DOGI PUGANI Hoe leeft men in Indië? De Regeering en de Luchtbescherming. DERDE BLAD. Het overgroote gedeelte van de Nederlandsche gemeenten wordt, wat de luchtbescherming betreft, volkomen aan zichzelf overgelaten. DE NED. VER. PROTESTEERT. Men heeft er hier in breeden kring een geheel verkeerde voorstelling van. ^OPENING S81UNI1938. The 'Royai Pocket NavlgotiönCo p 255 GEORGÉ STREET P.O. 6. 217 D SYDNIY Vrouwen van bekende Nederlanders. Echtgenoote van Frits Bouwmeester. EEN VROUW MET LEVENDIG TEMPERAMENT EN SPRAN KELENDEN GEEST. Wij hebben kort geleden in enkele artike len uiteengezet welke gevaren de burgerbe volking in oorlogstijd vanuit de lucht be dreigen en wat er in het algemeen gedaan kan en moet worden om het gevaar zoo doeltreffend mogelijk te kunnen bestrijden. Daarbij hebben wij er op gewezen, dat in elke gemeente een goedgekeurd plan be hoort te zijn waarin nauwkeurig is aangege ven wat de taak van verschillende over heidsdiensten is wanneer er gevaar voor een luchtaanval bestaat en hoe de overheid daar bij gebruik kan maken van de hulp van par ticulieren, die reeds in vredestijd geoefend worden om in tijd van nood doelbewust te kunnen optreden. In Alkmaar is een luchtbeschermingsplan reeds lang geleden goedgekeurd en tot in alle onderdeelen uitgewerkt. Men werkt nu aan de voorbereiding, waarbij de opleiding van diverse stadgenooten voor hun bijzon dere taak een belangrijke plaats inneemt. Maar naast deze stadstaak, welke in het algemeen ten doel heeft de catastrophale gevolgen van een paniek tegen te gaan en de overheidsdiensten ten behoeve van de be volking tegen vernieling te beschermen, staat de taak van eiken burger om in tijd van nood zich zelf en zijn gezin zoo doeltref fend mogelijk hulp te verleenen. Om daarvoor propaganda te maken en om daartoe in breeden kring van voorlichting te dienen, is de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming in het leven geroe pen, een lichaam, dat zijn taak zeer serieus opvat en in vele gemeenten van ons land reeds afdeelingen telt waarvan men voor een zeer klein contributiebedrag lid kan wor den. Wij hebben er eerder op gewezen, dat ons land, wat de luchtbescherming der burger bevolking betreft, bij andere ten achter staat. Wat de regeering tot dusver in het be lang van de burgerbevolking gedaan heeft is vrijwel nihil. Zy heeft dat aan particulieren overgelaten en zelfs verzuimd die zoo finan cieel te steunen, dat zij doeltreffenden ar beid konden verrichten. Wanneer onver wacht een oorlog zou uitbreken en ons land daarin betrokken zou worden wat met het oog op de ligging zeer waarschijnlijk zou zijn dan zal blijken, dat er voor de burger bevolking vrijwel niet gezorgd is en dat de regeering verre te kort is geschoten in haar plicht ook de niet-strijders de allernoodza kelijkste bescherming te geven. In Alkmaar is er op dit gebied nog hee- lemaal niets gedaan. Nog nimmer heeft de burgemeester een bijeenkomst belegd waar in tot stichting van een afdeeling der Ned. Vereeniging kon worden overgegaan. Waar zelfs vele kleine gemeenten reeds honder den leden tellen, zijn doel en streven van de Vereeniging hier vrijwel onbekend en heeft de burgerij geen gelegenheid gehad de reeds verschenen publicaties in het maandblad van deze organisatie te lezen en van de daarin gegeven wenken profijt te trekken. Een teleurstellend communiqué. De Ned. Ver. voor Luchtbescherming heeft dezer dagen een zeer teleurstellende mededeeling gedaan, een mededeeling waar uit blijkt, dat de regeering van Nederland, in tegenstelling van zoo vele andere, zooge naamd niets kan doen om de burgerbevol king in tijd van nood te beschermen. In een communiqué is medegedeeld, dat de regeering heeft nagegaan wat zij ter be scherming bij aanvallen uit de lucht voor de burgerbevolking zal kunnen doen en dat daarbij het oog is gericht op den toestand van 's Lands financiën. De regeering zoekt de bescherming der bevolking allereerst in de actieve luchtver dediging door luchtdoelgeschut en een be hoorlijke luchtmacht. Zij gaat daarbij uit van i de gedachte: wie bescherming geeft tegen oorzaken, geeft ook bescherming tegen ge volgen. Volstrekte veiligheid kan de regeering niet waarborgen, waarom passieve luchtbescher ming nog noodig zal blijken. Allereerst acht de regeering maatregelen noodig tegen aan vallen met brisant- en met brandbommen en zij wijst er op, dat niet alleen schuilkel ders tegen brisantbommen bescherming ver leenen, maar ook schuillóopgraven, wel ker aanleg men kan uitstellen tot kort voor het uitbreken van vijandelijkheden. Tegen brandbommen is weinig te doen en men zal in het algemeen maatregelen moe ten treffen een brand zoo spoedig mogelijk te kunnen dooven. Tegen gas is er, zonder gasmaskers, alleen bescherming in gasdicht afgesloten ruimten, maar de regeering zegt nadrukkelijk, dat het geen nader betoog be hoeft, dat, in verband met de daaraan ver bonden kosten, aan het bouwen van gasvrije schuilkelders niet kan worden gedacht. Deze kelders kan men hoogstens stichten voor het personeel van bedrijven welke tot eiken prijs in werking moeten blijven. De bevolking moet deuren en vensters maar sluiten, gas maskers gebruiken, of middelen ter bescher ming van de ademhalingsorganen en des noods dekking zoeken in de schuillóopgra ven. Omtrent de vervaardiging van z.g. volksgasmaskers worden van Rijkswege voorbereidingen getroffen. Voor de grootere bevolkingscentra en de gemeenten uit de eerste en tweede gevarenklasse wordt van Rijkswege steun verleend om den arbeid van allerlei hulpdiensten te organiseeren. Alle andere gemeenten moeten zichzelf maar zien te helpen en daarbij is opgemerkt, dat dit alles niet betreft de z.g. zelfbescherming van bedrijven en particulieren, op welk terrein de Ned. Ver. voor Luchtbescherming zich beweegt. De Ned. Vereeniging is teleurgesteld en verontwaardigd. Het is alleszins begrijpelijk, dat het be stuur van de Ned. Ver. voor Luchtbescher ming zeer teleurgesteld is. Het wijst er op, dat thans gebleken is, dat de regeering voor de luchtbescherming der burgerbevolking niet meer dan een half millioen wenscht be schikbaar te stellen, een bedrag, dat be lachelijk klein is als men vergelijkt wat er in andere landen besteed wordt. Bijna dit geheele bedrag is noodig voor de Inspectie van de Luchtbescherming en steun aan de gemeenten van de eerste en tweede geva renklasse en de Ned. Ver. ontvangt uit dit bedrag slechts een subsidie van 12.000 wat in geen verhouding staat tot den omvang van de taak, welke zij, op verzoek van de re geering, vrijwillig op zich heeft genomen. Behalve 89 gemeenten worden alle andere ten aanzien der luchtbescherming aan zich zelf overgelaten. De Ned. Ver. wijst er op, dat het maken van zoogenaamde schuillóop graven voor een groot deel van het volk on mogelijk is en dat de regeering althans tot taak heeft een volksgasmasker tegen een voor ieder betaalbaren prijs beschikbaar te stellen. Het bestuur laakt het ten zeerste, dat de regeering het vrijwel onmogelijk maakt, dat de Vereeniging haar taak, de propaganda en de instructie voor de zelfbescherming, kan volbrengen. Dat is een miskenning van haar srbeid en het is te begrijpen, dat de vereeniging daar tegen een krachtig woord van protest laat hooren. Inmiddels blijkt uit dit alles weer, hoe de burgerbevolking van ons land bij luchtaan vallen grootendeels onbeschermd is en hoe veel er nog zal moeten gebeuren om van een doeltreffende organisatie te kunnen spreken. Natuurlijk moet er iets gedaan worden, natuurlijk zullen wij niet lijdzaam mogen afwachten dat vreemde vliegers ons uitmoorden zonder dat wij alles gedaan heb ben wat ons zou kunnen beschermen. Maar de wijze waarop de regeering de burgerbe volking aan haar lot overlaat en haar alle kosten van mogelijke bescherming zelf laat dragen, verdient een ernstig woord van pro test. Onze regeering is ten deze schandelijk in gebreke gebleven. 't Is, dunkt mij, voor een eersten brief als aangewezen te schrijven over belang stelling voor Indië. Want daaraan hapert nog wel iets in Holland; opmerkingen hier over kan men in allerlei toonaard, van ver schillende kanten en in velerlei opzicht hoo ren, zoo in Holland als, vooral, hier. Men moét dit nu niet beschouwen als een aan loopje voor een zwaarwichtig betoog over de noodzakelijkheid van versterking van den band tu.schen moederland en overzeesche gewesten, al heeft dat er wel degelijk mede te maken. De vraag, waarvan we hier willen uitgaan is: hoe staat 't met de belangstelling voor Indië bij het groote publiek m Hol land, by wat in politicis wel eens de kleur- looze middenstof is genoemd. Die vraag kan men van Holland uit bekijken en beant woorden, maar ook van Indië uit. Buiten be schouwing laten we dan die kringen, welke zakelijke relaties met Indië hebben, of zou- den behoeven, de handelskringen dus, waar intusschen ook aan de belangstelling en e kennis ten aanzien van Indië nog wel t een en ander ontbreekt. Van een zakenman, on langs uit Holland hier teruggekeerd, ver namen we het haast ongelooflijk klinkende geval, dat op een conferentie met Holland- sche en Duitsche kooplieden laatstgenoem den beter omtrent Indië op de hoogte ble ken dan de eigen landgenooten. En wilt ge andere voorbeelden, uit de kringen van het gewone publiek, Hollandsche kennissen, die Indië bezochten, hebben tegenover ons dik wijls opgemerkt, hoe weinig men in Holland afweet van het gewone dagelij ksche leven hier en daarvan juist wil men in Holland lezen, daarheen gaat in de eerste plaats hun belangstelling uit. Dan hebben ze hier al vast hun oogen uitgekeken aan het leven op en langs de straat; hoe, zoo zei er één, je ledikant zoo maar door een paar vieze koe lies over straat wordt weggepikold, met klamboe en bultzak en al. U bemerkt, dat deze landgenoot zich al aardig onze speci fieke terminologie had eigen gemaakt. Zulke dingen willen ze op de film zien, in Hol land. En een jonge dame was getroffen door de keurige toiletten der dames. Wat een goeie coupe hebben ze hier, zei ze, maar ze was er zelf op uitgegaan, naar zoo'n Britsch- Indiër op Pasar Baroe, waar vele dames hun japonnen laten maken. Ze had 't eerst wel even griezelig gevonden in die rommelige omgeving, zoo heel anders dan in Holland bij de naaister, en dien man in zyn wit hemd-achtig pakean, vol met zakken, waar in z'n heele inventaris, spelden, garen, schaar, centimeter en wat niet al wordt geborgen. Natuurlijk hebben we hier ook onze mo derne magazijnen toko's die voor een Europeeschen winkel niet onder doen en waarbij er zelfs zijn met air-conditionned paskamers; maar die zyn natuurlijk veel duurder. En dan onze tram, even onmisbaar als noodlijdend; waar heusch niet alleen de kleine man en de Oosterling gebruik van maken, maar ook menig kantoormeneer en dito juffrouw, voor wie 't dagelijksch ge bruik van een taxi te begrootelyk zou wor den. Dan de passars, met hun typische Oos- tersche sfeer, waar toch ook menige Euro- peesche huisvrouw gaat koopen en zoo is er nog veel meer, dat zich voor moment opnamen leent, per brief, voor illustraties en voor de film. Er is genoeg en in ruime verscheidenheid, dat in Holland belangstel ling zal hebben, gezwegen nu nog van het speciale gebied van politiek, kunst, sociale verzorging, inheemsche onderwerpen enz. enz., wat alweer op een hooger plan van be langstelling ligt. Als de belangstelling er eerst maar, zy 't in nog zoo bescheiden mate, tot uiting komt. De handelsman zal, als hij begrijpt, dat ook in Indië relaties voor hem kunnen zijn, dat ook daar een af zetgebied te verkrygen valt, systematisch zijn daardoor gewekte belangstelling in kennis van Indië kunnen omzetten. Ten aan zien van de groote massa van het publiek is het geval minder eenvoudig. Al wie van. Indië uit met familie- en andere relaties briefwisseling onderhoudt, weet ervan mee te praten, hoe moeilijk 't is hun, daar in het verre vaderland, eenig idee er van te geven hoe we hier leven. Er valt bovendien zoo veel van te vertellen; maar langzamerhand krygen familie en kennissen er toch wel eenig begrip van. Eigenlijk is de zaak wel eenvoudig: Kennis komt door belangstel ling! En die belangstelling is er bij je fami lie en bij je kennissen en die moet nu ook bij de massa worden gewekt. Natuurlijk niet om den goeden burger en zijn deugdelijke levensgezellin vol te stoppen met een massa feitelijkheden over Indië. Eerlijk gezegd zou menig Indischman bij een examen daarover glansrijk zakken. Want hoe weinig zien vele Hollanders in Indië van den archipel, zeker weinig wat het binnenland betreft; van de desa zullen de meesten nauwelijks iets af weten. En dan, voor hoevelen blijft de Groote Oost, welke zich boven Java, ver naar het Noorden en Oosten uitstrekt Borneo, Celebes, de Molukken, tot aan Nieuw-Guinea toe totaal onbekend. Voor velen is Indië niet meer dan „Java", moge lijk kennen zy nog iets van Sumatra, dat op zich zelf alweer van zoo groote uitgestrekt heid is, en van verscheidenheid van volken en landstreken. Toch, zy allen kennen „In dië"; vooral natuurlijk zooals 't je als land van inwoning vertrouwd is geworden; met allerlei Europeesch gerief in de groote steden; ook nog in andere, kleinere plaatsen; met minder comfort meer het binnenland in, tot het leven op de onderneming kebong zeggen ze in Deli met zoo heel eigen karakter. Hiermede is nog maar zeer schematisch de uitgestrektheid en verschei denheid van ons onderwerp aangegeven. En daarover zou men nu den „doorsnee"-Hol- lander kennis willen bijbrengen. Nee, dat natuurlijk niet direct. Laat men maar begin nen met belangstelling te wekken. Die is er, hoor ik al zeggen, en dat valt niet te ontken nen, zelfs is er een verblijdende toeneming van belangstelling voor Indië. Wat we dan meer verlangen? Dat die belangstelling tot een levende schakel wordt, 't Is geen frase als we hier neerschrijven wat trouwens zoo vaak herhaald is, dat wie dit land leert ken nen, wie er zyn bestaan, ruim of wat be perkter, zijn liefde en leed vond, als bewo ner, ervan gaat houden, als een tweede vaderland. Hier komt zult ge opmerken iets van het „blyvers"-sentiment tot uiting; toegegeven, en dat blijvers-element vindt men ook bij velen, die na langjarig verblijf tenslotte toch naar Holland terug gaan. Hiertegenover staan de „trekkers", dat zijn die Hollanders, die naar Indië ko men om er een bestaan te vinden en ook niet onverschillig tegenover land en volk staan, maar toch de verlofsperiodes niet uit het oog verliezen, welke hun Indische jaren in groepen verdeelen, al dadelijk na terug keer van een verlof beginnen met „aftel len" voor het volgende, totdat eindelijk de definitieve terugkeer naar Holland volgt. Maar ik dwaal af. Er wordt, om in Holland belangstelling voor Indië te wekken, onge twijfeld reeds veel gedaan, op lofwaardige wijze; doch zooveel daarvan gaat langs de groote massa heen. We zouden er wat om durven wedden, dat velen, zelfs onder hen, die in Amsterdam wonen, het Koloniaal In stituut niet kennen, van het bestaan ervan mogelijk nooit hebben gehoord en er zeker nooit zijn geweest. Vergaderingen over In dische onderwerpen worden is 't niet zoo? voornamelijk bezocht door hen, bij wie de belangstelling voor Indië reeds aan wezig is. Lectuur over Indië wordt meestal alleen gelezen door hen, wier belangstelling reeds naar Indië uitgaat. Enkele tijdschriften ruimen gelukkig meer plaats dan vroeger in voor Indische bijdragen, al dan niet ge- illustreerd. De dagbladpers heeft haar In dische rubrieken, en telegrammen, en soms ook brieven uit Indië. Mag ik hier tusschen haakjes even opmerken, met welk een vol doening ik, van hat hier ingenomen stand punt uit, dus ook de locale pers dien weg zie volgen. Die belangstelling door middel van de dagbladpers vindt belangrijken steun in twee moderne distributie-middelen: radio en film. En de pers zelf kan het nuttig effect daarvan verhoogen door regelmatig de aan dacht te vestigen op hetgeen radio en film over Indië brengen. Helaas is dat nog slechts zeer weinig. Men kent in Holland, even goed als wij hier, de mislukking van het Anif- journaal. 't Zal nu in eenvoudiger vorm, dank zy Radio-Holland, eens per maand, weer gaan verschijnen, maar een maande- lyksch journaal is niet voldoende. Evenmin als de Nirom-causerieën voor verspreiding van belangstelling van Indië veel beteekenis hebben. Wat de radio betreft, kregen we uit Holland de opmerking, dat afwisseling van sDrekers en onderwerpen gewenscht is, waarbij terecht het denkbeeld aan de hand werd gedaan om personen over eigen bedrijf of werkkring in Indië te laten spreken. De journaalfilm zal, wil zij om actualiteit be langstelling behouden, wekelijks moeten verschijnen en op hooger peil moeten staan dan tot dusver het geval was; de Polygoon films geven een duidelijk voorbeeld hoe 't worden moet. Radio en film zyn van een dergelijk belang te achten, dat overheids steun in Holland en in Indië alleszins is ge motiveerd. BATAVUS. DE OPENING VAN DE NEDERLANDSCHE LUCHTVERBINDINC. NEDERLAND—AUSTRALIË. -V 1 V' - - ■mufnnmu»» AMSTERDAM - 8ATAVIA-SYDNE «mïferrfom - jir rit»i itrtt» 'ie O r t. 'Htfir »K«»K«tI. tM»<*f H urimitRmivMM n:n i: r i, u tl'RTtHIIi *;C K IJl KKiLR i y AUST8A11A, V. -- Men moet bovenaan de enveloppe met roo- den inkt schrijven „Voor de eerste vlucht NederlandAustralië". Rechts de zegels plakken en daaronder het adres schrijven. Het „Per Luchtpost"-strookje links boven. Dan blijft de linkerzijde grootendeels vrij voor het bijzondere poststempel. Het lucht recht is boven het gewone intern, porto 0.25 per 5 gram. Op een brief van 5 gram komt dus 0.37%;. De driehoekszegel is gel dig en is aan alle postkantoren verkrijgbaar of te bestellen. 1>H >ittt hrt %atianf»aï LsxTll Wie geen corrrespondentie-adres heeft adresseere: The Royal Netherlands Indies Airways Box 217, D.G.P.O. Sydney (Austra- lia). In het omslag voege men een met eigen adres en met internationaal antwoordcoupon (verkrijgbaar aan het postkantoor) envelop pe voor de terugzending. De gelegenheid om stukken te verzenden of terug te ontvangen met de le retour vlucht Sydney-Batavia of Sydney-Batavia- Amsterdam is niet opengesteld. Het stuk komt per gewone post retour. Ergens in het hart van oud Amsterdam ligt een groote breede winkelstraat waar auto's, karren en vrachtwagens dag en nacht over het asfalt razen, waar drom men fietsers behendig door het verkeer laveeren en waar onophoudelijk de trams van verschillende lynen knarsend en pie pend stoppen aan de halte. Dichtbij die halte is een brug en daar buigt zich een grachtje af, zoo'n typisch ouderwetsch grachtje als wij er vroeger vele hadden aan den rand van de stad, zoo'n grachtje bestaande uit een rij tegen elkaar leunende schilderachtige huisjes. Sommige met een breed uitgesnoeide linde er voor, huisjes die met hun kleine vierkante vensters droomerig over het slootje heen staan te staren naar de eindelooze groene weilan den, die zich uitstrekken tot aan den gezichtseinder. Dat grachtje is de Baarsjesweg, waarvan het vriendelijk landelijke type verloren is gegaan, toen men aan de overzijde in de weilanden huizen ging bouwen, groote vierkante huizenblokken, die met z'n tweeën een straat vormen en met z'n vie ren een stadswijk. In de gracht ligt een dekschuit met kolen en aan de overkant in een echte eentonige zijstraat groept werk volk in blauwe wielen samen voor een fabriek. Maar het is niet alleen aan de overzijde, dat de groote stad haar grijparmen heeft uitgestrekt. Vlak achter den Baarsjesweg zijn ook van die hooge rechthoekige hui zenblokken en als wij stilstaan voor no. 174, staan wij ook al voor zoo'n groot mas sief flatgebouw. Wij klimmen trappen.en dan staan wij opeens in een smalle gang tegenover een klein slank figuurtje. Komt U maar binnen! Is U mecrouw Dogi Rugani? Om U te dienen. In een prettige lichte kamer gaan wij aan het breede lage raam zitten. Hoe mooi is het uitzicht van hier boven af! Wij kijken over daken en schoorsteenen. De kolen- schuit is ver weg. Hier kijken wij vanzelf omhoog naar de jagende wolken. Als wij in Amsterdam moesten wonen, zouden wy nog hooger willen wonen, denken wij. Het potlood en het opschrijfboekje komen te voorschijn.a Mevrouw, vragen wij, heet U echt zoo? Heet U heusch Dogi Rugani? U is zeker geen Hollandsche? Jawel, ik ben in Amsterdam geboren. Ik heb Italiaansche familie. Mijn vader was van Italiaansche afkomst. Is U in Amsterdam op school geweest? Ja, de meisjes H.B.S. En daarna de tooneelschool? O neen! Ik was heelemaal niet van plan actrice te worden. Ik ben begonnen Fran- sche letteren te studeeren. En heeft U het ver gebracht met die studie? Tot het eerste examen A. Tot en mèt het eerste examen, verbetert mevrouw Bouw meester. En waarom bent U niet verder gegaan? Hoe oud was U toen U er mee ophield? Ik was twintig en ik ben er mee opge houden omdat ik trouwde. Is Uw man veel ouder dan U? O ja, een heeleboel jaartjes. Was U lang verloofd? vragen wy onbe scheiden. Mevrouw Bouwmeester lacht. Neen! want het „mocht" heelemaal niet. Trouwen met een tooneelspeler.ver beeld je! Reuze herrie thuis, alsjeblieft! We waren in stilte verloofd en toen we den tegenstand overwonnen hadden, zijn we spoedig daarop getrouwd. Ging U toen in Amsterdam wonen? Ja myn man was toen bij Musch en van der Horst. D. Rugani. En hebt U toen dadelijk Uw man ge vraagd of U ook aan het tooneel mocht? Of heeft hij U „ontdekt?" Neen, neen, niets van dat alles! Mijn man wou heelemaal niet hebben, dat ik op de planken kwam. De eerste drie jaar was daar ook geen sprake van. Had U in Uw jongemeisjestijd wel eens tooneel gespeeld Ja, met het studententooneel en ik vond het reuze. Voor de grap had ik wel eens een figurantenrolletje gedaan, maar myn man wou het absoluut niet hebben. Toen ben ik eens doordat er een actrice ziek was geworden, ingevallen in een kleine roL Het viel me niet moeilijk, want van nature spreek ik duidelijk en gearticuleerd eri ik leer heel gemakkelijk. Maar hoe bent U nu eigenlyk tot echt tooneelspelen gekomen? Wat men zoo roemt de knepen van het vak, die moet U toch ergens geleerd hebben, dat waait iemand toch maar zoo niet aan! Dat zal ik U vertellen: terwijl myn man met een klein eigen gezelschap de provin cie in was, heb ik mij, met zijn medeweten maar zeer tegen zyn zin, aangesloten by een bescheiden troep, waar ik ingénue- rollen speelde. Hulp had ik daar niet en van bepaald onderricht was ook geen sprake. Je stond er voor en je spande alle krachten in om het zoo goed mogelijk te doen. In het tooneelsluk Mijlpalen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9