8 s 8 8 VORS COBRA Een „arbeidsdienst in Nederlandschen zin" PARLEMENT Nog vele sprekers over de werkloosheid. af£chine JPJieen Rinso .OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE O^itwetdaHd. l Europa zoekt naarWaluck. Is hij gezien in Zaandam Scuillctott TWEEDE BLAD. 2 WENSCHEN VAN ALLEN KANT. (Van onzen parlementairen medewerker.) De belangstelling van de Tweede Kamer voor het werkloosheidsvraagstuk is onver flauwd, hetgeen uit den aanwas van het sprekerslijstje blijken kan, dat j.1. Dinsdag 18 en gistermiddag omstreeks vier uur 24 namen telde! Het spreekt van zelf, dat men na een tiental sprekers te hebben aange hoord niet veel nieuws meer verneemt. Zoo als we gisteren reeds opmerkten, zijn we zoo langzamerhand van de groote lijnen af geraakt en in de details beland. Hetgeen on getwijfeld van nut is, omdat de werkloozen zelf, verder de gemeenten en de instanties, y;elke zich met werkverschaffing en steun- verleening hebben te bemoeien, juist met de details te maken hebben. Maar men zal niet temin begrijpen, dat we hierop niet uitvoerig kunnen ingaan omdat dan het eind ervan yeg zou zijn. Het spreekt vanzelf, dat iemand als de heer Smeenk (a.r.), die in het algemeen de door de regeering gevolgde politiek goed keurt, niet een lang betoog over de door haar getroffen en nog te treffen maatrege len ging houden. Argumenten van dr. Colijn tegen een vrijgevige politiek van openbare werken, gelijk door prof. van Gelderen was bepleit, keerden slechts in het kort bij den a.r. afgevaardigde terug. Hy vond het een te gewaagde speculatie. Wel was hij van oor deel, dat sommige werkverschaffingswer- ken, vooral in het noorden des lands, als normaal werk moesten worden beschouwd en dat men nu al beginnen moest met de voorbereiding van de werkzaamheden voor de verdere inpoldering van de Zuiderzee in het zuiden en westen, om dadelijk met de uitvoering een begin te kunnen maken na de voltooiing van den N.O.-polder. Van een verplichten arbeidsdienst, welke in het bij zonder voor de jeugdige werkloozen wordt aangeprezen, moest de heer Smeenk, die zelf eenige ervaring van werkloozenkampen heeft, niets hebben. Beter achtte hij het, in dien de regeering het werk, dat thans door verschillende organisaties ondernomen y/ordt, krachtiger steunt. Onder eenige hilariteit verklaarde mr. Oud (v.d.), dat hij, door zich accoord te ver klaren met de door de regeering bij de werkloosheidsbestrijding toegepaste beginse len, eveneens steun verleende aan het door het vorige kabinet (waarvan hij deel uit maakte) gevoerde beleid! Onmiddellijk liet de oud-minister van financiën erop volgen, Öat hij vreesde, dat dit kabinet misschien te veel op het vorige zou steunen en dat zou, gezien den nog altijd zeer grooten omvang van de werkloosheid, niet juist zijn. In orde is het dat eerst de werkgelegen heid in het particuliere bedrijfsleven wordt vergroot en dat het uitvoeren van openbare werken de overbrugging van een moeilijke periode moet zijn. Maar dit niet alleen, want de ver doorgevoerde rationalisatie van het bedrijfsleven dringt ons naar verkorting van den arbeidstijd, al zal dit niet dadelijk be- teekenen een overstappen op de veertig uren-week. De heer Oud wenschte het Fran- sch voorbeeld niet te volgen en wees er aanstonds op, dat behoud van hetzelfde loon niet mogelijk zou zijn, tenzij men aan het bedrijfsleven zwaardere lasten zou opleggen, welke het niet dragen kan. Hij wees erop, dat in een vergadering van directeuren van maatschappelijk hulpbetoon was gebleken, dat de marge tusschen loon en steun in vele gevallen te klein is gewor den, om welke reden mr. Oud oordeelde, dat we met de steunregeling dreigen vast te loo- pen en wijziging daarvan noodzakelijk wordt. Met het oog op de uitgebreide werkloos heid onder de jeugd bepleitte hij overweging van een arbeidsdienst, maar dan een in kam pen in eigen sfeer, waarin de jeugd in Ne derlandschen zin wordt opgevoed. Hij was bereid aan de regeering grootere bevoegd heden voor een snellere aanvatting van wer ken te geven, doch deze zouden dan telkens door de Staten-Generaal moeten worden ver lengd. Voor de bestrijding van de werkloosheid op het platteland en voor meer vrijheid ten deze voor de kleine gemeenten kwam de heer Ruijter (r.k.) op, een aandrang, welke later eveneens van den kant van den heer Bakker (c.h.) rees. De r.k. afgevaardigde bepleitte voor de boerenzoons, die nu werk loos zijn en geen kans hebben op een boer derij, kansen te scheppen voor de verkrij ging van een eigen bedrijf, of zoo dit niet ging, hun met een paar duizend gulden te helpen om te emigreeren. In plaats van de regeling welke de regeering zich denkt voor de verstrekking van vleesch in blik, gaf de heer Ruijter het verstrekken van waarde bons in overweging. Uit den mond van den heer van Houten (c.d.u.), die een principieel betoog hield over de methode van bestrijding van de werkloosheid, hebben we nu, zoo kort na den begrootingsarbeid, evenmin iets nieuws kunnen vernemen. Hij verweet dit kabinet wederom, dat het beleid ten aanzien van de werkloozen niet op ware christelijkheid berust, omdat de liefde tot den naaste er niet uit spreekt. Het door hem wenschelijk geacht beleid sluit zich, in het algemeen ge sproken, bij de wenschen der sociaal-demo craten aan. Hij gaf den katholieken een veeg uit de pan, omdat zij zich blijkbaar al bij de houding van de regeering hebben neerge legd. Hij ontkende niet, dat de regeering het een en ander gedaan had om de werkge legenheid te verruimen en het leed der //7 c/o H* WtftEEN NIEUWE WASMACHINE^ kUNT U M'J AAN DE HEEST GESCHIKTE ?EEP HELPEN?/ De nieuwe, „overvette" Rinso doet beslist wonderen in de was 'machine. Eén pak Rinso op 30 liter water geeft een ongelofelijke 'hoeveelheid sop. En door het bijzonder hoge vetgehalte is het Rinso sop zo volmaakt reinigend, dat Uw was goed een ongekende helderheid krijgt en U, na het witte goed, ook nog het gekleurde goed in. hetzelfde sop prachtig schoon wast. De nieuwe Rinso is werkelijk een wonder van doelmatigheid en zuinigheid! En niet alleen in elke wasmachine, maar ook in elke tobbel Bovendien op elk pak een bon voor fraaie geschenken. R 39.0308 werkloozen te verzachten, maar dat was op verre na niet genoeg. Hij wilde een totale koersverandering. De heer Bakker (c.h.), die onmiddellijk dezen afgevaardigde opvolgde, vond diens verwijten weinig christelijk, wanneer het toch een feit is, dat de regeering allerlei ondernomen heeft en onderneemt, om de werkloosheid te bestrijden. Over het alge meen kon de heer Bakker zich met de doel stellingen van het kabinet vereenigen. Hij verzette zich eveneens tegen riskante experi menten als in Amerika en Frankrijk zyn vertoond, doch vond aan den anderen kant, dat het Werkfonds de zaken veel krachtiger had moeten aanpakken; alles gaat door te veel instanties bovendien. Wel hield de regeering nog voor, dat de interpretatie van wat nu eigenlijk een productief werk is, niet te eng mag zijn. Van meer belang in den tot dusver bereik ten stand van het debat was zyn pleidooi voor opheffing van het huidige systeem van den landbouwsteun en vervanging daar van door een ander, dat meer algemeen de welvaart der belanghebbenden zou ver- hoogen. Ook zou aan de landbouwbedrijven de verplichting moeten worden opgelegd, meer arbeiders in dienst te nemen; gebleken is dat landbouwmachines dikwijls duurder in het gebruik zijn dan arbeiders. Een andere c.h. spreker, de heer Krol, behandelde een aantal ondergeschikte pun ten, wees een aantal werkobjecten in de provincie Groningen aan en bestreed het be toog van den heer Woudenberg (n.s.b.), op wiens gezag hy de autoriteit van ir. Mussert zoo maar niet aanvaarden kon; de leider moest eerst maar eens zijn kennis in het par lement ten toon spreiden! Verder was deze afgevaardigde van oor deel, dat de regeering met zachten aandrang op de jeugd om zich in werkkampen te laten opnemen, meer sympathie onder het Neder- landsche volk zou verwekken dan met den arbeidsdwang op arbeiders om in Duitsch- land te gaan werken. Nadat mej. de Jong (s.d.) een warm woord had gesproken voor de talrijke werk- looze kleermakers in het confectiebedrijf, in het bijzonder in de hoofdstad, en opdrachten tot levering van legeruniformen aan dezen had bepleit, kwam ir. Vos (s.d.) op tegen eenige door minister Cólijn genoemde cijfers betreffende het aantal werkloozen en tegen zijn afwijzing van een openbare-werken- politiek op groote schaal, waarbij de be windsman in het bijzonder op Amerika had gedoeld, dat er met zijn toeneming van de openbare schuld in vier jaren van 21 tot 38 milliard, niet in was geslaagd het aantal werkloozen te verminderen. Ir. Vos verweet den minister, dat hy er niet op had gewezen, dat het aantal werk loozen in die vier jaren tot 40 pet. van het vroegere aantal was teruggedrongen. Het had den soc.-dem. afgevaardigde voorts ge troffen, dat de heer Beaufort (r.k.) zich wel herhaaldelijk op de-memorie van antwoord, maar niet op het antwoord van dr. Colijn in de Kamer had beroepen. Vandaar de woord speling: zijn rede was meer „beau" dan „fort" geweest! Een grafje, dat er vlot bij de Kamer inging! DE ROOFOVERVAL TE HAAKSBERGEN. Nadere bijzonderheden. Over den roofoverval, welke in den nacht van Maandag op Dinsdag is gepleegd op de weduwe G. J. te Vaarwerk te Haaksbergen, vernemen wy nog, dat de buit waarmede de onverlaten verdwenen, bestond uit zeven gouden ringen, een gouden dameshorloge en twee gouden kettingen, waarvan er een anderhalve meter lang was. Aan deze ket ting bevond zich een gouden kruis. Voorts namen de inbrekers vier gouden mutsbel len, een doos zilverwerk en enkele broches mee. Eenig geld, dat zich in huis bevond, werd onaangeroerd gelaten. De dieven reden op het rijwiel van de dochter van de weduwe naar een auto, wel ke op tien minuten afstands van de boer derij stond geparkeerd. De fiets is later, met bloedsporen bevlekt en met een lekken band in de buurt van Beckum teruggevon den. Van de twee daders is slechts een vaag signalement bekend. De toestand van de circa 55-jarige weduwe, die door het voor gevallene geheel ontdaan was, is thans be vredigend. Vermoedelijk zal zij geen nadee- lige gevolgen van de hamerslagen, welke haar zijn toegebracht, ondervinden. Vrijdag; 3 Juni. HILVERSUM, 301,5 M. <8.—12.— 4.—7.30 en 9.—12.— VARA, de AVRO van 12.4.en de VPRO van 7.309.— uur.) 8.Gr.pl. (8.16 Ber.) 10.VPRO-morgcnwij- ding. 10.20 Deel. 10.40 Gr.pl. 11.10 Verv. deel. 11.30 Gr.pl. 12.Gr.pl. (12.15 Ber.) 12.45 De Palladians. I.45 Muz. causerie (met gr.pl.) 2.30 Het Kovacs Lajos-orkest en solis ten. 4.Gr.pl. 5.Voor de kinde ren. 5.30 Orgelspel. 6.De Ram- blers. 6.30 Politiek radiojournaal. 6.50 Hammond-orgelspel. 7. Sportpr. 7.20 ANP-ber. 7,30 Ber. 7.35 Lezen in den Bijbel. 8.Viool en piano. 8.30 Een nachtwandeling in de eerste week van Juni, cause rie. 9.Gr.pl. 9.30 VARA-orkest. 10.Fantasia en solist. 10.30 ANP- ber. 10.40 VPRO-avondwijding. II.Gr.pl. 11.30 Jazzmuziek (gr. pl.) 11.55—12.— Gr.pl. HILVERSUM, 1875 en 415,5 M. (Alg. progr. NCRV). 8.Schriftle zing en meditatie. 8.15 Ber., gr.pl. (9.30 Gelukwenschen). 10.30 Mor gendienst. 11.Gr.pL 11.15 Zang met pianobegeleiding. In de pauzes gr.pl. 12.— Ber. 12.15 Gr.pl. 12.30 Ensemble v. d. Horst en gr.pl. 2. Gr.pl. 2.35 Christ. lectuur. 3. Zang en piano. 4.Gr.pl. 4.30 Or gelspel. 5.30 Gr.pl. 6.30 Causerie over kamerplanten. 7.Ber. 7.15 Deel. en gr.pl. 7.45 Rep. 8.05 ANP- en herh. SOS-ber. 8.15 NCRV- orkest en soilst. 9.Vlaanderen en de Vlaamsche kunst, causerie. 9.30 Carillonconcert. 10.ANP-ber. 1C.05 Vervolg orkestconcert. 10.45 Sportpr. 11.Gr.pl. Ca. 11.50 12.Schriftlezing. DROITWICH, 1500 M. 1210 Orgel spel. 12.40 George Elrick and his Music Makers. 1.20 Sportpr. 1.35 2.20 Het Birminghamsch Philhar- monisch Strijkorkest en solist. 4.20 Gr.pl. 4.50 Radiotooneel. 5.20 Frank Walker en zijn Octet. 6.05 Sportrep. 6.20 Ber. 6.45 Parlementair week overzicht. 7.05 Viool en piano. 7.35 Ray Nobley en zyn orkest. 8.35 BBC-Symph.-orkest, BBC-zangers en pianoduo. 9.35 Ber. 9.55 Vervolg concert. 10.50 Theaterpr. 11.10 Am- brose en zyn Band. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 8.10, 8.55— 9.05, 10.10, 11.20 en 12.35 Gr.pl. 1.50 Zang. 2-05 Gr.pl. 4.35 Zang. 5.20 Klarinetkwartel en zang. 8.35 Zang. 8.50 Radiotooneel. 10.50 Gr.pl. 11.2012.50 Orkestconcert. KEULEN, 456 M. 6.50 Gr.pl. 7.30 Orkestconcert. 12.20 Militair orkest. 1.35 Concert. 2.30 Vroolyk concert. 4.20 Omroep-Amusementsorkest. 7.30 Omroeporkest en solisten. 9.20 Voor oud-strijders. 10.35 Gr.pl. 11.20 Sted. Orkest van Bonn, de Sted. Zang ver. en solisten. 12.20—3.20 Gev. concert. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Gr.pl. 12.50 en 1.30 Omroep- kleinorkest. 1.502.20 en 5.20 Gr.pL 5.50 Het Gertler-kwartet. 6.35 Gr. pl. 7.20 Zang met toelichting. 8.20 Omroepkleinorkest. 9.05 Radiotoo neel. 9.40 Verv. concert. 10.40 n.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Gr.pL 12.50 en 1,30 Omroepsalonorkest. 2.05—2.20 Gr.pl. 5.20 Het Harp- kwartet Cornelis. 6.en 6.35 Gr.pl. 6.50 Pianovoordr. 7.35 Gr.pl. 8.20 en 0.35 Max Alexys' orkest en soliste. 10.30Gr.pl. 10.45—11.20 Dansmu ziek (gr.pl.) DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.30 Gev. concert. 8.20 Duitschland- echo. 8.35 Vliegeniersorkest. 9.20 Radiotooneel. 10.20 Ber. 10.50 Con cert. 11.05 Ber. 11.20 Omroepklein orkest en de drie Rulands (met pianobegeleiding). 12.202.20 Zie Keulen. (1.151.26 Tijdsein). GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.10.20, Parijs R. 10.20—12.05, Radio PTT Nord 12.05 —12.20, Brussel VI. 12.20—13.35, Keulen 13.3514.50, Droitwich 14.50—15.15, Parijs R. 15.15—16.20, Droitwich 16.2016.50, Keulen 16.5018.—, Brussel Fr. 18—18.20, Lond. Reg. 18.2019.20, Radio PTT Nord 19.20—19.50, Brussel VI. 19.50 —20.20, Brussel Fr. 20.20—21.20, Lond. Reg. 21.2022.Brussel VL 22.-22.35, Keulen 22.35—23.20, Pa rys Radio 23.2024. Lijn 4: Brussel VI. 8.9.20, Lu xemburg 9.2010.35, Lond. Reg. 10.35—13.35, Droitwich 13.35—14.05, Lond. Reg. 14.0517.20, Droitwich 17.20—18.35, Brussel Fr. 18.35 19.05, Droitwich 19.0522.50, Lond. Reg. 22.50—23.10, Droitwich 23.10— 24.—. Lijn 5: Diversen. De politie van geheel Europa zoekt naar den dader van den bomaanslag te Rotterdam. Signalementen en portret zyn door iederen politieman grondig in het geheugen geprent, doch ook de leek op politiegebied komt met vele en ve lerlei aanwijzingen en gegevens op de politiebureaux, gegevens, die alle nauw keurig moeten worden onderzocht en nagegaan. Waren het in Domburg een kapper en zijn vrouw, die den gezochten Waluck van het portret, dat in alle kranten is verspreid, meenen te herkennen, in Zaandam zijn het bootwerkers en een sigarenwinkelier, die zich aan het hoofdbureau van politie hebben gemeld met de mededeeling, dat zy nadat zij vanmorgen een krant zagen, waarin het portret van Waluck voorkomt hem aan het eind van deze week in Zaandam in een sloep, die naar het Russische houtschip „Kui- bishev" voer, hebben gezien. De eerste was zeer pertinent in zyn me- dedeelingen. Aan het eind van de vorige week, op een avond te ruim half acht, Don derdag of Vrijdag, stond hy aan den haven kant te Zaandam, waar het Russische hout schip, dat 20 Mei was binnengekomen, voor anker lag. Met een sloep begaven zich drie per sonen aan boord, waarvan de een niet het uiterlyk van den zeeman had. Door zijn lange, forsche gestalte en zijn goede kleeding had hij de aandacht van den Zaandammer getrokken, die hem goed had opgenomen. Waluck herkend! Toen hy gisteren een krant in handen kreeg, waarin het portret van Waluck voor komt, herkende hy hem, zoo verklaarde hij aan de politie, onmiddellijk. Het was de man, die in de sloep naar het Russische schip was geroeid in gezelschap van twee zeelieden. Direct na deze ontdekking was hij naar het politiebureau gegaan om van zijn bevindingen kennis te geven. Een winkelier, die in de buurt van de ha ven woont, kwam met een dergelijk verhaaL „De man van het portret", zooals hij zei- de, had bij hem sigaren gekocht. Ook hem was de figuur van zijn klant opgevallen, evenals zyn welverzorgde kleeding. De kooper sprak gebrekkig Duitsch en deed, naar het oordeel van den winkelier, vreemd en zenuwachtig. Zijn verhaal werd bevestigd door een man, die ook in den winkel was geweest op dat tijdstip. Een bootwerker meent Waluck op het schip te hebben gezien. Het was volgens hem een goed gekleede vreemdeling, die sprekend op de foto leek. De „Kuibishev" is Zaterdag 28 Mei uit de Zaandamsche haven vertrokken, met bestem ming Leningrad. Commissaris C. Roscher heeft de politie te Rotterdam van deze heden afgelegde verkla ringen op de hoogte gesteld. W* WW P W W WW Door MARK CHANNING Nad. bewerking door MARIE DEBELMONTE 68) „U allen zijt mijn getuigen", riep hij, „dat Alam Khan bang voor me is, hij is zoo bang als een wezel. Indien ik onwaarheid spreek laat hem dan hier komen om met me te worstelen. Het aanwezige volk zal beslissen, wie van ons de beste worstelaar is. Maar hy durft niet!" Een dof gegrom, half goedkeurend, half boos, steeg op, hield een oogenblik aan en verstomde. Alam Khan, grauw van woede, was opgesprongen. „Grypt hem en legt hem vast aan een paal!" brulde hij tegen zyn verbaasde lijf wacht. „Raakt hem niet aan!" luidde het, met een stem als van een trompet gegeven te genbevel van den Man-met-den-Sluier. De Khan zal dien kafir eens leeren eerbied te hebben voor onze tegenwoordigheid! Wij gelasten u, Sirdar Alam Khan, naar bene den te gaan en met hem te worstelen. Met wat u van hem overlaat zullen de beesten zich vergasten Nog voor hy uitgesproken was, had -de Cobra zijn plaats verlaten, en een moment later stond hij in het strijdperk. Gray haastte zich terug naar het mid den van de arena. „Indien ik niet slaag, Limbu, dan weet je wat je te doen staat", riep hij temidden van het rumoer. Voor de zooveelste maal probeerde Limbu zijn mes; maar dezen keer glimlachte hij niet, bij den blik, dien hy op Diana Lind- say wierp. Indien het voorkomen van Alam Khan in vol ornaat indrukwekkend was, half naakt was hij schrikaanjagend. Zyn bovenlijf geleek op een vat, zijn breede schouders zwart behaard, de enorme spieren opgezet bobbels, vormend in de huid; daarbij bewoog hy zyn machtige armen op en neer, om ze lenig te maken, zijn handen, die een metalen bord kon den verwringen als een balletje stopverf, samentrekkend en uitrekkend. Op een paar pas afstand van Gray bukte hij zich; en na de punt van zijn langen dolk zoo in den grond gestoken te hebben, dat het wapen rechtop bleef staan, wreef hij zijn groote handen en benedenarmen in met zand. Er heerschte doodsche stilte. Gray wierp een laatsten blik op Diana. Vervolgens keken beide mannen elkaar aan. Duivelsche haat vlamde in de oogen van den bergbewoner; die van den Engelsch- man drukten slechts koele verachting uit. „Heb ik het niet gezegd, oh Khan, dat je bang voor me bent?" spotte Gray. „Kyk maar, je hebt een dolk noodig, om courage te krijgen". Deze herhaalde uitdaging werd tot op de bovenste banken van het amphitheater ge hoord. „Ik raak het vleesch niet aan van een hond!" repliceerde de Khan woedend. „Ik zal dat van jou aan stukken snijden, hoe wel mijn staal van edele harding is". Terwijl hij zyn vettige, zwarte haren achterover wierp, spuwde hij Gray in het gelaat. De neusvleugels van den Engelschman verbleekten. „Voor deze beleediging zul je onreinhe den eten, zwijnengebroed!" zei hij. En hij bracht zyn vyf-en-negentig kilo beenderen en spieren in beweging, om in een man-tegen-man gevecht de honderd twintig kilo van den bergbewoner weer stand te bieden. HOOFDSTUK XXXVII. De worsteling. Het verschil in lengte en vooral in ge wicht tusschen beide mannen vormde een frappante tegenstelling. Alam Khan, vyf duim langer en onge veer dertig kilo zwaarder, incarneerde het bruut geweld van een kolossus, doch Gray was beter gebouwd en leniger, niettegen staande zyn krachtig ontwikkeld spieren stelsel. Ontegenzeggelijk had hij de meeste koelbloedigheid een niet te onderschat ten voordeel, wanneer snel veranderen van tactiek beslissende gevolgen kan hebben. Op het stuk van kracht won de Cobra het; en Gray wist, dat zijn eenige kans, om dien hoop menschenvleesch er onder te krijgen, lag in het gebruik van zijn metho dische kennis; met kracht alleen zou hij er nooit komen. Het zonderlinge feit, dat de toeschou wers zich in het minst niet partijdig toon den, moedigde Gray aan, al gaf hij zich wel degelijk rekenschap er van, dat het publiek niet goed wist wat het wenschte: zyn Gray's nederlaag, of zijn over winning. Het vreesde inderdaad, dat na een zegepraal van den Cobra het genotvolle Pijnigingsproces veel van zyn aantrekke lijkheid zou verliezen: zoo'n half doode sahib te zien martelen, was zelfs in de oogen van een bergbewoner geen fair play. De stilte was hoorbaar. Beide mannen, de bovenlijven ontbloot, in half gebogen houding, stonden tegenover elkaar, de oogen vast gericht op het andere paar oogen, zich schrap zettend op het achteruit geplaatste linker been. Twee paar uitgestrekte bruine handen met krom gebogen vingers sloegen behoed zaam in de lucht en zochten de plaats, waar ze den tegenstander zouden vastgrij pen. Deze trage beweging daargelaten, hadden beide mannen een marmeren of bronzen groep kunnen voorstellen. Er klonk iets, dat leek op den dubbelslag van een zweep. De handen van Gray wa ren neergekomen op de dikke polsen van den Cobra, die ze in stalen greep omslo ten. Met een verwoed gegrom maakte Alam Khan een heftige armbeweging om zich van die omklemming te bevrijden. De beenspieren van Gray zetten op en verhardden. Met een snellen ruk den berg bewoner naar zich toetrekkend, deed hy een poging om hem onder in den rug een trap te geven, welke hem het evenwicht moest doen verliezen, met de kans, dat de Cobra met het oog op zijn enorm gewicht door den val duizelig zou blijven liggen. Maar deze, die op drie honderd veertig overwinningen, behaald in worstelingen aan de grens, kon bogen, was den ander voor: met inspanning van al zijn kracht gelukte het hem zijn handen uit te strekken en op zijn beurt een poging te doen om Gray om het middel te grijpen; teneinde te ver mijden, dat zijn armen ontwricht of uit het lid getrokken werden, was de Engelsch man genoodzaakt de polsen van zyn tegen stander los te laten. Zonder veel drukte grepen beiden elkaar om het middel. Met afgewend hoofd, om niet door den langen baard van den Cobra blind gemaakt te worden, duwde Gray zijn linker schouder onder den oksel van den Khan. Een oogenblik, dat een eeuwigheid scheen, bleven ze zoo omstrengeld, zweet droppels gutsten over de glimmende huid. Gray wist, dat in Oostersche landen de zwaarste der beide tegenstanders op zyn gewicht vertrouwde om den ander af te matten; vroeger had hij eens een mao- tegen-man gevecht bijgewoond, dat meer dan een half uur duurde. Het grootste gevaar, dat hem bedreigde, was, dat de Cobra door een Nelson-atoot hem geheel of gedeeltelijk verlammen, en hem vervolgens door het toedienen van een plotselingen stomp een arm of zelfs den nek breken zou. Van tijd tot tijd drukte Alam Khan op hem met het volle gewicht van zijn drie honderd pond in een uiterste poging om den achterovergebogen rug van Gray, die weerstand bood, te breken; bij elke nieu we krachtinspanning van den tegenstan der verhardden zich de dijspieren van den Engelschman. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6