DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Vraag en aanbod Pers en regeering in Engeland. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE AD VERTE NTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. No. 128 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Donderdag 2 Juni 1938 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. 140e Jaargang Nauw contact en, wanneer het landsbelang het eischt, nauwe samenwerking, Belangrijk tusschen-persoon. Engeland en de oorlog in Spanje. De houding van Engeland. Merkwaardige causerie over een staatsman. Sir Maurice Hankey's loopbaan. De algemeene toestand. Aanslagen op de petroleum-pijplelding. Door Arabische terroristen. De moeilijkheden in het Sandsjak. Saint Brice trekt vergelijking met Tsjechoslowakije. Denkt U er aan Uw voor Zaterdag op te geven? QURANT. (Van onzen correspondent.) De Engelsche pers staat in ons land niet overal even goed aangeschreven. Tallooze malen heb ik landgenooten, die voor een paar dagen in Londen verblij ven, er hun verbazing en verontwaardi ging over hooren uitspreken „dat er in dit land geen fatsoenlijke krant te krij gen is." Ten bewijze van deze stelling zwaaien zij dan triomfantelijk met een sensatie-blad als de „Daily Mail" of de „Daily Mirror". Vergelijk dat nu eens met een van onze groote bladen, zeg gen zij. Bittere ervaring heeft mij geleerd, dat tegenspraak nutteloos is. Het is nu eenmaal bijzonder prettig overtuigd te zijn van de superioriteit van het nationale product. Dus schud ik in deze gevallen immer meewarig het afgematte hoofd, zeg „ja, ja, het is vree- selijk", en zie er van af mijn verontwaar digde landgenooten erop te wijzen, dat er in Engeland nog andere kranten dan de „Daily Mail" en de „Daily Mirror" bestaan, en dat het nauwelijks fair is de kwaliteit van de Engelsche pers naar de zwakste broederen van deze groote familie te beoor- deelen. Iemand, die iets gelooven wil omdat hij het prettig vindt, is voor geen argumen ten vatbaar, zeker niet voor het op tal vati goede gronden verdedigbaar argument dat de Engelsche pers met bladen als de „Times", Daily Telegraph" of „Manchester Guar dian" aan de spits van de internationale journalistiek staat. Hoe de Britsche pers werkt. Het is echter niet mijn bedoeling hier een lofzang op de Engelsche pers af te steken, doch slechts op een interessant aspect van dit machtige instituut te wijzen: zijn nauwe verhouding tot de regeering en zijn rol als tusschen-persoon tusschen het officieele ge zag en het publiek. Om duidelijk te maken hoe de pers die rol vervult kan ik niet beter doen dan u een blik te geven op het journa listieke aspect van de jongste Europeesche crisis. Het was een weekend die ons kranten schrijvers lang zal heugen. Vrijdagnacht reeds begrepen wij uit de berichten, die op de telex binnenkwamen, dat er van een rustigen Zaterdag en Zondag op het land niet veel zou komen. De hinderlijke ge woonte, internationale crises altijd op weekenden te houden, zou ons weer eens van onze welverdiende rust gaan berooven. Wij mochten vloeken zooveel wij wilden, (en deden het), maar er was niets aan te doen, er zou gewerkt moeten worden. En zoo was het dan ook. Zaterdag-avond laat begint de telkens weer angstig geraadpleegde telex te tikken: speciale zitting van het kabinet bijeengeroe pen voor morgenmiddag. Dat geeft ons in ieder geval nog tot een uur of zes gelegen heid de eerste zomersche Zondag te genie ten. Maar, hoe sappig ook het gras buiten bij de rivier, hoe heerlijk ook de zon, hoe vroolijk en vreedzaam ook dit beeld van een onbezorgd Engeland dat van den zomerdag geniet, net zooals het dat 24 jaar geleden op een dag in Juli deed, wij hebben in dit alles niet het ware plezier. Ons hoofd staat niet naar luieren in het gras, en wij zijn blij als wij eindelijk om vijf uur een excuus hebben om naar het in stille verlatenheid liggende Westminster terug te keeren. Op de tweede verdieping van het ministerie van buiten- landsche zaken, waar de regeer in gspers- dienst zetelt, heerscht nu die stemming die wij 200 goed van vroegere crises kennen. Een veertigtal collega's, alle bekende ge zichten, heeft zich daar verzameld om op het einde van den kabinetsraad te wachten. De kameraderie van deze bent treft telkens weer even aangenaam. Correspondenten van bladen die elkaar, zoowel op politiek als op commercieel gebied, als felle vijanden en concurrenten bestrijden, loopen gearmd door de lange gang geruchten en meeningen uit te wisselen. Er is een voortdurend va et vient van het eene groepje naar het andere. Ieder- een kent iedereen, en telkens weer klink, door het holle gebouw een daverend gelach als de laatste politieke „mots" worden ver teld. Hoe ernstig de toestand ook, deze lich telijk cynisch geworden lieden die zich door geen fraaie diplomatieke frasen meer laten bedriegen, weigeren de wereld in al haar misère geheel au serieux te nemen. Het is hun nauwelijks euvel te duiden. Dan komt na eindeloos wachten een van de leden van den persdienst naar buiten en deelt mee, dat de minister gereed is de hee- ren te ontvangen. En daarmee begint de machine te draaien. „Gentlemen", zegt de groote man, u be grijpt dat, zooals gewoonlijk, alles wat ik u zeggen ga op de gebruikelijke discrete wijze behandeld moet worden. Welnu, gentlemen, Zijne Majesteits regeering acht de situatie bijzonder ernstig. Kalmte is in deze om standigheden de eerste vereischte. Wil de regeering met haar verzoeningsstreven succes hebben, dan is het noodig alle indruk van partijdigheid te vermijden. De pers kan daar zeer veel toe bijdragen door zich te onthouden van alle oordeelen over wie de blaam voor het ontstaan van de huidige spanning treft. „Er volgen nog eenige meer feitelijke mededeelingen, en met de woor den „ik hoop, dat wij op dit kritieke oogen- blik op uw medewerking mogen rekenen", komt het onderhoud ten einde. De regeering heeft haar houding bekend gemaakt, in het technisch jargon, „it has given out the goverament line". Zij heeft de vertegen woordigers van een vrije pers doen weten hoe zij de situatie gaarne behandeld zag, en wat zij, als zij de regeering willen helpen, het publiek moeten bijbrengen. Dienaar der regeering. Zoo komen dan ook de volgende morgen alle bladen met lange berichten van de diplomatieke correspondenten waarin de government „line" getrouw wordt weerge geven, niet als de meening van de regeering, maar als „de indruk in bevoegde kringen". „Men voelt, luidt het, dat het onverstandig zou zijn partij te kiezen. Het wordt te ver staan gegeven dat niet valt uit te maken wie de blaam voor de huidige moeilijkheden treft. Kalmte wordt geacht de allereerste vereischte te zijn." Deze onpersoonlijke weergave van de in zichten en de wenschen van de regeerir.g maakt veel meer indruk dan de mededee- ling dat de minister, die maar een feilbaar mensch is en daarbij lid van een politieke partij, zus en zoo vindt. En dat is ook de be doeling. De vrije pers treedt bij deze ge legenheid als een trouw dienaar van de rgeering op, men zou bijna kunnen zeggen als een samenzweerder. De regeering wil de situatie op een bepaalde wijze voorgesteld zien, die niet altijd strikt in overeenstem ming met de feiten behoeft te zijn, en de pers is het middel om deze voorstelling van zaken ingang te doen vinden bij het publiek. In zekeren zin is deze vrije democratische pers dus evenzeer een propaganda-instru- ment als haar collega in de dictatoriaal ge regeerde landen. Het eenige verschil is, dat zij niet gedwongen, maar vrijwillig regee- ringspropaganda maakt, uit eigen overtui ging dat die propaganda nuttig en nood zakelijk is. De solidariteit die zij daarbij in de jongste crisis aan den dag heeft ge legd, is inderdaad een reden voor gerechte trots. Ook bü de oppositie-bladen heeft toen het landsbelang zwaarder gewogen dan partij-belang of eigen inzicht. Ook zij heb ben de regeerings-„line" zonder eenige kri tiek weergegeven, en haar de basis gemaakt van hun geheele berichtsgeving en redacto- riale beschouwing. Hoe groot de verleiding ook was om felle philippicas tegen den vijand van het linksche Engeland af te steken, en hem beschuldigingen en verwijten naar het hoofd te slingeren, zij hebben haar vol komen weerstaan, en volgens den wensch van de autoriteiten een bewonderenswaar dige discretie en tact tentoongespreid. Het doet denken aan het klassieke voorbeeld van de belangelooze solidariteit waartoe de En gelsche pers in staat is: haar maanden lang verzwijgen van het voorspel van de abdi catie-crisis. Niet iedere groote democratie kan zich op een zelfde verantwoordlijkheid van zijn pers beroemen. Alle Londensche bladen melden vanoch tend op sensationeele wijze, dat de Britsche regeering in de naaste toekomst zal streven naar: 1. De' beëindiging van den oorlog in Spanje. Zij zal beiden partijen de gedachte toe te stemmen in een bemiddeling doen aanvaarden. 2. Met Duitschland een algemeene over eenkomst te sluiten, die met name betrek king zal hebben op de koloniale eischen. De voorwaarde voor de verwezenlijking van dit eerste punt zou zijn de terugtrek king der vrijwilligers, de tweede voorwaar de de vreedzame en definitieve regeling van het Sudeten-Duitsche vraagstuk. De bladen voegen hier aan toe, dat de Britsche regeering in afwachting hiervan krachtig zal optreden om een herhaling van luchtaanvallen, waarvan Britsche koopvaardijschepen nog onlangs in de Spaansche territoriale wateren het slacht offer zijn geworden, te voorkomen. Chamberlain heeft Hankey tot lid van het directorium van het Suezkanaal be noemd. Door deze benoeming zal Hankey eind Juli afscheid nemen van drie belang rijke posten. Want hij is tegelijk secreta ris van het kabinet, secretaris van de ministeriëele commissie voor de verde diging van het Empire en secretaris van den Geheimen kroonraad. Met zijn 61 jaar heeft Sir Maurice Hankey de normale leeftijdsgrens reeds overschre den, maar klaarblijkelijk heeft hij uit zijn drie ambten ontslag gevraagd omdat de be wapening zooveel extra arbeid vergt dat de drie posten niet meer door één man kunnen worden bekleed. Op het oogenblik heeft Hankey een salaris van 3000 pond en als directeur van de Suez-kanaal-maatschappij wordt zijn inkomen 4 a 5000 pond. Wel niemand, aldus de corr. v. d. Frankf. Ztg. verder, heeft zooveel staatsgeheimen te bewa ren gehad als deze bekwame hulp van alle Britsche kabinetten sedert het premier schap van Lloyd George. Want behalve reeds genoemde functies is Hankey ook nog geweest: secretaris van de Britsche de legatie ter vredesconferentie (1919), secre taris van de Empire-conferentie (1921), secretaris van de conferentie van Washing ton (1921), secretaris van de conferentie van Genua (1922), secretaris van de herstel-con ferentie te Londen (1924), secretaris-gene raal van de conferentie in den Haag (1929), secretaris van de vlootconferentie te Lon den (1930) en secretaris van de conferentie van Lausanne (1932). Deze zeer begaafde organisator is voort gekomen uit den militairen stand. Toen hij als kapitein van de marine-artillerie in de Middellandsche zee dienst deed, werd hij opgemerkt door admiraal Lord Fisher, die hem in 1902 bij den nieuwsdienst van de admiraliteit plaatste. Zes jaar later werd Hankey als adjunct-secretaris voor de com missie voor de verdediging van het Empire ter beschikking gesteld. Hij was nog geen vier-en-dertig jaar oud, toen hij door As- quith tot secretaris van deze zeer belang rijke rijksorganisatie werd benoemd. Gedu rende den wereldoorlog werd Hankey be last met de nieuwe positie van secretaris van het kabinet. Voor de buitengewone diensten, die hij zijn land gedurende den oorlog bewezen heeft, hebben beide huizen Alkmaar, 2 Juni. Nauwelijks is er eenige rust ingetreden in Tsjecho-Slowakije, of een nieuw inci dent brengt de spanning weer terug: in den nacht van Dinsdag op Woensdag heeft zich opnieuw te Eger wij hebben het gisteren nog juist in 't kort kunnen melden een incident voorgedaan tusschen Sudeten-Duitschers eenerzijds en een Tsjechisch onderofficier anderzijds. Wij kunnen, waar de geruchten over het incident eenigszins verschillend zijn, niet beter doen dan hier de twee lezingen weer te geven. Het Duitsche Nieuwsbureau meldde er gisteravond het volgende over: In den afgeloopen nacht heeft een Tsjechisch onderofficier in een café revol verschoten gelost op Srdeten-Duitschers, waardoor twee personen werden gewond. De Sudeten-Duitschers bevonden zich in het café, toen eenige socialisten in gezel schap van een Tsjechisch onder-officier het lokaal betraden. Toen de muziek de Egerlander marsch speelde, sloeg de Tsjech den violist zijn instrument uit de handen. Toen de kastelein hem aanmaande kalm te blijven, bracht deze den groet met de gebalde vuist. Korten tijd later vertrokken de Sudeten-Duitschers en groetten met „heil". De Tsjech trok hierop zijn revolver en loste een aantal schoten, waardoor twee personen werden gewond. De politie wist te verhinderen, dat beide groepen slaags raakten arresteerde den Tsjech. In Praag werd over hetzelfde geval het volgende communiqué uitgegeven: Vannacht dat is dus den nacht van Dinsdag op Woensdag was een groep van omstreeks 35 Duitschers bijeen in een café aan de Kramlingsbastei. In hetzelfde lokaal bevond zich een onder-officier, Toman, die in gezelschap was van het lid der sociaal-democratische partij, Adam Maier. De onder-officier verzocht de muziek een Tsjechisch volksliedje te willen spelen, hetgeen aanleiding gaf tot een woorden wisseling, welke overging in een kloppartij. Aangezien Toman zich bedreigd gevoelde schoot hij twee malen met zijn revolver. De kogels troffen den arbeider Otto Baier uit Eger en den herbergier Joseph Kraus, die eveneens te Eger gedomicilieerd is. Baier werd licht aan het been gewond, Kraus is in de knie getroffen. De beide gewonden werden naar een ziekenhuis overgebracht. Toman werd uitgeleverd aan de militai re autoriteiten en in arrest gesteld. Er zal een onderzoek in deze aangelegenheid worden ingesteld om de verantwoordelijk heid vast te stellen van de superieuren van Toman wegens de aanwezigheid van Toman op zoo'n laat uur in het café. Het spreekt welhaast vanzelf, dat de Duitsche pers onmiddellijk gereageerd heeft op dit jongste incident. Zoo schrijft de Berliner Börsenzeitung o.a. „gezien deze eindelooze reeks hoogst ernstige provoca ties schijnt het noodig te vragen, hoe lang men ons geduld nog wil misbruiken." Het Berliner Tageblatt is nog scherper en be schuldigt Moskou in de volgende bewoor dingen: De leiders te Moskou geven in structies aan de Praagsche executieve. Het lijdt geen twijfel dat de op den achtergrond blijvende dirigenten der hetae niets onbe proefd zullen laten om voor hun duistere plannen toch wellicht nog daar een aan- knoopingspunt te vinden, waar het recht van noodweer en bescherming van de eer in tragisch conflict komen met de eischen der discipline. De Berliner Lokalanzeiger verklaart, dat de Tsjechische politici het spel, dat verdragen en gerechtigheid op den punt der bajonetten plaatst, willen voortzetten. Alle stappen van de Sudeten-Duitsche party te Praag hebben er niet toe kunnen leiden, dat invloed werd geoefend op de terroristische houding van de Tsjechische militairen. Het blad wijst verder op de uit latingen van bepaalde Tsjechische bladen, waarvan sommige het departement van buitenlandsche zaken zeei na staan, die den wensch hebben uitgesproken, dat een versterkt vredesleger de grenzen perma nent zou bezetten en die verder verklaar den, dat de bijzondere militaire maatrege len in het grensgebied, slechts zouden kun nen worden ingetrokken als de houding van de Sudeten-Duitsche party bij de onderhandelingen zulks zou veroorloven. De Hongaarsche minister van buiten landsche zaken, de Kanya, heeft gisteren in de Kamer een verklaring afgelegd, waarin hy o. m. verklaarde, dat de Hon gaarsche regeering niet gekant is tegen de vestiging van oprechte vriendschappelijke betrekkingen met de landen der Kleine Entente. Tijdens de debatten over de begrooting van buitenlandsche zaken legde de Kanya belangrijke verklaringen af. O.m. ten aan zien van de Hongaarsch-Tsjechoslowaak- sche betrekkingen. De minister herhaalde, dat de Hongaarsch-Italiaansche vriend schap ongewijzigd blijft, evenals de Hon- gaarschPoolsche. De Duitsche expansie, aldus de Kanya, vormt geen bedreiging van zoodanigen aard, dat Hongarije gedwongen zou zyn tot iederen prijs het bondgenootschap van de landen der Kleine Entente na te stre ven. De toestand der Hongaarsche minder heden in de landen der Kleine Entente vormt den toetssteen voor de betrekkingen van Hongarije met zyn naburen. Hongarije wenscht zijn betrekkingen met de landen der Kleine Entente te normali- seeren, maar een grootere toenadering is afhankelijk van een aanmerkelijke verbe tering in het lot van de Hongaarsche min derheden. Hongarije wil afzonderlijk mqt elk dezer staten onderhandelen. Aan den anderen kant stelt het als voorwaarde, dat de drie afzonderlijke overeenkomsten met elkander in overeenstemming moeten zyn. Dit lijkt des te moeilijker, daar de toe stand der minderheden niet dezelfde is in de drie landen. Hij is in Zuid-Slavië beter, in Roemenië slechter. Tsjechoslowakije heeft het internationale karakter van de minderhedenkwestie erkend. De toekom stige ontwikkeling hangt af van de regee ring te Praag. Zal deze regeering er toe besluiten een statuut op te stellen, dat de op haar gebied levende nationaliteiten te vreden zou kunnen stellen? De Tsjechoslo- waaksche en Roemeensche staatslieden hebben herhaalde malen verklaard, dat zy besloten waren vriendschappelijke en op rechte betrekkingen te vestigen met Hon garije. Hongarije is bezield van den besten wil, maar op voorwaarde, dat de schoone woorden van de Tsjechoslowaaksche en Roemeensche staatslieden binnenkort ge volgd worden door daden. Ten slotte legde de minister den nadruk er op, dat zyn regeering een vredespolitiek voert en de landsverdediging, die zy aan- z'^r.ljjk wil versterken, eveneens in dienst stelt van dit ideaal. van het parlement hem in 1919 een dotatie van 25.000 pond toegekend. Hankey is een zeer bescheiden mensch. Men zou hem, als men hem op straat tegenkomt, voor een employe uit de City houden. Hij, die onder vijf eerste ministers gediend heeft, heeft het licht der openbaarheid trachten te vermij den. Slechts zyn reis door het Empire in 1935 gemaakt, waarop hij moest nagaan in hoeverre de Dominions in staat waren tot het onderhouden van een eigen wapen industrie, vormt een uitzondering. De pers heeft toen veel aandacht aan hem besteed. Men zegt, dat Hankey een dagboek heeft bijgehouden. Als dat juist is, aldus besluit de correspondent van de Frankfurter, dan zullen zijn aanteekeningen waarschijnlijk niet zoo spoedig worden gepubliceerd. Bridges opvolger van Hankey. De heer Bridges, een zoon van wijlen den poëtlaureat, is benoemd tot opvolger van Hankey als secretaris van het Britsche ka binet. Gedurende vier jaar is Bridges belast geweest met de afdeeling defensie van het ministerie van financiën en onlangs werd hij benoemd tot vertegenwoordiger van het ministerie van financiën in de commissie voor materiaal van het ministerie van lucht vaart. Ook in andere commissies heeft hij zitting gehad. De correspondent van de Daily Telegraph And Morning Post bericht aan zijn blad, dat de Arabische terroristen in Palestina zich thans vooral bezig houden met het vernielen van de petroleum-pijpleiding, waarmede de ruwe olie uit Irak dwars door de Syrische woestijn naar de havens aan de kust wordt vervoerd over een af stand van duizend kilometer. Per uur wordt 900 ton Olie door de buizen geperst en aan gezien het eenigen tijd duurt eer bemerkt wordt aan de pompstations, dat de leiding defect is, gaan dikwijls duizenden tonnen olie verloren, vooral wanneer de ontsnap pende olie in brand wordt gestoken. De terroristen hebben een eenvoudige manier gevonden om de ontsnappende olie aan te steken. Gewoon met een lucifer is dit niet mogelijk, aangezien de ruwe pe troleum niet gemakkelijk vlam vat. Eerst maakten zij gebruik van kleine kacheltjes, die zoo geplaatst werden dat de uit de pijp spuitende olie in de vlam moest komen, doch dit werd te duur, aangezien de kachels, welke ongeveer acht shilling per stuk kostten, verloren gingen. Thans doen zy het anders. Zy leggen op de pijp een hoop asch met parafine en steken deze massa in brand met behulp van enkele vodden. Vervolgens lossen zij van een af stand van ongeveer tien meter enkele scho ten op de brandende massa, waardoor de pijp wordt doorboord. De bandieten snellen dan weg om niet getroffen te worden door de zwarte olie. Op eenigen afstand verbran den zij dan hun mantel en hoofddoek om de politiehonden op een dwaalspoor te brengen en worden weer vreedzame dorps bewoners. Naar aanleiding van het onderhoud van Bonnet, den Franschen minister van bui tenlandsche zaken, met Suad Davaz, den Turkschen ambassadeur, die de aandacht heeft gevestigd op een nieuw incident in het Sandsjak. waarbij twee Turken werden gedood, schrijft Saint Brice in de „Journal": „Kemal Ata Turk, heeft de Turksche na tionalisten op dezelfde wijze in beweging gebracht als Hitier het Germanisme heeft doen herleven. Het gebied, dat wy het Sandsjak Alexandrette noemen en de Tur ken Hatay, is, zooals Tsjechoslowakije, een gebied, waar niet alleen verschillende ras sen tegenover elkander staan, maar waar ook tegenstellingen bestaan tusschen de le den van hetzelfde ras. Zooals de Sudeten- Duitschers strijden tegen de Duitsche de mocraten en socialisten, zooals de Slowaken verdeeld zyn in autonomistische en activis tische groepen, zoo zijn in Alexandrette niet alleen de Aloeieten, die onlangs hebben geweigerd samen te gaan met de Turken, doch ook alle getrouwe Muzelmannen, die den Islam eerbiedigen en geirriteerd wor den door het anti-religieuze sectarisme van het nieuwe Turkije Wij begrijpen de teleurstellingen der leiders te Ankara, aldus St. Brice, maar wij kunnen niet toestaan, dat deze teleurstel ling aan Frankrijk wordt verweten. Alléén 2de handsch goederen. 35 ct, p. 5 regels, uitsluitend a contant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 1