom in de locomotief en daarom kan de trein rijden". „Maar hoe kan de stoom nu maken, dat de locomotief de trein vooruit trekt?" Nu wist Lenie heus niet meer wat ze zeggen moest. Ze wist werkelijk niet, hoe ze dat nu aan Janneke uit moest leggen. Tegenover haar zat een mijnheer, die naar het gesprek van Janneke en Lenie geluisterd had en hij zei nu: „Heb je wel eens gekeken als je moeder aardappelen kookte? Zeg je dan wel, dat de deksel een beetje werd opgelicht door de waterdamp? Bij een loco motief gaat het ongeveer net zo, alleen zit daar aan de deksel een handvat en de machinist, die op de locomotief staat, houdt dat handvast vast. Zodat er niet teveel waterdamp uit kan stromen, want dan zou er een groot ongeluk kunnen gebeuren." Janneke keek den mijnheer heel ernstig aan en zei toen: „Maar dan moet die machi nist toch wel erg goed oppassen, want Moeder doet zich wel eens erg pijn aan de pan." Ze zei een tijdje niets en vroeg toen weer: „En als de machinist nu eens moe wordt en hij let niet meer zo goed op, wat gebeurt er dan?" De mijnheer trok een heel treurig gezicht enzei: „Dan rijdt de locomotief uit de rails en dan gaan we allemaal dood." „Moet de machinist dan elke dag oppas sen, dat er niemand dood gaat?" „Ja, elke dag. Dat is zijn beroep!" Maar Janneke wist nog niet goed wat je met beroep bedoelde, daar dacht ze ook al niet meer over na. Ze zuchtte eens heel diep en zei toen: „Dan moeten de mensen den machi nist ook altijd heel erg bedanken, hè Lenie?" „Wat bedoel je, Janneke?" vroeg Lenie. „Je hebt toch zelf gezegd, toen die mijn heer een paar dagen geleden dat meisje uit het water gered had, dat dat meisje dien mijnheer nu heel erg moest bedanken, omdat hij haar uit een heel groot gevaar gered had". De mensen in de coupé lachten allemaal. Het leek wel of iedereen luisterde. Ineens werd Janneke verlegen en ze zei niets meer. Toen ze in het plaatsje, waar tante woonde, waren gekomen en de trein stopte, gaf Lenie de bloemen, die ze voor tante hadden meegenomen aan Janneke en pakte zelf de koffer op. Maar toen ze op het per ron stond, zag ze plotseling, dat Janneke niet meer naast haar stond. Ze keek overal rond en toen zag ze haar kleine zusje, vooraan bij de locomotief staan. Juist op dat oogen- hlik ging ze op haar tenen staan en gaf de bos bloemen aan de machinist. Lenie liep vlug ook naar de locomotief, en hoorde Janneke zeggen: „Dank je wel, hoor mijn heer de machinist, dat je het handvat zo goed hebt vast gehouden!" De machinist begon te lachen en keek eens naar de bloemen en toen naar Lenie. Hij wist niet goed wat hij doen moest. Lenie pakte Janneke bij de hand en zei tegen den machinist: „Houdt u de bloemen maar". „Dank je wel hoor, kleine meid", zei de machinist tegen Janneke. „Dat zal mijn vrouw fijn vinden, zo'n mooie bos bloemen!" En hij boog zich uit de locomotief en gaf Janneke een hand. Janneke lachte tevreden en ging toen met Lenie mee naar het huis van Tante Hannie. DE CLUB „WERKEN EN TREKKEN" door NETTY VAN SLUIS. Op school stonden de meisjes allemaal op een troepje. Toen de meester buiten kwam zei hij: „Ik zie jullie niet vaak zo op een kluitje staan". „Nee meester", zei de kleinste, „dat doen we ook niet vaak". De meester sloot zich bij de andere leraars en leraressen aan en de meisjes waren in druk gesprek. Eindelijk ging de bel en gingen ze de school binnen. Op school waren ze helemaal met hun gedachten ergens anders en de meester zat dan te brommen, 's Middags zouden ze bij Alina Klokkemeyer komen en daar zouden ze gaan vergaderen. Ze zouden om twee uur bij haar zijn. Het was 's middags twee uur en Alina zat op haar kamertje. Beneden hadden ze de achterkamer tot hun beschikking. Alina had die ingericht als vergaderzaal. In 't midden stond een lange tafel, waar een groen kleed overheen lag. Om twee uur waren alle meisjes er. Eerst gingen ze stemmen. Alina had tien stemmen en werd dus voorzitster. Er werd opnieuw gestemd voor secretaresse. Dat werd Greta Groot. Tineke Godijn werd penningmeesteresse. Nu hield de voorzitster een speech. Zij zei: Geachte meisjes! Het doet mij plezier U hier allen bijeen te zien. De naam van de club zal wezen „Werken en Trekken". Wij zullen elke week fiets- en wandeltochten maken. De con tributie is 0,25 per week. Wie heeft er iets op tegen? Jannie Winkel zei: „Is het niet veel 0.25? Dat krijg ik nooit bij elkaar". „Och kind", zei een ander, „weet je wat je doet? Je gaat voor je moeder bood schappen doen en je kijkt je vader maar eens lief aan". „Dat is een idee", zei Jannie weer, „dat doe ik". Mina had een rijke oom. Hij wist Tineke Godijn's huis te staan. Zaterdagsavond kreeg Tineke een brief. Ze deed hem open en weet je wat er in zat? Er zat wel vijftig gulden in en er stond bij: voor de club. Tineke ging gauw naar Mina en zei: „Mina ik heb een brief van je oom gekregen". „Dat vind ik niets leuk", antwoordde Mina. „Oom hoort het toch aan de voorzitster te geven?" „Ja, maar weet je waarvoor je oom hem naar mij gestuurd heeft? Ik ben toch penningmeesteresse? Daarom stuurde j? oom hem naar mij, want er zat vijftig gulden in". „O, wat fijn van oom". „Ja hè, er stond ook in of we van den zomer bij hem komen logeren met z'n allen". Nu, dat deden ze ook. Daar gingen achttien meisjes op de fiets in de richting van Arnhem, 's Nachts over nachtten ze in een jeugdherberg en de vol gende dag gingen ze weer vroeg op pad. Tegen twee uur kwamen ze op de plaats van bestemming. Mina's oom wachtte hen op met een glas ranja voor elk. Zij gingen eiken dag uitstapjes maken. Al gauw ken den zij Arnhem en omstreken. Spoedig was de vacantie om en moesten zij weer naar huis. Oom vroeg of ze het volgend jaar weer wilden komen. Thuis hadden ze nog een dag uitslapen en toen moesten ze weer naar school. Ze haddet. een prettige vacantie gehad en de club bleef nog jaren lang bestaan. WAAR WAS JOCHEM GEBLEVEN? ochem ging al vroeg de deur uit met zijn hen gel over zijn schouder. Hij had een vrije dag en hij wou het er nu eens echt van nemen. Hij wist een slootje waar veel vissen in zaten en hij was van plan om vandaag erg veel te vangen. Hij had zijn vrouw beloofd, dat hij een heerlijk visje voor het avondeten zou mee brengen. Hij floot een vrolijk deuntje en hij was in de beste stemming. De zon scheen prachtig, de vogeltjes zongen, Jochem was met alles even tevreden. Het was toch maar heerlijk om zomaar een dag vrij te hebben. Toen hij een half uurtje gelopen had, kwam hij by het slootje. Hij zocht een mooi Plekje uit en legde daar zijn boeltje neer. Hij nam altijd een klein bankje mee, als hij 8mg hengelen, dan kon hij daar op zitten, want bet gras was wel eens een beetje nat. Hij gooide zijn hengel in het water en keek naar het dobbertje of er nog geen vis beet. Maar het dobbertje bleef heel stil in het water. Jochem vond het helemaal niet erg, '"j had de hele dag de tijd en hij had brood fteegenomen, zodat hy niet tussen de mid dag naar huis hoefde te gaan. Zijn vrouw had gezegd, dat ze vanmiddag wel eens zou komen kijken hoeveel hij al gevangen had. Nu, ze zou eens zien wat een mooie dikke vissen er in het slootje zaten. Ineens bewoog het dobbertje. Zie je, daar begon het al! Jochem trok de hengel uit het water... een heel klein baarsje spartelde eraan! Dat vond hij toch te gek. Zo'n klein visje kon hij niet gebruiken. Hij maakte het diertje los en gooide het weer in het water. Daarna bleef hy weer rustig wachten. Maar na een uur had hij nog niets gevangen. Het leek wel of de vissen ook vacantie hielden! Wat brandde die zon fel. Het was echt warm. Jochem kreeg er slaap van. Maar hy wilde eerst een paar vissen vangen. Anders kwam zijn vrouw en had hij nog niets ge vangen! Nog een uurtje later, zaten er twee vissen in het emmertje. Jochem had intussen zó'n slaap gekregen, dat hij besloot een dutje te gaan doen. Hij zette zijn hengel vast in de grond en zocht een beschut plekje uit. Toen zijn vrouw kwam kijken hoe het met Jochem en de vissen stond, zag ze wel de hengel staan en twee vissen lagen in het emmertje, maar van Jochem zelf was niets te zien. Ze keek overal in het rond, maar ze kon hem niet vinden. Kunnen jullie haar helpen? Hij was heus niet zo erg ver uit de buurt gegaan. Zoek maar eens op het plaatje. WAAR SPIERKRACHT NIETS HELPT. We vragen aan één van onze vriendjes, of hij op een gewone stoel wil gaan zitten, helemaal rechtop, terwijl ook zyn benen met een rechte hoek gebogen moeten zijn en zijn voeten de grond raken. Als we nu tegen hem zeggen, dat hij op de manier zoals wij het hem zullen vragen, onmogelijk zal kunnen opstaan, zal hy ons natuurlijk uitlachen. En toch is het zo. Probeer het maar eens zelf. Wij zeggen hem namelijk, dat hy moet proberen op te staan, zonder dat hy zyn bovenlichaam een stukje naar voren buigt of zonder dat hy de stand van zijn benen verandert. En heus, op deze manier zal hy aan de stoel genageld zitten. Al heeft hij nog zoveel kracht in zyn benen, dat zal hem bij dit kunstje niet helpen. Hij zal alleen op kunnen staan, als hij zijn lichaam een beetje naar voren buigt en zijn benen een stukje naar achteren zet. DRIE BOEVEN OP DE VLUCHT. Een aardig kunstje met kaarten. Hier is een kunstje, dat heel gemakkelijk uit te voeren is en als de anderen het niet kennen, zullen ze ook niet gauw ontdekken hoe het gaat. Je neemt een spel kaarten en haalt daar drie boeren en een heer uit. Dan begüi je te vertellen en zegt: „Een politieagent heeft drie boeven te pakken gekregen en wil ze nu naar de gevangenis brengen. Maar op een bepaald ogenblik let hij niet goed op de boeven en meteen hollen ze alle drie in een andere richting weg". Daarbij steek je één boer in het midden van het spel, de twede leg je er boven op en de derde leg je er helemaal onder. Nu vertel je verder: „De politieagent gaat direct achter de boeven aan". Je legt den heer dan bovenop het spel en laat door iemand van de toe hoorders het spel in tweeën delen (cou peren) en legt de beide helften dan weer op elkaar. Nu keer je de kaarten één voor één om en tot aller grote verwondering liggen de drie boeven en de politieagent weer by elkaar. „Na een paar minuten is het den agent gelukt de boeven weer op te sporen en hij brengt ze nu onder scherpe bewaking naar de gevangenis". De toeschouwers zul len absoluut niet begrijpen hoe de boeven weer samen gekomen zijn. Het kunstje is nu, dat je, vóórdat je de drie boeren en den heer bij het begin van het spel laat zien, den vierden boer bovenop het spel legt. Wanneer je nu bij het ver stoppen van de drie boeren, den tweden boer bovenop legt, komt deze natuurlijk op den vierden boer te liggen en wanneer je tenslotte de kaarten laat couperen, komt de derde boer, dien je immers helemaal onder had gelegd, weer op de beide anderen te liggen. Wie het kunstje niet kent, zal wel niet ontdekken, dat de vierde en de eerste boer, dien je in het midden van het spel had gestopt, verwisseld zijn. De volgende personen hebben een beroep, dat uit de letters en voorletters van hun namen kan worden gemaakt. Wat zijn deze menschen? I. 1. A. L. Moeran 2. C. H. Nerakmoes 3. B. Reibra 4. C. R. Hidels 5. P. B. Stodeo II. Zet de volgende lettergrepen in de goede volgorde en er verschijnt een spreekwoord van vijf woorden: is - de - te - saus - ger - bes - hon III. Een woord bestaat uit 13 letters. 1, 9, 3, 4, 5, 12 is een dier, dat op de Alkm. markt aangevoerd wordt. Kippen lusten graag 10, 11, 7, 8, 13. Aan eiken voet zitten vijf 13, 2, 12, 6. 12. Het geheel is een man, die in iedere stad nuttig werk verricht. DE OPLOSSINGEN. De oplossingen van de raadsels uit ons vorig nummer zyn: 1. Spar, eik, kastanje, linde, berk en iep. 2. Als die brug weg was zou de ezel over die wee moeten lopen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 14