DOGI PUGANI
Hoe leeft men in Indië?
De Regeering en de Luchtbescherming.
DERDE BLAD.
Het overgroote gedeelte van de Nederlandsche gemeenten
wordt, wat de luchtbescherming betreft, volkomen
aan zichzelf overgelaten.
DE NED. VER. PROTESTEERT.
Men heeft er hier in breeden kring een geheel
verkeerde voorstelling van.
^OPENING S81UNI1938.
The 'Royai Pocket NavlgotiönCo p
255 GEORGÉ STREET
P.O. 6. 217 D
SYDNIY
Vrouwen van
bekende Nederlanders.
Echtgenoote van Frits Bouwmeester.
EEN VROUW MET LEVENDIG
TEMPERAMENT EN SPRAN
KELENDEN GEEST.
Wij hebben kort geleden in enkele artike
len uiteengezet welke gevaren de burgerbe
volking in oorlogstijd vanuit de lucht be
dreigen en wat er in het algemeen gedaan
kan en moet worden om het gevaar zoo
doeltreffend mogelijk te kunnen bestrijden.
Daarbij hebben wij er op gewezen, dat
in elke gemeente een goedgekeurd plan be
hoort te zijn waarin nauwkeurig is aangege
ven wat de taak van verschillende over
heidsdiensten is wanneer er gevaar voor een
luchtaanval bestaat en hoe de overheid daar
bij gebruik kan maken van de hulp van par
ticulieren, die reeds in vredestijd geoefend
worden om in tijd van nood doelbewust te
kunnen optreden.
In Alkmaar is een luchtbeschermingsplan
reeds lang geleden goedgekeurd en tot in
alle onderdeelen uitgewerkt. Men werkt nu
aan de voorbereiding, waarbij de opleiding
van diverse stadgenooten voor hun bijzon
dere taak een belangrijke plaats inneemt.
Maar naast deze stadstaak, welke in het
algemeen ten doel heeft de catastrophale
gevolgen van een paniek tegen te gaan en
de overheidsdiensten ten behoeve van de be
volking tegen vernieling te beschermen,
staat de taak van eiken burger om in tijd
van nood zich zelf en zijn gezin zoo doeltref
fend mogelijk hulp te verleenen.
Om daarvoor propaganda te maken en om
daartoe in breeden kring van voorlichting te
dienen, is de Nederlandsche Vereeniging
voor Luchtbescherming in het leven geroe
pen, een lichaam, dat zijn taak zeer serieus
opvat en in vele gemeenten van ons land
reeds afdeelingen telt waarvan men voor
een zeer klein contributiebedrag lid kan wor
den.
Wij hebben er eerder op gewezen, dat ons
land, wat de luchtbescherming der burger
bevolking betreft, bij andere ten achter
staat. Wat de regeering tot dusver in het be
lang van de burgerbevolking gedaan heeft is
vrijwel nihil. Zy heeft dat aan particulieren
overgelaten en zelfs verzuimd die zoo finan
cieel te steunen, dat zij doeltreffenden ar
beid konden verrichten. Wanneer onver
wacht een oorlog zou uitbreken en ons land
daarin betrokken zou worden wat met het
oog op de ligging zeer waarschijnlijk zou
zijn dan zal blijken, dat er voor de burger
bevolking vrijwel niet gezorgd is en dat de
regeering verre te kort is geschoten in haar
plicht ook de niet-strijders de allernoodza
kelijkste bescherming te geven.
In Alkmaar is er op dit gebied nog hee-
lemaal niets gedaan. Nog nimmer heeft de
burgemeester een bijeenkomst belegd waar
in tot stichting van een afdeeling der Ned.
Vereeniging kon worden overgegaan. Waar
zelfs vele kleine gemeenten reeds honder
den leden tellen, zijn doel en streven van de
Vereeniging hier vrijwel onbekend en heeft
de burgerij geen gelegenheid gehad de reeds
verschenen publicaties in het maandblad van
deze organisatie te lezen en van de daarin
gegeven wenken profijt te trekken.
Een teleurstellend communiqué.
De Ned. Ver. voor Luchtbescherming
heeft dezer dagen een zeer teleurstellende
mededeeling gedaan, een mededeeling waar
uit blijkt, dat de regeering van Nederland,
in tegenstelling van zoo vele andere, zooge
naamd niets kan doen om de burgerbevol
king in tijd van nood te beschermen.
In een communiqué is medegedeeld, dat
de regeering heeft nagegaan wat zij ter be
scherming bij aanvallen uit de lucht voor de
burgerbevolking zal kunnen doen en dat
daarbij het oog is gericht op den toestand
van 's Lands financiën.
De regeering zoekt de bescherming der
bevolking allereerst in de actieve luchtver
dediging door luchtdoelgeschut en een be
hoorlijke luchtmacht. Zij gaat daarbij uit van
i de gedachte: wie bescherming geeft tegen
oorzaken, geeft ook bescherming tegen ge
volgen.
Volstrekte veiligheid kan de regeering niet
waarborgen, waarom passieve luchtbescher
ming nog noodig zal blijken. Allereerst acht
de regeering maatregelen noodig tegen aan
vallen met brisant- en met brandbommen
en zij wijst er op, dat niet alleen schuilkel
ders tegen brisantbommen bescherming ver
leenen, maar ook schuillóopgraven, wel
ker aanleg men kan uitstellen tot kort
voor het uitbreken van vijandelijkheden.
Tegen brandbommen is weinig te doen en
men zal in het algemeen maatregelen moe
ten treffen een brand zoo spoedig mogelijk
te kunnen dooven. Tegen gas is er, zonder
gasmaskers, alleen bescherming in gasdicht
afgesloten ruimten, maar de regeering zegt
nadrukkelijk, dat het geen nader betoog be
hoeft, dat, in verband met de daaraan ver
bonden kosten, aan het bouwen van gasvrije
schuilkelders niet kan worden gedacht. Deze
kelders kan men hoogstens stichten voor het
personeel van bedrijven welke tot eiken prijs
in werking moeten blijven. De bevolking
moet deuren en vensters maar sluiten, gas
maskers gebruiken, of middelen ter bescher
ming van de ademhalingsorganen en des
noods dekking zoeken in de schuillóopgra
ven. Omtrent de vervaardiging van z.g.
volksgasmaskers worden van Rijkswege
voorbereidingen getroffen. Voor de grootere
bevolkingscentra en de gemeenten uit de
eerste en tweede gevarenklasse wordt van
Rijkswege steun verleend om den arbeid van
allerlei hulpdiensten te organiseeren. Alle
andere gemeenten moeten zichzelf maar zien
te helpen en daarbij is opgemerkt, dat dit
alles niet betreft de z.g. zelfbescherming van
bedrijven en particulieren, op welk terrein
de Ned. Ver. voor Luchtbescherming zich
beweegt.
De Ned. Vereeniging is teleurgesteld
en verontwaardigd.
Het is alleszins begrijpelijk, dat het be
stuur van de Ned. Ver. voor Luchtbescher
ming zeer teleurgesteld is. Het wijst er op,
dat thans gebleken is, dat de regeering voor
de luchtbescherming der burgerbevolking
niet meer dan een half millioen wenscht be
schikbaar te stellen, een bedrag, dat be
lachelijk klein is als men vergelijkt wat er
in andere landen besteed wordt. Bijna dit
geheele bedrag is noodig voor de Inspectie
van de Luchtbescherming en steun aan de
gemeenten van de eerste en tweede geva
renklasse en de Ned. Ver. ontvangt uit dit
bedrag slechts een subsidie van 12.000 wat
in geen verhouding staat tot den omvang
van de taak, welke zij, op verzoek van de re
geering, vrijwillig op zich heeft genomen.
Behalve 89 gemeenten worden alle andere
ten aanzien der luchtbescherming aan zich
zelf overgelaten. De Ned. Ver. wijst er op,
dat het maken van zoogenaamde schuillóop
graven voor een groot deel van het volk on
mogelijk is en dat de regeering althans tot
taak heeft een volksgasmasker tegen een
voor ieder betaalbaren prijs beschikbaar te
stellen. Het bestuur laakt het ten zeerste, dat
de regeering het vrijwel onmogelijk maakt,
dat de Vereeniging haar taak, de propaganda
en de instructie voor de zelfbescherming, kan
volbrengen.
Dat is een miskenning van haar srbeid en
het is te begrijpen, dat de vereeniging daar
tegen een krachtig woord van protest laat
hooren.
Inmiddels blijkt uit dit alles weer, hoe de
burgerbevolking van ons land bij luchtaan
vallen grootendeels onbeschermd is en hoe
veel er nog zal moeten gebeuren om van
een doeltreffende organisatie te kunnen
spreken. Natuurlijk moet er iets gedaan
worden, natuurlijk zullen wij niet lijdzaam
mogen afwachten dat vreemde vliegers ons
uitmoorden zonder dat wij alles gedaan heb
ben wat ons zou kunnen beschermen. Maar
de wijze waarop de regeering de burgerbe
volking aan haar lot overlaat en haar alle
kosten van mogelijke bescherming zelf laat
dragen, verdient een ernstig woord van pro
test. Onze regeering is ten deze schandelijk
in gebreke gebleven.
't Is, dunkt mij, voor een eersten brief
als aangewezen te schrijven over belang
stelling voor Indië. Want daaraan hapert
nog wel iets in Holland; opmerkingen hier
over kan men in allerlei toonaard, van ver
schillende kanten en in velerlei opzicht hoo
ren, zoo in Holland als, vooral, hier. Men
moét dit nu niet beschouwen als een aan
loopje voor een zwaarwichtig betoog over de
noodzakelijkheid van versterking van den
band tu.schen moederland en overzeesche
gewesten, al heeft dat er wel degelijk mede
te maken. De vraag, waarvan we hier willen
uitgaan is: hoe staat 't met de belangstelling
voor Indië bij het groote publiek m Hol
land, by wat in politicis wel eens de kleur-
looze middenstof is genoemd. Die vraag kan
men van Holland uit bekijken en beant
woorden, maar ook van Indië uit. Buiten be
schouwing laten we dan die kringen, welke
zakelijke relaties met Indië hebben, of zou-
den behoeven, de handelskringen dus, waar
intusschen ook aan de belangstelling en e
kennis ten aanzien van Indië nog wel t een
en ander ontbreekt. Van een zakenman, on
langs uit Holland hier teruggekeerd, ver
namen we het haast ongelooflijk klinkende
geval, dat op een conferentie met Holland-
sche en Duitsche kooplieden laatstgenoem
den beter omtrent Indië op de hoogte ble
ken dan de eigen landgenooten. En wilt ge
andere voorbeelden, uit de kringen van het
gewone publiek, Hollandsche kennissen, die
Indië bezochten, hebben tegenover ons dik
wijls opgemerkt, hoe weinig men in Holland
afweet van het gewone dagelij ksche leven
hier en daarvan juist wil men in Holland
lezen, daarheen gaat in de eerste plaats hun
belangstelling uit. Dan hebben ze hier al
vast hun oogen uitgekeken aan het leven op
en langs de straat; hoe, zoo zei er één, je
ledikant zoo maar door een paar vieze koe
lies over straat wordt weggepikold, met
klamboe en bultzak en al. U bemerkt, dat
deze landgenoot zich al aardig onze speci
fieke terminologie had eigen gemaakt. Zulke
dingen willen ze op de film zien, in Hol
land. En een jonge dame was getroffen door
de keurige toiletten der dames. Wat een
goeie coupe hebben ze hier, zei ze, maar ze
was er zelf op uitgegaan, naar zoo'n Britsch-
Indiër op Pasar Baroe, waar vele dames hun
japonnen laten maken. Ze had 't eerst wel
even griezelig gevonden in die rommelige
omgeving, zoo heel anders dan in Holland
bij de naaister, en dien man in zyn wit
hemd-achtig pakean, vol met zakken, waar
in z'n heele inventaris, spelden, garen, schaar,
centimeter en wat niet al wordt geborgen.
Natuurlijk hebben we hier ook onze mo
derne magazijnen toko's die voor een
Europeeschen winkel niet onder doen en
waarbij er zelfs zijn met air-conditionned
paskamers; maar die zyn natuurlijk veel
duurder. En dan onze tram, even onmisbaar
als noodlijdend; waar heusch niet alleen de
kleine man en de Oosterling gebruik van
maken, maar ook menig kantoormeneer en
dito juffrouw, voor wie 't dagelijksch ge
bruik van een taxi te begrootelyk zou wor
den. Dan de passars, met hun typische Oos-
tersche sfeer, waar toch ook menige Euro-
peesche huisvrouw gaat koopen en zoo
is er nog veel meer, dat zich voor moment
opnamen leent, per brief, voor illustraties
en voor de film. Er is genoeg en in ruime
verscheidenheid, dat in Holland belangstel
ling zal hebben, gezwegen nu nog van het
speciale gebied van politiek, kunst, sociale
verzorging, inheemsche onderwerpen enz.
enz., wat alweer op een hooger plan van be
langstelling ligt. Als de belangstelling er
eerst maar, zy 't in nog zoo bescheiden
mate, tot uiting komt. De handelsman zal,
als hij begrijpt, dat ook in Indië relaties
voor hem kunnen zijn, dat ook daar een af
zetgebied te verkrygen valt, systematisch
zijn daardoor gewekte belangstelling in
kennis van Indië kunnen omzetten. Ten aan
zien van de groote massa van het publiek
is het geval minder eenvoudig. Al wie van.
Indië uit met familie- en andere relaties
briefwisseling onderhoudt, weet ervan mee
te praten, hoe moeilijk 't is hun, daar in het
verre vaderland, eenig idee er van te geven
hoe we hier leven. Er valt bovendien zoo
veel van te vertellen; maar langzamerhand
krygen familie en kennissen er toch wel
eenig begrip van. Eigenlijk is de zaak wel
eenvoudig: Kennis komt door belangstel
ling! En die belangstelling is er bij je fami
lie en bij je kennissen en die moet nu ook
bij de massa worden gewekt. Natuurlijk niet
om den goeden burger en zijn deugdelijke
levensgezellin vol te stoppen met een massa
feitelijkheden over Indië. Eerlijk gezegd zou
menig Indischman bij een examen daarover
glansrijk zakken. Want hoe weinig zien vele
Hollanders in Indië van den archipel, zeker
weinig wat het binnenland betreft; van de
desa zullen de meesten nauwelijks iets af
weten. En dan, voor hoevelen blijft de
Groote Oost, welke zich boven Java, ver
naar het Noorden en Oosten uitstrekt
Borneo, Celebes, de Molukken, tot aan
Nieuw-Guinea toe totaal onbekend. Voor
velen is Indië niet meer dan „Java", moge
lijk kennen zy nog iets van Sumatra, dat op
zich zelf alweer van zoo groote uitgestrekt
heid is, en van verscheidenheid van volken
en landstreken. Toch, zy allen kennen „In
dië"; vooral natuurlijk zooals 't je als land
van inwoning vertrouwd is geworden; met
allerlei Europeesch gerief in de groote
steden; ook nog in andere, kleinere plaatsen;
met minder comfort meer het binnenland
in, tot het leven op de onderneming
kebong zeggen ze in Deli met zoo heel
eigen karakter. Hiermede is nog maar zeer
schematisch de uitgestrektheid en verschei
denheid van ons onderwerp aangegeven. En
daarover zou men nu den „doorsnee"-Hol-
lander kennis willen bijbrengen. Nee, dat
natuurlijk niet direct. Laat men maar begin
nen met belangstelling te wekken. Die is er,
hoor ik al zeggen, en dat valt niet te ontken
nen, zelfs is er een verblijdende toeneming
van belangstelling voor Indië. Wat we dan
meer verlangen? Dat die belangstelling tot
een levende schakel wordt, 't Is geen frase
als we hier neerschrijven wat trouwens zoo
vaak herhaald is, dat wie dit land leert ken
nen, wie er zyn bestaan, ruim of wat be
perkter, zijn liefde en leed vond, als bewo
ner, ervan gaat houden, als een tweede
vaderland. Hier komt zult ge opmerken
iets van het „blyvers"-sentiment tot
uiting; toegegeven, en dat blijvers-element
vindt men ook bij velen, die na langjarig
verblijf tenslotte toch naar Holland terug
gaan. Hiertegenover staan de „trekkers",
dat zijn die Hollanders, die naar Indië ko
men om er een bestaan te vinden en ook
niet onverschillig tegenover land en volk
staan, maar toch de verlofsperiodes niet uit
het oog verliezen, welke hun Indische jaren
in groepen verdeelen, al dadelijk na terug
keer van een verlof beginnen met „aftel
len" voor het volgende, totdat eindelijk de
definitieve terugkeer naar Holland volgt.
Maar ik dwaal af. Er wordt, om in Holland
belangstelling voor Indië te wekken, onge
twijfeld reeds veel gedaan, op lofwaardige
wijze; doch zooveel daarvan gaat langs de
groote massa heen. We zouden er wat om
durven wedden, dat velen, zelfs onder hen,
die in Amsterdam wonen, het Koloniaal In
stituut niet kennen, van het bestaan ervan
mogelijk nooit hebben gehoord en er zeker
nooit zijn geweest. Vergaderingen over In
dische onderwerpen worden is 't niet
zoo? voornamelijk bezocht door hen, bij
wie de belangstelling voor Indië reeds aan
wezig is. Lectuur over Indië wordt meestal
alleen gelezen door hen, wier belangstelling
reeds naar Indië uitgaat. Enkele tijdschriften
ruimen gelukkig meer plaats dan vroeger
in voor Indische bijdragen, al dan niet ge-
illustreerd. De dagbladpers heeft haar In
dische rubrieken, en telegrammen, en soms
ook brieven uit Indië. Mag ik hier tusschen
haakjes even opmerken, met welk een vol
doening ik, van hat hier ingenomen stand
punt uit, dus ook de locale pers dien weg
zie volgen. Die belangstelling door middel
van de dagbladpers vindt belangrijken steun
in twee moderne distributie-middelen: radio
en film. En de pers zelf kan het nuttig effect
daarvan verhoogen door regelmatig de aan
dacht te vestigen op hetgeen radio en film
over Indië brengen. Helaas is dat nog slechts
zeer weinig. Men kent in Holland, even goed
als wij hier, de mislukking van het Anif-
journaal. 't Zal nu in eenvoudiger vorm,
dank zy Radio-Holland, eens per maand,
weer gaan verschijnen, maar een maande-
lyksch journaal is niet voldoende. Evenmin
als de Nirom-causerieën voor verspreiding
van belangstelling van Indië veel beteekenis
hebben. Wat de radio betreft, kregen we uit
Holland de opmerking, dat afwisseling van
sDrekers en onderwerpen gewenscht is,
waarbij terecht het denkbeeld aan de hand
werd gedaan om personen over eigen bedrijf
of werkkring in Indië te laten spreken. De
journaalfilm zal, wil zij om actualiteit be
langstelling behouden, wekelijks moeten
verschijnen en op hooger peil moeten staan
dan tot dusver het geval was; de Polygoon
films geven een duidelijk voorbeeld hoe 't
worden moet. Radio en film zyn van een
dergelijk belang te achten, dat overheids
steun in Holland en in Indië alleszins is ge
motiveerd.
BATAVUS.
DE OPENING VAN DE NEDERLANDSCHE LUCHTVERBINDINC.
NEDERLAND—AUSTRALIË.
-V 1
V' - -
■mufnnmu»»
AMSTERDAM - 8ATAVIA-SYDNE «mïferrfom -
jir rit»i itrtt» 'ie
O r t.
'Htfir
»K«»K«tI. tM»<*f H
urimitRmivMM
n:n i: r i, u
tl'RTtHIIi
*;C
K IJl KKiLR
i y
AUST8A11A,
V. --
Men moet bovenaan de enveloppe met roo-
den inkt schrijven „Voor de eerste vlucht
NederlandAustralië". Rechts de zegels
plakken en daaronder het adres schrijven.
Het „Per Luchtpost"-strookje links boven.
Dan blijft de linkerzijde grootendeels vrij
voor het bijzondere poststempel. Het lucht
recht is boven het gewone intern, porto
0.25 per 5 gram. Op een brief van 5 gram
komt dus 0.37%;. De driehoekszegel is gel
dig en is aan alle postkantoren verkrijgbaar
of te bestellen.
1>H >ittt hrt %atianf»aï LsxTll
Wie geen corrrespondentie-adres heeft
adresseere: The Royal Netherlands Indies
Airways Box 217, D.G.P.O. Sydney (Austra-
lia). In het omslag voege men een met eigen
adres en met internationaal antwoordcoupon
(verkrijgbaar aan het postkantoor) envelop
pe voor de terugzending.
De gelegenheid om stukken te verzenden
of terug te ontvangen met de le retour
vlucht Sydney-Batavia of Sydney-Batavia-
Amsterdam is niet opengesteld. Het stuk
komt per gewone post retour.
Ergens in het hart van oud Amsterdam
ligt een groote breede winkelstraat waar
auto's, karren en vrachtwagens dag en
nacht over het asfalt razen, waar drom
men fietsers behendig door het verkeer
laveeren en waar onophoudelijk de trams
van verschillende lynen knarsend en pie
pend stoppen aan de halte. Dichtbij die
halte is een brug en daar buigt zich een
grachtje af, zoo'n typisch ouderwetsch
grachtje als wij er vroeger vele hadden
aan den rand van de stad, zoo'n grachtje
bestaande uit een rij tegen elkaar leunende
schilderachtige huisjes. Sommige met een
breed uitgesnoeide linde er voor, huisjes
die met hun kleine vierkante vensters
droomerig over het slootje heen staan te
staren naar de eindelooze groene weilan
den, die zich uitstrekken tot aan den
gezichtseinder.
Dat grachtje is de Baarsjesweg, waarvan
het vriendelijk landelijke type verloren is
gegaan, toen men aan de overzijde in de
weilanden huizen ging bouwen, groote
vierkante huizenblokken, die met z'n
tweeën een straat vormen en met z'n vie
ren een stadswijk. In de gracht ligt een
dekschuit met kolen en aan de overkant in
een echte eentonige zijstraat groept werk
volk in blauwe wielen samen voor een
fabriek.
Maar het is niet alleen aan de overzijde,
dat de groote stad haar grijparmen heeft
uitgestrekt. Vlak achter den Baarsjesweg
zijn ook van die hooge rechthoekige hui
zenblokken en als wij stilstaan voor no.
174, staan wij ook al voor zoo'n groot mas
sief flatgebouw.
Wij klimmen trappen.en dan staan
wij opeens in een smalle gang tegenover
een klein slank figuurtje.
Komt U maar binnen!
Is U mecrouw Dogi Rugani?
Om U te dienen.
In een prettige lichte kamer gaan wij
aan het breede lage raam zitten. Hoe mooi
is het uitzicht van hier boven af! Wij kijken
over daken en schoorsteenen. De kolen-
schuit is ver weg. Hier kijken wij vanzelf
omhoog naar de jagende wolken. Als wij
in Amsterdam moesten wonen, zouden wy
nog hooger willen wonen, denken wij.
Het potlood en het opschrijfboekje komen
te voorschijn.a Mevrouw, vragen wij, heet
U echt zoo? Heet U heusch Dogi Rugani?
U is zeker geen Hollandsche?
Jawel, ik ben in Amsterdam geboren. Ik
heb Italiaansche familie. Mijn vader was
van Italiaansche afkomst.
Is U in Amsterdam op school geweest?
Ja, de meisjes H.B.S.
En daarna de tooneelschool?
O neen! Ik was heelemaal niet van plan
actrice te worden. Ik ben begonnen Fran-
sche letteren te studeeren.
En heeft U het ver gebracht met die
studie?
Tot het eerste examen A. Tot en mèt het
eerste examen, verbetert mevrouw Bouw
meester.
En waarom bent U niet verder gegaan?
Hoe oud was U toen U er mee ophield?
Ik was twintig en ik ben er mee opge
houden omdat ik trouwde.
Is Uw man veel ouder dan U?
O ja, een heeleboel jaartjes.
Was U lang verloofd? vragen wy onbe
scheiden.
Mevrouw Bouwmeester lacht.
Neen! want het „mocht" heelemaal niet.
Trouwen met een tooneelspeler.ver
beeld je! Reuze herrie thuis, alsjeblieft!
We waren in stilte verloofd en toen we
den tegenstand overwonnen hadden, zijn
we spoedig daarop getrouwd.
Ging U toen in Amsterdam wonen?
Ja myn man was toen bij Musch en van
der Horst.
D. Rugani.
En hebt U toen dadelijk Uw man ge
vraagd of U ook aan het tooneel mocht?
Of heeft hij U „ontdekt?"
Neen, neen, niets van dat alles! Mijn
man wou heelemaal niet hebben, dat ik op
de planken kwam. De eerste drie jaar was
daar ook geen sprake van.
Had U in Uw jongemeisjestijd wel eens
tooneel gespeeld
Ja, met het studententooneel en ik vond
het reuze. Voor de grap had ik wel eens
een figurantenrolletje gedaan, maar myn
man wou het absoluut niet hebben. Toen
ben ik eens doordat er een actrice ziek was
geworden, ingevallen in een kleine roL
Het viel me niet moeilijk, want van nature
spreek ik duidelijk en gearticuleerd eri ik
leer heel gemakkelijk.
Maar hoe bent U nu eigenlyk tot echt
tooneelspelen gekomen? Wat men zoo
roemt de knepen van het vak, die moet U
toch ergens geleerd hebben, dat waait
iemand toch maar zoo niet aan!
Dat zal ik U vertellen: terwijl myn man
met een klein eigen gezelschap de provin
cie in was, heb ik mij, met zijn medeweten
maar zeer tegen zyn zin, aangesloten by
een bescheiden troep, waar ik ingénue-
rollen speelde. Hulp had ik daar niet en
van bepaald onderricht was ook geen
sprake. Je stond er voor en je spande alle
krachten in om het zoo goed mogelijk te
doen.
In het tooneelsluk Mijlpalen.