VOOR ONZE KINDEREN. ïPchaakcu&ciek Tfamcidciek duur gekocht. RAADSELS. Het het monster in meer 2° j Verhaaltjes van kindaran voor kinderen. 3 Oplossing van partijstand no. 5. 1. h2h3 Dg4Xh3 Gedwongen. 2. Df2Xf3 Tf8Xf3 3. Tc5c8f Rd7Xc8 4. Te5—e8f Tf3—f8 5. Te8Xf8tt Oplossing van partijstand no. 6. 1. Pel—d3f Kf2g3 2. Rc5d6t Kg3h3 3. Pd3—f2| Kh3h4 4- g7—g5tt Opl. probl. 37 (Mansfield) 1. Rg2 Opl probl. 30 (Artz. 1. Rel Opl. probl 40 (Sj. Sjaerdema) 1. Pd7, Opl. probl. 38 (Malakhoff). 1. Da5—-d8! Rg6—h7 2. Te3—e5f Kf5—g6 3. Dd8—e8ft of 1. d4Xe3 2. Dd8—d2 e3Xd2 3. e2e4tt etc. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1550. Stand. Zw. 5 sch. op: 1, 2, 9, 17, 29 en dam op 11. W. 7 sch. op: 23, 25, 26, 28, 31, 34, 38. Oplossing. 1. 26—21 1. 17:37 2. 38—32 2. 11 30 3. 25 34 3. 37 19 4. 34: 3 Combinaties. De volgende interessante combinaties zijn niet al te ingewikkeld, maar zeker de moeite van 't naspelen waard. Zw. 5 sch. op: 3, 4, 9, 14, 37 en dam op 2. W. 8 sch. op 12, 23, 28, 32, 33, 38, 41, 44. Wit is hier aan zet en speelt: 1. 23—19 1. 249 2. 33—29 2. 37 46 3. 28—23 3. 46 19 4. 29—24 4. 49: 8 5. 24: 2! In den tweeden stand, hieronder: Zw. 9 sch. op: 10, 11, 16, 17, 19, 20, 26, 30, 36. W. 9 sch. op: 22, 27, 28, 33, 37, 38, 39, 41, 42. moet wit spelen en laat zwart eerst 2 sch. slaan van 16 naar 18 door 2721 te spe len, dan volgt 3832!! Zwart kan nu op 2 manieren 3 sch. slaan n.1. door 36 29 en 36:27 Op 36 29 volgt 28—23 en 32 5 Op 36 27 volgt 28—22 en 33 4 Ter oplossing voor deze week: Probleem 1551 van P. Kleute Jr. te Wassenaar. Zw. 4 sch. op: 9, 10, 35, 36 en dam op 2. W. 8 sch. op: 18, 19, 28, 33, 34, 35, 47, 50. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Hef geld voor nuffig adverteeren, Dat blijkt geweldig te rendeerenl ^OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO^O^I j Een herbergier wilde een paard kopen. Hij had een mooie wagen, die al jarenlang in de schuur stond, omdat hy nog nooit een paard had gehad. Maar nu gingen de zaken nogal goed en daarom had hij besloten ein delijk dan toch een paard te kopen. Hij wilde de wagen eens gaan gebruiken, zei hy. Hij vroeg aan iedereen, die langs kwam, of ze niet iemand wisten, die een paard wilde verkopen en na een tijdje had hij iemand gevonden. Het was een boer uit het naburige dorp en hij zei, dat hij graag een van zyn paarden wilde verkopen. Nu moesten ze het nog eens worden over de prijs. De herbergier deed erg vriendelijk tegen den boer en zei: „We kennen elkaar wel. Maak het niet te duur, maar zeg eer lijk, wat je wilt hebben voor het paard". De andere, die er erg vrolijk uitzag, dronk eerst zijn glas leeg en zei: „Op het ogenblik heb ik niets aan geld. Ik wil geen geld van je hebben". „Wat wil je dan?" vroeg de waard ver wonderd. Een paard voor een paar centen weg te geven!" „Je vergist je, beste man, „zei de onder wijzer, „de boer heeft je voor den gek ge houden. Want als je werkelijk zooveel luci fers bij elkaar zou kunnen krijgen over de hele wereld, zou je het nog niet kunnen be talen". Toen de waard hierop een erg ongelovig gezicht trok, begon hy 't hem uit te leggen: „Voor het eerste spijkergat 1, voor het twede 2, voor het derde 4, voor het vierde 8, voor het vijfde 16, voor het zesde 32, voor het zevende 64, voor het achtste 128, voor het negende 256 en zo heb je bij het veer tiende gat al 8192 lucifers te betalen. Bij het laatste spijkergat van het twede hoefijzer zijn het er al 268 millioen, by het derde wordt dat al ongeveer vier en een half bil- lioen en bij het vierde heb je tenslotte on geveer 71780 billioen lucifers te betalen. Dat is een fantastisch groot getal!" De waard werd er duizelig van en toen de onderwijzer uitrekende hoeveel dat onge veer zou kosten, voelde hij zich nog veel ellendiger. „In een doosje zitten gemiddeld 60 luci fers, dus in 10 doosjes zitten er 600. Een pak „Lucifersstokjes. Ik rook erg veel en heb daarom ook erg veel lucifers nodig. Betaal het paard maar met lucifers". „Een flauwe mop", bromde de waard. Maar de boer schudde zijn hoofd. „Ik meen het werkelijk", zei hy. „We zullen het zó doen: je geeft me voor het eerste spijker gat in een hoefijzer 1 lucifer, voor het twede 2, voor het derde 4, voor het vierde 8 en zo steeds verder het dubbele getal van het vorige. Een paard heeft vier hoefijzers. Ieder heeft 14 spijkergaatjes, dat zijn er dus samen 56. Als je het niet uit kunt rekenen, moet je het maar aan den onderwijzer vra gen, die weet het in ieder geval". „De waard dacht, dat de man niet goed bij zijn verstand was. Wie zou nu een paard verkopen voor een paar lucifers! De boer was beslist niet goed wijs! Maar de boer bleef bij zyn plan en nu ging hy er zelfs op aandringen. De waard stemde tenslotte toe en ging vrolijk naar den onderwijzer. „Wilt u zo vrienedlijk zijn, om uit te rekenen, hoeveel lucifers de grappenmaker krijgt", vroeg hij. „Het is onbegrijpelijk! van 10 doosjes kost ongeveer een dubbeltje. Als dus 600 lucifers een dubbeltje kosten, kosten 6000 %en gulden. 71780 billioen ge deeld door 6000 is iets minder dan 12 billioen". „Wat", riep de waard, „12 billioen gul den?" „Ja, zoveel moet u ongeveer voor het paard betalendat is werkelijk spot goedkoop! De boer heeft je voor den gek gehouden, man. Hij heeft het natuurlijk maar voor de grap gezegd". Maar de boer had het niet voor de grap gezegd. Hij had het heel ernstig gemeend. Want de geschiedenis, die jullie hier lezen, is een tijdje geleden werkelijk in Denemar ken gebeurd en de waard moest de recht bank erbij halen, om van de koop af te komen. De rechter, die het wel een grappig geval vond, maakte een overeenkomst tus sen de beiden mannen. Inplaats van 12 bil lioen gulden betaalde de waard 350 kronen, dat is ongeveer 140 gulden. Hy kwam er dus met de schrik af, maar hij heeft een groot ontzag voor getallen ge kregen en hij kan geen lucifers meer zien! door JAN VAN LEEUWEN. Het was een heerlijke dag geweest. Ze waren fieel vroeg in de morgen weggegaan met broodjes en limonadeflessen en hadden in de duinen gespeeld. Frits was jarig en hij had zyn vrienden mogen vragen. Zo waren vader en moeder er me acht jongens op uit getrokken. Het was prachtig weer. De lucht was blauw en hier en daar dreven een paar kleine schaapswolkjes. In de zon was het bijna te warm en daarom hadden ze tussen de middag een paar bomen opgezocht en hadden daar een tijdje gelegen en spelletjes gedaan. Vader had verhalen verteld en de jongens vonden het bijna net zo prettig als rover-en-reizigertje spelen en verstopper tje. Voor het eten waren ze weer thuis. Een paar vrienden gingen naar hun eigen huis, maar Jan de neef van Frits, Bob, de boe zemvriend en Lex waren gebleven. Ze had den heerlijk gegeten. Nu was ook dat voor bij en over een uurtje zou deze fijne dag weer om zijn. Ze zaten allemaal op het terrasje. Moeder schonk thee en limonade en ze praatten over school en hun sport. Maar langzamerhand werden ze stiller, want de avond was zo prachtig, dat het leek, alsof woorden de rust zouden verstoo- ren. Het schemerde al en heel langzaam trok een lichte nevel over het land. De bloemen in de tuin geurden zo sterk, dat de hele lucht ervan vervuld was. Ze zaten rustig by elkaar en genoten. Lex, die altijd vrolijk en druk was had na een tijdje genoeg van het stilzwijgen en zei: „Jongens, het lijkt wel, of we ingeslapen zijn. Wie vertelt eens een spannend ver haal?" „Ik vind het helemaal niet nodig om wat te horen", antwoordde Bob. „De avond is zo mooi en we hebben de hele dag al zoo veel verteld". Lex begon te lachen en zei: „Ik geloof, dat jij een beetje moe wordt, Bobby. An ders weet je altijd wel een erg griezelig of spannend verhaal uit Indië of ergens an ders vandaan. Je hebt al zoveel gereisd. Maar het wordt te laat voor je!" Dat vond Bob toch te erg. Dat kon hij toch niet op zich laten zitten. Te laat voor hem, stel je voor! Hij keek even naar mijn heer en mevrouw en toen hij zag, dat ze allebei glimlachten en hem toeknikten, zei hij: „Als je dan zo erg graag een spannend verhaal wilt horen, zal ik iets vertellen, dat we in een van onze vacantie's hebben mee gemaakt. Ik logeerde bij een boswachter ergens in Frankrijk. Het was er heerlijk, hij nam me mee op zyn tochten door de bossen, liet me zien hoe je een vossenval maakt, en wees me vogels en dieren, waar ik nog nooit van gehoord had. Eens op een dag kwam er een jongen naar het huis van den boswachter rennen en riep: „Kom eens gauw mee. Ik heb een monsterbeest in het meer gezien!" De boswachter begon te lachen. „Een monster?" vroeg hij, „hoe zag het er dan uit? Had het twee koppen en 6 poten of was het een draak?" „Het leek web een draak", zei de jongen. ,„Gaat u maar mee, dan kunt u het zelf zien!" Het heeft ogen als theekopjes en is minstens 10 meter lang". KRUISWOORDRAADSEL. Van links naar rechts: 1. Een terrein om te spelen. 8. Een boom. 9. Een scheepsterm voor een hartverster king. 10. Een dier. 12. Een plaats in Gelderland. 16. Balk waar de zeilen aan vast zitten. 18. Driemaal twee kilnkers. 19. Een soort groente. 20. Een plaatsje in Noordholland. Van boven naar beneden: 2. Een ander woord voor: een duw. 3. Een ander woord voor: hoogachten. 5. Een ander woord voor: een niet rijke man. 6. Zit aan een boom. 7. Een harde val. 11. Een ander woord voor: elegant. 13. Een soort metaal. 14. Een Romeins keizer uit de eerste eeuw na Christus. 15. Een meisjesnaam. 17. Een jongensnaam. 4. Doet een model voor een schilder. i IS 13 jj[4 j |8 j« |7 „Dat moet er wel vreselijk uitzien", zei de boswachter, maar hij beloofde toch, dat hy mee zou gaan. Hij nam zijn geweer, gaf my een teken, dat ik ook mee moest gaan en dat ik vooral moest doen of ik het ern stig opvatte en toen gingen we op weg. Toen we bij het meer kwamen, hoorden we een vreselijk geklater. „Dat is het monster!" zei de jongen. De boswachter keek strak voor zich uit. Hij vond het net, alsof er een heel regiment soldaten aan het baden was, zei hij. Hy nam zijn geweer van zijn schouder en sloop voorzichtig naar de struiken, die ons van het meer scheidden. Het geklater werd nog harder. De jongen, werd plotseling bang. Hij ging naast den boswachter staan en zei: „Zullen we maar niet weer naar huis gaan? Misschien is hij wel gevaarlijk. Hy zag er zo gemeen uit. Laten we maar weer terug gaan". Maar de boswachter geloofde het verhaal van het monster nog steeds niet, hoewel hy niet begreep, wat voor mens of dier zo'n lawaai kon maken in het water. Hy klopte den jongen even kalmerend op zijn schou der en zei: „Maak je maar niet ongerust, we zullen het monster, wat het dan ook mag zyn, wel in de gaten houden en ik heb een geweer, dat is iets waar «elfs monsters niet tegen op kunnen. Blijf maar achter Bob en mij. Ik ben toch wel benieuwd, wat we te zien krijgen. Misschien kunnen we hem wel aan een museum verkopen. Of we laten hem in de vijver in de tuin zwem men, net als een goudvis!" De jongen lach te even om de grapjes, maar toen werd hij weer ernstig en hij gaf mij een hand, alsof het dan minder erg was om het ondier te ontmoeten. Ik zal jullie niet langer in spanning la ten. De boswachter deed de takken opzij en toen zagen we een geweldig groot beest in het water. Het was werkelijk minstens 10 meter lang. De helft van zijn rug stak bo ven het water uit. Plotseling draaide het zijn kop om en we kregen kippenvel van schrik, zo afschuwelijk zag de geweldige grote bek, met de lange rij tanden en de grote ogen er uit. Nauwelijks had het dier ons ontdekt, of het liet een vreselijk gebrom horen en maakte aanstalten om naar ons toe te ko men. Maar de boswachter was op zijn hoe de. Hij legde zyn geweer aan, een schot klonk en het monster zakte in het water. De inwoners van het dorp werkten da genlang om het dier met touwen uit het water te halen, maar het meer was zo diep, dat alle moeite tevergeefs was. Anders had ik vast een van zijn scherpe tanden als aandenken meegenomen!" Mijnheer en mevrouw lachten allebei. Frits keek erg ironisch. Jan staarde Bob met grote ogen aan en Lex haalde minach tend zijn schouders op en zei: „Flauw! Zie, dat je dat een ander wijsmaakt!" Frits zei nu ook: „Bob je hebt me al veel proberen te vertellen en soms wist ik niet of ik het geloven zou of niet, maar déze kee Mijnheer en mevrouw zeiden nog steeds niets, maar je kon duidelijk aan hun ge zichten zien, dat ze er ook niets van ge loofden. Alleen Jan zei: „Maar Bob, dat was toch ontzettend gevaarlijk!" „Ach jongen, geloof je er nu werkelijk nog iets van? Ik heb dat verhaal alleen maar verteld, omdat Lex met alle geweld 'n spannend verhaal wilde horen. Ik heb het een keer gedroomd! Het is toch allemaal onzin". Jan keek een beetje verlegen, maar de anderen begonnen erg te lachen en Frits zei flink: ,Ik heb er geen woord van ge loofd! Ik begreep direct, dat het maar een flauw verhaaltje was". „En toch heb ik het alleen om jou ver teld!" antwoordde Bob. Frits lachte nu ook en ze vonden alle maal, dat Bob heel mooi kon vertellen. Het klonk by'na echt! 1. Megijnne. driggennen. meenedugin. schenbod. reermesch. Keebere. Zet de letters om, zoodat dit namen van groote en kleine plaatsen in ons land worden. Steeds zijn de drie laatste letters van de plaatsnaam d« drie beginletters van de volgende. 2. Wat kan een soldaat wel doen en een ooievaar niet? 3. Het geheel bestaat uit 14 letters en is een der meest besproken kinderen uit ons land. Een 8, 9, 6, 12 is een roofdier. Een 1, 13, 6, 2 is iets dat ver in aee uitsteekt. De vrouw van Socrates heette 14, 10, 4, 11, 3, 1, 1, 6. In de zomervacantie gaan de meeste kinderen op 2, 9, 13, 5. Een 7, 11, 3, 9, 12 is een rund. DE OPLOSSINGEN. De oplossingen van de raadsels uit onze vorige kindercourant zyn: 1. RijkskweekschooL 2. De man ging naar huis om te ettn, maar toen hij thuis kwam, zag hij, dat het eten nog niet klaar was. 3. Nedertreden. HET GOUDEN HARTJE door SARY SCHAGEN. Er was eens een lief prinsesje, met prach tig goudblond haar en heldere blauwe ogen. Maar heel gelukkig was ze niet, want ze had helemaal geen vrijheid. Een lief hartje bezat zij, altijd wat voor anderen te doen, was haar grootste streven. Iedere morgen mocht ze met tien hofdames vijf minuten wande len en verder in het paleis blijven. Op zekere dag vluchtte zij uit het ouder lijk huis. Zij dwaalde langs straten en grachten en kwam toen op een groot veld met heel hoog gras. Toen ze moe werd en nergens een huisje zag, meende ze verderop in het bos een schoorsteen te zien roken. Zo vlug haar kleine voetjes haar dragen konden, liep ze er naar toe. De deur van het huisje was dicht en er was geen bel. Na enige aarzeling stapte ze naar binnen. Tot haar grote verbazing zag ze daar een grote kat zitten met vurige ogen. Toen ze verder liep stond er een oud vrouwtje in een klein kamertje. Het was een heks. Ze zei nu tegen haar dat ze gevangen was. Ook vroeg ze naar haar naam, die luidde: Horlinda. Nu moest Horlinda al het zware werk doen en de heks zelf lag maar op bed toe te kijken. Op zekere dag sprak ze tot Horlinda: „Hor linda, ik ga je opeten, kom maar met me mee" en ze wou Horlinda in een ketel gooien. Maar deze spartelde zoo tegen, dat het de heks niet mogelijk was. „Ik zal je sparen", zei de heks als je aan mij je gouden hartje en je gouden haartjes en je blauwe oogjes geeft". „Dat is goed", zei Herlinda radeloos. De heks sprak een paar woorden uit en sloeg driemaal met haar stokje op de grond. Maar Horlinda Was vergeten dat ze nu niet meer zien kon en liep wat te dwalen over de hei. Er kwam net een jonge prins aanrijden op zyn paard en kuste het lieve kind en zie, haar haren kwamen weer en haar lieve oogjes maar... het gouden hartje kwam niet weer. De prins aangetrokken door haar schoonheid trouwde haar. Na enige tyd stierf hij van verdriet om haar hardvochtigheid en hebzucht. Horlinda zelf kon er niets aan doen, maar het was alles de schuld van de heks, want die had haar gouden hartje. Na enigen tijd stierf ook de heks en kreeg Horlinda haar hartje terug en leefde nog vele jaren in geluk cn voorspoed met haar volk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 11