1898 NED^ND 1938 E WIND BLAAST. ONS INDISCH HOEKJE. LEED 3 JAAR AAN RHEUMATIEK KLOOSTERBALSEM KONINGIN WILHELHINA Jhi&ticaties KON ZICH NIET BEWEGEN Stoffelijke rijkdom: handel, nijverheid, scheepvaart, landbouw. STAMEUS DOURAS 2 5 4.voor 20 stuks Magische vogels en zelfgemaakte gevangenissen. Dank zij KLOOSTERBALSEM kan hij weer wandelen en fietsen AKXER'S ORIGINEEL TER INZAQB DERDE BLAD. ALKMAARSCHF COURANT VAN ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1938. Vervolg. Met handel en nijverheid is het bank- en geldwezen nauw verbonden, te nauw wel licht in de jaren van crisis en van na-oor log, toen de te ruim aanwezige geldmidde len de oud-Hollandsche voorzichtigheid uit het oog deden verliezen. Het bank- en geld wezen beleefde een merkwaardige evolutie gedurende den oorlog, voortkomende in de eerste plaats wel uit de geheel nieuwe functie, die de Nederlandsche Bank zich zag j toegewezen. De taak van een circulatiebank 'als deze is de,schepping van geld en het ver leenen van crediet is daartoe middel. De taak der gewone banken daarentegen is het verleenen van crediet, en het scheppen van geld is het gevolg daarvan. De circulatie bank is, tengevolge van de leiding, die zy gelukkig in het financiewezen gedu fénde en na den oorlog nam, meer opperste bankier dan verzorgers van het geldwezen geworden. Nederland is reeds toen prae ■fiisch, evenzeer trouwens als Indië, van den goudstandaard afgedaald; dat intusschen bij Het uitbreken van den oorlog ons crediet on geschokt bleef, danken wij ongetwijfeld rtaast minister Treub aan de twee op den voorgrond tredende mannen in ons finan cieel leven: Van Aalst en Vissering. Merkwaardig was in deze veertig jaren het Bankwezen vooral daarom, wijl zich daarin in steeds sterker mate de neiging der con centratie deed gevoelen. Zij nam omstreeks 1®11 met de stichting der Rotterdamsche Bankvereeniging, onder leiding van den lieer Westerman, een aanvang: steeds meer kleine banken werden opgelost in enkele jjrootere of door deze in een onderlinge be langengemeenschap opgenomen. De vier gtoote banken zij thans de Rotterdamsche Bankvereeniging met de Nationale Bank vereeniging de Twentsche Bank, de Am- jfterdamsche Bank en de Nederlandsche Handel Maatschappij. Was het kapitaal van de groepen, nu tot de Amsterdamsche Bank behoorende in 1911 12 millioen, in 1920 bedroeg dit 50 millioen. Bij de Handel- Maatschappij waren deze cijfers resp. 45 en 101^ millioen, bij de Rotterdamsche Bankvereeniging 15 en 139 millioen, bij de Twentsche Bank 22 en 52y, millioen; het totaal voor de groote banken steeg van 107 Yt millioen in 1911 tot 393 millioen in 1920. De periode, die zich in den na-oorlog ontwikkelde, mocht er ten deele een zijn van ongestoord opgaande lijn, zonder schok ken was dit niet. Reeds einde 1920 toonde zich een inzinking, die aangaf, dat de na- oorlogsche capaciteit was overschot; inzin king die in 1922 in volle kracht zich ont plooide. De jaren, die volgden, waren meer of minder gunstig, ook al naarmate van de tak van nijverheid, waarop men het oog heeft. Waarbij niet uit het ook dient te worden verloren, dat het dwaasheid zou zijn om de ÜTederlandsche handel en nijverheid te zien los van die van het overzeesche Indië; geldt dit bijkans op elk gebied, brengen de groote cultuurondernemingen orders in het land en bieden zij werkkrachten aan duizenden de scheepvaart is er ten deele op inge richt. Terwijl in 1897 de totaal tonnenmaat van de voornaamste Nederlandsche^ reede- rijen 236.960 bedroeg, was deze in 1917 reeds tot 1.528.625 toegenomen; in 1922 tot 2.353.520. In deze sterk sprekende cijfers neemt het vrachtverkeer een overheer- schend belangrijke plaats in, hoewel door de groote transatlantische lijn, zoo op Indie als op Amerika, niet werd nagelaten om modern ingerichte passagierschepen bij te bouwen. De Koninkl. Nederl. Stoomboot- Maatschappij nam de West-Indische Mail in zich op; maatschappijen als van Nievelt, Goudriaan Co., Scheepvaart-Maatschappij de Hollandsche Stoomboot Maatschappij, de Nederl. Afrikaansche Stoomvaart-Maat schappij, de Maatschappij Oceaan, de Maat schappij Zeevaart ontwikkelden zich naas- de oudere lijnen op Indië en Amerika en naast de KoninkL Paketvaart Maatschappij zeer voorspoedig. De Koninkl. Hollandsche Lloyd werd opgericht teneinde een eigen scheepvaartverbinding te verkrijgen met Zuid-Amerika; de resultaten door deze maatschappij bereikt in den oorlog, stelden haar in staat al hare subsidies terug te be talen. Helaas is in het bijzonder door haar in den na-oorlog de noodzakelijke voorzich tige politiek, die andere scheepvaartmaat schappijen eigen was, uit het oog verloren. En niet alleen zij is in moeilijke omstandig heden geraakt, zoo moeilijke, dat zij haar mooie schepen „Limburgia" en „Brabantia" moest verkoopen, en dat zelfs het overgaan der geheele maatschappij in Duitsche han den te vreezen bleef. De Indische Stoom vaartmaatschappijen stichtten de Scheep vaart-Unie; in 1920 werd, onder den druk der gevreesde a.s. concurrentie overgegaan tot de geweldige stichting van de „Vereenig- de Nederlandsche Scheepvaart-Maatschap pijen", opgericht met een kapitaal van 200 millioes, dat de groote maatschappijen onder elkander plaatsten. Door deze nieuwe com binatie werd de gelegenheid open om tal van lijnen op gebieden in Oost-Azië, in Zuid- Amerika en elders te openen, gebieden ge deeltelijk braakliggend tengevolge van het ontbreken van de Duitsche koopvaardijvloot. De positie onzer scheepvaartmaatschappijen mag intusschen, ongeacht de débacle, die zich bij enkelen dezer heeft afgespeeld, safe worden genoemd; het in den oorlog gevoer de beleid, dat te groote dividenden bij ge weldige oorlogswinst voorkwam, heeft zeker daartoe bijgedragen! Geen bedrijf intus schen, dat in zoo sterke mate den invloed van de crisis heeft ondervonden als juist het scheepvaartbedrijf. Cijfers van thans, te stellen tegenover die van 1922, heeft daarom weinig waarde, aangezien daarin slechts zeer ten deele tot uitdrukking zou komen wat aan schepen is „opgelegd", dus eigenlijk renteloos ligt. Toch is er weer opleving, die spreekt uit de niet altijd even betrouwbare beurskoersen opleving die spreekt uittf ver meerderde vrachten en vermeerderde activi teit. Nederland is een land van - scheepvaart, en laat zich dat deel van zijn activiteit niet ontnemen. Hoezeer de crisis, die in 1930 en 1931 met groote kracht inzette, gedrukt heeft op ge heel het leven van Nederlands handel, nij verheid van landbouw, het ligt te versch in het geheugen, het is nog te zeer realiteit, dan dat daaraan uitvoerig behoeft te wor den herinnerd. De autarkie, die door om ringende en verder van ons verwijderde landen werd toegepast, nam zoodanigen om vang aan, dat het eene handelsgebied na het andere aan Nederland kwam te ontvallen. Economische afweer maakte een groot aan tal crisismaatregelen, steunende op contin- genteeringen, noodzakelijk,- die natuurlijke groei en ontwikkeling belemmerden; finan- cieele regelingen maakten een Clearing In stituut noodig, dat schokken opvangt. Zoo is het leven van handel en nijverheid, maar niet het minst van de landbouw er sedert 1931 een geworden van kunstmatigen aard, dat door knellende banden is omvat. Er zijn weer, gelijk in de vier bange oorlogsjaren Crisisbureaux zonder tal; er is weer een leger van crisisambtenaren; werkloosheid dreigt te vermeerderen, naarmate de be ëindiging der crisis mogelijk zou maken daarin verandering te brengen. Alle landen ondervinden de gevolgen van de economi sche en financieele depressie van 1931, vol komen juist, maar niet alle zijn zoo trefbaar als Nederland. Tot op het laatst heeft de regeering onder leiding van Dr. Colijn ge streden voor het behoud van onze gouden gulden; met Zwitserland waren wij het eenige land, dat geen devaluatie kende. Maar toen in September 1936 de Fransche franc, toch reeds op 10 ct. gebracht, wan kelde; toen Zwitserland moest volgen, sloeg voor Nederland het uur der devaluatie. Het scheen alsof zij, die de devaluatie reeds jaren achtereen hadden aanbevolen, gelijk zouden krijgen en alsof een zekere opleving zóu plaats vinden. De opleving heeft slechts tot midden 1937 geduurd, en thans zijn wij EGyPTIAN CIGARETTES HET ^^BETROUWBARE' EGYPTISCHE KWALITEITSMERK Door streng doorgevoerde teeltkeuze zijn in jaren van moeizamen arbeid de zeld zame variëteiten van de tabaksplant gekweekt, die steeds voor Stamelis Douras sigaretten worden gereser veerd. Iedere rooker zal er kennen. dat de oorspronke lijke smaak en geur dezer ver edelde tabakken in Stamelis Douras sigaretten ongerept bewaard zijn gebleven en er met vreugde van kennisnemen, dat de prijs gesteld Éö>n worden op opnieuw in moeilijke omstandigheden. TenJ opzichte waarvan naar oorzaken en genees-' middelen op gelijke wijze door deskundigen'! wordt geraden en gezocht. Het moge een gunstig teeken zijn, dat het werkloosheids-^ cijfer afneemt, de toestand blijft moeilijk en zal moeilijk blijven zoolang gespannen ver houdingen de wereld beheerschen. Doch, ondanks dit alles, kan aan het einde van deze 40-jarige periode worden gezegd, dat handel en nijverheid ten onzent zich krachtig hébben ontwikkeld; dat de scheep vaart haar vlag tot in afgelegen gebieden, heeft doen wapperen; dat dé land-bouw, niet het minst do.ór toepassing v-an moderne^ techniek tot een geheel nieuwe ontwikkeling' is gekomen en een ruggegraat blijft vormen van ons land. Toch is er, ondanks de benarde tijden, reden tot verheuging over het vele dat kon blijven, al doet dit niet de oogen sluiten voor het eveneens vele dat moest verloren gaan! HANDELSSCHOOL TE ALKMAAR. Aanmelding voor het tweede toelatings examen voor de handelsschool met vierjari gen cursus kan uitsluitend schriftelijk plaats hebben bij den directeur der school, Doelen straat, hoek Nieuwesloot, vóór 28 Augustus a.s., met opgave van volledigen naam en ge boortedatum van de(n) candidaat(date), naam en adres van ouders of verzorgers, de laatstbezochte school, en de klasse, waarvoor toelating wordt gewenscht. ,Het kwam in eens, maar 3 Jaar lang was het of ik die pijn in mijn rug nooit meer kwijt zou raken. Alles was mg teveel. Men zei mij dat ik rheu- matiek had en daarvan wel nooit meer af zou komen. Toen werd ik opmerk zaam gemaakt op Kloosterbalsem, die heerlijk verzachtende zalf en werkelijk, na een behandeling van nog geen 6 weken zijn mijn pijnen verdwenen. Ik heb van niets meer last en beveel daarom iedereen den Kloosterbalsem aan." S. SI. te B. „Geen goud zoo goed" Onovertroffen bft brand-en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrijfmlddel bij Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Schroefdoos 35 ct. Potten: 62J$ ct. en 1.04 eHefk W iWbfl Tiifin De stad Soerabaja herbergt in haar die rentuin een paar merkwaardige tropi sche vogels: een paar neushorenvogels. Ik beeld ze hierbij af. Van de 60 bekende soorten komen er 14 in den O.-I. archipel voor, waarvan 9 op Bornec. De vogel nestelt in ga-ten van hooge hoo rnen of rotsen. (Ik merk op, dat er ver schil bestaat tusschen hooge boomen hier en in de tropen. Daar be reiken ze een hoogte van 60 a 70 of nog meer meter, de dub bele hoogte van onze dorpstorens!) Het wijf je metselt zich door middel van haar uit werpselen volkomen in, zoodat ze alleen kop en hals of zelfs slechts den snavel naar buiten kan ste ken. Ze verlaat het nest pas als het broe den is afgeloopen. De bevolking vertelt, dat het 't mannetje is, dat zijn vrouwtje met leem inmetselt en het vrouwtje pas uit de gevangenis bevrijdt als de jongen kunnen vlie gen. Die menschen meenen ook, dat hij het heelemaal in metselt en laat ver hongeren, wanneer hij merkt, dat een ander mannetje in de nabij heid van het nest is geweest. Ijverzucht dus! Op Borneo is de vogel de personificatie van kracht, snelheid en slimheid. Het is dus niet verwonderlijk, dat de Dajak hem magi sche kracht (tooverkracht) toekent. Het is een merkwaardig gezicht die vogels in de formatie van een luchtvloot van vlieg machines over de wouden te zien vliegen en evenals deze kan men ze van heel ver zien en hooren. Een der soorten bezit een mas sieven snavel, die zoo hard is als ivoor; bij de andere is hij meer sponsachtig, ^oodat hij niettegenstaande zijn soms buitengewone grootte zeer licht is. De Apo Kajans ver sieren er de voorkant van hun prauwen mee. Wellicht was de oorspronkelijke bedoeling hiervan om de boot snelheid te verleenen, gezien de magische kracht, die van den vogel uitgaat. Om dezelfde redenen versieren ze hun krijgshoeden en -mantels met de staart- veeren van de vogels. Een der soorten bezit twee heel lange staartveeren. Hiermee ver sieren de Apo Kajans hun krijgshoed. Maar dat mogen of liever gezegd, dat kunnen alleen zeer hoog geplaatsten onder hen doen en ook zij die een kop hebben „gehaald", omdat ze allen magisch sterk zijn. Ben ik juist ingelicht dan vertegenwoor digt elke lange veer op den krijgshoed één „gehaalde" kop. Bij een heel oude man zag ik er eens tien op zijn hoed! Hij zou dus in zijn leven tien menschen hebben gesneld en daarbij het bewijs hebben gegeven van groote magische kracht, hem door de goden verleend. De menschen snellen niet meer, het is hun verboden. Het waarom er van be grijpen ze niet, ze beschouwen het verbod als een hun aangedaan onrecht. En dit zal zoolang duren tot hun hoogere beschaving is bijgebracht. Bij versieringen van bamboekokers, wa pens, enz., by tatoeëering speelt de neus- horenvogelsnavel een groote roL Van den harden snavel maken de Dajaks merkwaar dige oorhangers. Ook die hanger is, of beter gezegd was, een sneller sattribuut. Dit alles houdt verband met de tooverkracht den vogel toegeschreven. H. F. TILLEMA. HITTEGOLF. D Door DONN BYRNE. Utt het Engelich door J. vcm P 3) Het doet mij goed om een praatje te maken en ik zie zoo weinig menschen... Ach er is een heeleboel narigheid geweest, mannen doodden werden uiteengeslagen, alles door my. Ik had geen kwade bedoelingen, kleine Shane, maaftoch gebeurde het en het bezwaart mij op mijn ouden dag en ik zit daar hj het turfvuur en ben bang en als 1 e erover heb nagedacht, dan sta.jrk p it r over de onderdeur en dan kijk ik uit over de Moyle, kleine Shane en dan denk ik. dat heeft daar gestormd sinds de tyd be gon en dan kijk ik naar de sterren, zooveel sterren en naar de maan, die nooit m vorm of grootte veranderd is en dan komt he mij voor, dat niets er tenslotte op aankomt, dat de doode mannen niets meer gelden dan gevangen forellen en de verscheurd families niets beter waren dan vogelnes ten die uit een boom zijn gevallenNie mand van ons is groot genoeg, dat wat we ook doen erop aankomt... En dan komt er een ander gevoel over mij, dat God om ons is en dat Hij vreeselijk hard zal zijnEn dan komt er een vleugje geluk voor mij; de kippen zullen misschien goed leggen en de prijs voor eiers is hpog en dan denk ik: goed beschouwd is Hij toch een Vriendelijk Man Maar als mijn oogen mij in den steek laten, Shane, wat moet ik dan doen? Dan zal ik stellig de maan en de sterren, of de wateren van de Moyle niet hebben om de dingen recht te zetten en dan zal er -geen geluk voor mij zijn, zoodat ik dan zal we ten, dat Hij een Onvergevend Man is". „Maar iemand zal je dan wel verzorgen, Bridget Roe". „Maar wie dan, agra? Ik ben niet iemand om naar het armenhuis te gaan en liefda digheid aan te nemen als een koude aard appel en mijn naam is Mac-Farlane, kleine Shane, en zij vormen een clan, die vecht tot zijn sterven en nooit toegeven. En ik zou niet om hulp schrijven aan de grooten, die ik gekend hebZekér, ik zie hen al, of die ervan over zijn, bij het haardvuur zitten nadenken over hun leven, moe van de raadselen ervan en dan zouden zij zich voor een oogenblik mij herinneren en een vleugje vreugde zou over hen komen in het halfduister van de schemering. Hun herinnering zou zijn als die aan een oud lied, waarvan je de wys niet kunt onthou den, maar je weet, dat het een lief lied was met een prachtig rhytme ..Ja, zij zouden zich mij herinneren, terwijl zij in het hart van het vuur kekenMaar je zou toch niet willen, dat ik hen nu schreef om te vertel len, dat ik slechts een oud wijf in een hutje op de berghelling ben en dat mijn oogen dof zijn als knikkersJe zou het niet be grijpen, kleine ShaneMaar ik sta te veel over mij zelf te zeuren. En waar ga je naar toe, m'n kleine jongen? Waarheen?" „Ik heb hooren vertellen, dat de Dansers Van den bergtop af te zien zijn boven de zee en ik dacht er eens heen te gaan om er naar te kijken, oudje eventjes maar". „Zoo, zoo, was dat je plan, zoo. Je zou je vader's zoon en je oom's neef niet zijn, als je zulk een wonder als dat zou laten voorbijgaan. Je bent op avontuur uit en nog pas veertien jaar oud; jelui beginnen vroeg, jelui Campbells van Cosnamara". „Maar dat is toch zeker geen avontuur, oudje, om de Dansers te zien in de wazige hitte van den dag. Avonturen, dat zijn roo- vers en vechtende Indianen en zulke dingen in sir Walter Scott". „O zeker, alles is avontuur, schat, ieder keer dat je zoekt naar iets eigenaardigs of vreemd en iets van fijnen vorm en kleur. Avontuur zit niet in de vlugge vuist en den behendigen voet, het zit in het hongerende hart en het prikkelend brein. Ik weet het zelf te goed, ik, die een wild en koppig meisje was en meer dan twintig jaar in de wereld verkeerde en terug kwam als een oude vrouwtjesvos, gekweld door het jagen en zoekende naar het hol, waar zij gewor pen werd en dat zij niet vergeten was Zooals wij gemaakt zijn, zijn wij gemaakt, kleine man, je bent óf een zalm, die hongert naar de zee, öf een slimme oude forel, die zyn eigen water kent en tevreden is Avonturen! Ach!" „Nu, ik hoop, dat je oogen beter zullen worden, oudje, ik hoop het van harte". „Ik weet, dat je het meent, Shaneen Beg, en misschien helpt je wensch wel, misschien doet-ie dat". „Nu, ik ga mijn tocht voortzetten, Brid get Roe". „En ik den mijnen eindigen, kleine Shane Campbell. En ik hoop bij God, dat je beter af zult zijn aan het einde ervan dan ik die vroeger sprak met graven en baronnen en nu klok tegen een toom kippen; die vroeger mijn tweespan had en nu slechts een ezel bezit met een mand turf; en toen geen geldzorg kende en alles wat ik nu be zit is mijn spinnewiel, terwijl het vlas niet is wat het was, maar steeds grover wordt. En mijn oogen dooven uit, die eéns de ver rukking van velen warenIk hoop, dat je er beter aan toe zult zijn dan ik aan het einde van den harden en stoffigen weg, kleine Shane. Bij mijn God, dat hoop ik IV. Hij dacht diep na over hetgeen het oudje uit Cushendhu over zijn familie had ge zegd, terwijl hij het laatste gedeelte van zijn klim volbracht. Dat hij zijn vader's zoon was hield hem meer bezig, dan dat hij zijn oom's neefje was, want er werd thuis weinig over zijn vader gesproken. Als de naam van den doode genoemd werd, spitste zijn preutsche Hugenootsche moeder uit Nantes haar lippen en in haar tegenwoor digheid waren zelfs zijn ooms niet op hun ge mak, die groote dappere mannen. Hij wist slechts, dat zijn vader, Colquitto Campbell, een groot Gaelisch dichter was geweest en dat zijn vader en moeder niet zulke goede vrienden waren. Eens was oom Robin in Ballycastle blijven stilstaan voor een lied jeszanger, toen de man een wijs aanhief: Op het dek van dit eenzame schip, naar Amerika bestemd, Een brok in mijn keel en een tranenfloers in 't oog. Oom Robin had den man toen een guinje gegeven. „Waarom hebt u den zingenden man een goudstuk gegeven, oom Robin?" „Terwille van een oud lied, jochie, een oud en treurig lied... Een lied, dat je va der gemaakt heeftHet was, alsof ik zijn geest zag...." „Maar mijn vader, oom Robin..." „Je vader was een man van goud, kleine Shane, wat ze ook tegen hem mogen zeg gen Ik heb nooit een trotscher, zuiver der hart gekend, niaar hij was gemakkelijk ontmoedigd... ja, gemakkelijk terneer ge slagen en gemakkelijk over te halen... ik hield veel van hem... nog.... alty'd en niettegenstaande... Enfin, zullen we naar de wedstrijdbooten gaan kijken, kereltje?" En dat was alles, wat hij ooit van oom Robin hoorde. Maar hij kende eenige van zijn vader's liederen, die in die streek ge zongen werden Is truagh, a ghradh, gan me agas thu im Bla chliath! No air an traigh bhain O God, mijn lief, dat jij en ik in Dublin waren! Of op een wit strand, waar nimmer nog een voet gezet werd. Dag en nacht, zonder voedsel of slaap, wat hinderde het! Maar jij mij liefhebbend en je blanke arm zoo weldadig om mij heen! (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9