DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Vraag en aanbod
Pers en regeering in Engeland.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE AD VERTE NTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
No. 128 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Donderdag 2 Juni 1938
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
140e Jaargang
Nauw contact en, wanneer het landsbelang het
eischt, nauwe samenwerking,
Belangrijk tusschen-persoon.
Engeland en de oorlog
in Spanje.
De houding van Engeland.
Merkwaardige causerie
over een staatsman.
Sir Maurice Hankey's loopbaan.
De algemeene toestand.
Aanslagen op de
petroleum-pijplelding.
Door Arabische terroristen.
De moeilijkheden in het
Sandsjak.
Saint Brice trekt vergelijking met
Tsjechoslowakije.
Denkt U er aan Uw
voor Zaterdag op te geven?
QURANT.
(Van onzen correspondent.)
De Engelsche pers staat in ons land
niet overal even goed aangeschreven.
Tallooze malen heb ik landgenooten, die
voor een paar dagen in Londen verblij
ven, er hun verbazing en verontwaardi
ging over hooren uitspreken „dat er in
dit land geen fatsoenlijke krant te krij
gen is." Ten bewijze van deze stelling
zwaaien zij dan triomfantelijk met een
sensatie-blad als de „Daily Mail" of de
„Daily Mirror". Vergelijk dat nu eens
met een van onze groote bladen, zeg
gen zij.
Bittere ervaring heeft mij geleerd, dat
tegenspraak nutteloos is. Het is nu eenmaal
bijzonder prettig overtuigd te zijn van de
superioriteit van het nationale product. Dus
schud ik in deze gevallen immer meewarig
het afgematte hoofd, zeg „ja, ja, het is vree-
selijk", en zie er van af mijn verontwaar
digde landgenooten erop te wijzen, dat er
in Engeland nog andere kranten dan de
„Daily Mail" en de „Daily Mirror" bestaan,
en dat het nauwelijks fair is de kwaliteit
van de Engelsche pers naar de zwakste
broederen van deze groote familie te beoor-
deelen. Iemand, die iets gelooven wil omdat
hij het prettig vindt, is voor geen argumen
ten vatbaar, zeker niet voor het op tal vati
goede gronden verdedigbaar argument dat
de Engelsche pers met bladen als de „Times",
Daily Telegraph" of „Manchester Guar
dian" aan de spits van de internationale
journalistiek staat.
Hoe de Britsche pers werkt.
Het is echter niet mijn bedoeling hier een
lofzang op de Engelsche pers af te steken,
doch slechts op een interessant aspect van
dit machtige instituut te wijzen: zijn nauwe
verhouding tot de regeering en zijn rol als
tusschen-persoon tusschen het officieele ge
zag en het publiek. Om duidelijk te maken
hoe de pers die rol vervult kan ik niet beter
doen dan u een blik te geven op het journa
listieke aspect van de jongste Europeesche
crisis. Het was een weekend die ons kranten
schrijvers lang zal heugen. Vrijdagnacht
reeds begrepen wij uit de berichten, die op
de telex binnenkwamen, dat er van een
rustigen Zaterdag en Zondag op het land
niet veel zou komen. De hinderlijke ge
woonte, internationale crises altijd op
weekenden te houden, zou ons weer eens
van onze welverdiende rust gaan berooven.
Wij mochten vloeken zooveel wij wilden, (en
deden het), maar er was niets aan te doen,
er zou gewerkt moeten worden. En zoo was
het dan ook.
Zaterdag-avond laat begint de telkens
weer angstig geraadpleegde telex te tikken:
speciale zitting van het kabinet bijeengeroe
pen voor morgenmiddag. Dat geeft ons in
ieder geval nog tot een uur of zes gelegen
heid de eerste zomersche Zondag te genie
ten. Maar, hoe sappig ook het gras buiten
bij de rivier, hoe heerlijk ook de zon, hoe
vroolijk en vreedzaam ook dit beeld van een
onbezorgd Engeland dat van den zomerdag
geniet, net zooals het dat 24 jaar geleden op
een dag in Juli deed, wij hebben in dit alles
niet het ware plezier. Ons hoofd staat niet
naar luieren in het gras, en wij zijn blij als
wij eindelijk om vijf uur een excuus hebben
om naar het in stille verlatenheid liggende
Westminster terug te keeren. Op de tweede
verdieping van het ministerie van buiten-
landsche zaken, waar de regeer in gspers-
dienst zetelt, heerscht nu die stemming die
wij 200 goed van vroegere crises kennen.
Een veertigtal collega's, alle bekende ge
zichten, heeft zich daar verzameld om op
het einde van den kabinetsraad te wachten.
De kameraderie van deze bent treft telkens
weer even aangenaam. Correspondenten van
bladen die elkaar, zoowel op politiek als op
commercieel gebied, als felle vijanden en
concurrenten bestrijden, loopen gearmd door
de lange gang geruchten en meeningen uit te
wisselen. Er is een voortdurend va et vient
van het eene groepje naar het andere. Ieder-
een kent iedereen, en telkens weer klink,
door het holle gebouw een daverend gelach
als de laatste politieke „mots" worden ver
teld. Hoe ernstig de toestand ook, deze lich
telijk cynisch geworden lieden die zich door
geen fraaie diplomatieke frasen meer laten
bedriegen, weigeren de wereld in al haar
misère geheel au serieux te nemen. Het is
hun nauwelijks euvel te duiden.
Dan komt na eindeloos wachten een van
de leden van den persdienst naar buiten en
deelt mee, dat de minister gereed is de hee-
ren te ontvangen. En daarmee begint de
machine te draaien.
„Gentlemen", zegt de groote man, u be
grijpt dat, zooals gewoonlijk, alles wat ik u
zeggen ga op de gebruikelijke discrete wijze
behandeld moet worden. Welnu, gentlemen,
Zijne Majesteits regeering acht de situatie
bijzonder ernstig. Kalmte is in deze om
standigheden de eerste vereischte. Wil de
regeering met haar verzoeningsstreven
succes hebben, dan is het noodig alle indruk
van partijdigheid te vermijden. De pers kan
daar zeer veel toe bijdragen door zich te
onthouden van alle oordeelen over wie de
blaam voor het ontstaan van de huidige
spanning treft. „Er volgen nog eenige meer
feitelijke mededeelingen, en met de woor
den „ik hoop, dat wij op dit kritieke oogen-
blik op uw medewerking mogen rekenen",
komt het onderhoud ten einde. De regeering
heeft haar houding bekend gemaakt, in het
technisch jargon, „it has given out the
goverament line". Zij heeft de vertegen
woordigers van een vrije pers doen weten
hoe zij de situatie gaarne behandeld zag, en
wat zij, als zij de regeering willen helpen,
het publiek moeten bijbrengen.
Dienaar der regeering.
Zoo komen dan ook de volgende morgen
alle bladen met lange berichten van de
diplomatieke correspondenten waarin de
government „line" getrouw wordt weerge
geven, niet als de meening van de regeering,
maar als „de indruk in bevoegde kringen".
„Men voelt, luidt het, dat het onverstandig
zou zijn partij te kiezen. Het wordt te ver
staan gegeven dat niet valt uit te maken wie
de blaam voor de huidige moeilijkheden
treft. Kalmte wordt geacht de allereerste
vereischte te zijn."
Deze onpersoonlijke weergave van de in
zichten en de wenschen van de regeerir.g
maakt veel meer indruk dan de mededee-
ling dat de minister, die maar een feilbaar
mensch is en daarbij lid van een politieke
partij, zus en zoo vindt. En dat is ook de be
doeling. De vrije pers treedt bij deze ge
legenheid als een trouw dienaar van de
rgeering op, men zou bijna kunnen zeggen
als een samenzweerder. De regeering wil de
situatie op een bepaalde wijze voorgesteld
zien, die niet altijd strikt in overeenstem
ming met de feiten behoeft te zijn, en de
pers is het middel om deze voorstelling van
zaken ingang te doen vinden bij het publiek.
In zekeren zin is deze vrije democratische
pers dus evenzeer een propaganda-instru-
ment als haar collega in de dictatoriaal ge
regeerde landen. Het eenige verschil is, dat
zij niet gedwongen, maar vrijwillig regee-
ringspropaganda maakt, uit eigen overtui
ging dat die propaganda nuttig en nood
zakelijk is. De solidariteit die zij daarbij
in de jongste crisis aan den dag heeft ge
legd, is inderdaad een reden voor gerechte
trots. Ook bü de oppositie-bladen heeft toen
het landsbelang zwaarder gewogen dan
partij-belang of eigen inzicht. Ook zij heb
ben de regeerings-„line" zonder eenige kri
tiek weergegeven, en haar de basis gemaakt
van hun geheele berichtsgeving en redacto-
riale beschouwing. Hoe groot de verleiding
ook was om felle philippicas tegen den vijand
van het linksche Engeland af te steken, en
hem beschuldigingen en verwijten naar het
hoofd te slingeren, zij hebben haar vol
komen weerstaan, en volgens den wensch
van de autoriteiten een bewonderenswaar
dige discretie en tact tentoongespreid. Het
doet denken aan het klassieke voorbeeld van
de belangelooze solidariteit waartoe de En
gelsche pers in staat is: haar maanden lang
verzwijgen van het voorspel van de abdi
catie-crisis. Niet iedere groote democratie
kan zich op een zelfde verantwoordlijkheid
van zijn pers beroemen.
Alle Londensche bladen melden vanoch
tend op sensationeele wijze, dat de Britsche
regeering in de naaste toekomst zal streven
naar:
1. De' beëindiging van den oorlog in
Spanje. Zij zal beiden partijen de gedachte
toe te stemmen in een bemiddeling doen
aanvaarden.
2. Met Duitschland een algemeene over
eenkomst te sluiten, die met name betrek
king zal hebben op de koloniale eischen.
De voorwaarde voor de verwezenlijking
van dit eerste punt zou zijn de terugtrek
king der vrijwilligers, de tweede voorwaar
de de vreedzame en definitieve regeling
van het Sudeten-Duitsche vraagstuk.
De bladen voegen hier aan toe, dat de
Britsche regeering in afwachting hiervan
krachtig zal optreden om een herhaling
van luchtaanvallen, waarvan Britsche
koopvaardijschepen nog onlangs in de
Spaansche territoriale wateren het slacht
offer zijn geworden, te voorkomen.
Chamberlain heeft Hankey tot lid van
het directorium van het Suezkanaal be
noemd.
Door deze benoeming zal Hankey eind
Juli afscheid nemen van drie belang
rijke posten. Want hij is tegelijk secreta
ris van het kabinet, secretaris van de
ministeriëele commissie voor de verde
diging van het Empire en secretaris van
den Geheimen kroonraad.
Met zijn 61 jaar heeft Sir Maurice Hankey
de normale leeftijdsgrens reeds overschre
den, maar klaarblijkelijk heeft hij uit zijn
drie ambten ontslag gevraagd omdat de be
wapening zooveel extra arbeid vergt dat de
drie posten niet meer door één man kunnen
worden bekleed. Op het oogenblik heeft
Hankey een salaris van 3000 pond en als
directeur van de Suez-kanaal-maatschappij
wordt zijn inkomen 4 a 5000 pond.
Wel niemand, aldus de corr. v. d. Frankf. Ztg.
verder, heeft zooveel staatsgeheimen te bewa
ren gehad als deze bekwame hulp van alle
Britsche kabinetten sedert het premier
schap van Lloyd George. Want behalve
reeds genoemde functies is Hankey ook
nog geweest: secretaris van de Britsche de
legatie ter vredesconferentie (1919), secre
taris van de Empire-conferentie (1921),
secretaris van de conferentie van Washing
ton (1921), secretaris van de conferentie van
Genua (1922), secretaris van de herstel-con
ferentie te Londen (1924), secretaris-gene
raal van de conferentie in den Haag (1929),
secretaris van de vlootconferentie te Lon
den (1930) en secretaris van de conferentie
van Lausanne (1932).
Deze zeer begaafde organisator is voort
gekomen uit den militairen stand. Toen hij
als kapitein van de marine-artillerie in de
Middellandsche zee dienst deed, werd hij
opgemerkt door admiraal Lord Fisher, die
hem in 1902 bij den nieuwsdienst van de
admiraliteit plaatste. Zes jaar later werd
Hankey als adjunct-secretaris voor de com
missie voor de verdediging van het Empire
ter beschikking gesteld. Hij was nog geen
vier-en-dertig jaar oud, toen hij door As-
quith tot secretaris van deze zeer belang
rijke rijksorganisatie werd benoemd. Gedu
rende den wereldoorlog werd Hankey be
last met de nieuwe positie van secretaris
van het kabinet. Voor de buitengewone
diensten, die hij zijn land gedurende den
oorlog bewezen heeft, hebben beide huizen
Alkmaar, 2 Juni.
Nauwelijks is er eenige rust ingetreden
in Tsjecho-Slowakije, of een nieuw inci
dent brengt de spanning weer terug: in
den nacht van Dinsdag op Woensdag heeft
zich opnieuw te Eger wij hebben het
gisteren nog juist in 't kort kunnen melden
een incident voorgedaan tusschen
Sudeten-Duitschers eenerzijds en een
Tsjechisch onderofficier anderzijds.
Wij kunnen, waar de geruchten over het
incident eenigszins verschillend zijn, niet
beter doen dan hier de twee lezingen weer
te geven. Het Duitsche Nieuwsbureau
meldde er gisteravond het volgende over:
In den afgeloopen nacht heeft een
Tsjechisch onderofficier in een café revol
verschoten gelost op Srdeten-Duitschers,
waardoor twee personen werden gewond.
De Sudeten-Duitschers bevonden zich in
het café, toen eenige socialisten in gezel
schap van een Tsjechisch onder-officier het
lokaal betraden. Toen de muziek de
Egerlander marsch speelde, sloeg de Tsjech
den violist zijn instrument uit de handen.
Toen de kastelein hem aanmaande kalm
te blijven, bracht deze den groet met de
gebalde vuist. Korten tijd later vertrokken
de Sudeten-Duitschers en groetten met
„heil". De Tsjech trok hierop zijn revolver
en loste een aantal schoten, waardoor twee
personen werden gewond. De politie wist
te verhinderen, dat beide groepen slaags
raakten arresteerde den Tsjech.
In Praag werd over hetzelfde geval het
volgende communiqué uitgegeven:
Vannacht dat is dus den nacht van
Dinsdag op Woensdag was een groep
van omstreeks 35 Duitschers bijeen in een
café aan de Kramlingsbastei. In hetzelfde
lokaal bevond zich een onder-officier,
Toman, die in gezelschap was van het lid
der sociaal-democratische partij, Adam
Maier.
De onder-officier verzocht de muziek
een Tsjechisch volksliedje te willen spelen,
hetgeen aanleiding gaf tot een woorden
wisseling, welke overging in een kloppartij.
Aangezien Toman zich bedreigd gevoelde
schoot hij twee malen met zijn revolver.
De kogels troffen den arbeider Otto Baier
uit Eger en den herbergier Joseph Kraus,
die eveneens te Eger gedomicilieerd is.
Baier werd licht aan het been gewond,
Kraus is in de knie getroffen. De beide
gewonden werden naar een ziekenhuis
overgebracht.
Toman werd uitgeleverd aan de militai
re autoriteiten en in arrest gesteld. Er zal
een onderzoek in deze aangelegenheid
worden ingesteld om de verantwoordelijk
heid vast te stellen van de superieuren van
Toman wegens de aanwezigheid van
Toman op zoo'n laat uur in het café.
Het spreekt welhaast vanzelf, dat de
Duitsche pers onmiddellijk gereageerd
heeft op dit jongste incident. Zoo schrijft
de Berliner Börsenzeitung o.a. „gezien deze
eindelooze reeks hoogst ernstige provoca
ties schijnt het noodig te vragen, hoe lang
men ons geduld nog wil misbruiken." Het
Berliner Tageblatt is nog scherper en be
schuldigt Moskou in de volgende bewoor
dingen: De leiders te Moskou geven in
structies aan de Praagsche executieve. Het
lijdt geen twijfel dat de op den achtergrond
blijvende dirigenten der hetae niets onbe
proefd zullen laten om voor hun duistere
plannen toch wellicht nog daar een aan-
knoopingspunt te vinden, waar het recht
van noodweer en bescherming van de eer
in tragisch conflict komen met de eischen
der discipline.
De Berliner Lokalanzeiger verklaart,
dat de Tsjechische politici het spel, dat
verdragen en gerechtigheid op den punt
der bajonetten plaatst, willen voortzetten.
Alle stappen van de Sudeten-Duitsche
party te Praag hebben er niet toe kunnen
leiden, dat invloed werd geoefend op de
terroristische houding van de Tsjechische
militairen. Het blad wijst verder op de uit
latingen van bepaalde Tsjechische bladen,
waarvan sommige het departement van
buitenlandsche zaken zeei na staan, die
den wensch hebben uitgesproken, dat een
versterkt vredesleger de grenzen perma
nent zou bezetten en die verder verklaar
den, dat de bijzondere militaire maatrege
len in het grensgebied, slechts zouden kun
nen worden ingetrokken als de houding
van de Sudeten-Duitsche party bij de
onderhandelingen zulks zou veroorloven.
De Hongaarsche minister van buiten
landsche zaken, de Kanya, heeft gisteren
in de Kamer een verklaring afgelegd,
waarin hy o. m. verklaarde, dat de Hon
gaarsche regeering niet gekant is tegen de
vestiging van oprechte vriendschappelijke
betrekkingen met de landen der Kleine
Entente.
Tijdens de debatten over de begrooting
van buitenlandsche zaken legde de Kanya
belangrijke verklaringen af. O.m. ten aan
zien van de Hongaarsch-Tsjechoslowaak-
sche betrekkingen. De minister herhaalde,
dat de Hongaarsch-Italiaansche vriend
schap ongewijzigd blijft, evenals de Hon-
gaarschPoolsche.
De Duitsche expansie, aldus de Kanya,
vormt geen bedreiging van zoodanigen
aard, dat Hongarije gedwongen zou zyn
tot iederen prijs het bondgenootschap van
de landen der Kleine Entente na te stre
ven. De toestand der Hongaarsche minder
heden in de landen der Kleine Entente
vormt den toetssteen voor de betrekkingen
van Hongarije met zyn naburen.
Hongarije wenscht zijn betrekkingen met
de landen der Kleine Entente te normali-
seeren, maar een grootere toenadering is
afhankelijk van een aanmerkelijke verbe
tering in het lot van de Hongaarsche min
derheden. Hongarije wil afzonderlijk mqt
elk dezer staten onderhandelen. Aan den
anderen kant stelt het als voorwaarde, dat
de drie afzonderlijke overeenkomsten met
elkander in overeenstemming moeten zyn.
Dit lijkt des te moeilijker, daar de toe
stand der minderheden niet dezelfde is in
de drie landen. Hij is in Zuid-Slavië beter,
in Roemenië slechter. Tsjechoslowakije
heeft het internationale karakter van de
minderhedenkwestie erkend. De toekom
stige ontwikkeling hangt af van de regee
ring te Praag. Zal deze regeering er toe
besluiten een statuut op te stellen, dat de
op haar gebied levende nationaliteiten te
vreden zou kunnen stellen? De Tsjechoslo-
waaksche en Roemeensche staatslieden
hebben herhaalde malen verklaard, dat zy
besloten waren vriendschappelijke en op
rechte betrekkingen te vestigen met Hon
garije. Hongarije is bezield van den besten
wil, maar op voorwaarde, dat de schoone
woorden van de Tsjechoslowaaksche en
Roemeensche staatslieden binnenkort ge
volgd worden door daden.
Ten slotte legde de minister den nadruk
er op, dat zyn regeering een vredespolitiek
voert en de landsverdediging, die zy aan-
z'^r.ljjk wil versterken, eveneens in dienst
stelt van dit ideaal.
van het parlement hem in 1919 een dotatie
van 25.000 pond toegekend. Hankey is een
zeer bescheiden mensch. Men zou hem, als
men hem op straat tegenkomt, voor een
employe uit de City houden. Hij, die onder
vijf eerste ministers gediend heeft, heeft het
licht der openbaarheid trachten te vermij
den. Slechts zyn reis door het Empire in
1935 gemaakt, waarop hij moest nagaan in
hoeverre de Dominions in staat waren tot
het onderhouden van een eigen wapen
industrie, vormt een uitzondering. De pers
heeft toen veel aandacht aan hem besteed.
Men zegt, dat Hankey een dagboek heeft
bijgehouden. Als dat juist is, aldus besluit
de correspondent van de Frankfurter, dan
zullen zijn aanteekeningen waarschijnlijk
niet zoo spoedig worden gepubliceerd.
Bridges opvolger van Hankey.
De heer Bridges, een zoon van wijlen den
poëtlaureat, is benoemd tot opvolger van
Hankey als secretaris van het Britsche ka
binet. Gedurende vier jaar is Bridges belast
geweest met de afdeeling defensie van het
ministerie van financiën en onlangs werd
hij benoemd tot vertegenwoordiger van het
ministerie van financiën in de commissie
voor materiaal van het ministerie van lucht
vaart. Ook in andere commissies heeft hij
zitting gehad.
De correspondent van de Daily Telegraph
And Morning Post bericht aan zijn blad,
dat de Arabische terroristen in Palestina
zich thans vooral bezig houden met het
vernielen van de petroleum-pijpleiding,
waarmede de ruwe olie uit Irak dwars
door de Syrische woestijn naar de havens
aan de kust wordt vervoerd over een af
stand van duizend kilometer. Per uur wordt
900 ton Olie door de buizen geperst en aan
gezien het eenigen tijd duurt eer bemerkt
wordt aan de pompstations, dat de leiding
defect is, gaan dikwijls duizenden tonnen
olie verloren, vooral wanneer de ontsnap
pende olie in brand wordt gestoken.
De terroristen hebben een eenvoudige
manier gevonden om de ontsnappende olie
aan te steken. Gewoon met een lucifer is
dit niet mogelijk, aangezien de ruwe pe
troleum niet gemakkelijk vlam vat.
Eerst maakten zij gebruik van kleine
kacheltjes, die zoo geplaatst werden dat de
uit de pijp spuitende olie in de vlam moest
komen, doch dit werd te duur, aangezien
de kachels, welke ongeveer acht shilling
per stuk kostten, verloren gingen. Thans
doen zy het anders. Zy leggen op de pijp
een hoop asch met parafine en steken deze
massa in brand met behulp van enkele
vodden. Vervolgens lossen zij van een af
stand van ongeveer tien meter enkele scho
ten op de brandende massa, waardoor de
pijp wordt doorboord. De bandieten snellen
dan weg om niet getroffen te worden door
de zwarte olie. Op eenigen afstand verbran
den zij dan hun mantel en hoofddoek om
de politiehonden op een dwaalspoor te
brengen en worden weer vreedzame dorps
bewoners.
Naar aanleiding van het onderhoud van
Bonnet, den Franschen minister van bui
tenlandsche zaken, met Suad Davaz, den
Turkschen ambassadeur, die de aandacht
heeft gevestigd op een nieuw incident in
het Sandsjak. waarbij twee Turken werden
gedood, schrijft Saint Brice in de „Journal":
„Kemal Ata Turk, heeft de Turksche na
tionalisten op dezelfde wijze in beweging
gebracht als Hitier het Germanisme heeft
doen herleven. Het gebied, dat wy het
Sandsjak Alexandrette noemen en de Tur
ken Hatay, is, zooals Tsjechoslowakije, een
gebied, waar niet alleen verschillende ras
sen tegenover elkander staan, maar waar
ook tegenstellingen bestaan tusschen de le
den van hetzelfde ras. Zooals de Sudeten-
Duitschers strijden tegen de Duitsche de
mocraten en socialisten, zooals de Slowaken
verdeeld zyn in autonomistische en activis
tische groepen, zoo zijn in Alexandrette niet
alleen de Aloeieten, die onlangs hebben
geweigerd samen te gaan met de Turken,
doch ook alle getrouwe Muzelmannen, die
den Islam eerbiedigen en geirriteerd wor
den door het anti-religieuze sectarisme van
het nieuwe Turkije
Wij begrijpen de teleurstellingen der
leiders te Ankara, aldus St. Brice, maar wij
kunnen niet toestaan, dat deze teleurstel
ling aan Frankrijk wordt verweten.
Alléén 2de handsch goederen.
35 ct, p. 5 regels, uitsluitend a contant.